De genadeloze val van de Britse prins Andrew op grond van zijn rol in het seksschandaal rond de Amerikaanse miljardair Jeffrey Epstein doet de vraag rijzen wie nu eigenlijk de grootste schuinsmarcheerder in onze eigen koninklijke gelederen was. Onze keuze viel na lang wikken en wegen op Prins Hendrik, alias ‘Varkensheintje’.
Tekst: René Zwaap
Wie is de grootste schuinsmarcheerder van Oranje? Over deze kwestie is lang en heftig gediscussieerd ter redactie van De Republikein. Het werd een nek aan nek-race tussen de prinsen Hendrik en Bernhard, maar uiteindelijk won ‘Varkensheintje’ met neuslengte voorsprong (een ander lichaamsdeel zou wellicht meer op zijn plaats zijn).
Mogelijk zijn de zijsprongen van prins Bernhard politiek relevanter geweest. Ze brachten ons uiteindelijk decennia strijd over het verraad van Operatie Market Garden (Bernhard deelde de nodige dames met dubbelspion ‘King Kong’ Christiaan Lindemans, die de operatie aan de Duitsers zou hebben verklapt) en daarmee nog een jaar extra bezetting en de Hongerwinter. Plus het Lockheed-schandaal, want de miljoenen van de vliegtuigfabrikant waren vereist om Bernhards liefdesbaby met zijn Franse amourette Helène Grinda, beter bekend als ‘Poupette’, in waardige omstandigheden te doen opgroeien. Daar tegenover staat dat de immer in geldnood verkerende Hendrik volgens een ontboezeming van Hitler zelf vlak voor zijn dood in 1934 voor 1 miljoen Reichsmark bereid zou zijn geweest alle militaire geheimen van de Nederlandse defensie met de Duitsers te delen.
Venerische aandoening
Maar na lang wikken en wegen moest de keuze toch vallen op prins Hendrik Wladimir Albrecht Ernst, hertog van Mecklenburg‑Schwerin, prins der Nederlanden sinds 1901. De man had werkelijk niets anders aan zijn hoofd. Zijn levensloop laat zich samenvatten als één langgerekt seksschandaal. Hendriks taak bestond zijn eerste jaren in Nederland exclusief uit het verwekken van nageslacht, maar de onderneming stond in een ongelukkig gesternte. Tot drie maal toe kreeg Wilhelmina een miskraam. Telkens als de koninklijke bevruchting was gemeld in de Staatscourant, volgde er rectificatie. Een en ander werd door zowel de vorstin als hoge regeringskringen in verband gebracht met de venerische aandoening waarmee de prins was behept. Naar de conventies van de tijd werd Hendrik met pijnlijke kwiktherapieën behandeld. Ondertussen doneerde het Nederlandse koningshuis grote sommen aan wetenschappelijke onderzoeksprojecten naar een kuur tegen deze gevreesde ziekte.
Na zijn diensttijd bij het keizerlijke regiment in Potsdam viel Hendrik op 25-jarige leeftijd de eer te beurt om met Wilhelmina, koningin der Nederlanden, te trouwen. De onderhandelingen over de verbintenis werden van Mecklenburgse kant gevoerd door Wilhelm von Amsberg, minister van Buitenlandse Zaken a.i. van het groothertogdom en grootvader van de latere Nederlandse prins-gemaal Claus. Als blijk van dankbaarheid gaf Hendrik de uit een verarmde, lage adellijke tak komende Von Amsberg het ere-baantje van ‘Oberforstmeister’ van Mecklenburg. Von Amsbergs kleinzoon Claus zou een groot deel van zijn jeugd in Mecklenburg doorbrengen. De Nederlandse pers omschreef Hendrik als ‘een echte Germaan’ en ‘een flinkgebouwde zoon van het Noorden’, maar kritiek was er ook. ‘Het Mecklenburgse vorstenhuis mag dan even oud en goed zijn als Oranje, maar er zijn in Europa geen twee vorstenhuizen te noemen die naar inhoud meer verschillen dan deze twee, uitgezonderd dan hun protestantse geloof’, schreef De Maasbode. ‘Mecklenburg is het meest feodale staatje in Europa. Het wordt geregeerd door adel en patriciërs, nagenoeg zonder deelgenootschap van het volk en zonder controle’.
Ook in eigen familiekring maakte het huwelijk nogal wat verbazing los. In haar mémoires For my grandchildren schreef de Britse prinses Alice, een tot schoondochter van koningin Victoria opgeklommen Waldeck-Pyrmont en een volle nicht van Wilhelmina: ‘Hendrik was een saaie, dikke jongeman, die ik zo nu en dan heb ontmoet. Ik moet zeggen dat ik met afschuw van de keus kennis nam, aangezien er zoveel verkieslijker mannen beschikbaar waren. Afgaande op de informaties die wij hadden ingewonnen over zijn levenswandel et cetera zou men hebben gedacht, dat een passender gemaal zou kunnen worden gevonden’. Overigens werden de anti-Hendrik-passages in deze in 1966 verschenen mémoires onder druk van Juliana uit een tweede druk geschrapt.
Een van de vele minnaressen van Hendrik was Wilhelmina Wenneker, een rijzige brunette uit Den Haag die hij in een massagesalon had ontmoet. Wilhelmina schonk hem drie kinderen: Edith, Stien en Pim. Officieel was de vader luitenant van de infanterie Jan Derk Lier, en de kinderen werden op diens naam bij de burgerlijke stand geregistreerd. Miens tweede dochter Edith, geboren in 1910, leek volgens de verklaringen zoveel op Juliana dat zij later op straat of in de tram altijd werd aangezien voor een incognito reizende koningin. Voor de opvoeding van de kinderen werden ruime toelages beschikbaar gesteld door Hendrik, 100.000 gulden vergoeding in één klap en een jaartoelage van 1000 gulden. Die betalingen stokten echter snel, trouw aan de betalingsmoraal van het vorstenhuis. Zoon Pim, alias ‘King Lier’, overleden in 2015, raakte in financiële nood. Hij was ooit nog een lijsttrekker van de Centrumpartij en werd in 1987 tot 4,5 jaar cel veroordeeld wegens moord op zijn vrouw. Zijn zoon Peter Lier, gewezen partner van het accountantsbureau KPMG Meijburg (lange tijd de huisaccountant van de Oranjes), gaf in juli 2019 nog een interview met het tijdschrift Quote. Hij verklaarde zich altijd verre te hebben gehouden van de kasboeken van zijn koninklijke verwanten. Noblesse oblige.
Seksuele veelvraat
Hendrik was een seksuele veelvraat die van twee walletjes at. In 1920 trof de Haagse politie bij een inval in een jongensbordeel tussen de klanten ook Hendrik aan, samen met de gevierde Haagse dandy-romancier Louis Couperus, de notoire Duitse prins Alexander ‘Pasha’ von Thurn und Taxis, C.J.J. Sixma baron van Heemstra, kunsthistoricus A. Bredius en kantoorbediende E.L. van Oostrom. Hoewel twee van de arrestanten, Van Heemstra en Van Oostrom, na een proces achter gesloten deuren tot respectievelijk vier en twaalf maanden cel werden veroordeeld wegens verboden omgang met minderjarige jongens, kwamen prins en schrijver met de schrik vrij. Hun namen werden uit het proces-verbaal geschrapt. De affaire was voor Wilhelmina aanleiding om een scheiding te overwegen. In verband met de starre conventies van die tijd was dat echter niet mogelijk. Vervolgens besloot de desperate koningin het hele dossier-Hendrik ter hand te stellen van de Haagse politiecommissaris Van ’t Sant, op wie voortaan het toezicht rustte op de handel en wandel van de levenslustige prins-gemaal. Tijdens het enige interview dat hij ooit gaf, in 1956 aan dr. L. de Jong, zei Van ’t Sant dat hij een dag bedenktijd had gevraagd toen hij voor het eerst werd geconfronteerd met het dossier-Hendrik: ‘Het was afschuwelijk.’
Dat Van ’t Sant werd uitverkoren voor deze uiterst vertrouwelijke zaak had diverse redenen. De commissaris had ervaring met zeer delicaat spionagewerk (tijdens de Eerste Wereldoorlog fungeerde hij als inlichtingenofficier voor de Britse geheime dienst in Nederland), en bovendien gold het decadente ‘s-Gravenhage waarover hij het politionele toezicht had als Hendrik’s favoriete speeltuin.
Lievelingswelpen
Behalve voorzitter van het Rode Kruis in Nederland was Hendrik ook erevoorzitter van de vaderlandse padvinderij. De prins raakte zodanig aan het padvindersleven verknocht dat hij zich op zijn vele reizen naar Duitsland en Zwitserland liet vergezellen door zijn lievelingswelpen. Om die reden was het in ‘s-Gravenhage, waar men als nergens anders bekend was met de voorkeuren van de prins, niet ongebruikelijk dat ouders weigerden hun kroost aan de padvinderij toe te vertrouwen.
Als Hendrik niet bezig was met het bevredigen van zijn libido, was hij vooral bezig met het herstel van het Duitse keizerrijk. De vlucht van Kaiser Wilhelm II in 1918 naar Nederland had ook het einde betekend van het feodale heerserschap der Mecklenburgers, waar Hendrik uit stamde. De clan verloor in 1918 niet alleen alle aanspraken op het groothertogdom, ook het merendeel der privé-bezittingen moest worden ingeleverd. Tot overmaat van ramp ging datzelfde jaar ook nog Togo als Duitse kolonie verloren, waardoor Hendriks broer Adolf Friedrich afscheid moest nemen van zijn gekoesterde gouverneurschap aldaar. Dat zette kwaad bloed, en de Mecklenburgers zetten al hun kaarten op de zogeheten Germanenorden, een ondergrondse militie waarvan de afdelingen voor en na de eerste Wereldoorlog als paddestoelen uit de Duitse bodem sprongen. Specialiteit van het huis waren politieke moordaanslagen. Communisten, socialisten, maar ook conservatievere politici van de kersverse republiek van Weimar moesten te vuur en te zwaard worden bestreden. Walter Rathenau, de minister van Buitenlandse Zaken van de Weimar-republiek, werd vermoord nadat hij door de Germanenorden volstrekt ten onrechte was beticht van een geheim plan om alle koningen van Europa om te brengen. Ook de moord op de voormalige Reichs-minister van financiën Matthias Erzberger, ondertekenaar van de wapenstilstand met de geallieerden in het kader van de Vrede van Versailles, kwam uit de koker van de Germanenorden.
Groothertog Johann Albrecht van Mecklenburg, een halfbroer van Hendrik, werd in 1919 grootmeester van deze Germanen-orde. Hij was getrouwd met Wilhelmina’s volle nicht Elisabeth van Saksen-Weimar en was erg enthousiast over de Germanenorden toen deze bij het uiteenvallen van het keizerrijk in samenwerking met de beruchte Vrijkorpsen strafexpedities had ondernomen naar de Baltische staten. Lang mocht de groothertog zijn grootmeesterschap niet uitoefenen, want reeds het daaropvolgende jaar werd hij getroffen door een fatale hartaanval. Het officiële bericht van zijn overlijden was rijkelijk van swastika’s voorzien.
De Germanenorden waren trouw aan de in november 1918 naar Nederland gevluchte ex-Kaiser Wilhelm II. Om die trouw te bewijzen beraamde de Germanenorde een moordaanslag op de Joodse journalist Maximilian Harden, die zich in 1907 de innige haat van Wilhelm II op de hals had gehaald door in zijn blad Die Zukunft te onthullen dat de Kaiser en zijn hoge adellijke vrienden uit de Pruisische legertop zich in privé-kring met overgave op spiritistische activiteiten en seksfeesten hadden gestort, waarbij een der aanwezige legerofficieren gekleed in tutu -een balletrokje – levenloos ter aarde was gestort. Die onthullingen zorgden voor de politieke val van Wilhelm’s boezemvriend en eerste adviseur Philip Eulenburg. De Germanenorden besloten dit alsnog te wreken. Zeer tot verdriet van de keizerlijke banneling te Doorn mislukte de aanslag.
Loopjongen van Wilhelm II
Hendrik werd loopjongen van de ex-Kaiser, die in 1920 was neergestreken in een door baron Bentinck ter beschikking gesteld kasteeltje te Doorn. Ook de Pruisische ex-kroonprins Wilhelm, geïnterneerd op het eiland Wieringen in de Zuiderzee, behoefde aandacht. Wilhelmina dorst onder druk van de geallieerden zeker niet in het openbaar enig teken van contact met Wilhelm laten zien, en delegeerde deze taak aan haar echtgenoot. Zo werd het Hendriks opdracht om zo veel mogelijk huisraad uit de Hohenzollern-kastelen over te brengen naar Doorn. Maar liefst vijf treinwagons afgeladen met tafelzilver, schilderijen, porselein en andere snuisterijen werden als vrucht van Hendriks ijver vanuit Duitsland naar Doorn gereden. Het bestaan van deze actie lekte uit naar de pers, zodat het socialistische dagblad Het Volk Hendrik omschreef als ‘de boodschappenjongen van de Kaiser’. Vanaf 1918 reisde Hendrik bijna onophoudelijk heen en weer tussen Nederland en Duitsland, waarbij Zwitserland meestal als officiële reisbestemming werd opgegeven. In werkelijkheid was de reisbestemming vooral München, waar Hendrik in hotel Vier Jahreszeiten regelmatig bijeenkwam met leden van de Germanenorden, die hier bijeenkwamen onder de schuilnaam Thule. De Thule-groep bediende zich van een symbool met een dolk en een hakenkruis. Henriks taak bestond uit het aftasten van de mogelijkheden tot de terugkeer van de Kaiser naar zijn Heimat. Als echtgenoot van het Nederlandse staatshoofd was hij de ideale diplomatieke koerier, alhoewel zijn bezoeken aan Doorn tot aan 1927 slechts in het geheim mochten plaatsvinden. Opvallend detail: Hendrik liet zijn oudste twee dochters uit zijn liaison met Wilhelmina Wenneker inschrijven op de exclusieve kostschool Rodenstein in Doorn, pal tegenover het pand van de ex-Kaiser. De meisjes kwamen af en toe bij de ex-monarch langs voor een zang- of toneeluitvoering. Het was Hendriks vurige wens dat ook Juliana op Rodenstein werd opgeleid, doch daar stak Wilhelmina een stokje voor.
De Mecklenburgers spanden zich als geen andere Duitse adellijke familie in voor de zaak van Hitler’s NSDAP. Hun gewezen territorium werd al voor Hitlers uitverkiezing tot rijkskanselier in 1933 door nazi’s geregeerd, met prominente rollen voor Hendriks broer Friedrich Franz III, die namens de NSDAP zitting had in de Mecklenburger Landesregierung, en voor de uit Togo teruggekeerde Adolf Friedrich. De laatste was als voorzitter van de Duitse Automobiel Club een onvermoeibaar inzamelaar van geld voor Hitler. In 1933, pal na Hitlers machtsovername, organiseerde hij speciaal voor een delegatie Nederlandse zakenlieden en hoogwaardigheidsbekleders een excursie naar het nieuwe Duitsland, bedoeld om de band tussen de Duitsers en hun Nederlandse broedervolk aan te halen. Het leiderschap van de Führer werd door hem bij die gelegenheid uitbundig geprezen. Friedrich Franz opereerde bij dit bezoek als een der belangrijkste sprekers namens de NSDAP. Hendriks bastaard-broer August Diehn , leider van het Duitse Kali-syndicaat, gold als een van de belangrijkste bemiddelaars tussen het Duitse zakenleven en de opkomende nazi’s.
Vreemd genoeg hebben Oranje-historici tot nog toe geen enkele belangstelling aan de dag gelegd voor Hendriks nazistische gezindheid, die toch niet gering moet zijn geweest. In het door de Britse historicus Hugh Trevor-Roper geredigeerde Hitlers secret table-conversations, gebaseerd op aantekeningen van Hitlers naaste vertrouwelingen, wordt de uitspraak van Hitler geciteerd dat Hendrik hem kort na de machtsovername in 1933 persoonlijk zou hebben benaderd met het aanbod om tegen een vergoeding van anderhalf miljoen gulden de nazi-zaak in Nederland te bespoedigen. ‘Tegen de verzekering dat hij alles zou doen wat hij kon om de Duitse invloed in Holland te vergroten’, zo heet het daar.
Ronde Huis
Hendrik stierf op 3 juli 1934, officieel achter de werktafel in het Haagse kantoor van het Rode Kruis. In de Haagse volksmond heet het dat de prins in het harnas in een huis van lichte zeden was bezweken, om daarna naar een waardigere plek te worden getransporteerd.
De afgelopen jaren viel Hendriks naam ook regelmatig in het nooit opgehelderde schandaal omtrent het Ronde Huis, een villa op het landgoed Nieuw Nunspeet van grootgrondbezitter Frank van Vloten, waar zich duistere orgieën zouden hebben afgespeeld. Het Ronde Huis werd in de jaren vijftig gesloopt, maar de kwade reuk bleef hardnekkig hangen, zodanig dat een groep vrijwilligers de omgeving begon af te graven op zoek naar sporen van mensenoffers. Die archeologische vlijt leverde voor zover bekend niets op, maar maakte wel duidelijk dat de geest van Hendrik nog immer voortleeft.
Waardeer dit artikel!
Als u dit artikel waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steunt u ons nog veel meer. Zo helpt u een klein en onafhankelijk tijdschrift in stand houden.