Zou het geen alternatief voor erfopvolging zijn als de zittende vorst zijn opvolger aanwijst onder mensen die bewezen hebben competent te zijn? Dit systeem is in de Romeinse geschiedenis met succes beproefd. Bij nader toezien blijkt er echter geen sprake te zijn van een bewust stelsel.
Tekst Anton van Hooff
Romeinse adoptiefkeizers stonden garant voor Gouden Eeuw
De historicus Edward Gibbon (1737-1794) wist het wel: hij had in de tweede eeuw van onze jaartelling willen leven. In zijn magistrale History of the Decline and Fall of the Roman Empire schrijft hij: ‘Als aan iemand zou worden gevraagd om de periode in de wereldgeschiedenis te bepalen waarin de situatie van de mensheid het gelukkigst en voorspoedigst was, zou hij zonder aarzeling de tijd aanwijzen die verliep tussen de dood van Domitianus tot de troonsbestijging van Commodus.’ In die korte tweede eeuw van 96 tot 180 regeerde een reeks van vijf keizers, die na hun dood vergoddelijkt, divus, werden verklaard. Deze ‘goede’ keizers konden vertrouwen op het leger – essentieel voor de militaire monarchie die het keizerschap in wezen was – ze bezorgden de massa van Rome haar brood en spelen en lieten ten derde de senaat in zijn waardigheid. Het hoge huis beloonde de keizer dan ook met de apotheose. Uit de senatoriale elite kwamen ook de geschiedschrijvers die de reputatie van de vorst voor altijd bepaalden. Zo verzucht de senator-historicus Cassius Dio als tijdgenoot als hij in zijn relaas aan de overgang van de goede Marcus Aurelius naar Commodus is gekomen: ‘Van een gouden heerschappij vervallen de geschiedenis van de Romeinen en ons verslag tot een roestig ijzeren.’
Heerlijke periode
Objectief zijn er goede redenen om die periode als een gouden eeuw te beschouwen. Bij uitzondering stierven de keizers in bed. Er waren geen burgeroorlogen. De grenzen hielden het en werden zelfs nog wat naar voren verlegd. Van de bloei van de tijd getuigen tot de dag van vandaag de indrukwekkende ruïnes van de honderden steden in alle hoeken van het Romeinse Rijk. Een Engels geschiedenisschoolboek karakteriseerde de tijd zo: ‘In the second century AD nothing much happened.’ Een heerlijke periode dus voor leerlingen en tijdgenoten.
Als belangrijke oorzaak voor de voorspoed van die eeuw geldt de manier van opvolging. Vier keizers achter elkaar voorzagen door adoptie in de successie: Nerva adopteerde Traianus, Traianus Hadrianus, Hadrianus Antoninus de Vrome en deze weer Marcus Aurelius. Men spreekt dan ook van de adoptiefkeizers. Het systeem combineert in principe continuïteit, de sterke troef van de monarchie, en vermijdt het grote risico van ieder familiebedrijf. Niets verzekert immers dat de zoon van gelijke kwaliteit is als de succesvolle vader. Er zijn voorbeelden te over van opvolgers die zich als play boy ontpoppen. Ook Rome had daarmee ervaring.
Een reeks adopties
Romes Gouden Eeuw ontkwam aan dit gevaar. De bejaarde Nerva nam in 97 Traianus, die als militair zijn competentie had bewezen, als zoon aan. De ‘jongen’ was al in de veertig. Al binnen enkele maanden overleed zijn adoptievader. Al in het jaar 100 bewierookte Plinius Traianus als de volmaakte vorst, optimus princeps, en prijst de manier van opvolging: ‘Als iemand de Senaat, het Romeinse Volk, de legers, provincies en bondgenoten gaat toevertrouwen aan één persoon, moet hij dan soms zijn opvolger uit de schoot van zijn vrouw nemen? Moet men soms de erfgenaam van de hoogste macht slechts binnen het eigen huis zoeken? Moet men niet de blik laten gaan over alle burgers? En moet men niet die persoon als de meest nauw verwante beschouwen, die men bevindt als de beste en het evenbeeld van de goden? Wie over allen gaat heersen, moet uit allen uitgekozen worden’ (Panegyricus 7).
Niet vlekkeloos
Hadrianus, die onder Traianus allerlei vertrouwensfuncties had vervuld, was 41 toen hij in 117 de macht overnam. Geheel vlekkeloos verliep de adoptie niet. Volgens de rijke Romeinse roddelcultuur liet keizerin Plotina toen Traianus al was overleden, achter en gordijn iemand een testament dicteren waarin Hadrianus als zoon werd aangenomen. Hadrianus bezwoer de twijfels over de rechtmatigheid door munten uit te geven waarop Traianus een boekrol aan hem overhandigt met als onderschrift adoptio.
‘Wie over allen gaat heersen, moet uit allen uitgekozen worden’
Pas in zijn laatste regeringsjaren regelde Hadrianus wie hem moest opvolgen. Zijn eerste keuze van adoptiefzoon stierf echter ontijdig. Daarop nam hij Antoninus als zoon aan; de man was al 51. Meteen werd Antoninus gedwongen Marcus Aurelius, zoon van de eerste adoptiefzoon, te adopteren. Deze was nog geen 20 en werd kennelijk als te jong voor het keizerschap gezien. Caligula was 25 en Nero nog geen 17 bij het begin van hun keizerschap; zij hadden getoond dat jonge benen de weelde van de macht niet konden dragen. Antoninus leefde langer dan voorzien, zijn regering van 23 jaar is een van de langste uit de Romeinse keizergeschiedenis.
Hoe kon Marcus Aurelius?
Maar in 161 werd Marcus Aurelius, bijna 40 jaar oud, keizer. Hij gold later naast Augustus, de schepper van het keizerschap, en Traianus als een voorbeeldig vorst. Latere keizers werd bij hun aantreden toegewenst dat ze een combinatie van die drie heersers zouden zijn. Maar juist deze modelkeizer liet zijn natuurlijke zoon Commodus opvolgen, terwijl deze al als prins tekenen gaf van zijn komende ontaarding. De Romeinse roddelmachine wist het wel: keizerin Faustina had het met een gladiator gedaan. Een ander gerucht luidde dat zij een stel gladiators voorbij had zien komen en in liefde voor een van hen was ontbrand. Toen ze later ziek te bed lag bekende ze haar hartstocht aan Marcus. De zieners die de keizer raadpleegde, schreven voor dat Faustina een bad moest nemen in het bloed van die gladiator, die voor dat doel gedood zou worden, en dan met haar man moest slapen. Zo gezegd, zo gedaan. De hartstocht verdween, maar Commodus was wel als gladiator in de wieg gelegd. Geen wonder dat hij zich later als keizer verlaagde door in de arena op te treden.
Filosoof-keizer
Hoe kon Marcus Aurelius, de filosoof-keizer, tot zo’n faliekant verkeerde keuze van opvolger komen, vragen antieke geschiedschrijvers zich af. Hun verbazing is echter misplaatst. Marcus had eenvoudig geen andere keuze. Commodus was de enige zoon die hem nog bleef van de zeker dertien kinderen die hij met Faustina in de wereld had gezet. In het ondenkbare geval dat hij hem zou hebben gepasseerd, zou Commodus als ‘volle zoon van’ onvermijdelijk het kristallisatiepunt van oppositie tegen een aangenomen zoon zijn. Om die reden had Nero, die door Claudius was geadopteerd, in 55 de jonge Britannicus, Claudius echte zoon, al na luttele maanden regeren laten liquideren.
Een gelukkig toeval
Dat keizer Marcus zich liet opvolgen door zijn zoon maakt ons erop attent dat er bij de voorgangers helemaal geen sprake was van een systeem: een dom of gelukkig toeval wilde dat vier opeenvolgende keizers geen zoons ter beschikking hadden. Die waren ontijdig gestorven, zoals bij Nerva en Antoninus, of ze waren gewoon kinderloos: Traianus en Hadrianus. Zij hadden meer oog voor lekkere knapen dan voor hun vrouw. Hadrianus had een openlijke relatie met Antinoös, die hem jarenlang vergezelde tot hij in de Nijl verdronk: eigendoding uit angst Hadrianus’ liefde kwijt te zijn? Opoffering om een ongunstig orakel van zijn minnaar af te wenden? Of was het Hadrianus zelf die Antinoös een zet gaf om aan een voorspeld onheil te ontkomen? Over de dode echter meer dan goeds: Hadrianus liet heiligdommen en festivals voor de vergoddelijkte Antinoös stichten. Overal in het rijk stonden zijn beelden. De Antinoöscultus overleefde Hadrianus ruimschoots; nog in de vierde eeuw vonden christenen het nodig beelden van die concurrerende godmens te schenden. Zelf nu nog leeft ‘Antinoös the Gay God’ voort op het internet
Hoe keizerin Sabina de aanwezigheid van Antinoös in het keizerlijke reisgezelschap ervoer, laat zich alleen raden. Moeten we denken aan de skivakanties van de koninklijke familie waarbij Bernhard zijn minnares Lady Ann Orr Lewis meenam? Misschien vond Sabina troost in de armen van Iulia Balbilla, die op een van de kolossen van Memnon – in feite Amenhotep III – in de Lesbische versmaat het bezoek van de keizerlijke toeristen vereeuwigde.
Commodus gaf al als prins tekenen van zijn komende ontaarding
Erg veel affectie kan er tussen Hadrianus en Sabina niet zijn geweest. Zij placht openlijk te verklaren dat ze Hadrianus’ onmenselijke aard had leren kennen en ‘ervoor had gezorgd te voorkomen dat ze tot verderf van de mensheid zwanger werd.’
Dat de eerst beschikbare zoon opvolgde is niet de enige reden om relativerend te spreken over het ‘systeem’ van opvolging door adoptie. Met Traianus kwam een Spaans-Gallische kongsi aan de macht, waarbinnen allerlei familiebanden bestonden. Heel duidelijk is dat bij Marcus Aurelius. Hij trouwde als ‘kroonprins’ – keizers hadden geen troon – met Faustina, de dochter van Antoninus. Toen haar moeder Faustina de Oudere was gestorven en vergoddelijkt, werd zij de first lady. Haar titel Augusta verhief haar boven haar Marcus, die slechts Caesar was. Hun huwelijk versterkte de legitimiteit van Marcus’ keizerschap aanzienlijk. Marcus was zich echter wel bewust van zijn positie. Dit blijkt uit zijn reactie toen hem werd gezegd dat hij moest scheiden omdat Faustina tijdens haar verblijf in de keizerlijke residentie in Caieta haar minnaars uitkoos onder zeelieden en gladiatoren. Hij verklaarde: ‘Als we de vrouw wegsturen, moeten we ook de bruidsschat teruggeven.’ Hij bedoelde het keizerschap.
Historisch toeval
Wat op het eerste gezicht een mooi systeem lijkt, namelijk dat de zittende vorst iemand van bewezen kwaliteit als opvolger uitkiest, blijkt bij nader toezien niet meer dan een historisch toeval te zijn geweest. Het is ook nooit als alternatief voor de dubieuze erfopvolging bepleit. Dan zou men een monarch moeten verbieden zich voort te planten.
Meer over de pseudo-dynastie van de adoptiefkeizers in Anton van Hooff’s De Gouden Eeuw van Rome. Van de Volmaakte Traianus tot Commodus de gladiator, dat onlangs verscheen bij uitgeverij Ambo/Anthos.