Op 28 april 2017 had Willem-Alexander ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag 150 landgenoten uitgenodigd voor een ‘feestelijk diner’ in het Paleis op de Dam. De tegenspraak in deze zin is misschien niet onmiddellijk evident. Er is hier immers sprake van strijdige belangen aangezien de koning zijn verjaardag – onbetwistbaar een privé-aangelegenheid – vierde in een gebouw met een openbare bestemming zoals de ontvangst van buitenlandse staatshoofden. Daarmee rijst de vraag wie er uiteindelijk opdraait voor de kosten van dit privéfeestje. Voor de kersverse parlementariërs was dit een mooie aanleiding voor Kamervragen geweest, maar het bleef oorverdovend stil zoals het volksvertegenwoordigers in een monarchie betaamt. En zo kon Willem-Alexander opnieuw ongestraft een beroep op ’s lands financiën doen voor uitgaven met een privékarakter.
Maar er is meer aan de hand met het verjaardagsfeestje van Willem-Alexander. Om bij de koning te mogen aanschuiven, moesten de gegadigden namelijk ‘eveneens jarig zijn én een kroonjaar bereiken’. (Voor eenvoudige geesten, die onder monarchisten kennelijk oververtegenwoordigd zijn, werd op de website van het Koninklijk Huis omstandig uitgelegd wat een kroonjaar precies is.) Een snelle rekensom leert dat de kans op het bereiken van een kroonjaar op 27 april 2017 slechts 5,2% bedraagt; bovendien was er slechts plaats voor 150 genodigden, wat bij 11.493 aanmeldingen neerkomt op een kans van 1,3% (door de niet zuiver aselecte loting was deze kans voor bepaalde jaargangen zelfs nog kleiner). Daarmee was het koninklijke feestje onbedoeld een afspiegeling van het monarchistische principe dat niet verdiensten bepalend zijn, maar het toeval de doorslag geeft – of het nu gaat om de deelname aan een privéfeestje van de koning of de vervulling van het hoogste openbare ambt in dit land.
Dat Willem-Alexander ‘gewone’ burgers had uitgenodigd, mag opmerkelijk heten. Bij gebrek aan eigen verdiensten ontvangt hij gewoonlijk bij voorkeur mensen die wél iets hebben gepresteerd, bijvoorbeeld op het gebied van sport, cultuur of wetenschap. Zo moest de Nederlandse Nobelprijswinnaar Ben Feringa ten paleize komen opdraven zodat Willem-Alexander zich kon koesteren in diens wetenschappelijke faam. In het middelpunt van de belangstelling stond immers niet professor Feringa of diens wetenschappelijke werk, maar de koning. Willem-Alexander pronkt graag met andermans veren, waarbij hij zich niet schijnt te realiseren wat onmiddellijk duidelijk is voor eenieder die verder kijkt dan de neus van de rvd lang is, namelijk dat hij zelf niet kan bogen op enige eigen verdienste.
Aangezien van Willem-Alexander wordt beweerd dat hij historicus is, volgt hier speciaal voor hem een geschiedenislesje van één alinea. Na de vernietigende nederlaag van Pruisen tegen Napoleons legers in 1806 drong de noodzaak van hervormingen zelfs door tot de besluiteloze Pruisische koning. Met de hervorming van het Pruisische leger was August Neidhardt von Gneisenau belast, die zich ervoor beijverde dat de aan de adel voorbehouden officiersrangen zouden worden opengesteld voor mensen van burgerlijke afkomst. In de woorden van Gneisenau: ‘Geboorte verleent geen monopolie op verdiensten; wanneer hieraan te veel rechten worden toegekend, sluimert in de schoot van een natie een schat aan onontwikkelde en onbenutte talenten.’
Tekst Simplicissimus