Met naar schatting 15 tot 20 miljoen doden geldt de kolonisatie van Congo door de Belgische koning Leopold II als een van de grootste misdaden tegen de mensheid. Lodewijk Brunt over een privéonderneming die uitmondde in een massaal knekelveld.
Tekst Lodewijk Brunt
Koning Leopold II was buitenmodel. Gewoonlijk de langste in het gezelschap, met een neus als een skipiste en een baard als een waterval die over zijn borst schuimde. Ook buitenmodel in zijn persoonlijke leven. Dol op kleine meisjes, maar zijn dochtertjes vluchtten weg als hij in de buurt kwam. Fervent bordeelbezoeker, waar hij op latere leeftijd het vijftig jaar jongere animeermeisje Caroline Delacroix aantrof, toen net zestien, met wie hij vlak voor zijn dood nog huwde.
Zijn ambities waren net zo buitenmodel, de wereld zou van hem opkijken. Bij de onafhankelijkheid van het kleine België was bepaald dat het land een constitutionele monarchie moest worden, de speelruimte van de koning werd afgebakend. Het principe van permanente neutraliteit, waar het land zich aan diende te houden, was bedoeld om de machtsbalans in Europa te handhaven. Geen dwaze avonturen! Maar de koning trok zich er niets van aan.
Misschien werd hij juist door die beperkingen gedreven door het verlangen om zijn domein hoe dan ook uit te breiden. In het noorden had je de Hollanders met hun Nederlands-Indië, in het zuiden de Fransen die druk bezig waren om Afrika in te lijven, in het westen zijn volle neef Albert, getrouwd met zijn volle nicht koningin-keizerin Victoria: heerseres over de halve wereld. De Belgen stonden met lege handen, maar de koning speurde naarstig naar wegen om niet achter te blijven. Hij reisde naar Egypte, India en China en raakte in het bijzonder gecharmeerd van Zuidoost-Azië. Was Tonkin geschikt? Hij bedelde bij de koningin van Spanje om hem de Filipijnen af te staan en deed een poging om zich een deel van Borneo toe te eigenen. Kortom, een echte koning: voor hem bestond geen ‘nee’.
Geografische Conferentie
Eind jaren zestig werd Leopold’s aandacht getrokken door de wedloop om Afrika, het ‘donkere continent’, die in volle gang was. In 1870 organiseerde hij een Geografische Conferentie over dit onderwerp en haalde een bont gezelschap van academici, ontdekkingsreizigers, ondernemers en diplomaten naar Brussel. Het doel van de bijeenkomst was te onderzoeken hoe ‘het enige deel van de aardbol dat nog niet in kaart is gebracht, toegankelijk gemaakt kan worden voor de beschaving – dit om de volksstammen die nog in het duister verkeren te bevrijden.’ Met ‘beschaving’ bedoelde Leopold: een geïndustrialiseerde, christelijke samenleving onder leiding van een blanke bovenlaag. Een soort België dus. De ‘duisternis’ van Afrika was in de ogen van de koning een verwerpelijk, heidens complex van kannibalisme, slavernij, veelwijverij, animisme en naaktloperij. En, het behoeft geen betoog, hij was niet dol op mensen met een zwarte huid. De beschavingsarbeid zou in de praktijk neerkomen op de introductie van vrijhandel, de bestrijding van slavernij en slavenhandel en het verbreiden van de christelijke (in casu rooms-katholieke) godsdienst. De Brusselse conferentie leidde tot de oprichting van de Association Internationale Africaine, die zich zou bezighouden met het stichten van stations in Afrika gewijd aan handel, onderzoek en de ‘verlichting van de inheemse bevolking’. Leopold was algemeen voorzitter en op allerlei plekken in Europa en de Verenigde Staten kwamen afdelingen tot stand onder leiding van ‘ons soort mensen’: hertogen, prinsen, generaals. Het klemmende probleem was: waar beginnen we?
Geschenk uit de hemel
De ontmoeting tussen Leopold en de ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley in 1878 was een geschenk uit de hemel voor beide partijen. De Engelsman had net het spectaculaire verslag over zijn ‘ontdekking’ van de Congo-rivier gepubliceerd: Through the Dark Continent. Een wereldwijde bestseller, de schrijver werd op slag beroemd. Op basis van zijn bevindingen zocht hij naar geldschieters om zijn reizen door Afrika voort te kunnen zetten, maar in Groot-Brittannië had hij in de hogere kringen weinig enthousiasme losgemaakt, niet alleen vanwege zijn bescheiden afkomst – wie wilde in zee met iemand die nauw had samengewerkt met Tippu Tip, een van de beruchtste slavenjagers uit die dagen? Bovendien had Stanley dood en verderf gezaaid op zijn tochten. Hoe kon je met zo’n rauwdouwer een continent beschaven?
Maar Leopold rook zijn kans en nodigde Stanley hartelijk uit in het koninklijk paleis te Brussel. Onder de dekmantel van het Comité d’Études du Haut-Congo vertrok Stanley een paar weken later opnieuw naar de Congo, op kosten van de Belgische koning. Zijn opdracht was om langs de oever van de rivier militair-administratieve bases te vestigen van waaruit het achterland kon worden getransformeerd tot een verzameling moderne staten waar Europese en Afrikaanse ondernemers vredig handel konden drijven, waar recht en orde zouden heersen en een eind werd gemaakt aan moord, doodslag en slavenhandel. Een strategisch plan: er zou geen Belgische kolonie worden gesticht, maar een vrije markt, het ging om een algemeen beschavingsproject, dat het parochiale, protectionistische nationalisme van de gangbare koloniale praktijken vér oversteeg. Leopold II werd de troetelbeer van de internationale gemeenschap.
Onmenselijke onderneming
Stanley ging voortvarend aan de slag: tussen Boma, aan de Atlantische kust, en het bevaarbare gedeelte van de rivier liet hij een weg aanleggen. Een onmenselijke onderneming die honderden doden kostte. De weg kwam uit bij een pleisterplaats die door Stanley, gedienstig als hij was, Leopoldville werd gedoopt. Onderweg stichtte hij bestuurlijke posten en sloot hij overeenkomsten af met plaatselijke machthebbers. Het waren documenten waarbij het gezag werd overgedragen aan het Comité in ruil voor bescherming en geschenken, dezelfde protection racket die koloniale overheden ook elders op de wereld in praktijk brachten en die vandaag de dag nog steeds kenmerkend is voor de handelwijze van de maffia en andere criminele organisaties. De contracten werden door de lokale gezagsdragers ondertekend met een kruisje. De Franse ontdekkingsreiziger Christian de Bonchamps was er getuige van; het waren overeenkomsten met kleine plaatselijke tirannen, rapporteerde hij, die een volstrekt onduidelijke gezagsbasis hadden. Het contract besloeg vier pagina’s tekst die voor de betrokkenen totaal onbegrijpelijk moeten zijn geweest. Stanley keerde in 1884 terug naar Europa. Net op tijd.
Landjepik op wereldschaal
In 1884/’85 organiseerde Otto von Bismarck zijn roemruchte Berlijnse Conferentie, die ook wordt aangeduid als het Koloniaal Congres. Alle grote Europese mogendheden waren vertegenwoordigd bij deze vergadering, die bedoeld was om de kolonisering van Afrika ordelijk te laten verlopen en gewapende conflicten te vermijden. Hoewel het continent voor meer dan tachtig procent geregeerd werd door inheemse vorstendommen en lokale heersers, was er geen enkele vertegenwoordiger van Afrika in Berlijn aanwezig. Aan de hand van allerlei codes en richtlijnen wordt Afrika in onderling overleg verdeeld. Landjepik op wereldschaal. Leopold is nadrukkelijk in beeld en lanceert zijn beschavingsidee. De Belgische regering laat weten geen belangstelling te hebben voor een eigen koloniaal bezit, maar het streven van de koning van ganser harte te ondersteunen. Mede aan de hand van de omstreeks vierhonderd contracten die Stanley heeft meegebracht, kan Leopold de aanwezigen laten zien dat hij in feite het gebied ten zuiden van de Congorivier al onder zijn beheer heeft (het gebied ten noorden van de rivier laat hij grootmoedig aan Frankrijk): bij elkaar zo’n drie miljoen vierkante kilometer, vijfenzeventig keer zo groot als België, en een bevolking van omstreeks veertig miljoen. De hele onderneming is een persoonsgebonden liefdadigheidsproject, aldus Leopold, en hij krijgt er de handen voor op elkaar dankzij een sterke diplomatieke lobby. Het maakt indruk dat de Verenigde Staten, bij monde van president Chester Arthur, als eerste haar vertrouwen in Leopold’s opzet uitspreekt. De Congo-Vrijstaat, zoals het gebied gaat heten, wordt aan Leopold overgedragen onder enkele strikte voorwaarden: introductie van een vrije markt, bestrijding van slavenhandel en slavernij, ontwikkeling (en dus: kerstening) van de inheemse volken en verbod op Belgische inmenging, hetzij financieel, hetzij anderszins. De administratie zetelt in Boma – pas in 1926 zal Leopoldville de hoofdstad van het dan inmiddels Belgische Congo worden – maar alle belangrijke beslissingen worden genomen in Brussel. Leopold, die zich vol trots Soevereine Koning laat noemen, heeft nooit een voet aan wal gezet in zijn Vrijstaat.
De koning heeft alle Berlijnse voorwaarden stelselmatig ondermijnd. De bestrijding van slavenhandel en slavernij was in werkelijkheid een verkapte, systematische poging zijn Congolese territorium uit te breiden naar alle windrichtingen: tot en met Katanga, maar ook tot aan de grenzen van Soedan, Eritrea en Egypte. Onder de ‘aannemers’ van de onderneming vind je steeds meer Belgen, de opzet wordt provincialistischer, het open internationale karakter verwatert tot enghartig protectionisme. Stanley’s positie wordt ingenomen door Alexandre Delcommune die ook aan de wieg staat van de beruchte Force Publique, het privéleger van Leopold dat voor een groot deel bestaat uit buitgemaakte slaven onder commando van Belgische officieren en onderofficieren. De koning wordt in toenemende mate afhankelijk van Belgisch geld als hij langzaam maar zeker zijn persoonlijke fondsen heeft uitgeput. Het idee van de vrije markt sneuvelt definitief als Leopold zijn financiële zorgen in het begin van de jaren negentig meent op te kunnen lossen door een geniale ingreep: hij verklaart grote delen van de Vrijstaat tot domaine privé. Het betekent dat de regering (= de koning) het alleenrecht krijgt over de oogst en verhandeling van lokale producten. Blauw bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan. Het ideaal van de vrijhandel wordt met een simpele pennenstreek veranderd in een feodaal stelsel van koninklijke voorrechten. ‘De enige “vrijheid” van de Kongo-Vrijstaat’, zegt historicus Maya Jasanoff, ‘was de speelruimte die Leopold II had om te doen en laten waar hij zin in had’.
Dwangarbeid
De gebiedsuitbreidingen en annexaties werden in Europa bejubeld – de beschaving schreed voort – maar Leopold’s leger, de Force Publique, liet een spoor van verwoesting, dood en verderf na. Volgens waarnemers afschuwelijker dan de ergste wandaden van de Hollanders in Ambon en Atjeh of de Spanjaarden in Centraal-Amerika. Onder het bewind van het domaine privé werd de bevolking gedwongen belastingen te betalen, maar omdat er – doelbewust – nog steeds geen geldeconomie in de Vrijstaat was geïntroduceerd, werden de Congolezen gedwongen om hun belastingen te voldoen met corveediensten. Dit leidde tot een uitgebreid stelsel van dwangarbeid waartegen de slavernijpraktijken, die Leopold geacht werd te bestrijden, bleekjes afstaken. Agenten van de Vrijstaat trokken van dorp naar dorp om arbeidskrachten te ronselen, gewapend met geweren en de beruchte chicottes, zwepen van nijlpaardenhuid. Als de mannen het bos in waren gevlucht, werden de vrouwen en kinderen gegijzeld. Soms werden de dorpelingen aangezet tot het overvallen van buurdorpen om aan mankracht te komen.
Aan het systeem lag een ingrijpende transformatie van de Congolese economie ten grondslag. In de beginjaren van de Vrijstaat leverde het gebied een groot deel van de wereldproductie aan ivoor, de grondstof voor pianotoetsen, beeldjes, haarkammen, sieraden, schaakstukken, damstenen, handgrepen van wandelstokken en biljartballen. Het is de situatie die Joseph Conrad in 1890 aantrof toen hij in het gebied was, later beschreven in zijn befaamde Heart of Darkness. Het mysterieuze personage Kurtz is een buitengewoon succesvolle handelaar in ivoor en heeft op grond daarvan een vreeswekkende reputatie opgebouwd. Maar halverwege de jaren negentig komt in Europa en de Verenigde Staten de ‘fietsgekte’ op gang nadat John Boyd Dunlop de rubberen fietsband had uitgevonden. Congo wordt vrijwel van de ene op de andere dag de belangrijkste rubberproducent van Afrika: in het oerwoud wordt ‘wilde rubber’ gewonnen. In Conrad’s tijd exporteerde de Vrijstaat nog geen 150.000 kilo rubber, zes jaar later is dat bijna anderhalf miljoen kilo. De rubberwinsten stegen ver uit boven de winsten op ivoor op de Antwerpse beurs, en bedroegen netto zo’n zeven miljoen francs. Het winnen van de rubber was ‘beestachtig werk’, waar je geen vrijwilligers voor kon vinden. De oplossing lag voor de hand: Congolezen moesten voortaan belasting betalen in de vorm van rubber. De belastinggaarders maakten gebruik van alle denkbare middelen om hun opbrengsten te realiseren. Als je weigerde werd je gestraft, als je niet genoeg rubber had verzameld werd je gestraft, als je erop werd betrapt dat je een rank afbrak in plaats van aftapte werd je gestraft, als je probeerde te vluchten werd je gestraft.
‘Overal hoor ik dezelfde berichten over wat er in de Congo Vrijstaat gebeurt’, kreeg Stanley te horen van een vroegere medewerker, ‘rubber en moord, slavernij in de allerergste vorm.’ De leden van de Force Publique kregen munitie mee op hun rubberexpedities. Bij terugkeer moesten ze laten zien dat hun kogels doelmatig waren gebruikt: ze mochten alleen op weigerachtige of opstandige dwangarbeiders schieten en onderweg geen jachtpartijen ondernemen. Het bewijs voor de doelmatigheid was de afgehakte rechterhand van de dode. Het hek was van de dam – als je toch een wild dier had geschoten, hakte je de hand af van een levende dorpeling. Net zo makkelijk. En kinderen kon je vermoorden met knuppels, dat scheelde weer munitie en lastig gedoe. Het wijdverbreide fenomeen van de afgehakte handen en andere ledematen is een belangrijke reden geweest voor de verontwaardiging over de manier waarop Leopold zijn domein beheerde. Hij had Congo omgetoverd tot een knekelveld.
Protesten weggelachen
De protesten tegen de gang van zaken in de Vrijstaat klonken al vroeg. De bestuursambtenaar Edouard Manduau vervaardigde in 1885 een veelzeggend schilderij: La Civilisation au Congo. In het midden van het doek wordt een zwarte man afgeranseld met een zweep, anderen kijken wat lusteloos toe. Op de voorgrond staat een blanke man die aantekeningen maakt in een notitieblok. Hij is kennelijk de opdrachtgever van de bestraffing. Felle protesten klonken ook van met name Britse en Amerikaanse protestantse zendelingen en reizigers. Een voorbeeld is de open brief die de Amerikaanse dominee George Washington Williams in 1890 schrijft aan Leopold. In de allerbeleefdste frasen laat hij er geen twijfel over bestaan dat de koning volkomen ongeschikt is om Congo te besturen. Hij maakt melding van onmenselijke wreedheden, de smerige behandeling van vrouwen en meisjes, corruptie, diefstal, slavernij; kortom, het treden met voeten van alle bepalingen van de Berlijnse Conferentie. Hij concludeert: ‘Tegenover het bedrog, fraude, berovingen, brandstichterij, moord, slavenjacht en algehele wreedheid in het optreden van de Regering van Uw Majesteit, staat hun geschiedenis van voorbeeldig geduld, hun geest van lijdzaamheid en vergevingsgezindheid die de zogenaamde beschaving en de godsdienstigheid van de Regering van Uw Majesteit zou moeten doen blozen van schaamte’. Maar wie gelooft een dominee? Die zwart is bovendien! Talloze overeenkomstige aanklachten worden in de wind geslagen, weggelachen, onder het tapijt gemoffeld.
Misdadig bewind
De omslag komt pas met het optreden van Edmund Dene Morel. Deze rederijfunctionaris, die zowel vloeiend Frans als Engels spreekt, ontdekt onregelmatigheden in de boeken van Antwerpse scheepvaartmaatschappijen. Vrijhandel? Uit Congo komen tropische producten als ivoor en rubber, wel degelijk, maar wat gaat er terug naar Congo? Goedkope katoentjes, voor een deel, maar vooral veel munitie, oorlogstuig, kettingen, hekwerken. Door nauwkeurig onderzoek komt hij tot de schokkende conclusie dat zich in Congo een misdadig bewind heeft gevestigd onder leiding van de Soevereine Koning. Hij publiceert erover in zijn eigen, speciaal voor dit doel opgerichte tijdschrift: West African Mail. In zijn boek Red Rubber. The Story of the Rubber Slave Trade Florishing on the Congo uit 1906 vat hij zijn bevindingen samen, een schokkend relaas aan de hand van uitgebreide ooggetuige verslagen, documentenonderzoek en vraaggesprekken. Al die eerdere protesten waren dus geen incidentele oprispingen van wereldvreemde kwezels.
De Britse overheid, nooit te beroerd om het eigen kolonialisme ten voorbeeld te stellen aan de rest van de wereld, stelde een onderzoekscommissie samen onder leiding van Roger Casement, Brits consul in de Vrijstaat. Wat is er waar van de aantijgingen van Morel? Casements rapport verschijnt in 1904 en komt tot ondubbelzinnige conclusies: wat Morel heeft gevonden klopt volkomen! De werkelijkheid is hooguit nog stukken erger. Casement en Morel steken de koppen bij elkaar en richten de Congo Reform Association op met als doel om Leopold zo snel mogelijk te ontheffen van zijn beschavingsmissie. De beweging krijgt een grote aanhang, niet in de laatste plaats onder schrijvers en intellectuelen. Misschien voornamelijk uit kringen die eerder juist hun hoop hadden gevestigd op de ‘verlichte geest’ van Leopold. Enkele prominenten waren Booker T. Washington en zijn secretaris (de latere hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Chicago) Robert Ezra Park, Anatole France, Sir Arthur Conan Doyle (The Crime of the Congo). De chocolademiljonair William Cadbury steunde de acties met geld. In 1904 benaderde Roger Casement ook Joseph Conrad. Ze kenden elkaar nog van hun ontmoetingen in Kongo. Je moet lid worden van de Congo Reform Association, zei Casement. Ach, antwoordde Conrad, wat ben ik nou helemaal, een onbetekenend schrijvertje dat niemand kent. Bovendien had hij van al die handenafhakkerij niets gemerkt toen hij in Congo was, dat was van na zijn tijd. Conrad had er geen bezwaar tegen als Leopold zou verdwijnen, maar wat moest er in de plaats komen? Kolonialisme volgens Engels model? Frans model? Dat was inderdaad de bedoeling van de Congo Reform Association – kolonialisme met een menselijk gezicht. Maar Conrad werd geen lid, hij was tegen elke vorm van kolonialisme.
Mark Twain
De Amerikaanse auteur Mark Twain schreef een pamflet (‘opbrengsten voor het goede doel’) waarin hij liet zien hoe Leopold vermoedelijk had gereageerd op al die protesten: King Leopold’s Soliloquy. De koning moppert over de ‘ratten’ die alles overhoop hebben gehaald. ‘Ze hadden hun grote mond moeten houden want ze hebben het wél over een koning! Een geheiligd personage dat niets te verwijten valt omdat hij door God zelf is uitverkozen en benoemd op een belangrijke post; wie kritiek levert op een koning pleegt godslastering, want God heeft vanaf het begin alles gezien en heeft nooit ontevredenheid of afkeuring laten blijken, noch enige hindernis opgeworpen’. Twain’s fantasie zal niet al te veel van de werkelijkheid hebben afgeweken. Het is zoals hoge dames en heren altijd tegensputteren… hoe dúrf je!
Massaal werkkamp
Leopold moest weg en in 1908 werd Kongo-Vrijstaat omgedoopt tot Belgisch-Kongo. In de loop der jaren is het oordeel over de Soevereine Koning niet milder geworden. Onlangs nog werd zijn persoonlijke domein gekarakteriseerd als een massaal werkkamp, waar ‘de beestachtigste straffen werden uitgedeeld voor de lichtste overtredingen’. Vooral door Adam Hochschild (King Leopold’s Ghost: a story of greed, terror and heroism in colonial Africa) is de discussie actueel geworden over de algemene kenmerken van Leopold’s bewind, vooral in vergelijking tot soortgelijke episodes uit de geschiedenis. Volgens hem is door toedoen van de koning minstens vijftig procent van de totale bevolking uitgeroeid; 15 miljoen mensen, misschien wel twintig miljoen. Als dat klopt mag Leopold zonder meer als een van de grootste misdadigers uit de geschiedenis worden gekarakteriseerd. ‘Hoe moeten we dat noemen?’, vraagt Hochschild zich af. ‘Is dat geen meedogenloze destructie van levens?’ En hij concludeert: ‘Dat is inderdaad precies de omschrijving die het woordenboek gebruikt voor holocaust (met een kleine letter h)’.
De auteur heeft dankbaar gebruik gemaakt van diverse bronnen, waarbij vooral moet worden genoemd: Maya Jasonoff, The Dawn Watch. Joseph Conrad in a Global World. London (William Collins) 2017; Mark Twain, King Leopold’s Soliloquy. Boston, Mass. (The P.R. Warren Co); David van Reybrouck, Congo. Een geschiedenis. Amsterdam (De Bezige Bij) 2012. Verder uiteraard het werk van Joseph Conrad en dat van de journalist Adam Hochschild, ook zijn bijdragen in The New York Review of Books.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.