Een privé-detective aan lager wal raakt verzeild in hofintriges op het hoogste niveau en komt in aanvaring met ondergrondse republikeinse verzetsgroepen, al even fanatieke Oranjeklanten en nietsontziende geheime diensten. Dick Stein, voormalig undercover-agent van de Amsterdamse politie, liefhebber van jazz, Feyenoord en femmes fatales (niet noodzakelijk in die volgorde) houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Gewapend met een bruine band judo, een basistraining in de Joodse zelfverdedigingstechniek Krav maga en gekweld door een zwak hart, weet de privédetective zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In deel VI heeft Dick een onaangename ontmoeting met zijn oud-collega Ad de Boer en wijdt hij zijn assistente Fatima in in het intuïtieve detectivewerk.
Tekst: René Zwaap
AFLEVERING VI
TRANEN OM ESTHER BLOM
´Vriendinnetje van je, Stein?´
Stein herkende de hatelijke stem van Ad de Boer, beter bekend als ´Ad de Rat’, uit duizenden. De Boer was indertijd een collega op Bureau Warmoesstraat. Inmiddels was hij opgeklommen tot hoofdinspecteur en heel het Amsterdamse politiekorps hield zijn hart vast voor de dag hij hij zou opklimmen naar een nog hogere positie. Hij was even ambitieus als meedogenloos.
´Ik heb die mevrouw nog nooit van mijn leven gezien´, zei Stein, nog immer ongelovig starend naar het lijk van Esther Blom. Alles ontkennen was altijd de beste oplossing, en De Boer zou hij zeker niets toevertrouwen.
´Vreemd´, zei De Boer. ´Die dame hier had de sleutels van jouw huis op zak en ik heb hier twee getuigen die zweren dat ze deze dame vanochtend met jouw hondje zagen lopen´.
Hij ging demonstratief wijdbeens voor Stein staan en pakte zijn notitieblok. ´Didi is het toch?´. De Boer keek triomfantelijk naar de agenten die rond hen stonden.
´Hou je bek, De Boer´, zei Stein. ´Wat is er gebeurd?´
´Dat is nou precies wat ik van jou wilde weten´, zei De Boer. ´Zoals je kan zien heeft mevrouw hier twee kogelgaten in het hoofd, één precies tussen de ogen, en in één de rechterslaap. Misschien kan jij ons vertellen hoe die daar terecht zijn gekomen?´
´Met een pistool misschien?´, zei Stein bedremmeld.
´Ruzie over wie Didi moest uitlaten?´, vroeg De Boer.
´Wat ik je al zei, ik ken die dame niet´, zei Stein.
´Nou, dat mag je op het bureau allemaal eens fijn komen uitleggen´, zei De Boer.
Stein hervond zichzelf. ‘Ik was de hele middag in Den Haag, op het bureau van de Nationale Veiligheidsdienst. Bel majoor Van Tichelen daar, hij kan het bevestigen´.
´De Nationale Veiligheidsdienst?´, vroeg De Boer, duidelijk teleurgesteld. ´Wat heeft een loser als jij daar te zoeken?´
Zelden werd het woord ‘loser’ zo genotvol uitgesproken.
´Dat is vertrouwelijk´, zei Stein. ´Maar als je het echt wilt weten: ze zijn daar bezig met een groot onderzoek naar corruptie in de Amsterdamse politietop, en ze wilden van mij weten of ik nog namen voor hen had. Ik heb ze gezegd dat ze maar eens moeten letten op al die leuke bontjasjes waar mevrouw De Boer tegenwoordig mee rondloopt in Purmerend´.
´Vuile eikel!´, zei De Boer, met zijn samengeknepen varkensoogjes dreigend kijkend naar Stein. ´Inrekenen die lul.’ Hij maakte een knikkend gebaar naar zijn ondergeschikten om Stein in de boeien te slaan.
´Hier ga je spijt van krijgen´, zei Stein, terwijl hij nogmaals een blik wierp op het lijk van Esther Blom, dat nu op een brancard werd afgevoerd. Haar lichtgroene ogen stonden nog wagenwijd open, haar lichtrode haar zat vol bruine klodders bloed. Stein kon zijn tranen bijna niet bedwingen en liet zich zonder verzet binnenduwen in een politiebusje, nagekeken door de hele buurt.
Stein werd opgesloten in een cel in het hoofdbureau van politie, waar diverse oud-collega´s hem bij binnenkomst nieuwsgierig kwamen bekijken, als een vers gearriveerde oerang oetang in de dierentuin. Stein sloeg geen acht op de ramptoeristen en ging liggen op het keiharde bankje, met zijn rechterarm gevouwen onder zijn hoofd. Hij staarde naar de tl-buis aan het plafond, net zolang totdat zijn netvliezen uit weerstand tegen het harde licht uiteen barstten in alle kleuren van de regenboog. Dat gaf enige verlichting tegen de razernij van zijn rondtollende gedachten en het angstige kloppen van zijn hart.
Na uren van wachten, verhoren en koud zweet kwam De Boer in gezelschap van majoor Van Tichelen – die er met een lijkwit weggetrokken gezicht bijliep – de deur van Steins cel openen.
´Je hebt mazzel, Stein´, zei De Boer. ´De majoor hier bevestigt je verhaal. Voorlopig mag je naar huis, maar we weten je te vinden´.
´O.K.´, zei Stein, nadat hij was opgestaan. ´De groeten aan mevrouw De Boer´.
Onmiddellijk nadat ze de uitgang van het politiebureau hadden verlaten barstte majoor Van Tichelen uit in een woede-aanval.
´Ik ben zeer in u teleurgesteld, Stein´, sprak hij met rood aangelopen hoofd. ´Hoe legt u uit dat Esther Blom beschikte over de sleutels van uw huis? Hoe kwam het dat zij vanochtend is gezien met uw hond? Geeft u nu onderdak aan terroristen? En u zegt helemaal niets tegen uw opdrachtgever?´
´Kalm aan, Van Tichelen´, zei Stein. ´Ik kan het allemaal uitleggen´.
´Nou graag dan!´, zei Van Tichelen, terwijl hij zijn bril afdeed om de beslagen glazen schoon te wrijven met een zakdoek.
´Esther kwam gisteravond bij mij langs´, zei Stein. ´Ik vertrouwde de boel niet en wilde het even aanzien´.
Van Tichelen maakte een driftig wegwuivend gebaar. ´Dus terwijl u vanmiddag met de minister sprak over Esther Bloem, wist u donders goed dat deze bij u thuis verbleef?´, vroeg hij ongelovig. ´Is dat het?´
Stein knikte.
´Ben u helemaal krankzinnig geworden?´, riep de majoor onthutst uit. Van emotie greep hij naar zijn hoofd.
´Ik had even tijd nodig´, zei Stein. ´Het ging allemaal te snel, ik dacht dat er een truc met me werd uitgehaald´.
´Hoe leg ik dit de minister uit?´, sprak Van Tichelen vertwijfeld, desolaat starend naar de loodgrijze Amsterdamse hemel.
Stein greep de majoor bij zijn groene jagersjas en schudde hem door elkaar. ´Luister´, zei hij, terwijl hij de licht tegenstribbelende Van Tichelen stevig vast bleef houden. ´Ik had Esther meer dan twintig jaar niet gezien, en gisteren stond ze ineens voor mijn neus. Ze vroeg mijn hulp. Ik gaf die. En de volgend dag ligt ze dood op mijn stoep. Met andere woorden: ik ben pissig, Van Tichelen, heel pissig´.
´Goed, goed´, zei majoor Van Tichelen, nadat Stein hem had losgelaten. ´In ieder geval kunnen we melden dat het doelwit is getraceerd en geëlimineerd. Uw diensten hebben wij niet meer nodig. De rest van het honorarium wordt vanzelfsprekend niet uitgekeerd op grond van wanprestatie, en wat betreft de terugvordering van het reeds uitgekeerde deel zal u binnenkort bericht ontvangen’.
´Val dood, Van Tichelen´, zei Stein,
Er was geen krant die die ochtend niet het nieuws bracht over de gebeurtenissen bij de woning van Stein.
´Ex-nazijager verdacht van moord´, kopte De Telegraaf, die op de voorpagina een tweekoloms kleurenfoto van Dick in betere jaren uit het archief had ingeruimd. Het zwarte balkje voor zijn ogen gaf hem een sinistere uitstraling.
‘Van onze verslaggever
AMSTERDAM – Bij een aanslag in Amsterdam is gistermiddag een nog onbekende vrouw om het leven gekomen. De vrouw werd met twee schoten door het hoofd omgebracht. De politie spreekt van een professionele liquidatie.
Volgens chef-inspecteur Ad de Boer, die het onderzoek leidt, houdt de aanslag verband mogelijk verband met de activiteiten van privé-detective Dick S., voor wiens woning de liquidatie plaatsvond. Dick S, een ex-undercoveragent van de Amsterdamse politie, kwam in de jaren ´80 in het nieuws met de arrestatie van de Nederlandse topnazi Hein Grunten in Argentinië. Hij hield er een hoge onderscheiding aan over van de Israëlische staat, de zogeheten ´medaille van de rechtvaardigen´. De laatste jaren zat zijn detectivepraktijk echter in het slop. Volgens inspecteur De Boer betreft het hier mogelijk ´een afrekening in het drugsmilieu’ . S. werd direct na de aanslag gearresteerd.
Volgens inspecteur De Boer hield het gedwongen vertrek van Dick S. bij de Amsterdamse politie indertijd direct verband met diens ´drugsproblemen´. Bij het ter perse gaan van deze editie was nog onbekend of de ex-agent inmiddels een bekentenis heeft afgelegd.’
De Boer had zijn bijnaam ´Ad de Rat´weer eens volledig waargemaakt, bedacht Stein zich, terwijl hij de krant nijdig dubbel vouwde en in de zak van zijn regenjas stopte. Meneer Mehmed, de eigenaar van de Turkse buurtsuper waar Stein zijn kranten kocht, keek hem als versteend aan van achter de toonbank.
´U moet niet alles geloven wat ze schrijven´, zei Stein.
´Nee, nee´, stamelde de winkelier, bedachtzaam draaiend aan de punten van zijn snor, maar aan zijn blik zag Stein dat hij er niet echt gerust op was.
Op kantoor wachtte secretaresse Fatima hem nerveus op. ´De telefoon staat roodgloeiend, meneer Dick´, zei ze. ´Kranten, televisie, radio, iedereen wil met u spreken. Wat is er toch aan de hand?´
´We kampen met een kleine crisis´, zei hij. ´Maar niets om je zorgen over te maken´.
Stein deed zijn regenjas uit, zette zijn hoed af en liep naar het koffiezetapparaat in de kleine keuken. Zijn hart ging onrustig te keer, dus hij nam een paar bloeddrukverlagende pillen en waste zijn gezicht met koud water. Hij pakte zijn bureaustoel en zette zich aan het raam om het gebeurde te overdenken.
***
´Jij hebt toch een auto tot je beschikking?´, vroeg Stein uiteindelijk aan Fatima.
´Ja´, zei zijn secretaresse. ´Een Volvo. Van mijn broer geleend´.
´Mooi´, zei Stein. ´Dan gaan we vandaag eens beginnen met wat veldwerk. Dat kantoorgedoe weet je nu inmiddels wel en uiteindelijk heb ik het arbeidsbureau ook beloofd je een stage te geven in alle facetten van het detectivewerk. Ben je weleens in de Alblasserwaard geweest?´
´Ik weet niet eens waar het ligt`, zei Fatima, terwijl ze verontschuldigend haar schouders optrok.
´Het zal je bevallen´, zei Stein. ´Hemels polderland, gezonde lucht, godvrezende mensen’.
Fatima lachte verlegen terwijl ze haar hoofddoek schikte en haar zwarte minirok gladstreek. ´Ik ben er klaar voor, meneer Dick´, zei ze.
´Mooi´, zei Stein. ´Zet die ellendige telefoon voorlopig maar op het antwoordapparaat´.
Onderweg in de auto vertelde Dick het hele verhaal aan Fatima. Over zijn betrekkingen met Esther Blom, zijn opdracht van de NVD, de geplande aanslag op Koningsdag en de mysterieuze ex-vriend van Esther in Afrika, die nu dacht te kunnen traceren.
Het huis van dominee Justus Verbraak, een herenboerderij in de groene polders van de Alblasserwaard, lag verscholen achter een dijk aan een rivier met een dikke rij bomen ervoor. Fatima stuurde de oude blauwe Volvo over het grindpad naar het hoge metalen hek waarmee de woning was afgeschermd.
´Wie is daar?´, vroeg een krakende stem via de intercom, nadat Stein de bel had ingedrukt.
´Dominee Verbraak?´, vroeg Stein.
´Jazeker!´, klonk het via de luidspreker.
´U spreekt met rabbijn Stein uit Amsterdam van de Joods-Christelijke Vriendschapsvereniging Nederland´.
´Die ken ik niet´, klonk het onzeker.
´ Ja, dat zou kunnen. Onze vereniging is net gestart. Ik ben hier met juffrouw Fatima van de vereniging Moslima´s voor Oranje. We hadden enkele suggesties voor de Koningsdagviering van dit jaar. We dachten aan het gratis verspreiden van oranje keppeltjes en oranje hoofddoeken. Nu dachten we dat we dat het beste konden opnemen met de ere-voorzitter van de Nationale Oranjebond´.
´Ach zo´, klonk het. ´Nou, komt u binnen´.
Fatima keek Stein donker aan met haar fonkelende amandelvormige ogen.
´´Moslima´s voor Oranje´, zei Fatima spottend. ´Waar haalt u het toch vandaan, meneer Dick?
´Soms moet je een beetje improviseren´, zei Stein.
Dominee Justus Verbraak moest een jaar of tachtig zijn. Afgezien van een klein probleem met zijn ogen was hij nog goed van lijf en geest.
´Ik ben net behandeld aan staar´, legde hij uit, terwijl hij Stein en Fatima voorging naar zijn kantoor. ´Ik zie alles op afstand nog erg wazig. Maar ik hoor des te beter´.
´Mijn excuses dat we zo maar komen binnenvallen´, zei Stein.´Maar we waren hier toch in de buurt en toen viel uw naam. We besloten het er maar op te wagen´.
Dominee Verbraak maakte een wegwuivend gebaar en nodigde zijn bezoek uit plaats te nemen aan het grote eikenhouten bureau in zijn ruime kantoor, waar de ramen uitzicht boden op een appelboomgaard. De muren van het kantoor hingen vol met portretten van leden van het koninklijk huis, erelintjes en oorkondes, op het bureau prijkte een groot borstbeeld van de oude koningin. Fraai détail was de vlag van de Oranjebond, een oranje doek waarop in het midden een met een groot zwaard bewapende Nederlandse leeuw prijkte, die achter de stoel van dominee Verbraak was opgehangen.
Dominee Verbraak, alias ‘Oranje Just´, stond al decennia bekend als de grootste Oranje-klant van Nederland. Als politicus van de radicale protestantse splinterpartij de Nederlands Protestante Unie waren de diverse huwelijken van Oranje-telgen met katholieke buitenlanders hem in de jaren ’60 een gruwel in het oog geweest, reden dat hij in zijn tijd als Kamerlid regelmatig fel van leer was getrokken tegen wat hij ´de verraderlijke winden uit Rome´noemde. Maar hij was het koningshuis altijd trouw gebleven. ´God, vaderland en Oranje´, luidde zijn devies. Hij moest een van de laatste Nederlanders zijn voor wie de Tachtigjarige Oorlog nog brandende actualiteit was.
´Het doet me altijd deugd als andersgelovigen toenadering tot ons zoeken´, zei dominee Vebraak. ´Als nooit tevoren moeten we één zijn onder Oranje. De aanslag op de Gouden Koets was een aanslag op heel het Nederlandse volk´.
´Precies´, zei Stein. ´Vandaar dat wij ter gelegenheid van de komende Koningsdagviering dus dachten aan het uitdelen van oranje keppeltjes bij de joodse gebedshuizen en oranje hoofddoeken bij de moskeeën. En we zouden daar dolgraag het beeldmerk van uw Oranjebond bij gebruiken. Alleen vragen we ons af hoe dat zit met het copyright´.
´Dat lijkt me geen probleem´, zei dominee Verbraak, terwijl hij met zijn hand zijn laatste spierwitte haren dwars over zijn schedel streek. ´De Nederlandse Leeuw staat voor een ieder paraat. Dat heeft de geschiedenis van ons land toch wel bewezen´.
´Dus het zou kostenvrij kunnen?´, vroeg Stein.
´Dat lijkt me wel´, zei Justus Verbraak. ´Al ben ik er wat die hoofddoeken betreft toch niet echt gerust op´.
´Dus wel oranje keppeltjes, maar geen hoofddoeken?´, vroeg Stein met enige teleurstelling in de stem.
´Nu, ja, ik wil mevrouw van… Hoe heette uw organisatie ook alweer?´, wilde Verbraak van Fatima weten.
´Moslima´s voor Oranje´, zei Fatima, enigszins besmuikt.
´Juist ja´, zei de dominee. ´Goed, ik wil u natuurlijk helemaal niet voor het hoofd stoten, maar ik vraag me toch af of het wel verantwoord is dat uw geloofsgenoten rondlopen met het logo van onze Oranjebond. Daar zijn, hoe zal ik het zeggen, de religieuze verhoudingen wellicht toch niet helemaal op aangewezen, als u begrijpt wat ik bedoel. In het geval van de organisatie van rabbijn Stein ligt dat natuurlijk anders. U kent toch wel het verhaal van Zebulon, rabbijn?´
´Zebulon?´, vroeg Stein. ´Ja, er rinkelt een bel, maar helpt u me even verder, dominee?´.
´De rabbijnenschool is ook niet meer wat die is geweest´, merkte de dominee droogjes op, met twinkelende lichtjes in de natte ogen. ´Zebulon, rabbijn Stein, was een van de zonen van Jacob en Leah, zoals u nog eens kunt nalezen in uw Thora´.
´Ach ja, natuurlijk, Zebi!´, zei Stein, in een poging zijn gezicht te redden. ´Wij noemen hem Zebi´.
Dominee Verbraak wees op de dikke Statenbijbel die op zijn bureau lag. ´De Heilige Schrift staat vol geheimen die nog maar half onthuld zijn´, vertelde hij, met een teder gebaar van zijn hand strijkend over het boekwerk. ´Een van de grootste mysteries is dat van het lot van de tien verdwenen stammen van Israël. Ziet u, zes eeuwen voor Christus werd Jeruzalem veroverd door de Babyloniërs, en de Joodse stammen werden in ballingschap gevoerd, om nooit meer terug te keren naar het Beloofde Land. Een van die stammen was die van Zebulon, een van de zonen van de aartsvader Jacob. Nu staat er in het Bijbelboek Deuteronium een profetie over het lot van Zebulon. Daarin wordt gezegd dat Zebulon zijn land zal verlaten en zal stuiten op – ik citeer – ´´de overvloed der zeeën en de meest verborgen schatten van het strand´´. Zoals alle Bijbelse profetieën werd ook deze ingelost. En raadt u nu eens waar Zebulons stam terecht kwam?´
Stein en Fatima bleven hem het antwoord schuldig.
´In Nederland natuurlijk!´, zei dominee Verbraak triomfantelijk. ´Waar vindt men meer de overvloed van de zeeën? En de schatten van het strand zijn natuurlijk de gas- en olievoorraden waar ons land een van de welvarendste ter wereld is geworden. De Nederlanders, rabbijn Stein, zijn niet minder dan een van de tien verloren stammen van Israël. Vandaar dat uw volk en het mijne in de loop der eeuwen altijd zo nauw met elkaar verbonden zijn geweest. Het grote Bijbelse plan is dat alle verloren stammen ooit weer zullen worden herenigd in het nieuwe Israël, en wel op de Dag des Oordeels. En het is de taak van het huis van Oranje om die missie te doen welslagen. U weet toch dat ons vorstenhuis regelrecht afstamt van de Bijbelse koningen David en Salomon?´
´U zit vol verrassingen, dominee´, bracht Stein uit.
‘Ik heb dit niet zelf verzonnen´, zei dominee Verbraak lichtelijk geïrriteerd. ´Heeft u nooit gehoord van de Nederlands-Israël beweging?´
´Er gaat wel een belletje bij mij rinkelen´, zei Stein diplomatiek.
´Daar zou u zich toch eens in moeten verdiepen´, zei Verbraak. ´Er zal een wereld voor u opengaan. De oude koningin was een enthousiast lezeres van het bondsorgaan Een nieuw geluid van de Bond Nederlands Israël, die de gedachte van Zebulon als Nederland heeft uitgewerkt. Waar het op neer komt, meneer Stein, is dat de stam van Juda sinds de moord op Jezus de Heer heeft gegriefd. Om weer in het reine te komen met de Heer, zal uw volk de ware Heiland moeten erkennen. En dat zal gebeuren op de dag dat de stam van Juda wordt herenigd met de verloren stammen van Israël – die niet alleen in Nederland wonen, maar ook in Engeland, zelfs in Zuid-Afrika´.
´Maar wat heeft het Huis van Oranje daar mee te maken?´, vroeg Stein.
Dominee Verbraak ging er nu eens goed voor zitten, duidelijk in zijn sas. ´De Oranjes, zoals ik u al zei, zijn de regelrechte opvolgers in de koningslinie van het huis van David. Tegenwoordig spreekt men daar niet openlijk meer over, maar de oude vorstin wist dat maar al te goed. Deze gedachte is haar tijdens de oorlogsjaren ook altijd tot grote steun en troost geweest. Volgens de Heilige Schrift zullen de stammen van het Huis van Israël altijd door representanten van de David-linie worden geregeerd, en ook van die notie was de vorstin volkomen doordrongen. Ook het Britse koningshuis stamt regelrecht van David af, dat is zelfs een keer onweerlegbaar met een stamboomonderzoek aangetoond. Onder de troon van de Britse koningin bevindt zich zelfs een mysterieuze steen die in het bezit van David is geweest. In Groot-Brittannië heeft de leer van de verloren stammen van Israël altijd veel meer in de aandacht gestaan. Daar zijn er bibliotheken over volgeschreven. De Scythen, de Kelten, de Saksen, het zijn allemaal volkeren die hun wortels in het heilige Huis van Israël hebben liggen. Maar de heilige schrift stelt dat in Zebulon het licht zal opgaan. Met andere woorden: Gods plan zal zich vanuit Nederland voltrekken. Toen ik me er in ging verdiepen, bleek dat alle beschrijvingen van Zebulon in de Bijbel overeenkomen met de kwaliteiten die wij als Nederlanders ook hebben. Zo staat ook geschreven dat Zebulon de pen zal hanteren. Dat is natuurlijk een profetie van de boekdrukkunst die hier is uitgevonden. En zo is er nog veel meer. Als je daarover gaat nadenken, zie je de geschiedenis van Nederland ineens op een hele andere manier. De Tachtigjarige Oorlog, de opkomst van het protestantisme, het verdrijven van de roomse tiran Philips II onder leiding van Oranje, dit alles is het grote plan van onze Heer. Logisch dus dat de kwade krachten er nu alles aan doen om Nederland te vernietigen´
´Kwade krachten zoals het Bataafs Bevrijdingsfront´, vulde Stein aan.
De oude man knikte bevestigend. ‘Het Bataafs Bevrijdingsfront is een instrument van Satan, neemt u dat maar van mij aan´.
Stein ogen vielen nu op een foto aan de muur van een blonde jongeman, met een stropdas, met aan zijn zijde een vrouw met groene ogen en hennarood haar en omringd door een hele kring van lachende zwarte kinderen in shits van het Nederlands voetbalelftal.
Stein wees naar de foto. ‘Wie is dat?’, vroeg Stein, die moeite moest doen om niet op te springen.
Dominee Verbraak keek achterom om te zien welke foto Stein bedoelde. ‘Ja, dat is Peter, mijn jongste zoon. Hij stuurde me die foto uit Afrika, waar hij ontwikkelingswerk doet. De vrouw aan zijn zijde is zijn verloofde’.
***
Fatima slaakte een zucht van opluchting toen ze terug in de auto waren.
´Wat een fanatiekeling´, zei ze. ´Daar kan de imam van onze moskee nog een puntje aan zuigen´.
´Ja, het is een excentriekeling, onze dominee´, zei Stein. Hij kon zich levendig voorstellen waarom zijn zoon was toegetreden tot de gelederen van het Bataafs Bevrijdingsfront. Ook Stein zelf had na die praatjes van de dominee over het goddelijke plan achter de Oranjes ook stante pede last van republikeinse aanvechtingen gekregen, hoewel hij als nette Joodse jongen van huis uit toch was opgevoed met alle respect voor het koningshuis.
Naast hem was Fatima op haar mobiele telefoon druk bezig te zoeken naar de huidige verblijfplaats van Peter Verbraak, maar dat bleek niet eenvoudig. Een telefoontje naar de NGO in Mozambique bij wie hij had gewerkt wees uit dat hij daar inmiddels weer was vertrokken, maar waarnaar toe, kon men niet vertellen en het wereldwijde web bood verder ook geen soelaas.
‘Waar gaan we nu heen, meneer Dick?’, wilde Fatima weten, terwijl ze de auto opstartte.
‘Op naar Zwolle’, zei Stein.
Stein had in de krant gelezen dat er die middag in Zwolle een plechtige bijeenkomst zou plaatsvinden ter ere van Joan Derk van der Capellen tot den Pol, de oervader van de Bataafse patriottenbeweging door wie het Bataafs Bevrijdingsfront zich liet inspireren. Van der Capellen had in Zwolle gewoond, en plaatselijke notabelen maakten zich al jaren sterk voor de komst van het speciale monument ter ere van Van der Capellen dat in 1784 was besteld bij de Italiaanse beeldhouwer Giuseppe Ceracchi. Het monument had al die eeuwen in de Vila Borghese in Rome gestaan, want de politieke omstandigheden waren er nooit meer naar geweest om het kunstwerk naar de plaats van bestemming te brengen. De Zwollenaren voerden jaren actie, zamelden geld in, en nu, meer dan twee eeuwen na dato, was het zo ver dat het historische kunstwerk ter ere van de republikeinse voorman dan toch nog op Nederlandse bodem zou arriveren. Het kunstwerk zou voorlopig worden geplaatst in het Zwolse stadhuis. Een en ander had voor grote polemieken in de pers en verhitte debatten in het parlement gezorgd. Tegenstanders stelden dat de komst van het Van der Capellen-monument, zo vlak na de bomaanslag op de Gouden Koets en de dreigende taal van het Bataafs Bevrijdingsfront, een provocatie was, een morele steunverklaring aan een terroristische organisatie. De initiatiefnemers verdedigden zich door er op te wijzen dat zij hun campagne ten bate van de thuiskomst van het monument al jaren voerden, lang voordat het Bataafs Bevrijdingsfront van zich liet horen, en dat het een niets met het ander te maken had.
‘Ik snap al dat gedoe niet’, zei Fatima, terwijl ze de Volvo in pittig tempo over de snelweg stuurde. ‘De Oranjes zijn toch al eeuwen koning van Nederland?’
‘Nee, nee, helemaal fout’, corrigeerde Stein. ‘De eerste echte koning van Nederland was een Fransman, en wel de broer van Napoleon, Lodewijk genaamd. Toen hij werd gekroond sprak hij tot het volk de legendarische woorden: ‘‘Ik ben uw konijn’’. Daar hebben de Hollanders nog jaren dubbel om gelegen’.
Fatima keek Stein ongelovig aan. ‘Maar op school moesten we toch leren dat Nederland onder leiding van Willem van Oranje de Spanjaarden wegjoeg tijdens de 80-jarige oorlog. Dat was toch veel eerder dan Napoleon?’
‘Natuurlijk was dat eerder’, legde Stein uit. ‘Maar Willem van Oranje, alias Willem de Zwijger – een Duitser, vandaar dat we bij de wedstrijden van het Nederlands elftal allemaal nog vrolijk zingen dat we ‘‘van Duitsen bloet’’zijn – werd nooit koning, al had hij dat misschien wel graag gewild. Nadat de Spanjaarden eruit waren geknikkerd werd Nederland een republiek, en geen monarchie. De Hollandse kooplieden die de dienst uitmaakten, hadden helemaal geen behoefte aan een vorst. Ze wilden zelf de dienst uitmaken, want dan kon je veel meer verdienen. En er viel veel te verdienen in die tijd – piraterij, slavenhandel, noem maar op. Om Willem te paaien, gaven ze hem een erebaantje, als stadhouder, zeg maar een soort gouverneur, en dat was hij niet eens in alle provincies’.
‘Maar waarom noemden ze hem dan toch prins?’, vroeg Fatima.
‘Slimme vraag’, complimenteerde Stein. ‘Onze Willem was wel prins, maar niet van Nederland, maar van een piepklein prinsdommetje in Frankrijk, Orange genaamd. Vandaar dat Prins van Oranje. Maar de Spanjaarden waren er toch niet helemaal gerust op en vandaar dat ze een katholiek fundo genaamd Balthasar Gerards inhuurden om Willem in 1584 naar de andere wereld te knallen’.
‘Triest’, zei Fatima. ‘Hij was toch een held’.
‘Een held? Onze Willem? Dat weet ik zo niet nog niet. Hij had in ieder geval onaangename trekjes. Zo liet hij zijn tweede vrouw inmetselen in haar kamer. Ze had een te grote mond. Voor de rest hield Willem vooral van brassen en fuiven. Het vechten liet hij over aan Zwitserse huurlingen die hij stelselmatig te laat en te weinig betaalde en die dan zelf uit roven gingen. Vandaar dat wij nog altijd zeggen: “Geen geld, geen Zwitsers”. Dus ging hij in zee met het grootste tuig van de richel. Ik bedoel, heb je je weleens verdiept in die Watergeuzen van hem? Die waren altijd straalbezopen en volslagen godsdienstwaanzinnig. Als ze een katholieke kerk zagen, sloegen ze alles kort en klein, nonnen werden verkracht, priesters levend verscheurd, enfin, een woest volkje. Terwijl verreweg de meeste Nederlanders – en laten we de Belgen niet vergeten, die hoorden er toen nog ook gewoon bij – toch gewoon fijn katholiek waren’.
‘Toch niet zo’n held dus’, stelde Fatima droogjes vast.
‘Inderdaad’, zei Stein. ‘Maar Willems opvolger, zijn zoon Maurits, was nog vele graadjes erger. Maurits was zo vrekkig dat geen enkele buitenlandse prinses met hem wilde trouwen. Hij was steenrijk, maar liep er altijd bij in een afgetrapte bruine pij die hij op de rommelmarkt op de kop had getikt. Dat stond wel lekker protestants. Maurits boekte in 1600 door stom toeval een militaire overwinning op de Spanjaarden bij de Slag van Nieuwpoort en daar teerde hij zijn hele leven op. Hij werd schatrijk omdat hij tien procent van de opbrengsten van de piraterij en de slavenhandel ving van de West Indische Compagnie. In 1618 liet hij zijn belangrijkste adviseur, Johan van Oldenbarnevelt, onthoofden. De reden was dat Oldenbarnevelt werkte aan een vredesbestand met de Spanjaarden, waardoor Maurits de winsten uit zijn piratenbusiness bedreigd zag. Maar dat zei Maurits er niet bij. Officieel ging Oldenbarnevelt op het hakblok vanwege de vraag of als je geboren werd al vast stond of je naar de hel ging of niet. Een Leidse hoogleraar, Arminius, zei dat je er bij leven toch nog wat aan kon doen, de andere, Gomarus, zei dat alles al vantevoren vast stond, want volgens het calvinisme stond uiteindelijk alles al vast vanwege de predestinatie. Oldenbarnevelt vond dat daar in ieder geval over kon worden gedebatteerd. Maurits koos de kant van Gomarus en zo kon de arme Oldenbarnevelt worden beschuldigd van verraad tegen de calvinistische kerk’.
‘Goh’, zei Fatima. ‘Ik dacht dat Nederland zo verdraagzaam was met religie en zo’.
‘Verdraagzaam?’, zei Stein lachend. ‘We hadden hier een protestantse taliban! Maurits werd opgevolgd door zijn broer Frederik Hendrik, die ieder jaar een strooptocht organiseerde in het katholieke zuiden om zijn spionnen en paleizen te kunnen betalen. Daar kreeg hij zijn bijnaam “de stedendwinger” van. Na Frederik werd zijn zoon Willem II stadhouder, en dat was al helemaal een ramp. In 1650 pleegde Willem een staatsgreep omdat de regering afwilde van de duizenden dure buitenlandse huurlingen die hij in dienst had. Willem rukte met zijn troepen op naar Amsterdam, maar hij verdwaalde ergens in de bossen bij Bussum, en het scheelde maar een haar of hij was verzopen omdat plaatselijke boeren de dijken hadden doorgestoken. Het had nog erger kunnen worden, maar gelukkig stierf Willem datzelfde jaar nog aan de kinderpokken en begon het eerste stadhouderloze tijdperk, dat wil zeggen, een tijd dat de Oranjes helemaal geen rol van betekenis meer speelden in de republiek’.
‘Maar wanneer werden de Oranjes dan wel koning?’, vroeg Fatima, terwijl ze de Volvo op goede snelheid op de linkerbaan hield.
‘Rustig aan, eerst krijg je nog het tweede stadhouderloze tijdperk’, doceerde Stein. ‘Het eerste stadhouderloze tijdperk duurde 22 jaar. Maar in het rampjaar 1672 kwam Lodewijk de Veertiende de Rijn over steken. Het even doodsbange als analfabete volk schreeuwde om de inschakeling van de prins van Oranje, Willem III, die prompt werd benoemd tot kapitein-generaal en even later ook tot stadhouder. Voor het Oranje-kamp was het een uitgelezen gelegenheid om korte metten te maken met de voormannen van de republiek, en dan met name raadspensionaris – zeg maar de premier – Johan de Witt. Zijn broer Cornelis, die gedeputeerde voor de marine was, zeg maar de minister, werd op valse beschuldigingen dat hij een moordaanslag op Willem voorbereidde gevangen gezet in Den Haag en gemarteld. Toen zijn broer hem in de gevangenis opzocht, zorgden vrienden van Willem ervoor dat de bewaking zich terugtrok en werden de poorten opengezet voor een dronken gevoerde meute. Vervolgens werden de broers neergeschoten, gestoken, geslacht en deels opgegeten voor ze ondersteboven werden opgehangen op ’t Groene Zoodje. Alle stukjes van de lichamen van de broers gingen met de souvenirjagers mee, van de vingerkootjes tot de geslachtsdelen. De mannen die achter de moord op de gebroeders De Witt kregen allemaal een gulle beloning van de stadhouder, die ook nog een koning van Engeland kon worden nadat hij zijn schoonvader van de Engelse troon had gejaagd. Maar daar mocht hij niet lang van genieten. In 1702 struikelde Willems paard over een molshoop op Hampton Court en kwam de koning-stadhouder dodelijk ten val. Willem overleed kinderloos, en daarmee was het Huis van Oranje in de lijn van Willem de Zwijger uitgestorven. Zo begon de republiek aan haar tweede stadhouderloze tijdperk’.
Fatima keek bedrukt zwijgend voor zich uit, nog steeds onder de indruk van de lynchpartij op het Groene Zoodje.
Stein had de smaak nu te pakken. Vaderlandse geschiedenis was altijd zijn hobby geweest. Hij kwam nog van de generatie die als kind Postduiven voor de Prins van A. Hildebrand verslonden had. ‘Het duurde maar liefst dertig jaar eer het juridische gevecht om de erfenis van Willem III — materieel goed voor een half miljoen gulden aan revenuen — tussen de diverse Duitse nevenlinies was beslecht’, doceerde hij verder. ‘Uiteindelijk kwam er een obscure Friese zijtak van de Oranje-Nassaus aan de bak. Deze leverde een nieuwe stadhouder, Willem IV. Niet de meest gelukkige keuze. Toen de Engelse prinses Anna werd uitverkoren om met deze Willem in het huwelijk te treden, sprak ze de historische woorden “Ik zal hem trouwen, ook al ziet hij eruit als een aap”. Toen het paar op huwelijksreis door de republiek trok, waar liet het gemeentebestuur hen voor jan doedel op de kade staan en ter vergroting van de feestvreugde werd ook nog eens een anti-Oranje- toneelstuk opgevoerd. Gelukkig voor Willem waren de Fransen in 1747 weer eens op het oorlogspad, zodat hij zich al snel tot opperbevelhebber van de strijdkrachten en stadhouder — en nog wel erfelijk — zag benoemd. Na Willem IV kwam Willem V, een slome sukkel, die zich alleen maar kon handhaven dankzij de steun van zijn schoonvader, de koning van Pruisen. Veel Nederlanders moesten niets van Willem hebben en ze verenigden zich in de zogeheten Patriottenbeweging. Hun grote leider was Joan Derk van der Capellen tot den Pol, de man die vandaag in Zwolle in het zonnetje wordt gezet. Van der Capellen schreef een pamflet tegen Willem, die hij steevast aanduidde als ‘‘de tiran’’. Hij protesteerde onder andere tegen een soort slavenarbeid die de boeren op gezette tijden moesten doen voor de Oranjes en hun trawanten. In 1787, drie jaar na de dood van Van der Capellen, ontplofte de boel. Een militie van Patriotten hield Willems vrouw Wilhelmina van Pruisen in haar koets aan in de buurt van Goejanverwellesluis. De prinses schreef een brief op poten naar haar papa, de koning van Pruisen, die prompt zo’n 25.000 soldaten naar de Lage Landen stuurde om die Hollanders wat respect bij te brengen voor Duitse royalty. De Patriotten vluchtten massaal naar Engeland, Frankrijk en Amerika en het graf van Van der Capellen werd opgeblazen met buskruit. Wat volgde was een Oranje-politiestaat, die kon voortbestaan tot 1795, toen de Fransen de Pruisen kwamen verjagen. Dikke Willem moest op de rug van een Scheveningse visser over het strand naar de boot naar Engeland worden gedragen. En zo begon het tijdperk van de Bataafse Republiek, met een voor die tijd behoorlijk verlichte grondwet, waarmee onder meer de Joden eindelijk gelijke burgerrechten kregen. Maar de vreugde was niet van lange duur. De Russen en de Britten deden een paar pogingen de Republiek te veroveren, en Napoleon maakte zijn broer koning van Nederland en daarna werd de het land ingelijfd bij het Franse rijk. Nadat Napoleon van het toneel verdween, kwamen de Oranjes terug naar Nederland en werd de zoon van Willem V, Willem-Frederik, als Willem I tot koning gekroond. De Joden konden hun burgerrechten direct weer op hun buik schrijven. De Patriotten werden in de geschiedenisboekjes afgeschreven als landverraders. Maar Oranjes werden alleen maar koning van Nederland omdat Franse Lodewijk dat al was geweest. En zo is het gebleven, tot de dag van vandaag’.
‘Kunnen we even stoppen, meneer Dick ?’, vroeg Fatima. ‘Ik word duizelig van al die Willems’.
‘Echt waar?’, vroeg Stein teleurgesteld. ‘Maar ik heb nog maar vier Willems te gaan!’
Zal Dick Stein in Zwolle wijzer worden over het Bataafs Bevrijdingsfront en de moord op Esther Blom? U ontdekt het in aflevering VII van onze feuilleton De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning, gratis te lezen via deze link.
De voorgaande aflevering van dit feuilleton leest u via deze link.
Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.
Een Duit voor Dick?
Als u dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!