Dat tyrannoktonia een daad van goed burgerschap was, werd in de oudheid niet in twijfel getrokken, zo legt classicus Anton van Hooff uit. Als goede gymnasiast moet ook Claus von Stauffenberg doordrongen zijn geweest van dit leerstuk, maar zijn moordaanslag op Hitler verzandde in onbeholpenheid.
Tekst Anton van Hooff
Om de twee jaar leggen op 20 juli rekruten van de Duitse Bundeswehr bij het Bendlerblock de eed van trouw af. Dat gebouw is de plaats waar op de avond van 20 juli 1944 Claus von Stauffenberg standrechtelijk door een vuurpeloton werd geëxecuteerd. Het hoofdkwartier van de Wehrmacht ontdeed zich zo van hem en van iedere verdenking dat het betrokken was bij de militaire staatsgreep die Von Stauffenberg en de zijnen wilden plegen nadat ze Hitler uit de weg hadden geruimd. In de loop van de dag werd echter duidelijk dat Von Stauffenbergs aanslag was mislukt.
Wat als de stafbespreking op de Wolfsschanze in de bunker had plaatsgevonden en niet in de houten barak met open ramen waarnaar men wegens de hitte was uitgeweken? In een afgesloten ruimte was de explosie veel moorddadiger geweest. Wat als Von Stauffenberg zijn bomtas niet onder de massief eikenhouten tafel had geplaatst? Wat als hij de tweede tas er gewoon naast had gezet in plaats van hem in een zijvertrek achter te laten toen zijn verminkte hand de tijdsontsteking niet aan de praat kreeg?
Het blijft merkwaardig hoe onbeholpen de militairen van de Widerstand te werk gingen. Ze plaatsten op 13 maart 1943 een tijdbom in het vliegtuig waarin Hitler reisde, niet beseffend dat de kou op de vlieghoogte het ontstekingsmechanisme lam zou leggen. Daarmee vergeleken was de onderneming van Georg Elser een model van vernuft en doelmatigheid. Meer dan dertig nachten werkte hij aan de uitholling van een steunpilaar in de Münchener Bürgerbräukeller. Daaronder zou Hitler op 8 november 1939 zijn jaarlijkse herdenkingsrede voor de mislukte Putsch van 1923 houden. De bom ontplofte op de ingestelde tijd en doodde acht nazi’s, maar wegens het slechte weer was Hitler acht minuten eerder weggegaan om met de trein in plaats van het vliegtuig naar Berlijn terug te keren. Ja, wat als toen al het Nazi-regime was ingestort?
Als Stauffenbergs aanslag was geslaagd, zou De Tweede Wereldoorlog waarschijnlijk negen maanden eerder zijn beëindigd. Miljoenen levens zouden behouden gebleven, waaronder dat van Anne Frank. De hongerwinter had niet plaatsgevonden. Dresden was het bombardement van 13/14 februari 1945 bespaard gebleven…
Aan de andere kant was er ongetwijfeld een nieuwe dolkstootlegende ontstaan: velen zouden overtuigd zijn geweest dat Hitler zonder binnenlands verraad wel de Endsieg had behaald. Maar hoe dan ook, bij een geslaagde aanslag had de geschiedenis ongetwijfeld een ander verloop gehad.
Harmodios en Aristogeiton
Aan de daad waren heel wat woorden voorafgegaan. Dominee Niemöller had de gewetens gesust met zijn opvatting van ‘Schuldübernahme’: de moordenaar mocht hopen dat de goede God zijn misdaad zou afwegen tegen de misdaden die hij voorkwam. Voor de gymnasiaal gevormde Duitse elite was tirannenmoord een vertrouwd begrip. Het ging terug op de eerste doodslag van een tiran, in 514 vC. Toen pleegden Harmodios en Aristogeiton een gelukte moordaanslag op Hipparchos, broer van Hippias, die gold als de voortzetter van de tirannie van vader Peisistratos. Hun motief was echter allesbehalve politiek. Harmodios was de geliefde knaap van Aristogeiton, maar Hipparchos had een oogje op hem. De twee waren bang dat hij de jongen met geweld zou overmeesteren. Daarom wachtten ze hem bij een processie op en staken hem dood.
De Atheense democratie brak pas jaren later door, te weten in 508. Toen werden het duo, dat de daad met de dood had bekocht, gezien als wegbereiders van de volksmacht. Als tyrannoktonoi, tirannendoders, kregen ze een standbeeld op het centrale plein, de agora. Het paar was in heroïsche naaktheid afgebeeld. Ook in de hof van het Bendlerblock staat een bronzen naakt, een jongeman met gebonden handen. Ook Von Stauffenberg werd trouwens pas jaren later geheroïseerd.
De Atheense tirannendoders werden ook op andere wijzen geëerd. Hun nakomelingen mochten op het stadhuis, het prytaneion, aan de maaltijd deelnemen die daar aan de leden van de dagelijkse raad werd geserveerd. Nog tweehonderd jaar na hun daad werden er van staatswege offers aan de twee gebracht, net zoals aan de gesneuvelden in de oorlog, zo meldt Aristoteles in zijn Bestel van de Atheners (58,1). De angst dat ooit een despoot de macht zou grijpen en een einde maken aan gelijkheid en democratie bepaalde in hoge mate het Atheense staatsbestel. Het vermaarde schervengericht of ostracisme gaf de volksvergadering de mogelijkheid een vermeende aspirant-tiran voor tien jaar politiek buitenspel te zetten.
Tirannendoding werd wettelijk tot een burgerplicht gemaakt. In 338/337 werd bepaald: ‘Als iemand tegen het volk rebelleert met het doel van tirannie, of deelneemt aan het opzetten van een tirannie of de democratie in Athene omverwerpt, zal degene die de dader ombrengt, gevrijwaard zijn van strafvervolging’. Boven de inscriptie die deze wet ‘vereeuwigt’ is een reliëf aangebracht waarop de zittende heer Volk (Dèmos) wordt gekroond door de staande godin Dèmokratia. Enkele jaren later, in 332/321, werd tot haar cultus besloten en kreeg zij een beeld, waaraan jaarlijks een offer moest worden gebracht.
Met de Atheense wet op tirannendoding is het unieke artikel 20, lid 4 in de Duitse Grundgesetz te vergelijken: ‘Gegen jeden, der es unternimmt, diese Ordnung zu beseitigen, haben alle Deutschen das Recht zum Widerstand, wenn andere Abhilfe nicht möglich ist.’ Bij mijn weten hebben leden van de RAF zich tijdens het Stammheim-Prozess zich niet op deze bijzondere bepaling beroepen, die duidelijk is bedoeld als postume billijking van Von Stauffenbergs poging tot tirannendoding.
Dat tyrannoktonia een daad van goed burgerschap was, werd in de oudheid niet in twijfel getrokken. Bewijs daarvan zijn de oefeningen in welsprekendheid. In de retorische opleiding, onontbeerlijk voor aankomende antieke politici, moesten de knapen in fictieve rechtszaken requisitoirs en pleidooien houden. Een aantal casus gaat uit van het ombrengen van een tiran. Zo moest de aankomende retor pleiten in de zaak van twee dokters die elkaar de wettelijke premie wegens tirannendoding betwisten (Calpurnius Flaccus, Voordrachten 13).
Of de redenaars in opleiding mochten hun vernuft botvieren op de kwestie of iemand als een tyrannicida mocht gelden die een tiran bij echtbreuk had gedood (Quintilianus, Opleiding tot redenaar 5,10,36). Of wat te doen als de ene wet zegt dat een tirannendoder een beeld in het gymnasium moet krijgen, een andere dat er geen beeld van een vrouw in het gymnasium mag worden geplaatst en een vrouw een tiran doodt? (Quintilianus, Opleiding tot redenaar 7, 7, 5). Of neem het geval dat een rijke aan een arme jongeman geld geeft om de tiran te doden. Wie heeft dan recht op de wettelijke beloning die de gemeenschap aan de tyrannicida uitkeert, de aanstichter of de uitvoerder? (Quintilianus, Declamationes Minores 345,1). Er zijn meer van zulke gezochte controversiae overgeleverd, waarbij de gerechtvaardigdheid van tirannendoding echter steeds buiten kijf staat.
Zo verga het tirannen
De senatoren die op 15 maart 44 vC Iulius Caesar doodstaken, handelden in hun overtuiging dan ook volgende een geheiligde traditie. Caesar ontpopte zich immers meer en meer als rex, Latijn voor ‘koning’ én ‘despoot’. Sinds het koningschap in 509 vC was afgeschaft en had plaatsgemaakt voor een aristocratische republiek was rex een taboebegrip. Daarbij zou Brutus op Caesars ´Ook jij, Brutus?´ hebben gezegd: ´Zo verga het steeds tirannen!´ Volgens John Wilkes Booth zou ook hij dit hebben uitgeroepen nadat hij Abraham Lincoln op 14 april 1865 een dodelijk schot had gegeven. De Oklahoma City bomber, Timothy McVeigh, droeg op de dag van zijn terreurdaad een T-shirt met die leus en een afbeelding van Lincoln. In zijn misvormde wereldbeeld was de federale staat een tiran.
Het waren zogeheten monarchomachoi¸ monarchenbevechters, die betoogden dat het doden van een despoot moreel volstrekt gerechtvaardigd was, terwijl Erasmus en Lipsius tot stoïsch-christelijke lijdzaamheid (patientia) aanspoorden. Tot de monarchomachen behoorde Theodorus Beza, die Jan van Asseliers inspireerde bij het Plakkaat van Verlatinge (1581). Willem van Oranje, wiens hart volgens de zesde strofe van het Wilhelmus door de tirannie doorwond was, had minstens weet van enkele beraamde aanslagen op vertegenwoordigers van Filips II in de Nederlanden zoals Alva. Zelf was hij nog een maand verwijderd van soevereiniteit – graaf van Holland en Zeeland – toen hij op 10 juli 1584 door Balthasar Gerards in Delft werd doodgeschoten. Gerards werd ter dood gebracht op de afschuwelijke manier die aan koningsmoordenaars was voorbehouden.
Vanuit de Romeinse afschuw van een rex, werd in de 16de eeuw het Engels regicide gevormd, dat stond voor koningsdoder (Latijn regicida) en koningsdoding (regicidium). Het Nederlands spreekt van koningsmoord(enaar) – Vondel heeft het correctere ‘koningsdooder’. Onder ‘regicide’ worden ook executies van koningen begrepen, zoals die Mary Stuart (1587), Charles I (1649), Lodewijk XVI (1793) en Nicolaas II (1918). Het is goed koningsmoord te onderscheiden van tirannendoding; aard en motief zijn van geheel verschillende aard. Regicide is (soms gerechtelijke) moord, tirannicide is doodslag met het doel de gemeenschap een dienst te bewijzen. Het gaat om een heilige burgerplicht, zoals Cicero verklaart in een geschrift dat hij kort na de dood van Caesar opstelde: ‘Wat kan een ernstiger misdaad zijn, dan niet alleen een persoon, maar een verwante persoon te doden? Maar maakt iemand zich soms aan een misdaad schuldig als hij een tiran, zelfs als die verwant is, doodt?’(Cicero, Plichten 3,19).
Moord op het koningschap
Alleen in autocratische regimes heeft het wegslaan van de sluitsteen in een despotisch gewelf effect. Ik heb Russische collega-classici wel eens gevraagd: ´Waar blijven toch de tirannendoders voor Poetin?´
In democratieën is het doden van leiders een vruchteloos bedrijf; gekozen leiders zijn immers principieel uitwisselbaar. De moord op Kennedy veranderde de Vietnampolitiek niet. Daarom heeft koningsmoord op ons erfelijke staatshoofd geen zin. Wel nodig is dat het koningschap uit de weg wordt geruimd. De Grondwet geeft de Nederlandse burger daartoe het recht en zelfs de plicht: Artikel 3 zegt immers: ‘Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar’. Er zijn heel wat drogredenen nodig om te betogen dat dit grondrecht nu net niet voor het hoogste staatsambt geldt.