Na een succesvolle crowdfunding door het Nieuw Republikeins Genootschap is de redactie van ‘De Republikein’ volop van start gegaan met een onderzoek naar de reële kosten van het koningshuis. Via het digitale meldpunt WillyLeaks (willyleaks@rotestsite.nl) stromen de tips binnen.
Volgens de begroting kost de Nederlandse monarchie jaarlijks bijna vijftig miljoen euro. Maar alleen al de directe kosten bedragen zeker het dubbele, ruim 104 miljoen euro. Het staat er allemaal zo keurig: de Grondwet bepaalt in artikel 40 dat de koning een uitkering van de staat ontvangt. De Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH) uit 1972 werkt deze grondwetsbepaling verder uit. De uitgaven worden netjes gesplitst in drie delen: een persoonlijk inkomen (A), personeels- en materiële kosten (B) en functionele uitgaven en doorbelaste kosten ten laste van andere begrotingshoofdstukken dan de eigen begroting van de koning (C). De A- en B-componenten komen in de begroting van de koning in 2017 samen uit op 41,4 miljoen euro, voor de C-component komt daar 5,7 miljoen euro bij. Totaal dus 47,1 miljoen euro.
Maar er komt nog 17,1 miljoen euro bij, zo blijkt uit de zogenaamde extracomptabele bijlage bij de begroting. Het gaat daarbij om 2 miljoen euro voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken (dit slaat neer op de begroting van Buitenlandse Zaken), 15 miljoen euro voor de paleizen Huis ten Bosch, Noordeinde en het Koninklijk Paleis in Amsterdam (op de begroting van Wonen en Rijksdienst), 87.000 euro onderhoudskosten van De Groene Draeck (op de begroting van Defensie) en ruim 800.000 aan vliegkosten met het regeringsvliegtuig PH-KBX en andere gehuurde toestellen (op de begroting van Infrastructuur en Milieu). De totale kosten zijn dus 64,2 miljoen euro.
Allemaal heel transparant, zo vond ook de Belgische hoogleraar Herman Matthijs. In 2012 vergeleek hij de kosten van de diverse monarchieën en staatshoofden met elkaar. In 2013 verscheen een samenvatting van zijn onderzoek in het Tijdschrift voor Openbare Financiën. Hij kwam tot de conclusie dat de Nederlandse monarchie met een jaarlijks bedrag van zo’n 40 miljoen euro qua kosten tussen Noorwegen (42,7 miljoen) en Groot-Brittannië (38 miljoen) inzat. Daarbij valt op dat Matthijs de kosten die tegenwoordig in de begrotingsbijlage staan niet meerekent, wat een behoorlijk geflatteerd beeld oplevert. Dat geldt ook voor zijn kostenberekening voor Groot-Brittannië, want de Britse organisatie Republic Campaign Ltd raamde de totale kosten van de monarchie daar (deels op basis van soms nogal vérgaande aannames) in 2015 op 334 miljoen pond, wat toen nog neerkwam op 450 miljoen euro.
De monarchieën van Zweden, België, Denemarken en Spanje zijn aanzienlijk goedkoper, tussen de 8 en 15 miljoen euro per jaar, maar Matthijs plaatst daarbij de kanttekening dat er in deze laatstgenoemde gevallen weinig budgettaire transparantie is. Anders gezegd: de kosten zouden in die landen ook (veel) hoger kunnen zijn.
Transparant?
Nederland scoort op het gebied van transparantie een stuk beter, aldus de hoogleraar, maar het is de vraag of dat werkelijk zo is. De openbare uitgaven vormen namelijk niet meer dan de top van de ijsberg. Een groot deel van de kosten zit ‘onder water’ in de vorm van beveiliging en bewaking. Dit vormt een onderdeel dat voor rekening komt van de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Defensie.
Die kosten blijven onder water, ook in de genoemde extracomptabele bijlage die sinds 2016 bij de begroting zit. In deze bijlage is slechts te lezen: ‘Uit dit budget worden uitgaven voor alle beveiliging van personen en objecten gedaan, dus voor zowel leden van het Koninklijk Huis als leden van het kabinet en de Eerste en Tweede Kamer. Het budget laat niet zien hoe de uitgaven in het budget worden verdeeld over de verschillende personen en objecten. Dat zou veiligheidsrisico’s kunnen opleveren, omdat dit ongewenst informatie over de beveiliging zou kunnen geven.’ Het beeld over de kosten van de monarchie is dus nog veel geflatteerder dan in Matthijs’ onderzoek.
Het aardige is dat die ongewenste informatie een paar jaar geleden wél openbaar is gemaakt. In 2009 waren de ‘overige uitgaven’ voor het koningshuis namelijk ruim 77 miljoen euro, inclusief beveiligingskosten. Die kwamen toen nog voor rekening van het ministerie van BZK (13.750.000 euro) en van Defensie (25.898.000 miljoen euro), bij elkaar dus bijna 40 miljoen euro. Samen met de declarabele functionele uitgaven van ruim 25 miljoen euro en de grondwettelijke uitkeringen van bijna 7 miljoen euro leverde dat een totaal kostenplaatje op van 110.036.000 euro op aan kosten Koninklijk Huis.
Dit bedrag komt uit onverdachte bron, een rapport dat is opgesteld door oud-minister van Financiën Gerrit Zalm in opdracht van minister-president Balkenende. Aanleiding daarvoor was de wens de begroting van het Koningshuis een andere vorm te geven, wat vervolgens ook is gebeurd (alle aanbevelingen uit het rapport werden overgenomen).
Van 2009 is zonder al te veel problemen naar het heden te extrapoleren, want we kunnen aannemen dat de kosten voor beveiliging niet substantieel zijn gewijzigd. Als het al is gelukt om sindsdien efficiënter te werken – wat immers het nobele streven van elk kabinet is – dan wordt de eventuele opbrengst daarvan ongetwijfeld teniet gedaan door de (lichte) inflatie en de toegenomen terreurdreiging van de afgelopen jaren. Anders gezegd: we kunnen stellen dat ook heden ten dage de beveiligingskosten voor de leden van het Koninklijk Huis neerkomen op zeker 40 miljoen euro. Als we dan de A-, B- en C-componenten plus de bedragen in de extracomptabele bijlage plus beveiligingskosten bij elkaar optellen, komen we op minstens 104,2 miljoen euro. Bovendien is ook dit bedrag nog aan de krappe kant, want ter wille van de monarchie worden ook elders uitgaven gedaan.
Koningsdag
Zo is er Koningsdag, in 2016 gevierd in Zwolle. De gemeente had daar een begroting van 920.000 euro voor opgesteld. Dordrecht deed het in 2015 voor 955.198 euro, Tilburg is dit jaar de gelukkige en heeft er in de begroting 700.000 euro voor gereserveerd. In alle gevallen gaat het alleen om externe kosten, de ongetwijfeld vele werkuren van de gemeenteambtenaren zijn niet berekend. Al met al kunnen we ramen dat elke Koningsdag rond één miljoen euro kost.
Er is meer: wat kost het een gemeente als een royal een ‘eenvoudig’ werkbezoek brengt? Het antwoord: 2000 euro per minuut. Tenminste, dat blijkt uit een tip van gewezen PvdA-gemeenteraadslid te Hoorn Martien Schurink. In 2013 brachten Willem Alexander en Máxima in het kader van de kroning een flitsbezoek van 20 minuten aan de gemeente Hoorn. De kosten daarvan ten laste van de gemeentelijke begroting bedroegen 80.000 euro. Het overgrote deel van dit bedrag ging op aan incidentele beveiligingsmaatregelen.
Het recentste Jaaroverzicht van het Koninklijk Huis, verschenen in maart 2016, meldt over het jaar 2015 zo’n 340 publieke activiteiten, zoals werk- en streekbezoeken, openingen van tentoonstellingen, het bijwonen van herdenkingen en toespraken. Als we – op basis van de ervaringen in Hoorn – de kosten per keer op 80.000 euro schatten, dan komt dat voor 300 activiteiten neer op 24 miljoen euro op jaarbasis. De keuze om slechts 300 bezoeken te tellen in plaats van 340 is omdat buitenlandse bezoeken niet zijn meegerekend, daarvoor zijn immers al kosten opgevoerd in de begroting van Buitenlandse Zaken. Met die 1 miljoen voor Koningsdag per jaar en die 24 miljoen aan kosten aan binnenlandse bezoeken staat de teller dan inmiddels op 129 miljoen euro. Maar daarmee zijn we er nog niet. De leden van het Koninklijk Huis hebben immers ook een aantal privileges die de staat niet direct geld kosten, maar wel een vorm van inkomstenderving zijn. En daar begint het grote geld. De tips over dat Oranje-vermogen en aandelenpakket stromen binnen op willyleaks@rotestsite.nl. Eind april presenteert het NRG de uitkomsten van het onderzoek tijdens een bijeenkomst van de Alliance of European Republican Movements in Zweden. (Team WillyLeaks)