Joop van den Berg, PvdA-ideoloog van enig statuur, veranderde van overtuigd republikein in tot wat hij zelf als ‘Beatrixist’ omschreef. In zijn bundel verzamelde artikelen ‘Macht verloren, gezag versterkt’, probeert hij deze Werdegang te legitimeren. Dat doet hij niet al te overtuigend.
Tekst: Jack Jan Wirken
PvdA-ideoloog komt uit de kast als ‘Beatrixist’
Om de zoveel tijd klinken uit onverwachte hoek apologetisch geluiden over het moderne koningschap. Politici, journalisten en wetenschappers relativeren hun oorspronkelijk kritische positie ten opzichte van de monarchie. Dit dan in het licht herwaardering van traditie, van een dam tegen populisme of van de vrees voor een electorale backlash die van kritiek op het vorstenhuis het gevolg zou zijn. In Engeland is Jeremy Paxman een tot de verbeelding sprekend voorbeeld van deze categorie bekeerlingen. In Nederland valt te denken aan Jan Marijnissen. Joop van den Berg voegt met zijn eerder dit jaar verschenen bundel ‘Macht verloren, gezag versterkt’ een nieuwe loot toe aan deze stam.
Van den Berg was acht jaar voorzitter van de Wiardi Beckmanstichting, enige tijd voorzitter van de Senaatsfractie van de PvdA en voorzitter van een partijcommissie die in 2012 een rapport moest schrijven over het koningschap. Natuurlijk begint hij met zijn geloofsbrieven. ‘In een democratie wordt het publieke ambt gerechtvaardigd door verkiezing, of tenminste door de verplichting publiek verantwoording af te leggen’. Als we het bestel opnieuw konden ontwerpen, zouden we niet aan een erfelijk staatshoofd denken. De voorkeur voor de republikeinse staatsvorm is uiterst verdedigbaar. Maar dan wordt zijn redenering losser om uiteindelijk de constitutionele monarchie te omarmen.
Irrationele misvatting
Van den Berg haalt de veronderstelde steun onder de bevolking van stal, de ruim tachtig procent die het koningschap zou steunen. Dat aan dat cijfer wel wat af te doen is passeert hij en constateert ‘dat de rationele doctrine van de democratie ( ) dus blijkbaar niet de enige mogelijke is’. Een irrationele misvatting als sluitstuk van een legitimiteitvraagstuk, dat is de wereld op zijn kop.
In de zoektocht naar argumenten komt ook het punt naar voren dat een aantal stabiele democratieën in West Europa een monarch als staatshoofd kent. Speciale aandacht krijgt Spanje, waar ‘de koning niet weinig aan de democratische stabiliteit heeft bijgedragen’. Iets waar in sommige kringen in Spanje toch echt anders over wordt gedacht. Meer in het algemeen valt op te merken dat de hier genoemde stabiliteit niet dankzij, eerder ondanks, de monarchie bestaat.
‘Mijn gedachten over het koningschap hebben gedurende veertig jaar niet stilgestaan’
Braaf aandoende analyses
Van den Bergs stukken munten uit in de precieze reconstructies van de gang van zaken rondom de grondwettelijke verankering van de rol van het staatshoofd en van de veranderingen op het punt van de formatie. Maar ook hier geldt dat de wens om te komen tot een sluitende onderbouwing van de Koninklijke prerogatieven en de dichting van het democratische tekort, via braaf aandoende analyses al snel overgaat in grote bewondering voor de vorstin die op een paar jaar na de troon bezat in de periode waarin Van den Bergs analyses tot stand kwamen. Wat Wilhelmina was voor Fasseur, dat is Beatrix voor Van den Berg. Het koningschap van Beatrix wordt gekleurd door haar gezag, haar professionaliteit, haar culturele belangstelling, aldus de auteur.
Er zijn momenten dat Van den Berg met de verwelkoming van de rol van Beatrix schuurt tegen de grenzen van wat democratisch nog acceptabel is. Opmerkelijk voor een staatsrechtdeskundige. De interventie van de koningin in de Nacht van Wiegel ‘getuigde van meer gevoel voor verhoudingen dan politici hadden weten op te brengen’. Beatrix hield politici ‘in de teugel’. Ze was beschermster tegen ‘ groter kwaad’ ‘(lees: delen van het kabinetsbeleid).
Byzantisme
De bejegening door de auteur van al dat Koninklijke neigt naar byzantinisme. Hij heeft het over ijzeren plichtsbetrachting en constitutionele waakzaamheid. Hij rept van ‘waarden als samenhang en duurzaamheid’, ziet ceremonieel ‘waaraan kennelijk sterke behoefte bestaat’ .
Alles verraadt een onbegrensde bewondering. Je zou verwachten dat zoveel waardering voor professionaliteit en plichtsbetrachting bijna wel gepaard moet gaan met een minder positief oordeel over haar opvolger. Maar de schrijver is optimistisch, ondank de te verwachten verschuiving in maatschappelijke interesse bij Willem Alexander. ‘ De nieuwe koning (heeft) een meer uitgesproken relatie met sport en sportbeoefenaren’. Voor wie het staatshoofd in Rio de Janeiro, in het Holland Heineken House en in Sotchi in actie heeft gezien is dit het understatement van de eeuw. Maar, vervolgt Van den Berg opgewekt, ‘een land dat letterlijk lijdt aan toenemende obesitas kan wel een sportieve vorst gebruiken’.
‘Mijn gedachten over het koningschap hebben gedurende veertig jaar niet stilgestaan’, vat Van den Berg samen. Hij stelt dat hij een tamelijk orthodox republikeins verleden heeft, maar dat die orthodoxie inmiddels voor vrijzinnigheid heeft plaats gemaakt. Mildheid, met andere woorden, voor het fenomeen monarchie. Mede veroorzaakt, zoals hij zelf stelt, door nadere kennismaking met de personen die het koninklijk ambt uitoefenen. Het lijkt de keerzijde van de blauwdruk die het hof hanteert om potentieel oppositionele krachten te apaiseren en vervolgens aan de zegekar van de Oranjes te binden.
J.Th.J. van den Berg
Macht verloren, gezag versterkt,
Historische en staatsrechtelijke opmerkingen over het koningschap in Nederland
Uitgever: Reed Business, in de reeks ‘Koninklijke Bibliotheek Elsevier’
250 pagina’s
ISBN 9789035252981
Prijs 14,95 euro (paperback), 9,95 euro (e-book)