Met het Nationaal Monument op de Dam poetste ontwerper J.J.P. Oud zijn eigen collaboratie in bezettingstijd weg. Foto: WikiCommons

Tussen vorm en inhoud: Nederland en de schaduw van de bezetting

Gebukt onder schuldgevoelens over passiviteit en collaboratie tijdens de bezetting vond Nederland zichzelf na de Tweede Wereldoorlog opnieuw uit. Maar in hoeverre speelt de verdrongen schaamte nu nog een rol?

 

Tekst Arjan Hebly

 

De nette, fatsoenlijke Nederlandse mens kenmerkt zich door netjes met elkaar omgaan, beleefd communiceren met elkaar, ook in het geval van meningsverschillen, dus niet schelden, niet (zichtbaar) kwaad worden, laat staan gaan vechten, de ander de ruimte geven, je inleven in de ander, argumenten op een redelijke manier met elkaar uitwisselen, naar elkaar luisteren, jezelf klein durven maken, jezelf (schijnbaar) wegcijferen wanneer je in contact bent met achtergestelde personen. Deze omgangsvormen zijn het resultaat van een lang opvoedings- en beschavingsproces, beginnend in het gezin, maar daarna doorgezet op scholen, universiteiten, in verenigingen, de sport en op het werk. De gehele samenleving is ermee doordesemd en zeker ook de gehele bureaucratie, de rechtspraak, het onderwijs en natuurlijk bovenal de media en de politiek, kortom in alle ideologische staatsapparaten, zoals de Franse filosoof Althusser dat noemt. Dat betekent niet dat mensen elkaar onderling geen loer draaien, vernederen, macht uitoefenen, mishandelen of wat dies meer zij, maar dit gebeurt veelal binnen de bovengeschetste vormelijke schil.

Deze zo breed beleden vormelijke opvoeding en cultuur is niet van alle tijden, maar is het resultaat van een beschavingsproces dat in zijn breedheid na de Tweede Wereldoorlog goed op gang is gekomen. Na de verschrikkingen van deze oorlog hebben we aan elkaar beloofd: ‘Dit nooit meer’. Tastbare resultaten zijn de Verenigde Naties, de Europese Unie, diverse internationale gerechtshoven (Den Haag profileert zichzelf graag als ‘De stad van Internationaal Recht en Vrede’), de euro, talrijke internationale organisaties en verdragen op allerlei gebied, niet in de laatste plaats op het gebied van de vrijhandel. Het vervagen van grenzen, talen en culturele verschillen, tussen landen en volken is hiermee onlosmakelijk verbonden. Een werkelijk eerlijke, door mensen zelf geordende wereld, weg van welk denkbaar totalitarisme, stond ons hierbij voor ogen. Welk weldenkend mens zou hier in hemelsnaam tegen kunnen zijn?

Schuld

Naar de inzichten van Freud is de vraag van het schuldgevoel het belangrijkste probleem van de cultuur. Cultuur veronderstelt namelijk verinnerelijke dwang en die dwang heeft schuldgevoel, onbehagen tot gevolg. Mogelijk dat collectief beleefde gevoelens van schuld ook van invloed kunnen zijn op het optreden en het handelen van een volk of een land. Hoe uit de schuld zich in het handelen van collectieven? Schuldgevoelens kunnen leiden tot moreel masochisme. Een persoon die zich door zijn schuld nooit gelukkig mag voelen. Een andere uitingsvorm is dat men een superlatief ‘boven-ik’ produceert. Zo doet een persoon zich na een laffe daad voor als de moedigste mens die ooit bestaan heeft. Hij kan dat alleen maar doen als van zijn daad geen getuigen zijn, of als de omstanders even laf waren, waardoor zij het nieuw gevonden heldhaftige gedrag van deze mens heimelijk gedogen. Dit ‘over je eigen schaduw springen’ is in wezen een innerlijke beweging weg van de kern van jezelf.

Je zou kunnen zeggen dat na de Tweede Wereldoorlog een groot deel van de wereld gebukt ging onder een gevoel van schuld, een gevoel van schaamte, over het eigen handelen. Slechts een handjevol landen bevrijdde zichzelf van de nazi’s, waaronder ten eerste Rusland, maar ook Servië en enkele andere landen met sterke partizanengroepen. Bij die groep hoorde Nederland zeker niet.

Het is goed voorstelbaar dat Nederlanders zich op twee manieren schuldig voelden. Ten eerste hebben we, met onze christelijke moraal, het antisemitisme voor, tijdens en na de oorlog welig laten tieren. Ten tweede zijn we eerst bezet door de Duitsers en daarna hebben we ons lijdzaam laten bevrijden door de geallieerden. Natuurlijk was er verzet, maar dat speelde geen doorslaggevende rol bij de bevrijding. De opstelling van het land als geheel was niet bepaald heldhaftig. Onze heimelijk gevluchte vorstin en het optreden van haar familie voor, tijdens en na de oorlog is van dit over je eigen schaduw springen misschien wel het duidelijkste voorbeeld.

Gidsland

Want wat zien we na de Tweede Wereldoorlog? Er is geen vorstenhuis in de wereld dat zich na de oorlog zo heeft ingezet voor een nieuwe wereldorde gebaseerd op vrede, respect en samenwerking. Denk aan de pacifistische toespraak van koningin Juliana in het Amerikaanse congres in 1952 en de oprichting door prins Bernhard van de illustere Bilderbergconferenties in 1954. Van een aantal bekende Nederlanders werd het ‘schaduw springen’ bekend, zoals van schilder/dichter Lucebert en de gevierde architect J.J.P. Oud (een voormalige vriend van Piet Mondriaan), ontwerper van zowel het Nationaal Monument op de Dam als het monument voor de gevallenen op de Grebbeberg. Hoe cynisch wil je het hebben?

Het Nederlandse volk deed niet veel anders. We steunden ons koningshuis, wat aangeeft dat we wisten dat we zelf geen haar beter waren geweest, straften de aperte slechteriken en vernederden publiekelijk graag de kruimeldieven van de oorlog. Zo dachten we ons blazoen wel voldoende te hebben gezuiverd. In een onlangs uitgezonden documentaire over dirigent Bernard Haitink legt deze precies de vinger op de zere plek. De naoorlogse dagen, voor iedereen toch een feest, zou je denken, waren voor hem – zoon van een halfjoodse moeder en een vader die als gijzelaar in een Duits concentratiekamp belandde – in al zijn hypocrisie een gruwel. Gevolgd door te stellen dat hij liever in Engeland wil sterven dan in Nederland.

En de Joden? Binnenlands negeerden we hun leed en daarna bekritiseerden we de Joden om hun oorlogen in Israël. Het weldenkende deel van het volk ging zich inzetten voor die nieuwe wereldorde. En alle ideologische staatsapparaten, waaronder bovenal het onderwijs, de media en de politiek, vulden zich hoe langer hoe meer met dit ogenschijnlijk onafwendbare en fatsoenlijke gedachtegoed. Maar in wezen was dat een weg van vervreemding, aangezien we een deel in onszelf ontkenden.

Hybris

De Griekse mythologie kent het fenomeen hybris, dat zich laat omschrijven met overdreven trots, hoogmoed, grootheidswaan, brutaliteit, onbeschaamdheid en verblinding. Dit proces lijkt ook van toepassing op volken en landen die hun eigen, meestal schaamtevolle, handelen uit het verleden niet onder ogen willen zien en daar op een verwrongen manier mee omgaan. Het handelen komt dan niet voort uit kennis over zichzelf, maar uit een overdekking daarvan, door zich juist op te stellen als de tegenpool ervan. En deze valse manier van kijken beneemt mensen ook de mogelijkheid om de werkelijkheid om zich heen zuiver te zien.

Want dragen de naoorlogse Europese instituties die de elites in het leven geroepen hebben in potentie niet alle kenmerken in zich om tot een dictatuur uit te groeien, iets waarvoor we juist wilden wegvluchten? Is de zorg voor degenen waarvoor regeringen direct verantwoordelijk zijn niet te zeer uit het zicht verloren? Hoe beheers- en bestuurbaar is een bureaucratische moloch als de Europese Unie eigenlijk nog? Is het huidige onhandige handelen van Europa met betrekking tot het coronavaccin daarvan niet een voorbeeld? Is de ongebreidelde uitbreiding richting het oosten en de isolering van Rusland historisch een juiste keuze? Is de vrijhandel met Derdewereldlanden niet alleen bedoeld om onze eigen middenklasse, de kiezers van de elite, betaalbare producten te doen toekomen, waardoor zij zich rijker kunnen wanen dan ze in wezen zijn? Is de nijd waarmee wij de Serviërs benaderen, culminerend in de schandelijke bombardementen in 1999, misschien niet ergens ver weg ook het gevolg van afgunst op hun heldendom en onze lafheid tijdens de Tweede Wereldoorlog? Hoe gerechtvaardigd is ons opgeheven vingertje richting Israël en onze verheerlijking van organisaties als de PLO?

Verzoeningsritueel

Natuurlijk moet iedereen door, ook nadat je als persoon, volk of land iets gedaan hebt waar je achteraf moeilijk trots op kunt zijn. In oude verhalen wordt wel verhaald over het doen van een offer, wat ook een persoonlijk offer kan inhouden. Of over het doen van een publieke of meer private bekentenis. Mogelijk dat we van verzoeningsrituelen van andere culturen nog veel kunnen leren (denk aan Zuid-Afrika en Rwanda). Het belang zit niet zozeer in het soort handeling, maar in het onder ogen durven zien van je eigen duistere handelen. Door dit over te slaan en het verborgen te houden, zadel je niet alleen jezelf maar ook volgende generaties op met onbehaaglijke gevoelens die de grond onder hen onvast maken en hen met eenzelfde geestelijke blindheid kunnen infecteren. En door jezelf beter te leren kennen wordt het zicht op de werkelijkheid om je heen ook gaver.

 

Arjan Hebly is architect en doceerde onder meer aan de Technische Universiteit Delft.

 

Dit artikel verscheen in de april-editie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap.