Illustratie: Gabriel Kousbroek

De Avonturen van Dick Stein, privé-detective, deel X: Koningsdag

Een privé-detective aan lager wal raakt verzeild in hofintriges op het hoogste niveau en komt in aanvaring met ondergrondse republikeinse verzetsgroepen, al even fanatieke Oranjeklanten en nietsontziende geheime diensten. Dick Stein, voormalig undercover-agent van de Amsterdamse politie, liefhebber van jazz, Feyenoord en femmes fatales (niet noodzakelijk in die volgorde) houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Gewapend met een bruine band judo, een basistraining in de Joodse zelfverdedigingstechniek Krav maga en gekweld door een zwak hart, weet de privédetective zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In deel X verdiept Dick Stein zijn band met de koninklijke familie op Koningsdag in Amsterdam en blijkt hij in weerwil tot zijn eerdere vermoedens toch niet verkeerd gereïncarneerd


Tekst: René Zwaap

Hoofdstuk 10

KONINGSDAG

Dick Stein schrok wakker van het ijlhoge geblaf van dwergterriër Didi, die in hoogste staat van alarm was geslagen vanwege de rinkelende deurbel. Met ferme tegenzin maakte hij zich los uit de omarming van de aanbiddelijke Joni, die vredig bleef slapen na een lange en intensieve liefdesnacht. Haar lichtblonde krulletjehaar lag als een waaier uitgespreid over het kussen. Terwijl Stein zichzelf grommend uit bed hees en zijn ochtendjas omsloeg reconstrueerde hij met enige moeite de gebeurtenissen van de voorgaande uren. Al zijn chakra’s waren probaat doorgesmeerd, zoveel was zeker.

Hij drukte op de knop van de deuropener en liep naar het trapportaal om te zien wie zich had aangemeld. Beneden aan de trap stond majoor Van Tichelen van de Nationale Veiligheidsdienst in zijn onafscheidelijke groene jagersjas.

‘Menner Stein! Waar blijft u nou?’, riep deze paniekerig naar boven. ‘Het is Koningsdag! De Koning wacht op u!’

‘Ach ja, Koningsdag. Glad vergeten’, riposteerde Stein met zijn sonore basstem, die altijd meer rust suggereerde dan waarover hij in werkelijkheid beschikte.

Op Van Tichelen had deze nu ook geen kalmerend effect. ‘Vergeten! Hoe is het in vredesnaam mogelijk? Onmiddellijk meekomen! Nu!’

‘Beginnen jullie maar alvast’, zei Stein. ‘Ik kom er later bij. Moet nog even douchen en ontbijten’.

‘Geen sprake van!’, gilde Van Tichelen, terwijl hij ontzet de smalle steile trap kwam opgerend. ‘De Koningin zet geen stap door Amsterdam zonder u aan haar zijde!

Joni was inmiddels ook wakker geworden en kwam gekleed in alleen het jasje van Steins flanellen pijama de keuken in lopen, waar een hevig transpirerende majoor Van Tichelen aan tafel had plaatsgenomen terwijl Stein koffie zette,

‘Jeetje, wat een boel beschadigd aura heeft u om u heen hangen’, sprak ze tot Van Tichelen, terwijl ze hem met haar grote ronde lichtblauwe kijkers in ogenschouw nam.

‘Pardon?’, antwoordde deze, nog immer buiten zichzelf, maar toch ook duidelijk onder de indruk van deze onverwachte engelachtige verschijning in de deuropening.

‘Joni hier is manueel therapeute’, legde Stein uit, terwijl hij een paar eieren brak en de dooiers in de pan gooide. ‘Ze doet wonderen met haar handen’.

‘Het gaat niet om de handen maar om de mind-set’, zei Joni zoetgevooisd, terwijl ze naast Van Tichelen plaatsnam. ‘Mag ik even?’ Ze pakte een hand van Van Tichelen en begon de nagelriemen van iedere vinger een voor een zacht te masseren. Van Tichelens aanvankelijke weerstand smolt weg als sneeuw voor de zon en als betoverd staarde hij mer een milde glimlach rond de lippen naar het gezicht van de liefelijke Joni, die nu zijn ringvinger bewerkte.

‘Deze vinger leidt naar de dikke darm’, legde ze uit. ‘Die is bij u helemaal van slag. U heeft zeker veel stress?’

‘Dat kunt u wel zeggen’, beaamde Van Tichelen dankbaar, en terloops wierp hij een vermanende blik richting Stein, terwijl deze gulzig zijn gebakken eieren verorberde.

***
De Nieuwmarkt was al afgeladen met stands voor de traditionele vrijmarkt op Koningsdag toen Van Tichelen en Stein door het gewoel richting de Prins Hendrikkade liepen. Van Tichelen blafte instructies in Steins oor, terwijl deze in gedachten nog altijd bij het romantische samenzijn met Joni van de voorgaande nacht was. Ze had puur op grond van zijn sterrenbeeld geopteerd voor een nadere kennismaking. Als hij Ram, Steenbok of Schorpioen was geweest had hij het kunnen schudden, maar Waterman paste volgens haar astrologische agenda precies goed bij haar Vissen, en hij beschikte ook nog eens over de vereiste bijpassende ascendant. Het idee dat hij verkeerd was geïncarneerd, dat hem placht te achtervolgen, werd zo eens voor een keertje overtuigend weerlegd. Hij werd er stante pede spiritueel van.

‘Altijd gepaste afstand houden van de majesteiten!’, riep Van Tichelen. ‘Nooit iets tegen hen zeggen zonder dat u iets wordt gevraagd! En bij ieder onraad onmiddellijk erop af!’

‘Komt goed, Van Tichelen’, zei Stein.

Een wagen van de Nationale Veiligheidsdienst stond gereed aan de Prins Hendrikkade, die hen vliegensvlug naar het Marineterrein aan ’t IJ reed, waar in een hal het hele koninklijke circus al gereed stond.

‘Meneer Stein, daar bent u eindelijk!’, riep de Koning enthousiast, toen Stein en Van Tichelen kwamen binnenlopen. Enthousiast schudde hij Steins hand. Minister Steffi Dros toonde zich al even ingenomen met zijn komst en omhelsde Stein zo lang dat Stein het er benauwd van kreeg. Ook de Amsterdamse burgemeester was aanwezig. Ze nam Stein van top tot teen op en gaf hem een lauw handje. Een hele rits van familieleden van de koning en andere hoogwaardigheidsbekleders volgden met hetzelfde begroetingsritueel.

‘U draagt uw onderscheiding niet’, merkte de koning enigszins teleurgesteld op, met een blik op het revers van Steins colbertje.

‘Een betreurenswaardige samenloop van omstandigheden’, legde Stein naar waarheid uit. ‘Het lintje belandde in de gracht.’

‘We laten u wel een verse bezorgen’, stelde de koning gerust. ‘Lintjes genoeg uiteindelijk.’

Tot een van de beveiligers die om hem heen stonden sprak de koning gebiedend: ‘Zeg mijn vrouw dat de kust nu veilig is. Meneer Stein is gekomen’.

Een paar minuten later kwam de koningin op haar vervaarlijke hoge hakken de hal inlopen. Haar donkere ogen spuwden vuur. Haar ietwat onzekere tred verried dat ze zich mogelijk enige moed had ingedronken. Maar voor de rest: wat een slagschip van een vrouw, bedacht Stein zich, terwijl hij ter begroeting onwillekeurig een beleefd buiginkje maakte.

‘Meneer Stein, ik ben zo blij dat u er bent’, zei de koningin met haar charmante Latijns-Amerikaanse tongval. ‘Mijn man zegt me maar de hele tijd dat wij niets te vrezen hebben in Amsterdam, maar ik ben er niet gerust op. Wat als dat verschrikkelijke Bataafse Bevrijdingsfront weer opduikt? Horribele!’

Ze verwees naar de gebeurtenissen op de voorgaande Prinsjesdag, toen tijdens de rondrit door Den Haag bij de opening van de Staten-Generaal op Prinsjesdag de Gouden Koets was besmeurd met rode verfbommen. Maar de vermoedelijke dader daarvan, Peter Verbraak, was dankzij Stein al lang en breed ingerekend en vooralsnog ontbrak van medestanders van hem ieder spoor.

‘Het komt goed, majesteit’, zei Stein. ‘Zo erg als in 1980 zal het niet snel worden’.

‘1980? Wat was in 1980?’, riep de koningin verontrust uit.

‘Niets bijzonders. Een paar opstootjes’, stelde haar man haar gerust. En daarna, geamuseerd tot het hele gezelschap: ‘Ik begreep dat meneer Stein toen zelf ook nog is gearresteerd omdat hij de Mobiele Eenheid had belaagd.’

‘Toen werkte ik undercover’, legde Stein uit, nadat hij zijn keel had geschraapt. ‘Dat staat of valt met geloofwaardigheid’.

‘De hoogste tijd tijd om in de bus te gaan!’, riep minister Dros.

Terwijl het gezelschap zich naar de buiten geparkeerde geblindeerde koninklijke bus begaf, schoot de broer van de koning, die zich al die tijd met een flauwe glimlach rond de dunne lippen op afstand had gehouden, Stein in het voorbijgaan even aan.

‘Je bent in de bus of je bent uit de bus’, fluisterde hij zacht in Steins oor.

Nog voordat Stein iets kon terugzeggen was de prins al gevlogen.

***

Amsterdam kolkte van opwinding toen de bus zich naar de Jordaan begaf, waar de koninklijke familie zich volgens het programma tussen het volk zou begeven.

‘Een thuiswedstrijd’, hoorde Stein de koning zijn vrouw verzekeren, terwijl ze de bus verlieten. ‘De Jordaan heeft onze familie altijd liefgehad. En die liefde is wederzijds’.

Stein drong zich tussen het legertje gorilla’s met oortjes van de beveiligingsdienst naar voren in het gedrang en verlangde naar het moment dat hij naar huis kon om zijn kennismaking met Joni nog verder te verdiepen. Hij had altijd een intense hekel gehad aan de de rituele gekte van Koningsdag – ook toen het nog Koninginnedag heette – en de aanblik van iedere oranje pruik in de menigte die zich samenperste in de straten van de Amsterdamse binnenstad was wat hem betreft een uitdrukking van ontoerekeningsvatbaarheid. Het zou wel te maken hebben met zijn Rotterdamse genen, bedacht hij zich, want zijn geboortestad was in de tijd dat hij daar nog verbleef altijd volmaakt stoïcijns gebleven voor het koninklijke feestje. Daar had men de mislukte coup van P.J. Troelstra in november 1918 nog altijd niet geheel verwerkt. Amsterdam daarentegen liet zich op deze dag altijd van zijn minst aangename kant zien.

Het officiële programma van de viering stond gepland in de Willemsstraat, waar de koninklijke familie werd toegezongen door een kinderkoor, enthousiast werd gezakloopt en gekoekhapt, de burgemeester een speech hield over hoe lief haar stad wel niet was, en achter de dranghekken een massa mensen geheel uit de bol ging zodra het koningspaar plus aanhang al handenschuddend voorbij liep.

De walmen van de grillstands in de omgeving sloegen op Steins borst en even hield hij pas op de plaats. Terwijl hij met zijn handen op zijn knieën uitblies, ontwaarde hij in de menigte achter de hekken plotseling een lange magere man die strak voor zich uitkeek, met nijdige ogen. In zijn hand hield hij een bordje waarop geschreven stond: ‘Leve de republiek!’.

Stein bedacht zich geen moment. Vliegensvlug rende hij naar voren, sprong met onvermoede kracht over het hek, en terwijl de omstanders het uitschreeuwden van angst werkte hij de man in één vloeiende beweging tegen de grond, waarbij hij het hoofd van zijn opponent met kracht achterwaarts drukte. Alles precies gedaan volgens het boekje van de Krav maga, de zelfverdedigingstechniek ontwikkeld door de joodse worstelaar Irich ‘Imi’Lichtenfeld uit Bratislava, die Stein als jongeman onderwezen had gekregen tijdens zijn verblijf in een kibboets in het Heilige Land.

Majoor Van Tichelen was minder gelukkig met de ingreep.

‘Stein, waar ben je in vredesnaam mee bezig?’, riep hij vertwijfeld uit, nadat hij hijgend was komen aangerend en de situatie in ogenschouw had genomen. ‘Er is demonstratievrijheid! Deze man heeft al het recht hier met zijn bordje te staan!’

‘Sorry’, zei Stein, terwijl hij de man van de grond hielp. ‘Ik reageerde in een reflex.’

‘Wat is dit voor politiestaat?’, protesteerde de man, nog bedremmeld van de actie. ‘Wie bent u? Ik dien een aanklacht tegen u in wegens mishandeling!’

Van Tichelen putte zich uit in excuses en gaf de man zelfs zijn bordje terug.

Stein verwijderde zich enigszins besmuikt van het plaats delict. Maar terwijl hij de schaamte over zich voelde komen, keek hij op en zag hij koning en koningin beiden met een tevreden glimlach naar hem kijken. Naast hen gaf de broer van de koning hem een kort applausje, waarna de menigte volgde.

***

Toen Stein die avond dodelijk vermoeid terug kwam naar huis werd hij verwelkomd door Joni, die een bad voor hem had bereid gevuld met rozenblaadjes en etherische oliën ter reiniging van zijn gehavende chakra’s. Toen het badwater wegspoelde, spoelde zijn bedrukte gemoed mee door de goot. Hij wist nu wat hem te doen stond.

Zal Dick Stein het gewonnen vertrouwen van het Koninklijk Paar verder weten uit te bouwen? En welk doel heeft hij daarbij in gedachten? U leest het verder in deel 11 van ons feuilleton De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning, en wel via deze link.

De voorgaande aflevering van dit feuilleton leest u via deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als u dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -