Opiniepeilingen leren dat de populariteit niet alleen van de drager van de kroon en zijn ega afneemt, maar ook van het instituut van de monarchie zelf. Hoewel de volksvertegenwoordiging in zijn algemeenheid lippendienst aan het koningschap blijft verlenen en achterblijft bij de afnemende adhesie aan de monarchie, zal het er toch een keer van komen dat deze staatsvorm opgedoekt wordt. Jongeren halen al hun schouders op.
Tekst: Ulli d’Oliveira
Illustratie: Joep Bertrams
In het voorwoord van het Gesamtkunstwerk uit 2004 van een Grondwet van de republiek Nederland schreef ik dat wij ervan hadden afgezien de overgang van monarchie in republiek in onze beschouwingen te betrekken. ‘We gaan er in deze studie van republikeinse modellen van uit dat deze overgang die men kan betreuren of toejuichen, zich op de een of andere, liefst beschaafde manier voltrokken heeft.’ Een vrij zoetsappige tekst, die de ontvankelijkheid voor onze pseudoneutrale onderneming om het nadenken over een republikeinse grondwet te bevorderen diende te vergemakkelijken.
Opheffing kan langs de bestaande grondwettelijke kanalen tot stand komen. Het gaat dan niet om de beëindiging van het koningschap van een zittend staatshoofd. Dat kan plaatsvinden door afstand van de troon, of door een niet door het parlement goedgekeurd huwelijk. Dan komt er vervolgens een opvolger. Ook als er geen erfopvolgers zijn – bijvoorbeeld doordat alle troonsopvolgers, die nu nog en masse voorhanden zijn, voor de eer bedanken en afstand doen – is het nog niet met de monarchie gedaan: volgens art. 30 van de Grondwet kan het kabinet dan een wetsvoorstel indienen voor een nieuwe troonsopvolging, die dan in verenigde vergadering van de beide Kamers met een tweederde meerderheid moet worden aanvaard. Dat zal me wat worden! Zo’n initiatief voor het aanboren van een nieuwe dynastie kan dus niet vanuit het parlement komen.
Volgens Paul Bovend’Eert, wiens boek over De Koning en de monarchie ik in dit tijdschrift besprak, is deze regeling achterhaald en kan die beter geschrapt worden. ‘Dan ligt het eerder voor de hand om ervan uit te gaan dat de monarchie in dat geval eindigt en de invoering van een andere regeringsvorm met een president als staatshoofd de eerste vervolgstap is.’ Zo is het. Maar mijn hooggeschatte collega is voorlopig nog voor de handhaving van het huidige stelsel: hij vindt het geen drama als de monarchie beëindigd wordt, maar ziet nog onvoldoende grond voor de overstap: ‘Laat Nederland voorlopig nog maar een gekroonde republiek met een Oranje verfje blijven.’
Hoe gaat zo’n overgang in zijn werk? Dat moet met een grondwetswijziging waarbij eerst het vuiltje van art. 30 moet worden weggewerkt, en dan een inrichting van het presidentschap zijn beslag moet krijgen. De procedure tot wijziging van grondwetsbepalingen, neergelegd in hoofdstuk 8 van de Grondwet, is, vergeleken met buitenlandse regelingen, behoorlijk stug. Er gaan jaren en verkiezingen overheen. Ik geef hier geen details, maar er komen verschillende gekozen parlementen aan te pas. En, niet onbelangrijk: als de wet tot wijziging van de Grondwet is aangenomen in het parlement, moet de koning nog tekenen. Die zou nog wel eens roet in het republikeinse eten kunnen strooien. Weigert hij, dan ontstaat er in eerste aanleg een impasse, een constitutioneel probleem: de koning moet immers tekenen, want hij heeft niet het recht om bezwaar te maken tegen door het parlement aangenomen wetten. Dat is een gevolg van zijn onschendbaarheid, dat wil zeggen zijn uitsluitend ceremoniële, onpolitieke rol, al maakt hij deel uit van de regering. Voor de duidelijkheid: kabinet plus staatshoofd vormen samen de regering.
HOBBELS
Ook als voorzitter van de Raad van State, die adviezen geeft aan het kabinet over wetsvoorstellen, heeft hij niets te vertellen. Blijft hij niettemin halsstarrig weigeren, dan zijn er paardenmiddelen: de ministerraad kan het parlement meedelen, na advies van de Raad van State, dat de koning buiten staat is zijn bediening uit te oefenen. Is het parlement akkoord, dan verklaart het dat dit het geval is en benoemt in verenigde vergadering een regent. Die kan dan de wet tot wijziging van de Grondwet waarbij de monarchie beëindigd wordt en een republiek wordt ingesteld, tekenen, en dan is de zaak rond.
In die Grondwet moet van alles geregeld worden voor de instelling van de republiek, talrijke bepalingen moeten worden meegewijzigd. Overal moet het woord koninkrijk vervangen worden door republiek, de commissaris van de koning gaat anders heten, de voorzitter van de Raad van State is niet de koning, enzovoort. En belangrijk: niet alleen de Grondwet moet worden gewijzigd, maar ook het Statuut van het Koninkrijk. Dat wemelt van de bepalingen waarin het over het koningschap en de koning gaat. Een wijziging van het statuut, eigenlijk het hoogste constitutionele document in Nederland, is een netelige opgave waarin ook de landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten hun zeggenschap uitoefenen. Die zijn, zoals bekend, zwaar koningsgezind…Kortom, er zijn heel wat hobbels te nemen.
ONBESCHAAFD
Daar kan natuurlijk heerlijk over gedroomd worden. Allerlei scenario’s zijn te bedenken, waarbij, met het voorbijgaan aan de bovenstaande juristerij, de monarchie ten einde gebracht wordt. De monarchomachen hebben hele boekenkasten gevuld met plannen en legitimaties. Moet de guillotine eraan te pas komen, of verbanning naar een ver buitenland? Paleisbestormingen en confiscatie van bezittingen in binnen- en buitenland? Een herhaling van Troelstra’s generale repetitie van 1918? Men weet: een slechte generale levert een geweldige première op.
Toch denk ik niet dat het zover komt. Er raast geen revolutie als in 1848 of 1918 over de Europese vorstenhuizen en -huisjes. Over folklore ontstaan geen staatkundige omwentelingen, of het nu over carbidschieten, zwarte Piet of de monarchie gaat. Ik gok toch op een geleidelijke ontwikkeling, waarbij de functie van het vorstenhuis als een verbindende factor steeds verder afneemt. Hoe kan een monarchie verbinden als een steeds groter deel van de bevolking zijn schouders ophaalt of gewoon tegen een erfelijk staatshoofd gekant is? Het beleid bij de modernisering van de monarchie – alsof dat zou kunnen en geen innerlijke tegenstrijdigheid zou zijn – dat erin bestaat om steeds gewoner, burgerlijker te worden en dat resulteert in zichtbare patserigheid en conspicuous consumption, levert ook al geen substantiële bijdrage aan de populariteit. Het gewoon doen is het zwaard waar de monarchie in valt en waarmee het zichzelf om zeep helpt. Ook het afstandelijke toneel van Beatrix viel trouwens al uit de tijd. Die erosie is niet tegen te houden en onweerstaanbaar. Er komt een moment waarop het afgelopen is met de angstvallige parlementaire lippendienst aan de monarchie. Dan wordt die netjes afgeschaft. La république est en marche!
Ulli d’Oliveira is emeritus hoogleraar migratierecht en letterkundige.