Oud-topambtenaar Huub Linthorst: ‘Referendum enige weg voor de republiek’

Oud-topambtenaar Huub Linhorst schreef met Dagboek van een kroonprins – hoe Nederland bijna een republiek werd een uiterst vermakelijke roman met een serieuze juridische ondertoon.

RENÉ ZWAAP

Op politiek gebied mag de herinvoering van de republiek in Nederland nog ver weg lijken, in de vaderlandse literatuur zit de gedachte duidelijk in de lift. In 2021 kwam Adriaan van Dis met zijn roman KliFi, woede in de republiek Nederland, een vooruitblik naar een toekomst zonder Oranje-heersers, die ook niet over rozen bleek te gaan. Een jaar later boog Herman Koch zich in zijn Het Koninklijk Huis: een modern koningsdrama over dezelfde materie, en ook in dat werk dient de republiek niet bepaald als aanlokkelijk perspectief.  Beide auteurs lijken de republiek vooral te zien als een voorbode van rampspoed. Heel anders is dat in het kersvers verschenen Dagboek van een Kroonprins (ondertitel: Hoe Nederland bijna een republiek werd), geschreven door oud-topambtenaar Huub Linthorst, dat draait rond de fictieve kroonprins Frederik, die al van jongs af aan gruwt van het archaïsche en absurde ambt dat op hem wacht en besluit het systeem van binnenuit te saboteren – met succes, zij het wat laat.

Huub Linthorst (1945) kan terugkijken op een lange loopbaan als jurist bij de rijksoverheid. Hij was onder meer werkzaam bij de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving op het ministerie van BZK en sloot zijn ambtelijke loopbaan af als directeur Wetgeving en Juridische Zaken bij het ministerie van Economische Zaken. De kennis die hij zo opdeed over de juridische ongerijmdheden van het constitutioneel koningschap in de Lage Landen klinkt in deze roman volop door en dat maakt Dagboek van een Kroonprins tot uiterst vermakelijke lectuur met een serieuze ondertoon.

VRIJWILLIGE TROONSAFSTAND

Huub Linthorst: ‘Voor de monarchie heb ik altijd een bijzondere belangstelling gehad, maar het idee voor dit boek deed ik eigenlijk op door een column van Daniela Hooghiemstra in NRC. Zij schreef daarin dat als de monarchie in Nederland nog eens ten einde zou komen, dat waarschijnlijk zou gebeuren als de Oranjes er zelf de brui aan gaven. Dat leek me een mooi uitgangspunt voor een roman. Ik probeerde me voor te stellen wat dan het beste als motief zou kunnen fungeren voor zo’n vrijwillig afscheid van het koningschap. Dat kon in mijn ogen alleen maar de liefde zijn. Naar het schijnt had Willem-Alexander al voor het koningschap willen bedanken als hij van het kabinet indertijd geen toestemming zou hebben gekregen om met Máxima te trouwen, dus dat ging al die kant uit. Al kan je je natuurlijk afvragen of de dame in kwestie nog wel met hem in het huwelijk had willen treden als zij geen koningin zou worden. Met soortgelijke  problematiek worstelt ook prins Frederik, de hoofdfiguur van mijn roman, die zich ook telkens moet afvragen of de avances die hem bereiken wel voor hem als mens zijn bedoeld, of voor zijn functie, en het daarachter liggende kapitaal en prestige’ .

Een fraaie episode in het liefdesleven van prins Fred is de geheime romance die hij beleeft met de Belgische kroonprinses, met wie hij een erotische ontmoeting heeft in de bomvrije kelder onder de tennisbaan van Paleis Huis ten Bosch. Linthorst: ‘Die kelder bestaat echt, maar de  romance is een product van mijn verbeelding’.

Prins Fred treedt niet ebenbürtig in het huwelijk met zijn Belgische tegenvoeter, maar kiest voor een hobbelig levenspad als sociaal advocaat,  waarbij hij voortdurend in de clinch ligt met zijn standsbewuste moeder, bemoeizuchtige premiers en een ambitieuze zus die als influencer op YouTube haar volgers inzet voor een gooi naar de troon.

Linthorst: ‘Veel van de zaken waar prins Fred zich in ons constitutioneel stelsel aan stoort zijn ook de mijne, zoals  het koningschap “bij de gratie Gods”, het benoemen van rechters bij koninklijk besluit en het recht spreken onder een portret van de koning, het voorzitterschap van de Raad van State van de koning en de eed van trouw aan de koning, die niet alleen ministers en de leden van de Eerste en de Tweede Kamer moeten afleggen, maar ook ambtenaren, allerlei bestuurders, rechters en zelfs advocaten. Even absurd is dat gratie nog steeds wordt verleend – of niet – door de koning. Weliswaar onder ministeriële verantwoordelijkheid, maar dat maakt het niet minder achterhaald en raar. In een moderne democratische rechtsstaat zou het toch vanzelfsprekend moeten zijn dat dit een taak is voor de rechter.’

BIJ DE GRATIE GODS

Na zijn pensionering was Linthorst als vrijwilliger medewerker van de D66-fractie in de Tweede Kamer, waar hij meeschreef aan het succesvolle voorstel tot schrapping van het artikel in  het Wetboek van Strafrecht over majesteitsschennis  en het schrappen van de aanhef ‘bij de Gratie Gods’ bij iedere wet en koninklijk besluit. Linthorst: ‘Bij de indiening van dat voorstel viel mij al op dat de ontvangst, ook in progressieve kring, nogal afwijzend was. Heel uitdrukkelijk was dat zelfs het geval bij de woordvoerder van de PvdA-fractie. Ik vermoed daarom dat het met het recente republikeinse streven van de PvdA onder Timmermans niet zo’n vaart zal lopen. Uiteindelijk zag D66 af van het verder in procedure brengen van het wetsvoorstel om de deelname van de ChristenUnie aan een nieuw kabinet mogelijk te maken. Ik denk dat de enige manier waarop Nederland ooit een republiek kan worden, net zoals in mijn roman het geval is, loopt via een referendum. Maar om dat mogelijk te maken, is eerst nog een wijziging van de procedure voor grondwetsherziening nodig. Hopelijk kan mijn boek daarvoor de nodige inspiratie bieden’.

‘Dagboek van een Kroonprins’, ISBN 978 94 9336 478 3, 337 blz., is voor € 24,95 euro verkrijgbaar in de boekhandel of rechtstreeks bij de uitgever.