De Finse heilsmasseur Felix Kersten, tijdens de oorlogsjaren de grote vertrouweling van SS-chef Heinrich Himmler, kreeg in 1950 een hoge onderscheiding uit handen van prins Bernhard omdat hij tijdens de Duitse bezetting het Nederlandse volk voor deportatie naar Polen zou hebben behoed. De eerste directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie Posthumus kandideerde Kersten zelfs voor de Nobelprijs voor de Vrede. Maar er zat een luchtje aan dit lintje, zoals aan de hele figuur van Kersten.
Tekst René Zwaap
‘Het is moeilijk woorden te vinden voor alles wat u voor het Nederlandse volk gedaan heeft’, zei prins Bernhard toen hij in 1950 Felix Kersten de versierselen overhandigde van de orde van grootofficier van Oranje-Nassau. Daarbij ging het erom dat Kersten het Nederlandse volk (plus ook de Belgische Vlamingen) tijdens de bezetting voor massale deportatie naar Polen zou hebben behoed. Ook zou het aan Kersten te danken zijn dat SS-chef Heinrich Himmler in een poging zijn eigen huid te redden in het laatste oorlogsjaar enige duizenden gevangenen uit de concentratiekampen had vrijgelaten naar Zweden en Zwitserland.
Jungle van misleiding
Kersten was tijdens de Tweede Wereldoorlog vertrouweling van diezelfde Himmler en wie zich nader verdiept in zijn antecedenten, stuit op een jungle van misleiding en dubbele agenda’s. Kersten probeerde na de oorlog tal van nazi’s uit Nederlandse gevangenschap te krijgen, had de eerste directeur van het Rijksinstituut Posthumus financieel in de tang, probeerde de toenmalige minister van Justitie Donker te chanteren, vervalste historische documenten en de verhalen die hij in zijn boeken vertelde over zijn heldendaden tijdens de oorlog blijken bij nadere beschouwing vaak uit de grote duim gezogen.
Playboy in Berlijn
Felix Kersten werd in 1898 in Estland geboren. Zijn ouders waren Duits, hij volgde een opleiding aan de landbouwschool van Sleeswijk-Holstein en tijdens de Eerste Wereldoorlog vocht hij in het Finse leger dat de Esten bijstond tegen de Russen, zodat hij in 1921 de Finse nationaliteit verkreeg. Hij vestigde zich in Berlijn, waar hij opereerde als bordenwasser en film-figurant, totdat hij in de leer ging bij Dr. Ko, een Tibetaanse heilsmasseur, wiens praktijk met een zeer exclusieve klantenkring hij kon overnemen toen deze terug naar zijn geboorteland ging. Kersten had het masseren al van zijn moeder geleerd en was daar zeer bedreven in. Zijn ster steeg snel en in Berlijn leefde Kersten als een playboy. Een van zijn veroveringen, zo werd gefluisterd in de Berlijnse high society, was koningin Maria van Roememië, die een dankbare patiënte van hem was. Een andere hooggeplaatste patiënt was Adolf Friedrich von Mecklenburg, een broer van prins Hendrik, de echtgenoot van de Nederlandse koningin Wilhelmina. Deze Adolf – die begin jaren 30 toetrad tot de NSDAP – was zo onder de indruk van de massagekunsten van Kersten dat hij hem aanbeval bij zijn broer in Nederland, en vanaf 1928 kon Kersten ook prins Hendrik tot zijn klantenkring rekenen.
Kersten vestigde zich een deel van het jaar in Den Haag en pendelde van daaruit heen en weer naar Berlijn. Hendriks halfbroer August Diehn werd eveneens cliënt. Dat opende de deur naar de top van de opkomende nationaal-socialistische NSDAP. Diehn was niet alleen de grote man van het Duitse Kalisyndicaat, dat de grondstof voor tal van chemische producten voor landbouw en medische doeleinden leverde, maar behoorde ook tot de groep Duitse industriëlen die de partijkas van de nazi’s met miljoenen spekte. Een andere cliënt was staalmagnaat Friedrich Flick, eveneens een gulle sponsor van de nazi’s. In 1933 was Kersten al zo vermogend dat hij een eigen uitgestrekt landgoed kon kopen, Hartzwalde, 80 kilometer ten noorden van Berlijn. NSDAP-coryfeeën Goebbels en Von Ribbentrop hadden daar ook buitenhuizen.
Boeddha van Himmler
Via August Diehn kwam Kersten in contact met Heinrich Himmler, de gewezen kippenboer die het tot hoofd van de SS had geschopt. Himmler leed aan ondraaglijke maagkrampen en de enige verlichting die hij daartegen vond waren de magische handen van Felix Kersten. Himmler noemt Kersten ‘mijn Boeddha’ en raakt zo van zijn diensten afhankelijk dat hij hem verdonneert Den Haag te verlaten en zich aan zijn zijde te voegen als zijn Medizinalrat. In 1941 gebeurt dat ook en Kersten laat de NSB’er Jacob Nieuwenhuis in Nederland achter als zijn vertegenwoordiger. Himmler neemt Kersten mee op zijn dienstreizen en bezorgt hem ook nieuwe klanten binnen de nazi-top, zoals Hitlers plaatsvervanger Rudolf Hess, die leed aan maagpijn en galaanvallen, en minister van Buitenlandse Zaken Joachim von Ribbentrop. Hij raakt bevriend met Gotlob Berger, de voormalig gymnastiekleraar die de scepter zwaait over de Waffen-SS, en Walter Schellenberg, hoofd van de buitenlandse inlichtingendienst van het Derde Rijk. Kerstens ster bereikt ook het fascistische Italië, waar hij Mussolini’s schoonzoon en minister van Buitenlandse Zaken graaf Ciano als klant krijgt.
Unilever
Kersten hoge connecties blijken van nut als hij in 1941 wordt benaderd door directeur Hendrik van het Nederlandse Unileverconcern. Diens dochter Inez van Dijk is ter dood veroordeeld wegens spionage en verzetsactiviteiten en haar vader probeert haar via Kersten te redden. De voorgenomen executie lag sowieso niet overal even goed in de top van de NSDAP. Schellenberg vreest dat dat de goede verstandhouding van nazi-Duitsland met Unilever in gevaar kan komen, terwijl het bedrijf een belangrijke schakel is in de Duitse voedselvoorziening. Op voorspraak van Kersten bij Himmler wordt het leven van Inez van Dijk gespaard. Ze wordt als strategisch belangrijke gijzelaar onder huisarrest bij de baas van de Duitse afdeling van Unilever geplaatst.
Later, na de oorlog, zou Kersten zich erop beroepen dat hij persoonlijk Unilever had behoed voor een overname door de SS, maar het concern verwees dit relaas naar het land der fabelen. Andere hooggeplaatste Nederlanders doen nu ook met succes een beroep op Kersten, zoals jonkheer W. Roëll, luitenant-generaal van het Nederlandse veldleger die wegens spionage ter dood was veroordeeld. Ook oud-premier Colijn, die op grond van dezelfde beschuldiging naar een Duits concentratiekamp dreigde te worden afgevoerd, doet met succes een beroep op Kersten, evenals KLM-directeur Plesman, die ervan werd beschuldigd hulp te hebben geboden aan de vlucht van een Britse ingenieur uit het bezette Nederland.
Gedwongen volksverhuizing
In zijn mémoires vertelt Kersten dat hij in 1941 van SS-kolonel Rudolf Brandt, de secretaris van Himmer, had gehoord dat nazi-Duitsland een plan in voorbereiding had de gehele Nederlandse bevolking in etappes te verplaatsen naar Polen. De Vlamingen zouden hetzelfde lot treffen. De Polen zouden op hun beurt naar Siberië worden gedeporteerd. De deportatie zou te voet moeten plaatsvinden. Alleen zieken en bejaarden konden per trein reizen. Himmler zou de gehele operatie coördineren. Alleen NSB’ers die hun trouw aan het Derde Rijk hadden gedemonstreerd, zouden van de deportatie worden gespaard.
Kersten schrijft ook dat hij Richard Heydrich, chef van de Sicherheitsdienst (SD), en Hans Rauter, Höhere SS- und Polizeiführer in Nederland, bij toeval over de operatie had horen praten. Rauter zou bij die gelegenheid over de Nederlanders hebben gezegd: ‘Ze krijgen hun verdiende loon. Deze week hebben zij bij een oproer twee van mijn mannen met stenen bekogeld, de schoften’. Waarop Heydrich tevreden vaststelde: ‘Het is in Polen koud genoeg om ze te laten afkoelen’.
Inderdaad had Seys-Inquart, de Reichskommissar van het bezette Nederland, op 12 maart 1941 in een redevoering ‘eventuele verregaande maatregelen’ in het vooruitzicht gesteld als reactie op het aanhoudende verzet onder de Nederlandse bevolking. Maar na de oorlog kon in de Duitse archieven geen enkel document worden gevonden dat het bestaan van het ‘Plan Holland’ bevestigde. Dr. L. de Jong verdiepte zich na de oorlog in het verhaal van Kersten en stelde dat ‘een deportatie zo vlak voor de inval in Rusland logistiek gezien een onmogelijke taak’ was. Wel hadden de nazi’s bij de Duitse Endsieg de nodige volksverhuizingen in petto, dus mogelijk heeft Kersten hier een creatieve chronologie gehanteerd om zijn ster te laten stralen.
Joop den Uyl
Joop den Uyl, die als journalist bij Vrij Nederland in 1948 werd gevraagd de Nederlandse uitgave van Kerstens memoires Klerk en beul te redigeren, kon ook geen bewijs voor Kerstens bewering vinden, maar gaf hem wel het voordeel van de twijfel. De enige oud-nazi die Kerstens verhaal over de deportatieplannen zou hebben bevestigd was Himmlers secretaris Brandt, maar die was in 1948 door de geallieerden opgehangen omdat hij gruwelijke medische experimenten op gevangenen had goedgekeurd. Kersten had nog vergeefs bij de Amerikaanse president Truman gelobbyd voor gratie voor Brandt. Ook voor Kerstens bewering dat hij vlak voor de bevrijding Den Haag had behoed voor totale vernietiging met V2-raketten, kon geen enkel bewijs worden gevonden.
In 1942 is Kersten met Himmler op dienstreis in Finland. De Finnen vechten aan de zijde van Nazi-Duitsland tegen de Sovjet-Unie, dat in 1940 had geprobeerd Finland te veroveren. Himmler probeert de Finse president Ryti ervan te overtuigen dat hij de Finse Joden naar het concentratiekamp Majdanek in het bezette Polen moet deporteren, maar Ryti weigert: Finse Joden vechten evengoed mee in het Finse leger en vele artsen die gewonde soldaten verzorgen – ook Duitse – zijn eveneens van Joodse komaf. Het voorstel van Himmler om het neutrale Zweden binnen te vallen en te verdelen tussen Finland en Duitsland valt evenmin goed bij de Finnen. De Finnen zijn niettemin in hun nopjes met een landgenoot die zo dichtbij de machtige Himmler staat en geven hem een officiële rol als adviseur in gezondheidsvraagstukken. Inmiddels is Kersten in dienst van de SS getreden, hoewel hij dat na de oorlog in alle toonaarden zou ontkennen. Maar in de Scandinavische landen geldt hij nu als de man met wie je moet praten om bij Himmler iets gedaan te krijgen.
Graaf Bernadotte
Na Stalingrad wordt het geloof aan een Duitse overwinning allengs minder. De regering van Zweden, dat neutraal is in de oorlog maar wel massaal ijzererts had geleverd aan de Duitse oorlogsindustrie, besluit dat het tijd is een wit voetje te halen bij de geallieerden. Besloten wordt het gehavende imago van het land op te poetsen met humanitaire acties. Ook SS-chef Himmler wil iets aan zijn pr doen. Hij stemt toe dat Kersten een uitnodiging van de Zweedse minister van Buitenlandse Zaken Christian Günther aanneemt om de zaak nader te bespreken in Stockholm. Kersten had al een goede roep in Zweden omdat hij twee Zweedse technici die in Warschau wegens spionage waren veroordeeld van de doodstraf had weten te redden. Graaf Folke Bernadotte, neef van de Zweedse koning, is namens het Zweedse Rode Kruis betrokken bij de onderhandelingen.
Rezső Kasztner
Himmler is bereid joodse gevangenen te ruilen voor harde valuta en materieel, en daarnaast hoopt hij met deze acties krediet te kunnen opbouwen bij de Amerikanen en de Engelsen voor een vredesakkoord om dan gezamenlijk op te kunnen stomen tegen de Sovjet-Unie. Kersten bericht later dat het aan zijn massagebehandelingen te danken was dat Himmler instemde met het vrijlaten van 1200 gevangenen uit het kamp Theresienstadt, die in februari 1945 per trein in het Zwitserse St. Gallen arriveren. In december 1944 en januari 1945 volgen twee transporten van in totaal 1700 overwegend Hongaarse gevangenen uit Auschwitz, die via Bergen-Belsen per trein naar Zwitserland worden gebracht. Ze zijn na maandenlange zenuwslopende onderhandelingen vrijgekocht door de Hongaars-Joodse jurist en journalist Rezső Kasztner (ook wel bekend als Rudolf Kastner, die in 1957 in Israël zou worden vermoord nadat hij een proces waarbij hij werd beschuldigd van collaboratie met de nazi’s had gewonnen). In het kamp Ravensbrück worden duizend overwegend Joodse vrouwen vrijgelaten. Himmler is zo beducht voor de toorn van Hitler dat in de media wordt bericht dat het om Poolse vrouwen gaat. Onder deze groep bevinden zich ook enkele Nederlandse vrouwen die vanwege verzetswerk waren gedetineerd, onder wie Agnes de Beaufort, dochter van scheepvaartdirecteur en president-commissaris van Hollandse Banken Unie Marius de Beaufort. Ook richting Zweden gaan diverse transporten vrijgelaten gevangenen.
Geheime onderhandelingen
Op Kerstens landgoed Hartzwalde komt het op het eind van de oorlog tot een ultrageheime ontmoeting tussen Himmler en een vertegenwoordiger van het Joodse wereldcongres, Norbert Masur, waar over het vrijlaten van 500.000 joodse gevangenen wordt gesproken. Himmler had zich eerder bereid verklaard enkele tienduizenden, mogelijk een half miljoen joodse gevangenen vrij te laten in ruil voor 10.000 vrachtwagens of vijf miljoen Zwitserse franken. Maar ook in het vraagstuk van de ‘Endlösung’ is er binnen het Derde Rijk een strijd tussen rekkelijken en preciezen, en terwijl Himmler zijn toezeggingen doet draait de massamoord in de kampen overuren. De nazi’s zijn druk in de weer de sporen van hun ongekende misdaden uit te wissen. 61 kampen worden met dodenmarsen en executies ontruimd en de kampen die nog in functie blijven, zoals Bergen-Belsen bij Hannover, waar veel Nederlandse Joden (onder wie Anne Frank) zijn beland, raken volstrekt overbevolkt en de gevangenen aldaar bezwijken massaal aan honger, uitputting en ziektes als tyfus.
Rode Kruis
Na de oorlog schrijven graaf Bernadotte en de veroordeelde Duitse spionnenchef Schellenberg (tijdens het Derde Rijk uitbater van het spionagebordeel Salon Kitty) beiden een boek over de geheime onderhandelingen met Himmler. Maar over de rol van Kersten reppen beide auteurs met geen woord. Deze is daar ernstig door gepikeerd en schrijft met royale financiële steun van Hitlers voormalige sponsor Friedrich Flick zijn eigen boek. Zijn campagne krijgt vooral uit Nederland alle support. Marius de Beaufort is Kerstens inspanningen ten behoeve van de vrijlating van zijn dochter uit Ravensbrück niet vergeten. Via Ketterwich Verschoor, directeur-generaal van Nederlandse Rode Kruis, krijgt De Beaufort het voor elkaar dat Kersten wordt ontvangen op het Nederlandse hof. Uit handen van prins Bernhard krijgt Kersten een onderscheiding van het Rode Kruis, waarbij even over het hoofd wordt gezien dat Kersten dezelfde ereplak eerder al uit handen van prins Hendrik had gekregen. De Beaufort benadert ook zijn neef minister van Buitenlandse Zaken Carel van Boetzelaer van Oosterhout, die Kersten het Nederlandse staatsburgerschap verleent. Wilhelmina en Juliana tonen zich vol begrip voor Himmlers gewezen heilsmasseur. ‘Natuurlijk meneer De Beaufort, hij moest om iets te bereiken het vertrouwen van die lieden trachten te winnen’, aldus Juliana tegenover de bankier.
Aan te nemen valt dat de goodwill die Kersten aan het Nederlandse hof geniet ook is ingegeven door zijn inspanningen tijdens de oorlogsjaren ten bate van de moeder en de broer van prins Bernhard, Armgard en Aschwin, die weliswaar overtuigde nazi’s waren, maar vanwege hun familieband met de Oranjes toch ook in een verdachte reuk stonden in het Derde Rijk.
Directeur RIOD gemasseerd
Koningin Wilhelmina geeft het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) opdracht het verhaal van Kersten te onderzoeken. De eerste directeur van het RIOD N.W. Posthumus wordt met dat onderzoek belast. Of hij daar helemaal objectief in staat mag worden betwijfeld, want Posthumus belandt zelf al snel als patiënt op de massagetafel van Felix Kersten, die zich inmiddels aan de Scheveningse Nieuwe Parklaan heeft gevestigd. Zijn opvolger dr. L. De Jong verklaart later tegenover De Groene Amsterdammer dat Posthumus ook financieel in de tang zat bij Kersten, die hem een groot geldbedrag zou hebben geleend. Een commissie met jonkheer Snouck Hurgronke, hoogleraar Recht A.J.C. Rüter en mr. C.J. Van Schelle doet het eigenlijke onderzoek. Dat levert niet altijd de gewenste resultaat. De Nederlandse gezant in Helsinki A.J.Th. Van der Vlugt omschrijft Kersten als ‘een man met zeer bijzondere gaven als masseur, maar verder een fantast en een geldwolf’.
Greet Hofmans
Kersten zit bij het Nederlandse hof niettemin op rozen. Hij krijgt in 1950 een privé-audiëntie bij Greet Hofmans, de spiritueel adviseuse van koningin Juliana, en een jaar later wordt hij op ’t Loo ontvangen door oud-koningin Wilhelmina. Ook Posthumus blijf zich inspannen voor Himmlers heilsmassseur. In 1951 draagt hij Kersten zelfs voor voor de Nobelprijs voor de Vrede.
De pr-campagne die Kersten ten bate van zichzelf had uitgezet kreeg in 1948 de wind mee toen graaf Folke Bernadotte, die inmiddels aan de slag was gegaan als VN-vertegenwoordiger in de net geboren staat Israël, op 17 september 1948 in Jeruzalem werd vermoord. Bernadotte had bij leven meer dan 30.000 uit de kampen geredde Joden op zijn conto bijgeschreven gekregen en was degene met wie Himmler zijn geheime vredesonderhandelingen had gevoerd. Nu Bernadotte er niet meer was, kreeg Kersten alle ruimte om zijn eigen versie van de gebeurtenissen te presenteren.
Compromitterende brief
In 1953 duikt er uit het niets een zeer compromitterende brief op die Bernadotte op 30 januari 1945 aan Himmler zou hebben verzonden. In de brief laat Bernadotte Himmler weten ‘u volkomen te begrijpen in de Joodse kwestie’ en dat hij het aanbod van Himmler dat hem via Kersten had bereikt om 500.000 Joden uit de Duitse kampen een vrije aftocht naar Zweden te geven categorisch van de hand wijst. Als klap op de vuurpijl bood Bernadotte in diezelfde brief Himmler ook strategische informatie aan zodat de Duitsers met hun V1- en V2-raketten beter in staat zouden zijn Londen te beschieten. Als deze brief inderdaad authentiek is, ligt het hele imago van de vermoorde graaf in duigen. Het Zweedse hof laat direct weten dat het om een vervalsing gaat. Maar in Nederland toont voormalig RIOD-directeur zich in de hemel met deze vondst. De brief bewijst immers dat Kersten zich had beijverd om maar liefst een half miljoen mensen te redden. Posthumus benadert ex-SS-generaal Gotlob Berger en deze bevestigt onder ede dat hij de brief van Bernadotte tijdens de oorlog inderdaad met eigen ogen had gezien en dat hij de inhoud ervan had besproken met Hans Kammler, de SS-generaal die met de bouw van Auschwitz, de gaskamers en de V2-productie was gemoeid en naar werd aangenomen in 1945 om het leven was gekomen. Maar Berger zit na de oorlog financieel aan de grond en moet zich verbijten met zijn simpele baantje in een fabriek. Hij hoopt via Kersten’s connecties op betere tijden en hem is er dus veel aan gelegen zijn oude kameraad te gerieven. Posthumus bezorgt ook de Britse historicus Trevor Roper een kopie. Die hecht er weliswaar geen 100 procent geloof aan, maar laat zich wel ten gunste van Kersten uit: ‘Er is geen man, wiens geschiedenis op het eerste gezicht minder geloofwaardig lijkt. Maar daarentegen is er ook geen man van wie de geschiedenis met zoveel nauwkeurigheid is getoetst en geverifieerd door geleerden, juristen en zelfs door politieke tegenstanders’. Jaren later zou Roper hopeloos door het ijs zakken toen hij de vervalste dagboeken van Hitler voor authentiek verklaarde, maar toentertijd woog zijn oordeel nog zwaar.
Vervalsing
Nadat Kersten in 1953 zijn felbegeerde Zweedse paspoort had gekregen begon hijzelf vraagtekens te zetten bij de authenticiteit van Bernadotte’s brief. Tegenover ambtenaren van het Zweedse ministerie van Buitenlandse Zaken verklaarde hij dat het niet ging om ‘een echte vervalsing, maar om een halve’. De Britse historicus Gerald Fleming kwam in de jaren ’70 echter met hulp van Scotland Yard tot de slotsom dat Kersten zelf de auteur was van de brief. De gebruikte schrijfmachine kwam overeen met die van Kersten, en het taalgebruik eveneens. Fleming rekende het Kersten niet eens zo erg aan: ‘Met inachtneming van de vele verdiensten van Kersten ten aanzien van Zweden moet men hem deze daad niet te zwaar aanrekenen’.
Minister Donker gechanteerd
In 2006 kwam aan het licht dat Kersten in werkelijkheid ook na de oorlog het gedachtengoed van het Derde Rijk trouw gebleven was. In zijn boek Het Kersten Spiel, het omstreden netwerk van de masseur van Heinrich Himmler, kwam Freek van Rijsinge op grond van een groot aantal brieven die Kersten na de oorlog aan vertrouwelingen had geschreven tot een ontluisterend beeld van Kersten ware politieke sympathieën. Zo schreef Kersten in september 1954 de al genoemde Waffen SS-generaal Gotlob Berger aan met het verzoek om belastende informatie tegen de Nederlandse minister van Justitie Donker, om de laatste onder druk te zetten om Duitse oorlogsmisdadigers niet of niet al te zwaar te bestraffen. In die brief blijkt Kersten vol lof over de ‘erstklassige Truppe der Waffen SS’.
Eveneens correspondeerde Kersten op meer dan amicale toon met Leo Hausleiter in Zuid-Amerika, ook na de oorlog een nazi uit volle overtuiging. In een brief aan Hausleiter heeft Kersten het uitbundig over rassenkenmerken van het Joodse volk.
Kunstschatten van Oranje
Ook doet Kersten na de oorlog enorm veel moeite om nazi’s die in Nederlandse detentie waren geraakt vrij te krijgen. Zo was het mogelijk op zijn voorspraak dat in 1951 generaal Friedrich Christiansen vrijkwam, die verantwoordelijk werd gehouden voor de fatale deportatie van een groot aantal gijzelaars uit Putten. Ook de NSB’er Hamer, oud-commissaris van politie in Den Haag met een groot aandeel in de jacht op Joden aldaar, kwam dankzij Kersten vrij. Ook spande Kersten zich in om de beruchte arts van het kamp Amersfoort dr. Van Nieuwenhuyzen vervroegd vrij te krijgen. Kersten kwam met het verhaal dat Van Nieuwenhuyzen hem tijdens de oorlog had ingelicht over de plannen van de nazi’s om Nederlandse kunstschatten, inclusief die van het koningshuis, over te brengen naar een slot in Polen. Dankzij interventie van Kersten zou dit zijn verhinderd.
Felix Kersten overleed in 1960. ‘Een groot vriend van Nederland is heengegaan’, schreef De Volkskrant bij die gelegenheid. In de Duitse pers was men minder positief. Die Welt herinnerde aan een geval waarbij Kersten met grote tegenzin een oude Joodse vrouw uit een vermogende Duitse familie voor deportatie had behoed, maar wel tegen het vorstelijke honorarium van 50.000 Duitse marken. Der Spiegel kwam met het verhaal van een Duitse fabrieksdirecteur die na arrestatie door de SD na ingrijpen van zijn echtgenote op voorspraak van Kersten weer vrijkwam, maar wel nadat Kersten diens wapenverzameling en diens fokvee had geconfisqueerd en ook diens echtgenote had verleid. Toen de fabrieksdirecteur na terugkomst zijn beklag had gedaan over dit onder duk afgedwongen overspel, verdween hij richting Oostfront om nooit meer terug te keren. ‘Kersten een aartsengel?‘, vroeg het weekblad zich in de kop af. Het antwoord luidde ontkennend. Ook bleek de weldoener van het Nederlandse volk op zijn landgoed Hartzwalde gebruik te hebben gemaakt van dwangarbeiders uit het naburige concentratiekamp Ravensbrück, al waren dat geen Joden maar Jehova’s getuigen. Dr. L. de Jong noemde Kersten ‘een vat vol tegenstrijdigheden’. In die zin kleurt hij uitstekend bij wat ‘de Nederlandse paradox’ is gaan heten, de dubbele positie tegenover het Derde Rijk.
Waardeer dit artikel!
Als je dit artikel waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.