Illustratie: Gabriel Kousbroek

De Avonturen van Dick Stein, privé-detective, deel VII: Bataafse Spoken

Een privé-detective aan lager wal raakt verzeild in hofintriges op het hoogste niveau en komt in aanvaring met ondergrondse republikeinse verzetsgroepen, al even fanatieke Oranjeklanten en nietsontziende geheime diensten. Dick Stein, voormalig undercover-agent van de Amsterdamse politie, liefhebber van jazz, Feyenoord en femmes fatales (niet noodzakelijk in die volgorde) houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Gewapend met een bruine band judo, een basistraining in de Joodse zelfverdedigingstechniek Krav maga en gekweld door een zwak hart, weet de privédetective zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In deel VII maakt Dick zich in Zwolle verdienstelijk voor het vaderland en wordt hij met de hoogste eer bedeeld, die echter een bittere nasmaak heeft.


Tekst: René Zwaap


Aflevering 7

BATAAFSE SPOKEN

Toen Stein en Fatima arriveerden in Zwolle, was er veel politie op de been op het Grote Kerkplein, waar een grote menigte stond samengeperst voor het stadhuis. ‘Geen monument voor terroristen!’, las Stein op een van de vele spandoeken in de menigte. ‘Bataven go home!’, stond er op een ander.

Maar ook de anti-Oranje-kolonne deed een duit in het zakje. Spandoeken met leuzen ‘Down with the crown’ en ‘Leve de republiek!’ werden rondgedragen en ook zag Stein de vlag van de Bataafse republiek wapperen.

Stein gaf Fatima een hand en baande zich een weg door de menigte richting stadhuis, terwijl hij zwaaide met een perskaart die hij ooit eens had gekregen van een journalist in café Dolly die tegen sluitingstijd zijn rekening niet meer kon betalen. Binnen het stadhuis stond het monument voor baron Van der Capellen prominent op een podium opgesteld. De ruim twee eeuwen die het kunstwerk in de tuinen van de Vila Borghese had doorgebracht – de rekening was nooit betaald, vandaar – hadden hun sporen achtergelaten. Het tegelwerk was aan behoorlijke erosie onderhevig.
De zaal zat vol met pers, maar voorlopig was er geen spoor van actie te bekennen.

‘Waar is het wachten op?’, vroeg Stein aan een verslaggeefster.

‘De burgemeester van Zwolle heeft de opening afgelast’, vertelde ze. ‘Nu is de organisatie in rep en roer’.

‘Wie is de organisatie?’, vroeg Stein.

‘De voorzitter van het Comité is die man met die baard en dat bruine fluwelen colbertje, die zo zenuwachtig heen en weer loopt’, legde de journaliste uit, wijzend naar het heerschap in kwestie.

De voorzitter van het Comité Monument Van der Capellen tot den Pol, een professor in de geschiedenis, veegde het zweet van zijn voorhoofd. ‘Als ik had geweten dat het zo zou lopen, was ik er nooit aan begonnen’, sprak hij verslagen. ‘Dit land is knettergek geworden. Als u wist hoeveel moeite het heeft gekost om dit kunstwerk hier te krijgen – jaren van bloed, zweet en tranen. En het nodige geld, kan ik u verzekeren. Maar dit land heeft geen respect voor zijn eigen geschiedenis. Het is een schande!’

‘Wat is precies een schande?’, vroeg Stein.

‘Schande is dat de burgemeester zojuist heeft besloten dat de plechtige inwijding van het monument om redenen van openbare orde geen doorgang kan vinden’, sprak de voorzitter bitter.

‘Zeker een telefoontje van de koning gehad’, opperde Stein.

‘Baron Van der Capellen is meer dan twee eeuwen dood’, vervolgde de professor zijn klaagzang. ‘Er is geen historicus in dit land die zijn betekenis voor het ontstaan van het moderne Nederland ontkent. Dit is een historische manifestatie, geen politieke, en dat weet ook onze burgemeester drommels goed’.

Op het podium verscheen een woordvoerder van de gemeente, met een microfoon in de hand. ‘Dames en heren, graag even uw aandacht’, sprak deze. ‘Aangezien de onthulling van het monument ter ere van Joan Derk van der Capellen tot den Pol tot nader order is uitgesteld, wordt U alleen verzocht de zaal te verlaten. Dank u voor uw komst, en goedemiddag’.

De zaal werd onrustig. Er klonk veel gemor, maar de meeste mensen liepen al direct naar de uitgang. De voorzitter kreunde gepijnigd terwijl hij zijn gasten de aftocht zag blazen.

Een kwartier later zaten Stein en Fatima met de voorzitter aan een tafeltje in een oud-Hollands café-restaurant, met uitzicht op het stadhuis, dat nu hermetisch was afgeschermd door de politie. Een groepje mannen bij de biljarttafel raakte niet op Fatima uitgekeken – de combinatie van hoofddoek en minirok werkte ook op hen intrigerend.

‘O.K’, stak Stein van wal, terwijl hij zijne kleine dicteer-apparaat uit zijn binnenzak haalde en aanzette.
‘Wie zijn het Bataafs Bevrijdingsfront en wat willen ze?’

De historicus keek verbaasd naar Stein op. ‘Ik weet helemaal niets van het Bataafs Bevrijdingsfront’, antwoordde hij. ‘Tenminste, niet meer dan wat er in de kranten over heeft gestaan. Wat ze willen lijkt me vrij duidelijk’.

‘Toch opmerkelijk’, zei Stein. ‘Jullie halen het standbeeld van de voorman van de Bataafse revolutie naar Nederland en prompt meldt zich een Bataafs Bevrijdingsfront. Is dat niet een beetje te toevallig?’

‘Weet u zeker dat u journalist bent?’, vroeg de historicus enigszins wantrouwend.

‘Ja, ik snap het, het zijn confronterende vragen, maar zo werken wij’, zei Stein. ‘En dan ben ik nog de good guy. Mijn collega Fatima doet de écht lastige vragen’.

‘Ik verheug me er nu al op’, zei de professor ironisch. ‘Maar goed, om u vraag te beantwoorden: ja, het is allemaal wel heel toevallig. Maar als u impliceert dat ons comité op enigerlei wijze betrokken is bij het Bataafs Bevrijdingsfront, moet ik u teleurstellen. Ons comité is tientallen jaren bezig geweest met het overbrengen van het Van der Capellen-monument naar Zwolle. Het is ons in het geheel niet om het republikeinse gedachtengoed te doen, maar zuiver om het historisch belang. De opdracht om het beeld te maken aan Giuseppe Ceracchi was indertijd gegeven door sympathisanten van Van der Capellen met de bedoeling om het bij zijn graf te plaatsen. Ceracchi was een vooraanstaand Italiaans kunstenaar, en het was al heel bijzonder dat hij een Nederlands staatsman op deze wijze wilde eren. Wat is er dan logischer dan dat beeld ook daadwerkelijk terecht komt op de plaats van bestemming? Dat, en niets anders, was het uitgangspunt van ons comité. Nogmaals, er is geen verborgen politieke agenda. Baron Van der Capellen is een figuur van grote historische waarde, die niet alleen voor Nederland van groot belang is geweest, maar ook voor de Amerikaanse onafhankelijkheidsbeweging’.

‘Maar zou het kunnen zijn dat het Bataafse Bevrijdingsfront erbij betrokken is zonder dat jullie het weten?’, hield Stein vol. ‘U zei net zelf dat de operatie om het beeld hierheen te halen een boel geld had gekost. Wie waren die gulle gevers dan?’

Van der Kamp haalde zijn schouders op. ‘Het project kent verschillende subsidiënten – de provinciale overheid Overijssel, het gemeentemuseum, de Europese Unie, het bedrijfsleven, en daarnaast veel particulieren, uit het hele land’.

‘En zitten er geen verdachte types tussen die particulieren?’, hield Stein aan. ‘Zou ik een lijst kunnen krijgen?’

‘U bent wel heel erg impertinent!’, protesteerde de professor.

Stein wilde nog verder aandringen, maar op dat moment zag hij in de mensenmenigte op het plein een bekend gezicht opduiken. Een lange man met witblond haar en een rechthoekige kin, gekleed in spijkerbroek en een leren jack, liep precies aan het caféraam voorbij. Hij keek schichtig om zich heen. Stein’s fotografische geheugen liet hem ook deze keer niet in de steek: de man die daar liep was Peter Verbraak, de zoon van de Oranje dominee Just Verbraak en de ex van wijlen Esther Blom in Afrika!

‘Kom mee’, zei Stein tegen Fatima en hij sprong op en rende naar buiten.

‘Verbraak!’, riep Stein terwijl hij de achtervolging inzette. Zijn doelwit keek inderdaad naar achteren maar zette het op een rennen. Met zijn lange benen bleek hij een tikkeltje te snel voor Stein, die na een minuut last kreeg van hevige krampen in de hartstreek en zich moest vastgrijpen aan een prullenbak om uit te puffen.

‘Gaat het?’, vroeg Fatima bezorgd.

Stein, niet in staat een woord uit te brengen, knikte van ja en maakte een gebaar met zijn hand.

‘Wacht hier’, zei zijn assistente, en als een haas vloog ze weg.

De kickboks-lessen die Fatima had gevolgd wierpen nu hun vruchten af. In de achtervolging die leidde naar een smalle steeg wist ze haar tegenstrever in te halen. In het gevecht dat volgde overlaadde ze haar tegenstander, die toch minstens twee koppen groter was, met een spervuur van trappen met haar halfhoge nepkrokodillen laarsjes, net zolang totdat deze zich jammerend gewonnen gaf en gewillig naar de grond liet werken door Fatima, die triomfantelijk op hem ging zitten. Zo trof Stein het tweetal toen hij uiteindelijk hijgend en badend in het zweet kwam aanhobbelen.

‘Wat moeten jullie van me?’, jammerde Peter Verbraak. ‘Wat zijn dat voor manieren? Dit is toch geen politiestaat?’

Stein hield het misverstand dat bij Verbraak was gerezen voor wel zo handig en liet het voorlopig in tact.

‘Peter Verbraak?’, vroeg hij, nadat hij weer een beetje op adem was gekomen. ‘U staat onder arrest voor de moord op Esther Blom’.

‘Wat?’, was het enige dat Verbraak uitbracht.

‘Esther Blom, je ex in Afrika?’, expliceerde Stein.

‘Esther is dood?’, vroeg Verbraak ongelovig, nu aan Fatima, die nog steeds hijgend bovenop hem zat.

‘Hou je niet van de domme, Verbraak’, zei Stein, terwijl hij controleerde of de man wapens op zak had – dat was niet het geval – en diens identiteit vaststelde aan de hand van de documenten in zijn portefeuille.

‘Ik weet van niets!’, protesteerde Verbraak. ‘Mijn God, Esther, dood!’

‘Wat spook je hier uit?’, gooide Stein het over een andere boeg. ‘Wat weet jij van het Bataafs Bevrijdingsfront?’

‘Wat ik van het Bataafs Bevrijdingsfront weet?’ Verbraak begon nu een tikkeltje hysterisch te lachen. ‘Man, ik bén het Bataafs Bevrijdingsfront!’

‘Heel goed, bekennen is altijd het beste’, zei Stein triomfantelijk. ‘En waarom wil je onze koning naar de andere wereld helpen?’

‘Dat wil ik helemaal niet!’, protesteerde Verbraak.

‘Waarom stuur je hem dan dreigbrieven?’

Stein pakte uit zijn zak een kopie van de dreigbrief aan de koning die hij in het dossier van Van Tichelen had gekregen en hield die in het zicht van Verbraak, die nog steeds vast zat in de beenklem van Fatima.

‘Ik heb die brief nooit gezien!’, protesteerde Verbraak. ‘Ik heb alleen die verfbom gegooid en een pamflet naar de pers gestuurd! Maar daar stonden geen dreigementen in. Ik zweer het!’

‘Zweren doe je maar bij de rechter’, zei Stein, die genoeg had gehoord om een burgerarrestatie te rechtvaardigen.

Met vereende krachten hesen Stein en Fatima hun vangst op van de straat en zetten ze de pas naar het dichtstbijzijnde politiebureau, waar Stein zijn arrestant aan de autoriteiten overgaf met de mededeling dat deze zojuist bekend had de dader te zijn van de aanslag op de Gouden Koets, hetgeen genoeg was om het hele politiebureau op de been te krijgen.

‘Ik ben onschuldig! Ik ben alleen maar de lokeend!’, schreeuwde Verbraak terwijl hij werd afgevoerd naar de cel.

Stein en Fatima moesten de hele zaak uit de doeken doen ter wille van het proces-verbaal.

Een uur later kwam majoor Van Tichelen op het bureau en viel Stein om de hals, uitzinnig van vreugde.

‘Ik neem alles terug wat ik over u gezegd heb, meneer Stein’, zei hij nu op zijn onderdanigst. ‘U bent nog steeds een grote speurder! Proficiat!’

Maar hoeveel lof er ook over hem werd uitgestrooid die dag, Stein kon niet stoppen met denken aan de dikke stralen bloed die stroomden uit het rode haar van Esther Blom terwijl ze morsdood voor zijn huisdeur op de stoep lag.

***

‘En daarom verlenen Wij u hierbij de eretitel Grootofficier in de Orde van Oranje-Nassau’, sprak de Koning en hij presenteerde Stein het doosje met de hoge onderscheiding.

Hoofdschuddend nam Stein het ereteken in ontvangst terwijl de camera’s van de pers het moment voor de eeuwigheid vastlegden.

‘Dit heb ik helemaal niet verdiend, Koninklijke Hoogheid’, sprak Stein een weinig bedremmeld. ‘Fatima hier heeft het echte werk gedaan’. Hij riep zijn assistente bij zich om te delen de eer. Fatima begon spontaan te blozen onder haar felgekleurde hoofddoek en nam het applaus met een beleefde buiging in ontvangst.

Minister Dros, die de ceremonie leidde, nam Stein en vervolgens Fatima in een innige omhelzing en zette haar feestelijkste gezicht op.

‘Bescheidenheid is hier niet op zijn plek’, riep ze. ‘U beiden heeft het land voor groot onheil behoed! Wij zijn u daarvoor heel – heel – heel dankbaar!’

Na de plechtigheid nam de Koning Stein even apart.

‘Wat denkt u, meneer Stein? Zou het gevaar nu echt geweken zijn nu Verbraak achter slot en grendel zit?’

‘Moeilijk te zeggen, Majesteit’, antwoordde Stein naar alle eerlijkheid. ‘Hij zei dat in Zwolle was om medestanders te ontmoeten. Maar als die er al zijn hebben die zich tot nu toe wel stil gehouden’.

De Koning knikte nadenken en staarde in zijn glas wijn. ‘Mijn vrouw is nog steeds erg geschokt en vreest voor ons leven. Lieg ik tegen haar als ik haar zeg dat er van het Bataafs Bevrijdingsfront niets meer valt te vrezen?’

‘Ik zou een slag om de arm houden’, adviseerde Stein.

‘De waarheid is dat mijn vrouw nauwelijks meer het paleis uit durft’, vervolgde de Koning. ‘Ze wil niet eens mee naar Amsterdam voor Koningsdag. “Alleen als de heer Stein ons beschermt”, zegt ze. Ze heeft een magisch geloof in uw capaciteiten ontwikkeld. Zou U bereid zijn ons daar te vergezellen?’

Stein realiseerde zich dat hij een dergelijke eervolle invitatie niet in de wind kon slaan dus hij accepteerde het koninklijke aanbod.

Majoor Van Tichelen deed zijn best in zijn nopjes te lijken met de eer die Stein ten deel was gevallen, maar aan zijn gezichtsuitdrukking viel af te lezen dat hij gepasseerd voelde.

‘Het is een hele verantwoordelijkheid als de Koning zoveel vertrouwen in u stelt’, zei hij terwijl de receptie in het werkpaleis tegen het einde liep. ‘Natuurlijk zal Afdeling X u alle ondersteuning geven die u maar nodig heeft’.

Minister Dros, een beetje aangeschoten van de wijn, sloeg haar arm nu wel heel erg amicaal om Stein’s middel heen en sprak enigszins lallend: ‘Meneer Stein – of moet ik nu Ridder Stein zeggen? – het is dat de vertrekpremie voor Van Tichelen veel te zwaar op mijn begroting zou drukken, anders had ik u stante pede zijn baan gegeven. U bent een geweldige vent! Een echte kerel van stavast! In Den Haag word ik omringd door watjes! Het is allemaal vorm, maar waar is de vent?’

De minister van Veiligheid had kennelijk een boze dronk, want ze wierp nu een zeer valse blik naar de arme Van Tichelen, die dit allemaal moest aanhoren.

Stein wist de volgende ministeriële omhelzing kundig te ontwijken, terwijl hij registreerde dat majoor Van Tichelen de zaal met resolute stappen verliet.

Zelf glipte Stein ook weg uit het feestgedruis. Hij liet een taxi komen voor het paleis en zich naar het strand van Scheveningen rijden.

***

Hij wandelde over de boulevard van de badplaats, met een forse wind in zijn rug, onder het gekrijs van de meeuwen die elkaar verdrongen bij een viskar, en dacht aan stadhouder Willem V, die hier, dik en vadsig, in 1795 op de rug van een Scheveningse visser over het strand naar een gereedstaande sloep werd gedragen om een veilig heenkomen naar Engeland te zoeken, op de vlucht voor Franse troepen en de revolutie van de Bataafse patriotten. Maar uiteindelijk dacht hij toch aan Esther Blom, die hij nog maar zo kort geleden slapend op zijn bank had achtergelaten, in zijn oude flanellen overhemd dat haar zo overweldigend goed had gestaan dat hij er bijna tranen in zijn ogen van had gekregen en die even later morsdood bij hem op de stoep had gelegen.

Dat het puur toeval was dat Esther zich juist bij hem had gemeld op het moment dat hij de opdracht had gekregen haar te zoeken, hield hij voor nagenoeg uitgesloten, maar wie loog hier wie voor? Wat zag hij over het hoofd? Zou één trekje van één sigaret misschien net dat missende vonkje in zijn hersenpan kunnen brengen waardoor iets dat hij nu nog over het hoofd zag opeens helder zou zijn?

Hij keek op zijn horloge. Precies op het afgesproken tijdstip kwam Helga Keller parmantig aangelopen. Ze droeg een zonnebril en had een doek om haar hoofd geslagen. Haar gezichtsuitdrukking was verbetener dan ooit en ze keek schichtig om zich heen terwijl ze naast Stein op het bankje plaatsnam.

‘Hallo, Helga’, sprak Stein een beetje schor. ‘Fijne plek om af te spreken’.

Helga wierp hem een furieuze blik toe.

‘Ze hebben je er ingeluisd, Dick’, zei ze afgemeten. ‘Held van het vaderland! Laat me niet lachen! Je bent een grote sukkel’.

‘Waar heb je het over?’, vroeg Stein ongemakkelijk.

‘Hier heb ik het over!’, antwoordde Helga, en ze overhandigde hem een usb-stick. ‘Ik vertelde je toch dat Esther mijn cliënte was? Ze was bezig met een enorme zaak. Het ging om de olievelden van Cabinda, een provincie in Angola, waar onze Koninklijke Oliemaatschappij zijn oog op heeft laten vallen. Esther heeft jaren als ontwikkelingswerkster gewerkt in die regio. Ze steunde de onafhankelijkheidsbeweging van Cabinda, die een zaak aanhangig wilde maken bij het Internationaal Gerechtshof om de afspraken tussen Koninklijke Olie en de Angolese staat ter exploratie van de olievelden daar ongeldig te verklaren. En ze had mij gevraagd om die zaak te doen. Daarom was Esther in Nederland. Dat hele Bataafse Bevrijdingsfront is een rookgordijn! Dat wilde Esther jou vertellen. En daarom is ze nu dood! Dankzij jou!’

Daarop stond ze op en zonder te groeten beende ze er met vastberaden stappen vandoor op haar torenhoge hakken.

Stein staarde naar de usb-stick in de palm van zijn hand en voelde dat zijn hart naar een nooduitgang in zijn borstkas begon te zoeken. Het koude zweet brak hem uit.


Heeft Dick Stein zich in de luren laten leggen? Maar door wie dan en waarom? Zijn speurtocht gaat door in deel 8, gratis te lezen via deze link.

De voorgaande aflevering van dit feuilleton leest u via deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als u dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -