Landkaart van New York van omstreeks 1660, toen nog Nieuw Amsterdam geheten.

De dictator van New York

Nadat New York in 1673 op gezag van stadhouder Willem III was heroverd, kwam de stad in handen van een demagogische dictator, die beloofde ongewenste vreemdelingen buiten de stad te houden. Zijn eerste stap: het bouwen van een muur.

Tekst: Arvind Dilawar

De hemdloze man, een boodschapper uit Boston, was nog in leven toen hij op het grote plein dat later Bowling Green in down town Manhattan zou worden, werd opgehangen aan een paal. Op zijn borst stond geschreven: ‘Oproermaecker’.

Drie dagen zou hij daar hangen, terwijl burgers en soldaten hem bekogelden met uien, appels en bieten. Bedorven waar waarvan toch met enige moeite afscheid moet zijn genomen, want de schatkist van de stad was leeg, oorlog had de internationale handel stilgelegd en de interne markt lag plat als gevolg van de extreem verscherpte veiligheidsmaatregelen. Ook de rijken waren hun fortuin kwijtgeraakt aan het stedelijke bestuur.

Op de derde dag werd de man, Issack Meleijn genaamd, losgesneden, zoals was bevolen vanuit het fort tegenover het plein, waar tegenwoordig het National Museum of the American Indians is gevestigd. Hij werd op vrije voeten gesteld, en voor de duur van tien jaar uit de stad verbannen. Dat was de gebruikelijke straf van de gouverneur op wiens gezag de man in de eerste plaats was opgehangen. Voor zijn kameraad, John Sharp, was de straf wat erger: hij vond zijn einde aan de galg.

Het vergrijp op grond waarvan de boodschappers waren veroordeeld bestond simpelweg uit het feit dat zij een officiële brief hadden bezorgd waarin het einde van de Derde Engels-Nederlandse oorlog werd medegedeeld. Tussen Engeland en de Republiek der Verenigde Provinciën was vrede gesloten. De stad aan de zuidzijde van het eiland Manhattan moest worden teruggegeven aan de Engelsen en de Nederlandse gouverneur, Anthony Colve, werd geacht af te treden. Maar daar dacht Colve anders over.

Nachtmerrie

Voor sommige inwoners van de stad was Colve een droom die in een nachtmerrie was veranderd. Ze hadden hem in hun stad verwelkomd in de hoop dat hij deze in de oude glorie zou herstellen. In plaats daarvan waren ze er al snel achter gekomen dat ze een tiran hadden binnengehaald die hen voor zijn eigen doelen gebruikte. Degenen die niet voor hem wensten te buigen werden gebroken. Hij had het standrecht afgekondigd, de oorlog verklaard aan aangrenzende gemeenschappen en de gemeentekas geplunderd om muren te bouwen die de inwoners gevangen hielden en buitenstaanders moesten weren. Een minderheid onder de stedelijke bevolking had de terreur zien aankomen, al was het maar omdat Colve het op hen had voorzien. Met geweld maakte hij een eind aan hun handel. Zij die bleven werden op beschuldiging van spionage gemarteld.

Er was een coalitie van diverse krachten voor nodig om Colve uiteindelijk uit zijn macht te ontzetten. Hij liet zijn gewezen onderdanen gebroken achter, maar misschien ook een stukje wijzer…

Welkom in New York anno 1674. Welkom in Nieuw Oranje.

Nederlandse adel
Een jaar eerder, in de zomer van 1673, was Anthony Colve aangekomen in de haven van New York. Een 30-jarige militair afkomstig uit de Nederlandse adel, betrokken bij de missie tijdens de Derde Engels-Nederlandse oorlog om het overzeese verkeer van Engeland te verstoren. Colve diende onder admiraal Cornelis Evertsen de Jongste, die samen met admiraal Jacob Benckes aan het hoofd stond van een 21 schepen tellende invasievloot die New York had veroverd op de Engelsen, die de stad op hun beurt negen jaar eerder hadden veroverd op de Nederlanders.

Als kapitein der mariniers had Colve minstens zeshonderd man direct onder zijn leiding. Hoewel er voor zover bekend geen portretten van Colve voor handen zijn, bieden die van Evertsen en Benckes een indruk of hoe de kapitein er waarschijnlijk uit moet hebben gezien: bruine krullen tot op de schouders; een snor al dan niet met geitensikje; ceremonieel zwart harnas en dito zwaard.

Omdat New York in die tijd slechts 2.500 inwoners telde, had de Nederlandse vloot de verdedigingswerk van de stad makkelijk kunnen breken, maar dat was niet nodig, met dank aan de inwoners zelf, die hoofdzakelijk van Nederlandse afkomst waren.

De stad was gesticht in 1625 als een Nederlandse voorpost genaamd Nieuw Amsterdam. Dat bleef zo tot 1664, toen de Britten in het kader van de tweede Engels-Nederlandse oorlog de stad veroverden en het omdoopten in New York, vernoemd naar James II, toen de broer van de koning en hertog van York. ‘De Nederlandse bewoners hadden het grootste gedeelte van hun leven doorgebracht onder Nederlands bewind in Nieuw Amsterdam. Ze wilden terug naar hun oude leven’, zegt de aan de Universiteit van Amsterdam verbonden Amerikaanse historicus Artyom Anikin, die is gespecialiseerd in de geschiedenis van New York. Dit artikel is grotendeels op zijn onderzoek gebaseerd.

Verdedigingswerken
Toen de Nederlandse vloot arriveerde in New York werden zij verwelkomd als bevrijders. Met de hulp van de bevolking waren Colve en zijn mannen erin geslaagd de verdedigingswerken van de stad te trotseren.

Hoe die verdedigingslinie in elkaar stak, wordt duidelijk aan de hand van de Castello-kaart, een landkaart van New York van omstreeks 1660, waarin in enkele van de verdedigingswerken staan aangegeven: in het zuiden stond het oude Fort Amsterdam (ondertussen door de Engelsen Fort James genoemd), een vierzijdige aarden verdedigingswal met op iedere hoek een bastion. Aan de noordkant (waar tegenwoordig Wall Street is), bevond zich een dubbele muur van aarde en hout; en langs de zuidelijke kustlijn afweergeschut en artillerie (waar later de naam Battery Park vandaan kwam). De indringers waren getipt over de afwezigheid van de Engelse gouverneur van New York, die voor zaken in Boston was, en namen de gelegenheid te baat om toe te slaan. Kort was er over en weer kanonnenvuur, maar Fort James werd al snel met succes bestormd. Ondanks het overweldigende succes van de invasie en het relatieve gemak waarmee die was verlopen, liet Colve een van zijn mannen executeren vanwege het beroven van de huizen van burgers. Dat was een voorteken.

Krijgsraad
Om het nieuw veroverde New York te besturen riepen Evertsen en Benckes een krijgsraad in het leven en benoemden zij Colve tot gouverneur-generaal. Een maand na de invasie namen de admiraals enkele boten terug naar Nederland en was Colve de hoogste autoriteit in de stad. De gemeenteraad, een overblijfsel van de eerdere Nederlandse periode van de stad, bestond nog steeds als een vorm van burgerlijk bestuur, maar de nieuwe gouverneur wist de raadsleden al snel aan zich te onderwerpen. Met gebruik van intimidatie en verbanning transformeerde Colve de raad in een orgaan van jaknikkers en regeerde hij de facto als een dictator.

De stad kreeg de naam Nieuw Oranje, dat de voorkeur kreeg boven de oude naam Nieuw Amsterdam, en Fort James werd Fort Willem Hendrick in plaats van Fort Amsterdam. In beide gevallen betrof het een eerbetoon aan prins Willem III van Oranje-Nassau, die op dat moment was verwikkeld in een machtsstrijd met republikeinen van Holland om de macht over de Nederlanden. De provincie Holland steunde de republikeinse zaak, terwijl Zeeland, de provincie die de expeditie van Colve had gefinancierd en waar hij zelf ook vandaan kwam, uitgesproken orangistisch was.

In naam van de prins
Deze verschillen betekend weinig voor de bewoners van New York. Zij waren meer geïnteresseerd in het lokale beleid dan in de externe politieke verhoudingen. Maar het orangisme zou deze jaren van de geschiedenis van de stad kleuren, aangezien Colve zei te regeren in naam van de prins. Daar Colve niet beschikte over een legitieme benoeming door het bewind in Nederland, waakte hij er aan de andere kant voor zijn autoriteit te doen gelden in het verkeer met het thuisfront. In plaats daarvan verschuilde hij zich in zijn verzoeken om meer mannen, voorraden en fondsen achter het rubberen stempel van de gemeenteraad. In de woorden van Anikin: ‘Hij loog in één adem naar beide kanten en was een brute renegaat-gouverneur die niets anders diende dan zijn eigen krankzinnige grillen’.

Martelmethodes
De belangrijkste gril van Colve was het onderwerpen van de Engelsen. Veel Engelse inwoners van Nieuw Oranje werden uit de stad verbannen, en degenen die bleven werden op beschuldiging van spionage verhoord en gemarteld. Colve herintroduceerde martelmethodes zoals het houten paard, waarbij de slachtoffers werden geplaatst op een driehoekige zaag terwijl er gewichten aan hun benen werden gehangen. Dergelijke draconische maatregelen troffen ook Nederlandse burgers die werden beschuldigd van banden met Engelse ‘spionnen’ en zelfs Colve’s eigen soldaten, die hij genadeloos drilde, terwijl hij hen iedere zonsopgang en zonsondergang door de stad liet marcheren.

Het non-discriminatoire karakter van Colve’s geheel eigen vorm van justitie wordt duidelijk aan de hand van een geval van een man die een ander had uitgedaagd tot een duel, een aanbod dat werd afgeslagen aangezien duelleren was verboden. De eerste man werd veroordeeld tot het schavot omdat hij het duel had voorgesteld; de tweede werd veroordeeld tot het houten paard vanwege het weigeren van het duel.

Colve’s obsessie met de Engelsen was ook van invloed op de stedelijke infrastructuur. Alle gebouwen in een straat bij Fort Willem Hendrick werden gesloopt om de vuurlijn van de kanonnen vrij te maken, als ook om mogelijke Engelse indringers geen mogelijkheid te geven zich te verbergen. De fortificaties rond de stad, meestal gebouwd met aarde en hout, werden versterkt met steen. Gegeven het feit dat de Derde Engelse-Nederlandse oorlog nog altijd voortraasde en het gemak waarmee Colve Nieuw Oranje had kunnen innemen was veiligheid een legitieme zorg, maar de schaal waarop Colve muren liet bouwen bracht de stad snel tot een bankroet.

Gedwongen leningen
De bodem van de gemeentekas werd al snel bereikt, maar dat vermocht Colve niet af te remmen. Zijn bouwwerken werden voortaan gefinancierd met ‘gedwongen leningen’, die zijn soldaten aftroggelden van vermogende burgers. Veiligheidsmaatregelen als het afsluiten van de stadspoorten na zonsondergang en paspoortplicht bij het binnenkomen en verlaten van de stad brachten de economie van Nieuw Oranje, die leunde op regionale en overzeese handel, verder in het slop.

Colve breidde zijn tirannieke heerschappij over Nieuw Oranje uit naar aangrenzende gebieden die hij beschouwde als onderdeel van de grotere Nederlandse kolonie. Nederzettingen in New Jersey, Brooklyn, Long Island, Harlem, Bronx en aan de Hudson River werden geacht trouw te zweren aan Prins Willem III, en de meesten van hen deden dat ook. Toen de anders zo vredelievende dorpelingen rond Long Island weigerden zich te onderwerpen, stuurde Colve zijn soldaten op hen af. Toen zij zich nog steeds bleken te verzetten, stuurde hij een vloot, die echter stuitte op een alliantie van kolonisten uit Plymouth, Connecticut, Rhode Island en de baai van Massachusetts. Colve verloor de slag om Long Island Sound, maar zijn heerschappij was niet gebroken.

Toenemende repressie
Ondanks de alsmaar toenemende repressie waagden Colve’s onderdanen geen stappen tegen zijn bewind. De burgers van Nieuw Oranje hadden niet gerekend op standrecht, en nu het er eenmaal was werden ze erdoor verlamd. ‘Ze hadden het niet verwacht toen de Nederlanders waren teruggekeerd’, legt Anikin uit. ‘Ze hadden gerekend op de terugkeer van het civiele bestuur, maar in plaats daarvan kwam een zeer militaristisch getint bewind. Iedereen die vraagtekens zette bij het gezag van Colve werd of gestraft of vervangen door iemand die meer loyaal aan hem was’.

Terwijl de burgerij geheel op de knieën was gebracht, nam het verzet onder de onderbetaalde en overbelaste soldaten toe. Om dat probleem te ondervangen, probeerde Colve een geheime politie op te richten, maar voordat hij die wist te organiseren werd hij uit zijn macht ontzet.

De boodschapper uit Boston was een van de vele pogingen om Colve te bewegen tot aftreden. Met de Vrede van Westminster werd de Derde Engels-Nederlandse oorlog begin 1674 beëindigd, en dat betekende niet alleen het einde van de gevechtshandelingen, maar ook dat Nieuw Oranje aan de Engelsen diende te worden teruggegeven. Diverse boodschappers werden naar Colve gestuurd om hem daarvan op de hoogte te brengen, maar tot laat in dat jaar weigerde hij zijn positie op te geven – en zelfs toen alleen maar omdat een vloot van vier Nederlandse schepen hem daartoe dwong. Zelfs tijdens zijn aftreden hield de gouverneur zijn autoritaire houding vol: de onderhandelingen over de voorwaarden van zijn overgave voerde hij vanaf een schip dat voor de kust van Staten Island (vernoemd naar de Nederlandse Staaten-Generaal) voor anker lag, via zijn advocaat die in zijn sloep heen en weer tussen Manhattan moest varen.

In november 1674 kwam de heerschappij van Colve officieel ten einde. Hoewel zijn avonturen voortduurden – eerst in Suriname, waar hij weer de Engelsen uit de kolonie kon schoppen, later terug in Europa waar hij Willem III bijstond tijdens de ‘Glorious revolution’ die leidde tot diens bestijging van de Engelse troon (dat het hoogtepunt moet zijn geweest van Colve’s eeuwigdurende vendetta tegen de Engelsen) – zou hij nooit meer terugkeren naar New York.

Geen monumenten
Monumenten die getuigen van Colve’s tijd in New York zijn er begrijpelijk genoeg niet. Afgezien van enkele passages in een Nederlands boek uit de jaren twintig en een Amerikaans boek uit de jaren tachtig, is er nauwelijks iets geschreven over hem en zijn regeerperiode. Er zijn documenten uit de tijd van zijn heerschappij over Manhattan bewaard gebleven in de archieven van de staat New York, maar deze zijn tot op de dag van vandaag onvertaald gebleven. ‘Het is een fascinerende periode die buiten de geschiedschrijving is gehouden en dat gebeurde niet voor niets’, vertelt Anikin. Direct na het einde van Colve’s heerschappij voelden maar weinig mensen zich geroepen de herinnering aan die tijd levend te houden. De inwoners van New York wensten hun tiran liever te vergeten, en de Engelsen voorkwamen gezichtsverlies als ze hun verlies van de staf wisten toe te dekken.

Ook Colve’s landgenoten hadden er weinig belang bij zijn verovering te vieren – niet alleen vanwege zijn barbaarse methoden, maar ook omdat de Republiek na de Derde Engelse-Nederlandse oorlog weer moest worden opgebouwd en Colve’s rabiate aanhankelijkheid voor Zeeland interne schisma’s alleen maar kon verscherpen. Hoewel de Nederlanders vandaag de dag hun aandeel in de geschiedenis van New York graag promoten, leggen ze daarbij liever het accent op de eerste, meer gelukkige periode met Peter Stuyvesant dan die met Anthony Colve.

Maar Artyom Anikin denkt daar anders over. Als ’s werelds leidende ‘Colve-ologist’ (zoals hij zichzelf gekscherend noemt) maakte hij de voormalige gouverneur-generaal tot de focus van zijn studie van de geschiedenis van New York. Anikin is niet van mening dat het belang van de tijd van Colve in New York is te verwaarlozen of zo verschrikkelijk is dat ze beter maar kan worden vergeten. Integendeel, hij maakt gewag van connecties van die tijd met de meest bepalende momenten in de geschiedenis van de Verenigde Staten in het algemeen en New York in het bijzonder. Zo wijst hij op Jacob Leisler, een van Colve’s mannen die gedwongen leningen inde, die vijftien jaar later aan het hoofd stond van de zogeheten Leisler’s Rebellion. Die rebellie bezorgde New York voor het eerst in haar geschiedenis zelfstandigheid en diende als inspiratie voor de Amerikaanse revolutie. Leisler moet het een en ander Colve hebben geleerd, en met hem de inwoners van New York in het algemeen, zo betoogt Anikin.

Inspiratie tot opstand
Door New York te laten zien hoe tirannie er in de praktijk uitzag, gaf Colve haar bewoners de inspiratie tot opstand, niet alleen tegen de Engelsen, maar tegen tirannie in het algemeen. Het was een les die ze niet snel zouden vergeten – en uiteindelijk zou leiden tot de oprichting van de Verenigde Staten. In die zin was Colve de bittere pil die New Yorkers moesten slikken als remedie tegen de eigen politieke verhoudingen. De heerschappij van Colve bewees misschien dat dingen soms slechter moeten gaan voordat ze beter kunnen worden, zelfs dat de slechtste politieke leiders een volk soms sterker kunnen maken. Maar dat alleen als we de boodschap van hun brute lessen niet vergeten.


Arvind Dilawar is een schrijver schrijver/journalist/anarchist uit New York, wiens werk is verschenen in onder meer Newsweek, The Guardian en Vice. Hij is online te vinden op www.adilawar.com en op twitter: @ArvSux.

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het Engels op de website www.narrative.ly. Vertaling: René Zwaap