Naast maar liefst dertig wetten, zijn er nog negen Koninklijk Besluiten (KB), negen ministeriële regelingen, vijf departementale regelingen, drie convenanten, negen brieven, vier privaatrechtelijke contracten en vier speciale regelingen (waaronder de ‘mediacode’) die allemaal bedoeld zijn om de Koninklijke Hoogheden (Koho’s) een voorkeursbehandeling te geven. Ze druisen allemaal in tegen het gelijkheidsbeginsel.
Tekst: Gerard Aalders | illustratie: Mo Art
De wet op de majesteitsschennis is niet de enige wet die speciaal voor het Koninklijk Huis in het leven is geroepen. Zoals bekend had koning Willem III lange tenen en duldde hij geen kritiek. Speciale perswetten – uitgevaardigd om de kritiek op de koning te dempen – schrokken journalisten niet genoeg af en dus kwam er een speciale wet die zware straffen op het beledigen van de koning stelde.
Als enige familie in Nederland krijgen de Oranjes een exclusieve behandeling in de Grondwet, hoewel de eerste regel van onze constitutie dat verbiedt:
‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’
De toevoeging ‘gelijke gevallen’ staat er niet voor niets, want de koning is vergeleken met de overige Nederlanders een geval apart en evident meer gelijk dan ieder ander. Het woordje ‘geboorte’ lijkt zorgvuldig te zijn vermeden als grond voor discriminatie en de term ‘onder welke grond dan ook’ slaat kennelijk niet op vorstelijke geboortes.
Het is niet mijn bedoeling om in te gaan op alle wetten, KB’s, regelingen, convenanten en brieven die de Oranjefamilie bevoordelen of een bijzondere positie verlenen. Een paar willekeurige voorbeelden volstaan om te laten zien dat het Nederlandse parlement en het kabinet de familie positief discrimineert.
Kroondomein
De Wet op het Kroondomein is een mooi voorbeeld dat de Oranjes wel de lusten maar niet de lasten willen. Koningin Wilhelmina was bang dat haar kroondomeinen na haar dood zouden worden verdeeld. Dat had tot versnippering geleid, wat ze als natuurliefhebster ongewenst vond. Ze besloot haar bezit aan de staat te ‘schenken’. Het exploitatierecht bleef echter, net als vroeger bij het oorspronkelijke domein het geval was, gewoon bij haar en haar erven. De schenking omvatte een complex landerijen van meer dan 6730 hectare met ongeveer 75 boerderijen, woningen en andere gebouwen. De regering aanvaardde het geschenk in ‘eerbiedige dankbaarheid’ hoewel ze fors in de buidel moest tasten.
De ‘Hoge Schenkster’ had namelijk zo haar voorwaarden gesteld. Zij (en haar erfgenamen) mochten over alle inkomsten van het domein blijven beschikken, inclusief het genot van de jacht. De staat nam de onderhoudskosten voor zijn rekening. Bovendien heeft hij zich verplicht om – mocht de republiek uitbreken – het hele bezit aan Wilhelmina’s erfgenamen terug te geven. Is dat om de een of andere reden niet mogelijk, dan vergoedt de staat de waarde van de kroondomeinen, vermeerderd met de wettelijke rente. Dat alles staat zwart op wit in de Wet op het Kroondomein.
Voor de Hoge Schenkster was er dus niet bar veel veranderd, behalve dan dat ze de onderhoudskosten had afgewenteld op de belastingbetaler. Wel de lusten maar liever niet de lasten. Het is een trekje dat zo langzamerhand in de genen van de Oranjes lijkt te zijn vastgelegd. Het parlement aanvaarde ‘eerbiedig’ het ‘geschenk’ dat ons allen tonnen per jaar ging kosten. Maar iets afwijzen ten nadele van de Koninklijke Familie is nu eenmaal not done.
Lijkbezorging
De Wet op de lijkbezorging geldt voor iedereen, behalve de leden het Koninklijk Huis. Sinds 1810 mogen we onze doden om hygiënische redenen niet langer in kerken begraven. Tot in de dood zijn de leden van het Koninklijk Huis echter anders. Ze worden niet begraven of gecremeerd, maar bijgezet in hun eigen grafkelder onder de Nieuwe Kerk te Delft. Net zo min als de fundamentele beginselen van hygiëne zijn ook de uiterlijke termijnen van begraven voor de Familie niet van toepassing.
Hoe die grafkelder eruit ziet is overigens een goed bewaard geheim. Het publiek heeft geen toegang, maar draait via de belasting wel voor de kosten op die geregeld zijn bij Onderhoudskosten Grafmonument Delft krachtens het Besluit Rijksgebouwendienst. Foto’s van de kelder zijn er niet, althans niet in het publieke domein. Een Franse journalist heeft net voor de bijzetting van Willem III in 1890 een tekening gemaakt van de kelders. Het is voor zover mij bekend de enige bron. Mensen die voor onderhoudswerkzaamheden en dergelijke in de kelder moeten zijn, hebben allemaal geheimhoudingsplicht.
Uitzonderlijk is dat zelfs wetenschappelijk onderzoek in het Oranjemausoleum verboden is. Het bedrijf DelftTech dat met de allermodernste middelen de moord op Willem de Zwijger (1584) wilde reconstrueren kreeg geen toestemming om het lichaam van de doodgeschoten Oranje in zijn tombe in Delft te onderzoeken.
Geluidshinder
De ‘Regeling sluiting luchtruim boven Den Haag en kasteel Drakensteyn’ (ministeriële regeling van 22 oktober 2007) verbiedt de burgerluchtvaart lager dan 609,2 meter ‘boven gemiddeld zeeniveau’ over de koninklijke woonsteden te vliegen. Vliegtuigen mogen alleen op grote hoogte Huis ten Bosch, Noordeinde en De Horsten in Wassenaar passeren. De coördinaten zijn nauwkeurig aangegeven in noorderbreedte en oosterlengte. Het verbod geldt ook voor kasteel Drakensteyn, want stel je voor dat de trommelvliezen van prinses Beatrix zouden worden blootgesteld aan overvliegende luchtverkeer.
Dat er in 1961 een peperdure onderhoudsregeling is getroffen voor de Groene Draeck, het jacht van Beatrix, is inmiddels alom bekend. Er is geen schuit waarin per jaar meer onderhoudsgeld wordt gestoken dan in die Draeck waarmee niet wekelijks of zelfs maar maandelijks wordt gevaren. Mark Rutte, normaal toch kampioen marktwerking, peinst er niet over om het werk uit te besteden aan een werf die er een redelijke prijs voor vraagt.
Sommige van de uitzonderingswetten zijn duidelijk in strijd met de Grondwet. Kan dat? Ja. De bij wet geregelde privileges, regelingen en uitzonderingen mogen in Nederland niet door de rechter aan de Grondwet worden getoetst. Zelfs niet als er een ernstig vermoeden bestaat dat een wet en de Grondwet met elkaar in tegenspraak zijn. De rechter zou dan – volgens de gangbare redenering – op de stoel van de wetgever gaan zitten en dat zou de positie van de Tweede Kamer als hoogste wetgevend orgaan aantasten. Terwijl daar toch overwegend amateurs zitten, althans op juridisch terrein.
Belasting
Als laatste voorbeeld noem ik de bij wet geregelde belastingvrijstelling van het Koninklijk Huis. Over die vrijstelling is onlangs nog het nodige te doen geweest in de Tweede Kamer. Inmiddels lijkt een groot deel van de Kamer te vinden dat de koning net als iedereen belasting zou moeten betalen. Ronald van Raak (SP) diende daartoe een motie in, maar Rutte wil er niet aan.
De koninklijke vrijstelling is geregeld in de Grondwet en dus zal er een grondwetswijziging moeten komen. Daarvoor is een drie vierde meerderheid in beide Kamers nodig.
De ‘uitkeringen’ worden ieder jaar in de ‘Wet Financieel Statuut van het Koninklijk Huis geregeld. Er wordt gesproken over uitkeringen en toelages in de vorm van A- en B-componenten. De A-component is de ‘uitkering’, zeg maar het salaris, van Willem-Alexander, Máxima en de afgetreden koningin Beatrix. Zodra de kroonprinses meerderjarig wordt komt ze ook op de lijst van vorstelijke steuntrekkers te staan. En als ze trouwt kan ook haar echtgenoot een fors jaarlijks bedrag tegemoet zien.
De B-component heeft betrekking op de onkosten en uitgaven die voor en door het koningshuis worden gemaakt. De kosten voor beveiliging worden steevast weggelaten, zodat en vele tientallen miljoenen moeten worden bijgeteld om tot de werkelijke uitgaven van het Huis te komen. We weten dankzij RTL Nieuws sinds oktober 2016 dat het beetje belasting dat de KoHo’s wel betalen via een mistige regeling wordt gecompenseerd.
Uit eigen onderzoek weet ik dat de kosten voor het Koningshuis expres over zoveel mogelijk departementen worden verdeeld in liefst zo vaag mogelijke termen. Dat voorkomt dat er vervelende vragen worden gesteld waarop in feite geen eerlijke antwoorden zijn te geven.
Dat de Oranjes ‘gewoon’ belasting betalen, zoals Rutte in de Tweede Kamer heeft betoogd, is onzin. De Rijksvoorlichtingsdienst beweert dat ook al sinds jaar en dag op zijn website. Volgens de RVD betalen de leden van het Koninklijk Huis ‘de belastingen die ook voor andere burgers van toepassing zijn’. Afgezien dan van een aantal bij wet geregelde specifieke vrijstellingen, voegt de dienst daar aan toe. Wie kennis neemt van alle uitzonderingen, kan niet anders dan concluderen dat de RVD het eerlijkheidshalve beter andersom had kunnen formuleren; namelijk dat het Koninklijk Huis – een paar uitzonderingen daargelaten – vrijgesteld zijn van fiscale lasten.
Die vrijstelling geldt al heel lang maar is in meer dan anderhalve eeuw nooit specifiek genoemd. De Grondwet van 2 maart 1814 noemt een bedrag van 1.5 miljoen gulden als het inkomen van de koning. Daarnaast wordt er een zomer- en winterverblijf voor Willem I betaald en onderhouden. Het woord ‘belasting’ valt nergens. Willem krijgt zijn anderhalf miljoen schoon in het handje.
Al een jaar later kreeg de koning een forse verhoging uit ’s Lands kas, zoals artikel 30 van de toenmalige Grondwet het formuleerde. Voortaan streek hij belastingvrij 2.4 miljoen gulden op. België was bij Nederland gevoegd en dus had koopman koning Willem extra sores. Daarvoor kreeg hij negen ton extra uitgekeerd.
In 1840 gaat België weer zijn eigen weg en dat merkte de koning direct – nog steeds belastingvrij – in zijn portemonnee: hij moest terug naar de uitkering van 1814, dus 1.5 miljoen gulden. Naast de uitkering noemt de Grondwet ook regelmatig het koninklijk inkomen uit de domeinen, maar die laat ik hier verder buiten beschouwing.
Tot aan 1972 gaat het uitkeren aan de koning vrolijk door zonder dat ooit het b-woord (belasting) valt in de Grondwetartikelen.
In 1972 komt het kabinet Biesheuvel met een vernieuwd Grondwetartikel 22: ‘Inkomen leden Koninklijk Huis; Vermogensbestanddelen, Vrijdom van belasting’. Daar was een jarenlange discussie aan voorafgegaan. Al in april 1967 concludeerde de ‘commissie belastingvrijdom koninklijk huis’ (de commissie Simons) dat de onafhankelijkheid van het staatshoofd gewaarborgd moest zijn en dat daarom de successierechten moesten worden afgeschaft. In de praktijk was dat al het geval: in 1947 had minister Lieftinck van Financiën het vermogen van Wilhelmina per beschikking vrijgesteld van erfbelasting.
Successierechten zouden dus in de gedachtegang van de commissie Simons de onafhankelijkheid van de koning kunnen aantasten. Voor de rest van de Nederlanders gold dat argument nadrukkelijk niet, wat in het licht van artikel 1 van de Grondwet vreemd is.
Over inkomsten uit bijvoorbeeld beleggingen of onroerend goed-transacties moet de koning wel belasting afdragen. Of hij dat gewetensvol doet, weten we niet. Dat weet alleen de belastinginspecteur. Maar durft hij zijn mond open te doen als hij een te lage opgave vermoedt of dat zelfs denkt te kunnen bewijzen?
Waas van geheimzinnigheid
Over het vermogen van het Koninklijk Huis ligt een permanente waas van geheimzinnigheid. Minister van Financiën Dijsselbloem toonde alle begrip toen Kees van Dijkhuizen, financieel directeur van ABN-AMRO, zijn nevenfunctie als bestuurslid van een ‘financiële holding’ van de koning verzweeg. Dat lag te gevoelig, vond de PvdA-minister. Dijkhuizen trof geen blaam.
Het valt alleszins te vrezen dat ook de hierboven aangehaalde belastinginspecteur de woede van Dijsselbloem over zich afroept als hij de belastingopgave van leden van het Koninklijk Huis ter discussie stelt.
De gedachte achter de vrijstelling van successierechten is overigens een bijzonder staaltje van krom redeneren. Als de koning die wel betaalde zou dat zijn onafhankelijkheid aantasten. Was de commissie Simons wellicht bang voor corruptie? In dat geval gaf ze blijk van een vooruitziende blik want het corruptieschandaal rond prins Bernhard en Lockheed moest nog losbarsten toen die merkwaardige regel werd geformuleerd.
Een aantal jaren geleden liet koningin Beatrix toe dat enkele van haar familieleden paleis Noordeinde als postadres gebruikten om belastingbetaling te ontwijken. Het geeft op zijn minst aan dat de Koninklijke Familie de weg naar de belastingparadijzen kent en niet vies is van gesjoemel. Als de Kamer ooit besluit dat het Koninklijk Huis gewoon belasting moet gaan betalen over zijn uitkering is het niet te hopen dat die eerst zal worden verdubbeld om hem te compenseren, want dan wordt het Huis nog duurder dan het al is. Maar ach, er is al eerder een geheime compensatiedeal gesloten.
Tot slot een blik op de koninklijk grabbelton van voorkeurswetten.. Zo is er de Penitentiaire beginselenwet, de Wet gevolgen privatisering ABP voor personeel van de hofhouding, de Politiewet 1993, de Wet op de adeldom, de Wet Belasting op personenauto’s en motorrijwielen, de Werkloosheidswet, de Wet financiering sociale verzekeringen, het Kentekenreglement en het Arbeidstijdenbesluit (de laatste twee zijn KB’s). Het parlement zou het schaamrood naar de kaken moeten stijgen want de Kamerleden hebben deze KoHo-voordelen tenslotte goedgekeurd.