Rooie Pietje (rechts) in actie op 30 april 1980 op het Rokin te Amsterdam.

In Memoriam Piet Veling, a.k.a. ‘Rooie Pietje’ (1953-2021): ‘Waar zijn de mensen die vechten voor de stad?’

Maandag 8 februari jl. overleed te Amsterdam op 68-jarige leeftijd Piet Veling, beter bekend onder zijn bijnaam ‘ Rooie Pietje’ . In de jaren ’70 was hij een van de meest prominente activisten tegen de voorgenomen sloop van de Nieuwmarktbuurt. Bij wijze van In Memoriam herplaatsen wij het interview dat onze redacteur Thom deLagh verleden jaar met Rooie Pietje voerde in een terugblik op zijn leven en de historische rellen van 30 april 1980 in Amsterdam tijdens ‘Geen woning, geen kroning’.

Tekst Thom deLagh

Amsterdam, 30 april 1980, ca. 13.00 uur.

De voorzichtige lentezon doet zijn best om door de grauwe mist heen te breken. Een scherp riekende dikke walm die de feestelijkheden ter gelegenheid van de inhuldiging van Beatrix omsluiert. Veroorzaakt door vuurwerk, brandende banden en rookbommen.

Op het Rokin staat een wat tengere man met lange, opvallend rode haren en een gifgroen brilletje heftig te gebaren naar de brandweercommandant. Er zijn twee zuurstofflessen in een van de vele brandhaarden verzeild geraakt. Of gegooid. Ze dreigen te ontploffen. Uit alle macht probeert hij de levensgevaarlijke situatie duidelijk te maken. Een catastrofe wordt ternauwernood afgewend. Vol goede moed gaat de tengere man weer verder met stenen gooien. De brandweercommandant gaat weer blussen en spuit hordes oproerkraaiers het Rokin af.

Die tengere man heet Piet Veling. Ofwel Rooie Pietje, zoals hij in krakerskringen en ver daarbuiten bekend is. Nu, bijna veertig jaar later, tref ik hem op zijn bootje, gelegen aan de Oude Schans ter hoogte van het ’s Gravenhekje. Een levensgevaarlijke onderneming via glibberige loopplankjes brengt me bij hem aan boord. Een geurend mengsel van dieselolie en hasj heet mij welkom.

Het bootje is wat oud maar comfortabel. Nog een paar dagen en dan vertrekt Rooie Pietje met schip en al richting Harlingen. Hij keert de stad de rug toe, moegestreden als hij is. Jarenlang trachtte hij met alle middelen de macht van het grootkapitaal af te wenden. Een roepende in de woestijn is hij geworden. De jeugd heeft het stokje niet willen overnemen.

Katholieke opvoeding

Piet Veling, half Iers, half Amsterdams, geboren in de keurige Valeriusstraat. Daarna verhuisd naar de al even keurige Eemsstraat in de Rivierenbuurt. Een tamelijk streng katholieke opvoeding in het Amsterdam van de jaren vijftig die, mede door gezondheidsproblemen, werd onderbroken door een periode op het jongensseminarium in Twello en de (uiteraard) Rooms-katholieke Geert Groote LTS in Deventer.

Piet Veling nu
Piet Veling, alias Rooie Pietje, (1953-2021)

Hij viel al snel op door zijn wat piekerige rode haren. Vandaar zijn bijnaam. Rooie Pietje viel ook al snel op door zijn technische vaardigheid, keurige voorkomen en welbespraaktheid.
Na terugkomst in Amsterdam overleed zijn moeder en was hij al snel op zichzelf aangewezen. Dakloos en vol idealen.
Rap ontwikkelde hij zich tot een van de bepalende figuren in de toen bloeiende krakersbeweging in de Republiek Amsterdam. Door het schrijnende woningtekort in Amsterdam (toen ook al) was er, wilde je een dak boven je hoofd hebben, bijna geen andere mogelijkheid dan kraken. Dit werd toentertijd overigens blijmoedig gestimuleerd door de instanties, in het bijzonder door mevrouw Storm van Jeugdzaken, een gemeentelijke afdeling die hem met raad en daad terzijde stond.

Het eerste pand waar hij onderdak vond stond in de Vondelstraat, later gevolgd door de Rozengracht (de Bolsgebouwen) en vervolgens, via een vriendje, naar de Stadstimmertuinen in een pand aan de Dijkstraat dat bekend staat als de Branderij.

Nieuwmarkt
Al snel leverde hij allerlei diensten aan de krakersbeweging. Een beweging die in groten getale aanwezig was in de Nieuwmarkt/Lastagebuurt. Het zou niet lang duren voordat gans het land met deze beweging kennis zou maken.

Geanimeerd vertelt Rooie Pietje over het begin van de Amsterdamse krakersbeweging. Dit had alles te maken met de voorgenomen aanleg van een snelweg, dwars door de oude stad heen. Het voortuitgangsdenken dat na de Tweede Wereldoorlog de boventoon voerde, bepaalde dat Amsterdam, analoog aan Londen, aan cityvorming moest doen. Alle bewoners van de stad moesten richting de nieuw aangelegde tuinsteden, zodat er in het centrum ruim baan was voor bedrijven, overheid en kantoren. In het kader hiervan moest een snelle verbinding door de stad gemaakt worden. Vanuit Utrecht via Wibautstraat, Jodenbreestraat en Nieuwmarkt langs het Centraal Station en dan via Haarlemmer Houttuinen en Haarlemmerstraat richting Haarlem. De desastreuze gevolgen hiervan zijn nog steeds te aanschouwen in de vorm van de Wibautstraat/Weesperstraat die als een litteken door Amsterdam lopen. En als kers op de taart had het gemeentebestuur bedacht dat onder het traject van de snelweg een metrolijn zou moeten komen. Dat hiervoor tientallen woningen, vooral in de Lastage/Nieuwmarktbuurt, gesloopt moesten worden nam de gemeente voor lief. De buurt was toch al hopeloos verpauperd.

Stiekem was Amsterdam wat jaloers op Rotterdam, omdat het stadsbestuur daar na het verwoestende bombardement van mei 1940 met een schone lei aan een infrastructureel monsterproject kon beginnen.

Een groep krakers in de Nieuwmarktbuurt begon zich te organiseren. Van een duidelijke hiërarchie was geen sprake. De Boomspijker, het Bethaniën Koffiehuis, café Hoekje Om werden ontmoetingsplaatsen waar de krakers plannen ontwikkelden om in verzet te komen tegen de aangekondigde sloop. Onder wie Rooie Pietje.
Het eerste succes werd geboekt rond 1971, toen de gemeente het snelwegproject staakte. Een monument op de Jodenbreestraat herinnert hier nog aan. Maar het metroproject moest en zou doorgaan. Terwijl het gemeentebestuur maar voortsteggelde over de financiering van de metro, organiseerde de buurt zich beter en beter. Jaren gingen voorbij. Jaren waarin er een heuse subcultuur ontstond in de Nieuwmarkt. Met allerhande actiegroepen, buurtkrantjes en krakerskroegen. De hele omgeving werd, mede dankzij Rooie Pietje, omgebouwd tot een soort vesting.
Geamuseerd vertelt hij over de luchtbrug die hij bouwde over de Rechtboomsloot naar de Lastageweg. Bedoeld als vluchtroute. Met zijn technische vaardigheid bouwde hij een solide geheel. Bouw & Woningtoezicht van Amsterdam, enigszins verbaasd over dit plots verschenen hoogstandje, vond dat de brug moest worden gekeurd. Aldus geschiedde. De brug werd van gemeentewege goedgekeurd. Een ander technisch hoogstandje van Rooie Pietje was iets minder onschuldig van aard: de bouw van een kanon middels kachelpijpen.

Zo werd het begin 1975. De metro kreeg groen licht. De financiën waren rond, het gemeenteraad ging akkoord. Zelfs de toen nog modieuze CPN was voor de aanleg. Het zou nooit meer goedkomen tussen de krakers en de communisten, Pietje was helemaal klaar met ze. Toch had de krakersbeweging nog wel een sympathisant in het college: toenmalig PPR-wethouder Roel van Duijn bleef hen steunen.

Blauwe Maandag
24 maart 1975 ging de geschiedenis in als Blauwe Maandag. Enige dagen hiervoor waren de krakers gesommeerd om op die dag, om 06.00 uur, de panden te ontruimen. Deze sommatie werd voor kennisgeving aangenomen. Alle panden werden gebarricadeerd, een grote hoeveelheid stenen, koelkasten, banden en wat dies meer zij verzameld, de krakers bereidden zich voor op het gevecht.

De politie/ME rukte massaal uit (vandaar Blauwe Maandag) en trok rond 07.30 uur de buurt in. Dit leidde tot een enorme confrontatie tussen beide partijen. Het waterkanon werd ruimhartig ingezet, traangasgranaten vlogen in het rond, de politie maakte gebruik van hoogwerkers.

Hoewel het gevecht heftig was, zagen Rooie Pietje en zijn kompanen snel in dat het een hopeloze strijd was. Het vluchtplan werd in werking gesteld. Ondanks zijn opvallende uiterlijk wist hij te ontkomen naar het nabijgelegen Zakslootje, waar hij bescherming en andere kleding vond.

Anderen waren minder gelukkig en werden gearresteerd. Direct werd er begonnen met de sloop.

Dezelfde middag nog verzamelden zich zo’n drieduizend sympathisanten op de Nieuwmarkt, veelal afkomstig uit de nog veel ruigere Staatsliedenbuurt, om te protesteren en wederom het gevecht aan te gaan met de ME. De Rechtboomsloot en de Nieuwmarkt hadden die dag veel weg van Beiroet tijdens de burgeroorlog. Uiteindelijk werd besloten om via de Anthonie Breestraat op te trekken naar de burgemeesterswoning op de Herengracht. Er werd gevochten. Mensen hadden striemen op hun rug. Dit ontlokte Pietje de opmerking: ´Striemen op je rug? Dan stond je verkeerd om´. Op een braakliggend terrein kwam de opmars tot stilstand.

Voorbeeldige woordvoerder
Rooie Pietje neemt een slok uit zijn glas en vertelt, bijna berustend, hoe het verder ging. De krakersbeweging verhardde zich. Organiseerde zich nog beter. En had in hem een voorbeeldige woordvoerder. Hij werd zelfs, keurig in pak, uitgenodigd bij Avro’s Televizier Magazine om geïnterviewd te worden door Jaap van Meekren. Mede hierdoor verwierf de krakersbeweging de nodige sympathie in het land. Zelfs bekende Nederlanders als Willy en Willeke Alberti en Hans Knoop (hoofdredacteur van Accent) betuigden hun sympathie.

Ondertussen, vertelt hij, ontstonden er zo’n veertig harde kernen. Er werd aan serieuze gevechtstraining gedaan. Een tien man sterke knokploeg werd opgericht, die de Amsterdamse speculant Pietje Dufour in zijn villa in Vinkeveen bezocht. Eerst werden de twee bouviers van Dufour uitgeschakeld en vervolgens werd het hele pand met knuppels kort en klein geslagen. Tot slot werd de waterleiding vakkundig kapot gemept zodat het hele pand onder water kwam te staan. Dit alles in het bijzijn van de bewoners. Feitelijk was er op dat moment binnen het Koninkrijk der Nederlanden een autonome republiek Amsterdam ontstaan, met zijn eigen mores, met zijn eigen handhaving.

Water en fosfor
Het begin van het einde, aldus Pietje, vond plaats op de bewuste kroningsdag. Onder het motto ´Geen woning, Geen Kroning´, vonden die dag grootscheepse rellen plaats die begonnen met de kraak van een pand op Bilderdijkstraat 30. De krakers waren uitgerust met water en fosfor en, dankzij Pietje, met een voor die tijd modern portofoonsysteem waardoor de krakers de ME telkens een stap voor waren. Het eindigde met veldslagen bij de Blauwbrug en op het Rokin. Wederom was het land getuige van een oorlogstoneel. En Rooie Pietje stond er middenin.

Nadien nam het begrip voor de krakers af. Er waren nog geweldige ontruimingen, zoals Lucky Luyk, de Vrije Keyser, en de Vondelstraat (waarbij zelfs een tank in het straatbeeld verscheen), maar de romantiek was verdwenen. Enerzijds door het schisma tussen de Nieuwmarktbuurt en de Staatsliedenbuurt, waarbij de laatste tot geen enkel compromis bereid was, en anderzijds door de opkomst van de punkbeweging en de hopeloze economische situatie begin jaren tachtig die ertoe leidde dat geweld bijna geen middel meer was maar doel werd.

Op de vraag of er toch iets is bereikt in al die jaren, knikt hij bevestigend. ‘Door onze acties zijn er HAT-eenheden gekomen in de stad, is er veel woonruimte beschikbaar gekomen voor de oud-krakers, is de snelweg niet aangelegd en is de Nieuwmarkt een relatief prettige buurt gebleven.’ Hij vervolgt: ‘Maar kijk nu eens. De stad is overgeleverd aan het kapitaal. De stad wordt verkwanseld. En de jeugd laat het allemaal toe. Ze doen niets meer. Waar zijn de mensen die vechten voor de stad? Waar is een Jan Schaefer?’ (Schaefer was wethouder Volkshuisvesting in Amsterdam en had een goede relatie met Rooie Pietje, hoewel ze voor de bühne altijd ruzie maakten.) ‘Ze hebben hele volksgemeenschappen uit elkaar getrokken en naar oorden als Osdorp, Purmerend, Almere en Schagen gestuurd. Ze hebben doelbewust de gemeenschapszin gebroken.’

Vermoeid vouwt hij zijn handen. Voor hem hoeft het niet meer. Hij leeft, zoals hij zelf zegt, in geleende tijd. Ziekte heeft zijn gezondheid behoorlijk aangetast. De dood heeft al een paar keer aan de deur geklopt, maar heeft hem steeds gemist. Binnenkort verhuist hij naar het gemoedelijke Harlingen. In zijn nieuwe stamcafé de Lichtboei kan hij ook daar zijn Jonge drinken. Beetje ouwehoeren met de stamgasten. En terugdenken aan een veelbewogen tijd. Een tijd die de overwinning van het grootkapitaal, mede dankzij hem, uitstelde maar niet afstelde.

Ik vraag hem of hij ergens spijt van heeft. Rooie Pietje denkt even na en zegt: ‘Ja, ik heb spijt van iedere steen die ik wierp en zijn doel gemist heeft.’

Over de rol van het koningshuis denkt hij inmiddels genuanceerder. ‘Als je kijkt naar de reclamebudgetten van Philips, Heineken of Unilever, zitten wij met WA voor een prikkie op de eerste rij. Zolang hij maar geen enkele politieke invloed heeft!’