Gemiddeld twee keer snel als in Nederland wordt in Duitsland een coalitieregering geformeerd. Politicoloog Peter Bootsma ging op zoek naar de verschillen. Het Nederlandse (in)formatieproces doet het tegenwoordig weliswaar zonder inmenging van de koning, maar is wel nodeloos opgetuigd met allerlei toeters en bellen.
Tekst Maurits van den Toorn
In Nederland duurt het formeren van een kabinet gemiddeld 88 dagen, in Duitsland schaffen ze het in 43 dagen. Dat scheelt nogal, hoewel de politieke systemen met elkaar vergelijkbaar zijn: beide landen hebben coalitieregeringen en er moet dus altijd worden onderhandeld tussen meerdere partijen, met de daaraan verbonden P’s: partijen, programma, portefeuilleverdeling en personen. Politicoloog Peter Bootsma beschrijft in zijn dissertatie Coalitievorming, een vergelijking tussen Duitsland en Nederland waar deze verschillen vandaan komen. Ze zitten in ieder geval niet in het staatsrecht.
De vaak genoemde verklaring voor het verschil is dat er in Nederland veel meer partijen in het parlement zijn vertegenwoordigd dan in Duitsland, door de daar gehanteerde kiesdrempel van 5 procent. Dat is waar, maar toch is het niet de voornaamste reden. Net als in Duitsland zijn er in Nederland niet zoveel partijen – minimaal twee, hooguit vijf – als serieuze kabinetskandidaten aan te merken. Het buiten de boot laten vallen van de minst gewenste partners kost gewoonlijk een week of twee, maar ook de ‘serieuze’ onderhandelingen daarna kosten veel meer tijd dan in Duitsland.
Uitgesproken voorkeuren
Een belangrijker onderscheid is dat de formatie hier pas begint na de verkiezingen, partijen houden voordien alle opties open; het categorisch uitsluiten van de VVD door SP-leider Roemer voor de recente verkiezingen was uitzonderlijk. In Duitsland worden voor de verkiezingen juist wel voorkeuren uitgesproken, zodat de kiezers weten wat er met hun stem gebeurt. De partijen kunnen daarna snel tot zaken komen, er is geen sprake van vergeefse onderhandelingsrondes en elimineringsprocessen. Bovendien zijn er sinds 1983 eigenlijk twee vaste blokken: het rechtse blok CDU/CSU met de liberale FDP en het linkse blok SPD met de Groenen. Als geen van de blokken een meerderheid heeft, komt het tot een Grosse Koalition tussen CDU/CSU en SPD, een regeringscombinatie die na de eerste onwennige keer in 1966-1969 steeds gewoner is geworden (2005-2009, 2013-2017).
De formatie is goed voor de schatkist door het ontbreken van duur nieuw beleid
Nog een verschil: kabinetsformaties worden in Nederland voorzien van steeds meer – oneerbiedig gezegd – toeters en bellen. Naast de formateur en de informateur (een of meer) kwamen er pre-informateurs en verkenners. Steeds meer stapjes die allemaal tijd kosten. De Duitse politiek kent dat allemaal niet: de partijleiders gaan met elkaar aan de slag. Dat is geen staatsrechtelijk verschil, maar een verschil in politieke cultuur: men is het in Duitsland gewoon dat er bij het bijeenkomen van de nieuwe Bondsdag een maand na de verkiezingen een nieuw kabinet is. Bootsma noemt die termijn een ‘intuïtieve deadline’, die overigens niet altijd wordt gehaald, terwijl er in Nederland helemaal geen deadline is bij de vorming van een kabinet. De nieuwgekozen Kamer komt hier al acht dagen na de verkiezingen bijeen, als er hoe dan ook nog geen kabinet kan zijn. Je zou die termijn naar achteren kunnen verschuiven, maar daarmee verander je de politieke cultuur niet zo gauw.
Het ontbreken van een deadline blijkt ook uit de huidige formatie, waarbij de onderhandelende partijen in het geheel geen haast lijken te maken. Dat is duidelijk een reactie op het snelle in elkaar knutselen van het VVD/PvdA-kabinet Rutte-II (52 dagen) waardoor de achterban zich overvallen voelde. De formatie van 2017 zal waarschijnlijk dan ook bijdragen aan het verhogen van de gemiddelde formatieduur. Is dat erg? ‘Het land mot toch geregeerd worden’, was een uitspraak waar VVD-coryfee Van Riel beroemd mee werd toen een kabinetsformatie zich voortsleepte. Hij had zich niet zoveel zorgen hoeven maken: de formatieperiode is goed voor de schatkist door het ontbreken van duur nieuw beleid en als er zich acute situaties voordoen kan het demissionaire kabinet gewoon re(a)geren. Na een kabinetsformatie van meer dan een jaar bestond België ook nog steeds en was het land er niet merkbaar slechter aan toe dan voordien.
Politieke zelfverbranding
Het leukst zijn – voor de wetenschapper natuurlijk – de kabinetsformaties waarin de zaken op een of andere manier verkeerd lopen. De gebeurtenissen tijdens de 208 formatiedagen van het mislukte tweede kabinet-Den Uyl zijn voor de liefhebbers van politiek en psychologische oorlogvoering nog steeds een thriller van hoog niveau, ook al is de afloop bekend. In Duitsland verliep de formatie van 2005 bijna even bizar. In het tv-debat op de avond van de verkiezingen – smaakvol de Elefantenrunde genaamd – vertoonde de zittende bondskanselier Schröder na het verlies van zijn SPD een weergaloos staaltje politieke zelfverbranding door enigszins blasé uit te leggen dat het desondanks volstrekt vanzelfsprekend was dat hij opnieuw Bondskanselier zou worden en niet de nog tamelijk onbekende Angela Merkel van de winnende CDU. Merkel deed er het zwijgen toe en liet mede daardoor Schröder in zijn zelf gegraven kuil vallen. Zelden eindigde een politieke carrière zo abrupt. Fascinerend om te zien, het fragment is te vinden op YouTube. Kijk en geniet – of huiver.
Peter Bootsma
Coalitievorming, een vergelijking tussen Duitsland en Nederland
Uitgeverij Boom, Amsterdam
ISBN 9789024 405985
Prijs € 34,90