artikelen - Page 2

Harry Mulisch en de monarchie: van Provo-sympathisant tot Paleisgast

Wie bij Harry Mulisch zoekt naar een coherente visie op de monarchie, stuit op dezelfde meerduidigheid die ook zijn literaire werk kenmerkt. De schrijver van Bericht aan de rattenkoning voelde zich aangetrokken tot de republikeinse gedachte, maar kwam toch steeds dichter bij de troon te staan.

Tekst Ries Roowaan

Harry Mulisch (1927-2010) woonde de eerste dertig jaar van zijn leven in het verstilde Haarlem. Toen hij eind jaren vijftig naar Amsterdam verhuisde, stond hij reeds te boek als een groot literair talent, niet in de laatste plaats in eigen ogen getuige zijn vaak geciteerde, licht ironische uitspraak: ‘Ik ben een groot schrijver, daar helpt geen moedertjelief aan.’

In de hoofdstad raakte Mulisch verzeild in het rumoer van de jongerenopstand. Het jaar 1968 geldt wereldwijd als de grote tijd van de protestbeweging. In Nederland deed zich dit fenomeen – als uitzondering op de regel dat hier alles later gebeurt – juist eerder voor. Dat was de verdienste van Provo die van 1965 tot en met 1967 actief was. In een van hun bekendste leuzen ‘Oranje boven, oranje boven, leve de republiek!’ combineerden zij ernst en speelsheid op een wijze die het handelsmerk van deze politieke beweging zou worden.

De auteur raakte dermate gefascineerd door wat zich bij wijze van spreken voor zijn huisdeur afspeelde, dat hij zijn literaire werk terzijde legde en de straat op ging. Zijn indrukken heeft hij vastgelegd in Bericht aan de rattenkoning, een boek uit 1966, het jaar waarin Beatrix en Claus van Amsberg trouwden. De keuze van de kroonprinses voor een Duitser, die bovendien nog lid was geweest van de Hitlerjugend en in de Wehrmacht had gediend, zonder dat zij afstand van de troon deed, beschouwde Mulisch als ‘een onheilspellende uiting van regenten- resp. regentessenmentaliteit (die men bij haar ouders niet in die mate vindt). Ons stond een Wilhelmina II te wachten.’

Met dat oordeel stond hij overigens bepaald niet alleen. Daar kwam bij dat Beatrix als eerste van de Oranjes wenste te huwen in het opstandige Amsterdam, waar de wonden van de bezetting en de Jodenvervolging nog lang niet waren geheeld. Het verleidde de schrijver tot een uitgesproken lenige redenering: ‘Men zou haast zeggen, dat zij een provo was. Maar het omgekeerde is waar. Het was verstoktheid. Zij provoceerde niet, maar was geprovoceerd; zij dacht, dat zij zich dat nog straffeloos kon veroorloven.’

Onconventionele oppositie

In zijn reportage over ‘de geschiedenis van Amsterdam in de periode 1965-1966’, zoals Mulisch het Bericht aan de rattenkoning karakteriseerde, wordt de onconventionele oppositie met overduidelijke sympathie geschilderd, maar toch was de auteur nooit één van de Provo’s: zij waren van een andere generatie en bovendien deinsde hij er niet voor terug om ook hen de maat te nemen. Dat laat onverlet dat op zo goed als elke pagina de voornaamste breuklijnen feilloos in kaart worden gebracht: jong versus oud, vooruitstrevend versus conservatief en niet in de laatste plaats de republiek Amsterdam versus het regenteske Nederland. Later zou Mulisch nog eens uitgebreid op die jaren terugkomen – in zijn magnum opus De ontdekking van de hemel heette het: ‘…Amsterdam [was] bezet door binnengerukte nederlandse troepen; geüniformeerde boerenzoons van christelijke komaf beheersten tijdelijk de stad…’

In de tweede helft van de jaren zestig leken de scheidslijnen nog van graniet, maar al snel zouden zij volledig verwateren. Ironisch in dit verband is dat juist Claus met zijn publieke optredens niet alleen een ontspanning van de Nederlandse houding ten opzichte van Duitsland teweeg zou brengen, maar tevens met zijn progressieve opvattingen over onder andere ontwikkelingssamenwerking een groot deel van de protestgeneratie voor zich wist te winnen. In de loop der jaren ontstond ook een warme verstandhouding met Mulisch. Ze hadden beiden een Duitse achtergrond, als tiener de Tweede Wereldoorlog meegemaakt en waren sindsdien wars van het militaire bedrijf.

Mulisch had toen al hoog en breed afscheid genomen van het politiek activisme. De man die in de jaren zestig vooral documentaire boeken, reportages en politieke schotschriften had voortgebracht, keerde terug naar het verhalende proza. In een interview ter gelegenheid van de publicatie van zijn roman Twee vrouwen (1975) verklaarde de schrijver: ‘De oorlog is nu over. Gewonnen. We kunnen elkaar weer verhaaltjes gaan vertellen.’ Mulisch ging dan ook niet langer de deur uit om het straatrumoer van dichtbij te observeren, maar beschouwde het wereldgebeuren vanachter zijn bureau. Zijn hernieuwde literaire engagement zou ware klassiekers opleveren, waarvan De aanslag en De ontdekking van de hemel de bekendste maar niet de enige zijn. Mulisch werd een tot ver over de landsgrenzen gevierd auteur.

Parallel aan zijn groeiende literaire roem werd de schrijver meer en meer deel van het establishment. Dat had enerzijds te maken met zijn persoonlijke Werdegang tot huisvader en bestsellerauteur, anderzijds ook met het politieke klimaat. Vrij geruisloos werd een groot deel van de ideeën en voorstellingen van de protestgeneratie gemeengoed. Mulisch – in zijn jonge jaren een kunstenaar wars van maatschappelijke conventies, later een politieke rebel – groeide tegelijkertijd met de babyboomers uit tot een gevestigd burger van links-liberale signatuur. Tekenend in dit verband is de Herenclub: de wekelijkse dinerafspraak van succesvolle schrijvers, kunstenaars, componisten en niet te vergeten politici – in 1979 door Mulisch en Hans van Mierlo opgericht, destijds nog onder de naam Deftig Links.

Toenadering

Toen Beatrix in 1980 aantrad, stond zij een veel formeler, zo men wil stijver, koningschap voor. Tegelijkertijd richtte zij zich op linkse thema’s zoals de multiculturele samenleving en gaf zij graag een culturele invulling aan haar publieke optredens. Als op iemand de typering ‘deftig links’ van toepassing was, dan op Beatrix en in dat opzicht was zij de ideale kandidaat voor de Herenclub geweest, ware het niet dat vrouwen geen lid konden worden van Harry’s eetvereniging.

Toch was er vrijwel vanaf het begin sprake van toenadering tussen de schrijver en de kersverse koningin, ook al behield Mulisch een zekere afstand tot haar officiële rol. Behoudens tijdens toespraken sprak hij haar nooit met ‘koninklijke hoogheid’ of ‘majesteit’ aan. Evengoed werd Mulisch een vaste gast tijdens de diners en concerten die in opdracht van het koninklijk huis werden georganiseerd. Zelfs bij staatsbezoeken was hij welkom.

De verzoening moet in het midden van de jaren tachtig zijn beslag hebben gekregen. In 1984 woonde de schrijver in het Paleis op de Dam een lezing van de beroemde dirigent Nikolaus Harnoncourt bij. In zijn dagboek vermeldde hij: ‘Beatrix afstandelijk vriendelijk tegen mij; is natuurlijk niet vergeten wat ik over haar schreef in Rattenkoning, maar beschouwt mijn verschijnen daar vermoedelijk als een triomf.’ Drie jaar later vierde De Gids, waarvan Mulisch decennialang redacteur was, het 150-jarig jubileum. Tijdens een bijeenkomst in het Rijksmuseum, waarbij de koningin eregast was, legde hij het definitief bij: ‘Met Beatrix op weg naar boven over mijn moeilijke verhouding tot de monarchie, dat dat nu achter de rug was. Ik had de hele middag moeite om niet te familiair met haar te worden’, schreef hij in een van zijn vele aantekeningenboekjes. Het moet voor beiden een overwinning zijn geweest: voor de vorstin omdat haar links-liberale en culturele invulling van het koningschap een succes bleek; voor de auteur was het de bevestiging van zijn schrijverschap, naast de zekerheid dat hij arrivé was.

Afscheid van de republiek

In september 1996 werd door een drietal prominente Nederlanders het Republikeins Genootschap opgericht; tegelijkertijd waren enkele publieke figuren, onder wie ook Mulisch, uitgenodigd om lid te worden. De schrijver was op dat moment in het buitenland, maar stuurde een briefje dat blijk gaf van interesse. Toen hij evenwel bij terugkomst in Nederland de notulen van de oprichtingsvergadering las, was dat direct over. De steen des aanstoots was besluit nummer 4: ‘Leden kunnen ook op lichamelijke kenmerken worden geselecteerd: alleen autochtone mannen komen in aanmerking.’ In zijn bedankbriefje karakteriseerde Mulisch zichzelf als het kind van twee allochtonen (zijn moeder was van origine Duits, terwijl zijn vader uit Oostenrijk-Hongarije stamde), waardoor hij niet eens in aanmerking kwam voor het lidmaatschap.

Zonder twijfel had Mulisch formeel gelijk, maar diegenen die bij de oprichtingsvergadering aanwezig waren geweest, wezen unaniem op de kloof tussen de meerderheid die het genootschap vooral als een welkom excuus voor een gezellig etentje zag en een kleiner groepje dat het politieke doel serieus nam en notulen maakte. Ook wordt in de verhalen steevast melding gemaakt van een overvloedige hoeveelheid alcohol waardoor de vergadering met het uur carnavalesker werd en uiteindelijk enkele nogal controversiële besluiten in de notulen terechtkwamen. Overigens bedankten naast Mulisch nog drie kandidaat-leden. Voor hun beslissing had prof. A. J. Dunning, die wel overtuigd lid werd, een eenvoudige verklaring: ‘Er zijn nu eenmaal mensen die niet de verdenking op zich willen laden er republikeinse gedachten op na te houden.’ Want dat doet de carrière in de regel geen goed.

Monarchist? Republikein?

Was Mulisch in de dertig jaar tussen de publicatie van het Bericht aan de rattenkoning en het besluit geen lid te worden van het Republikeins Genootschap van gedachten veranderd? Was hij wel of geen republikein? Die vraag kan alleen maar met een enerzijds-anderzijds worden beantwoord. Uit dagboekfragmenten blijkt door de jaren een op z’n minst latente voorkeur voor de republikeinse staatsvorm. Tegelijkertijd wordt ook zijn oprechte persoonlijke waardering voor de koningin en de prins-gemaal duidelijk en zonder twijfel zal hij hun erkenning als het zegel van literair en maatschappelijk succes hebben ervaren.

Daarnaast moet in het achterhoofd worden gehouden dat bij Mulisch de kloof tussen werk en leven, tussen zeggen en doen, nooit helemaal afwezig was. In zijn boeken raakte hij vaak aan politieke thema’s en nam daarbij zonder uitzondering een progressief standpunt in. Tegelijkertijd voegde de auteur niet altijd de daad bij het woord. De rellen en demonstraties van de jaren zestig observeerde hij bij voorkeur van een zekere afstand, staande in zijn cabriolet. Collega-schrijver Gerard van het Reve typeerde hem dan ook als een ‘gemotoriseerde relletjesvoyeur’. Ook gaf zijn gesoigneerde, om niet te zeggen flamboyante voorkomen aanleiding tot twijfel over zijn linkse inborst.

Evengoed zou dit uiteindelijk een weinig vruchtbaar perspectief kunnen zijn. Mulisch was in de eerste en de laatste plaats een schrijver. ‘Iets doen dat losstaat van mijn werk, stoot mij tegen de borst, verveelt en vermoeit mij. Dat geldt zelfs voor koffie zetten of een willekeurig gesprek’, noteerde hij in het jaar 1988, maar het is aannemelijk dat hij gedurende zijn gehele leven uitsluitend zijn boeken werkelijk serieus heeft genomen. Vriendschappen, liefde en zeker politieke overtuigingen waren daaraan ondergeschikt en soms zelfs niet veel meer dan wisselgeld. Weliswaar zal niet iedereen het willen onderschrijven – over smaak valt nu eenmaal altijd te twisten – maar uiteindelijk kunnen we Harry Mulisch slechts dankbaar zijn: met zijn radicale toewijding aan het geschreven woord heeft hij de Nederlandse literatuur verrijkt met enkele absolute meesterwerken.

 

Citaten uit: Harry Mulisch, Bericht aan de rattenkoning (Amsterdam 1966); Harry Mulisch, De ontdekking van de hemel (Amsterdam 1992); Robbert Ammerlaan, Zijn eigen land (Amsterdam 2016); Volkskrant 27 februari 1997; Wikipedia.

De markies van Condorcet: grondlegger van de Franse republiek

/

De markies van Condorcet (1743–1794) was een van de grondleggers van de Franse revolutie. Hij was voorvechter van gelijke rechten voor vrouwen en afschaffing van de slavernij. Ook hij ontkwam niet aan de Terreur van Robespierre.

Tekst: Meindert Fennema

Marie-Jean-Antoine-Nicalas Caritat, Markies van Condorcet (1744-1794) zou eigenlijk militair worden: dat was een familietraditie. Maar hij werd wiskundige en publiceerde in 1765 – hij was toen 21 – een innovatief artikel over integraalrekening. Vier jaar later werd hij lid van de Franse Academie voor Wetenschappen, waarvan hij spoedig secretaris zou worden. Hij was bevriend met de belangrijkste verlichtingsfilosofen: Voltaire, Diderot, d’Holbach en D’Alembert. Maar al zijn vrienden stierven aan de vooravond van de Franse Revolutie. Voltaire in 1778 (in datzelfde jaar overleed ook Rousseau), D’Alembert overleed in 1783, Diderot in 1784, d’Holbach overleed in januari 1789. Van de verlichtingsfilosofen nam alleen Condorcet deel aan de Franse Revolutie. Het zou hem niet goed bekomen.

Aanvankelijk leek het Condorcet ook tijdens de Revolutie voor de wind te gaan. De markies had een radicaal temperament. Dat hij onder Lodewijk XVI nog een hoge bestuurlijke functie bekleed had werd hem vergeven. Dat hij zich bij de eerste verkiezingen van de Staten Generaal verkiesbaar stelde namens de adel was niet zo handig. De adel had een hekel aan zijn radicale ideeën. Hij publiceerde midden in de verkiezingstijd een pamflet waarin hij de afschaffing van de slavernij bepleitte. Kort daarvoor had hij zich in een ander pamflet uitgesproken voor het vrouwenkiesrecht. Condorcet was een van de eersten die zich aansloot bij de Club der Jacobijnen.

Openbaar onderwijs

Maar hij werd niet gekozen in de Constituante. Pas aan het einde van 1789 werd hij, mede door toedoen van Lafayette, gekozen in de Commune van Parijs. Maar hij werd in 1791 niet herkozen. Pas in oktober werd hij gekozen in de wetgevende vergadering. Daar maakte hij zich onsterfelijk met een rapport over de inrichting van het openbaar onderwijs, dat de vorm en de inhoud van het onderwijs voor de volgende twee eeuwen zou gaan bepalen.

Maar dan loopt het fout. In de loop van 1792 ontbrandt er een strijd tussen Brissot en Condorcet aan de ene kant en Robespierre en Saint Juste aan de andere. Condorcets functies in het Ancien Regime werden hem steeds meer aangerekend en dat gold ook voor zijn vriendschap met Lafayette. Zijn voorzitterschap van de vereniging ‘Les Amis des Noirs’ werdt maakte hem ook niet populair bij Robespierre. Robespierre was, anders dan Condorcet en Brissot, tegen de afschaffing van de slavernij in de koloniën. Het brood was in Parijs al zo duur geworden, als nu de suiker ook nog duur werd zou de revolutionaire regering dat worden aangerekend.

De terreur brak los en de macht kwam steeds meer te liggen bij de Commune van Parijs. Desondanks zette Condorcet zijn wetgevende arbeid voort en hij wist te bewerkstelligen dat een aantal revolutionaire vrienden uit Amerika, Duitsland en Engeland het Franse burgerschap werd verleend. Dat gold onder meer voor Jeremy Bentham, Tom Paine, Friedrich von Schiller en George Washington.

Danton ten val

Condorcet werd voorzitter van de commissie die zich bezighield met het opstellen van een nieuwe grondwet, waarin – voor het eerst in de geschiedenis – naast het recht op eigendom, het algemeen mannenkiesrecht, ook een aantal sociale grondrechten werden vastgelegd. De concept-grondwet van 1793 werd in de nationale vergadering door de Jacobijnen afgewezen, om partijpolitieke redenen. Zij wilden de Girondijnse regering onder leiding van Danton ten val brengen. Toen dat gelukt was werd de grondwet van Condorcet, met een aantal kleine wijzigingen, alsnog aangenomen.

De Jacobijnse vleugel werd steeds nationalistischer en gewelddadiger. Condorcet verzette zich tegen terechtstelling van de koning, samen met Tom Paine pleitte hij voor zijn verbanning naar Amerika: daar zou de koning kennis kunnen maken met de weldaden van een democratische samenleving. Tevergeefs. Louis XVI zou op 23 januari 1793 geguillotineerd worden. In juni van dat jaar werden 29 Girondijnse volksvertegenwoordigers gearresteerd. Condorcet verzette zich opnieuw. Kort daarna, op 8 juli 1793, wordt ook tegen Condorcet een arrestatiebevel uitgevaardigd. De man die zich al in 1791 voor een Republiek had uitgesproken, toen Robespierre zich nog monarchist betoonde, werd anderhalf jaar later beschouwd als ‘verdediger van de monarchie’. De man, die zich, tot ergernis van Robespierre in 1788 – en op nieuw in 1789 – had uitgesproken voor de afschaffing van de slavernij en die had gepleit voor het vrouwenkiesrecht, werd in 1793 vervolgd wegens ‘contrarevolutionaire activiteiten’.

Meesterwerk

Condorcet onttrok zich aan arrestatie door onder te duiken op een adres vlak bij de Jardin du Luxembourg. Daar schreef hij in zes maanden een meesterwerk dat hem een vooraanstaande plaats zou verschaffen onder de verlichtingsfilosofen: Esquisse d’un tableau historique des progres de l’esprit humain. In ruim 300 pagina’s schetste hij hoe in de loop van de menselijke geschiedenis het idee van de vooruitgang steeds meer terrein wint. Het manuscript eindigt met een ‘Fragment sur l’Atlantide’, een utopie, waarin een geheel op wetenschap gebaseerde samenleving wordt geportretteerd: daar bestaat een universele taal, daar is onderwijs voor iedereen, daar zijn religie en bijgeloof uitgebannen, daar zijn vrouwen bevrijd van hun patriarchale man en de slaven van hun meester, daar heerst volledige vrijheid. De vooruitgang is in de ogen van Condorcet inherent aan de menselijke natuur en wordt slechts tegengehouden door onwetendheid en (bij)geloof, die zich verschansen in religieuze instellingen en tradities. Op hun beurt worden religie en tradities in stand gehouden door degenen die daar belang bij hebben: vorsten, de adel, advocaten en rechters, maar vooral de geestelijkheid. Strijd tegen religie en traditie is dus de plicht van allen die de vooruitgang willen dienen.

Condorcet deed dat zelf met zoveel overgave dat zijn Nederlandse vertaler meende de schrijver tegen zichzelf in bescherming te moeten nemen. Hij schreef in een voorwoord van de Schets van een historisch tafereel der vooruitgang van ’s menschen geest (Haarlem, 1804): ’In een Werk, van dien aart, als dit, geschreven door een Wijsgeer, die (…) in de heerschende Schoole van zijnen tijd, in de Schoole der HELVETIUSSEN EN DIDEROTS gevormd was, kon het niet missen, of moesten enige trekken voorkomen, die den Christelijke Godsdienst min gunstig waren. Ik heb gemeend dat ik wél zou doen deze plaatsen of uitdrukkingen – die nogthans weinig in getal zijn – of te verzachten, of geheel weg te laten.’

Gearresteerd

Toen Condorcet zijn Esquisse af had, in maart 1794, besloot hij zijn onderduikadres te verlaten en ging op weg naar een vriend die in Fontenay aux Roses woonde. Deze durfde hem echter niet binnen te laten omdat zich, naar hij zei, onder zijn huispersoneel Jacobijnen bevonden. Uitgeput zocht Condorcet onderdak in een herberg, waar hij echter argwaan wekte door een omelet van twaalf eieren te bestellen. Hij werd door de gendarmerie gearresteerd en opgesloten in een politiecel. De volgende ochtend, op 28 maart 1794, trof men hem dood in zijn cel. Had hij zelfmoord gepleegd of was hij, geestelijk en fysiek uitgeput, een natuurlijke dood gestorven?

Op 2 april 1795, na de val van Robespierre, besloot de Nationale Conventie zijn ‘Schets’ op staatskosten uit te geven.

Meindert Fennema vertaalde, samen met Geertje Karsten-van der Giesen, Condorcets ‘Beschouwingen over de negerslaverij’ (Heureka, Weesp, (1989, 1991)

Interview: George Soros over de samenzwering tegen hemzelf, de Gierige Vijf en het dreigende einde van de Europese Unie

George Soros investeerde wereldwijd 32 miljard dollar in de verwezenlijking van de Open samenleving en haalde zich daarmee de haat op de hals van zowel autocratische nationalisten als linkse complotdenkers. Wat beweegt hem en hoe ziet hij zijn vijanden? Een interview.


Tekst: Mario Calvo-Platero, La Repubblica

George Soros is een van de meest iconische financiers van de eeuw. Hij is de man die in 1992 de Bank of England ‘failliet’ liet gaan, de filantroop die 32 miljard dollar heeft weggegeven om open samenlevingen te stimuleren, de politieke bokser die heeft gespard met mensen als Donald Trump en Viktor Orbán. En toch, zittend in zijn privé-bloementuin thuis op Long Island in New York en aan de vooravond van zijn 90e verjaardag, zit Soros met één knagende onzekerheid. ‘De mensen kennen mij niet’, vertrouwt hij toe.

Zijn twijfel is op een bepaalde manier begrijpelijk. Weinig mensen zijn meer onderwerp geweest van complottheorieën, velen van hen zijn absurd. De ouders van Soros hebben de Gestapo in zijn geboorteland Hongarije overleefd en toch wordt hij voor nazi uitgemaakt; hij wordt er valselijk van beschuldigd de architect van de financiële crisis van 2007/9 te zijn; een Jood te zijn van ‘ flexibele moraal’ en hij is zelfs de Antichrist genoemd. Er wordt beweerd dat hij een project uitwerkt – en deze schrijver heeft dit in Amerika gehoord – om het christendom in Europa uit te roeien door massale moslimimmigratie uit Afrika te organiseren.


Symbool van verwarring

Allemaal fantasieën, en de lijst gaat maar door. Soros is op mysterieuze wijze een symbool is geworden van de totale verwarring, onwetendheid en angst die de digitale wereld vandaag de dag overheersen, met aanvallen die zowel van links als van rechts komen. Zelfs de Vijf Sterren Beweging in Italië, een echte linkse pro-gouvernementele beweging opgezet door een komiek, heeft hem als vijand bestempeld.

Niets van dit alles lijkt Soros te verontrusten. We drinken thee op een schaduwrijke binnenplaats, met een koel windje uit de Atlantische Oceaan, met een plastic afscheiding tussen ons in, om de COVID-19 afstandsregels na te leven. Hij heeft een rationele verklaring voor de ongewone wreedheid van sommige van de aanvallen op hem. ‘Er zijn verschillende onderdelen van deze complotten’, zegt hij rustig. ‘Een daarvan is dat ik een fundament heb gebouwd dat eigenlijk het grootste deel van de wereld beslaat. Dat past bij het idee van wat destijds een Joods-bolsjewistische wereldwijde samenzwering werd genoemd. Nu wordt het gewoon een Joods complot genoemd’.

Hij wil duidelijk maken dat hij geen politicus is, maar een man met overtuigingen, die zich bezighoudt met vele zaken over de hele wereld en dat zijn tegenstanders het handig vinden om internationaal dezelfde vijand te delen. Dit verklaart een eenvoudige waarheid, zegt hij: ‘Er is een echte internationale samenzwering tegen mij. Dus als ik dezelfde kwesties voor een Open Samenleving over de hele wereld aan de orde stel, zoals discriminatie, raciale uitsluiting, totalitaire regimes, dan is dat geen complot, maar zet ik de missie van mijn leven openlijk op de voorgrond. En mijn vijanden leren van elkaar. En ze vallen samen aan met soortgelijke technieken’.

Daarom voelt Soros, temidden van zoveel nepnieuws over hem, de drang om te vertellen wie hij is. En zijn verhaal begint: ‘Ik ben geboren in 1930 in een joodse middenklasse gezin in Boedapest. Zoals zoveel andere joden had ik in maart 1944, toen nazi-Duitsland Hongarije bezette, kunnen omkomen, als mijn vader niet beter dan de meeste mensen had begrepen wat er zou gebeuren’ .

Zijn vader Tivadar en moeder Elizabeth hadden diepe wortels in Hongarije, maar in 1936, toen het antisemitisme en nationalisme in het hele land oprukten, besloten ze de oorspronkelijke Duitse joodse familienaam Schwarz te veranderen in Soros, om als joods minder zichtbaar te worden. Zijn vader beheerde gebouwen en toen de nazi’s arriveerden, regelde hij valse identiteitspapieren en onderduikplekken, niet alleen voor zijn familie maar ook voor een vrij groot aantal andere mensen. Als ze dat konden, zouden sommigen daarvoor betalen; degenen die minder middelen hadden, werden gratis geholpen.

‘Het was mijn vaders mooiste moment’, zegt Soros met een vleugje emotie in zijn stem en ogen. Meer dan een uur lang kijkt hij terug op zijn jeugdjaren in Hongarije. En hij gaat verder terug in de tijd: naar de avonturen van zijn vader Tivadar, weggelopen uit een gevangenkamp in Siberië, in 1918, te midden van de Bolsjewistische Revolutie.

Toen hij in het concentratiekamp in Siberië was, leerde Tivadar Esperanto, dat bleek een belangrijk reddingsinstrument in het kampleven. Later schreef Tivadar een boek, Crusoes in Siberia, over zijn Russische ervaringen en zijn avontuurlijke ontsnapping uit het kamp.

In een ander boek, Masquerade, schrijft zijn vader hoe hij in het door de nazi’s bezette Duitsland rond de dood danste en hoe hij wéér wist te ontsnappen, dit keer om zijn familie en gemeenschap te redden. Het is duidelijk dat die verhalen over de gevaren van het communisme en het totalitarisme en de discriminatie indruk maakten op de jonge George, die een belangrijke les leerde die zijn hele leven lang een mantra zou blijven: anticiperen op het verloop van de gebeurtenissen is een kwestie van overleven. Een goede les.


Karl Popper

In 1947 was George aan de beurt om de proef te doorstaan en te ontsnappen uit het door de USSR bezette Hongarije. Hij slaagde erin om eerst een Esperanto-conferentie in Zwitserland te mogen bijwonen. Van daaruit ging hij op zijn 17e naar Engeland, waar hij aan de London School of Economics ging studeren. Het was daar dat hij professor Karl Popper ontmoette, een in Wenen geboren filosoof, die een boek schreef met de titel Open Society and Its Enemies. ‘Ik koos hem als mijn mentor, mijn leraar. Ik kwam onder zijn invloed, zijn denken. Ik werd een grote gelovige in een open samenleving. Ik ontwikkelde een conceptueel kader gebaseerd op de twee pijlers van feilbaarheid en reflexiviteit dat de leidende filosofie van mijn leven blijft. In feite is het een instrument om te anticiperen op gebeurtenissen en het heeft me ook geholpen bij het succes op de financiële markten. En ik heb veel geld verdiend.’

Hij heeft inderdaad veel geld verdiend. Na 32 miljard dollar aan filantropie te hebben weggegeven, heeft Soros nog steeds een persoonlijk fortuin van ongeveer 8 miljard dollar. Zijn financiële carrière begint in 1954 bij de zakenbank Singer en Friedlander in Londen, in 1956 gaat hij in New York werken voor F.M. Mayer. In 1969 richt hij een heel klein fonds op, Double Eagle genaamd, met een investering van 4 miljoen dollar. Een van de eerste hedgefondsen in die tijd. En de rest is geschiedenis.

Double Eagle wordt in 1973 het Soros Fonds en later het Quantum Fonds. In 1992 levert het zijn grootste prestatie, een investering van 10 miljard dollar om het Britse pond te shorten. In die tijd moest Duitsland zijn hereniging financieren en leende het enorme hoeveelheden op de markt, waardoor het toenmalige Europese Monetaire Stelsel onder enorme druk kwam te staan. Uiteindelijk stortte de Britse pond in en verdiende Soros 1 miljard dollar.


Bitterzoete overwinning

De overwinning was bitterzoet, want in die deal was een duidelijke tegenstrijdigheid: de man die al een stichting had opgericht om Europa te steunen, was ook bereid om voor eigen gewin een klap uit te delen aan de Unie die hij koesterde. Een aantijging die hij volledig afwijst. Hij zegt: ‘In 1992 zag ik een kans waarbij het risico beperkt was, maar de beloning veel groter in geval van succes. Het was een asymmetrische gok in mijn voordeel. Ik was bereid om mijn hele kapitaal te riskeren door hier op te wedden. En ik was ook niet de enige die het deed. Ik was een belangrijke factor, maar als de inefficiëntie in de markt was, dan speculeerden andere mensen ook. Misschien deed ik het op grotere schaal dan anderen deden in verhouding tot mijn vermogen’.

Om zijn punt over het nemen van risico uit te leggen gaat Soros terug naar 1979, toen hij ook al een belangrijke gok nam. Hij stond onder grote druk. Zoals hij zich herinnert, liep hij in Leadenhall Street in Londen op zoek naar financiering voor zijn deal. ‘De druk was zo groot dat ik dacht dat ik een hartaanval zou krijgen. Het was vals alarm. Maar het zette me aan het denken dat als ik was gestorven, ik een verliezer zou zijn geweest, omdat ik mijn leven zou hebben verloren toen ik geld probeerde te verdienen’. Uiteindelijk zou die gok mislukken.

Het was rond die tijd dat Soros besloot om zijn stichting te starten. Geld verdienen was niet genoeg; hij begreep de noodzaak van een missie voor het algemeen belang en hij richtte zich op Europa, dat nog steeds in de voorhoede van zijn zorgen ligt. Zijn missie was het naar voren brengen en verder ontwikkelen van het idee van zijn oude mentor voor een Open Samenleving, het versterken van de pijlers van democratie, burgerrechten, onderwijs. Dat hij succesvol was, weten we uit de aanvallen die hij op het internet krijgt van de krachten van het nationalisme. Nu hij 90 jaar oud is, is het triest om te zien dat 76 jaar nadat hij in zijn geboorteland Boedapest aan deportatie was ontsnapt, diezelfde krachten van nationalisme, vooroordelen en racisme weer terug zijn. Daarom is zijn missie nog steeds springlevend: het is waar dat de geschiedenis zich herhaalt, maar er kan iets aan gedaan worden.

Het nieuwe coronavirus heeft het leven van ieder mens op aarde verstoord. Hoe ziet u de situatie?

‘We bevinden ons in een crisis, de ergste crisis in mijn leven sinds de Tweede Wereldoorlog. Ik zou het omschrijven als een revolutionair moment waarop het scala aan mogelijkheden veel groter is dan in normale tijden. Wat in normale tijden ondenkbaar is, wordt niet alleen mogelijk, maar gebeurt ook daadwerkelijk. Mensen zijn gedesoriënteerd en bang. Ze doen dingen die slecht voor hen zijn en slecht voor de wereld.’


Hoe ziet u de situatie in Europa en de Verenigde Staten?

‘Ik denk dat Europa zeer kwetsbaar is, veel meer dan de Verenigde Staten. De Verenigde Staten zijn een van de langst bestaande democratieën in de geschiedenis. Maar zelfs in de Verenigde Staten kan een zelfverzekerde bedrieger als Trump tot president worden gekozen en de democratie van binnenuit ondermijnen.

‘Maar in de VS bestaat er een grote traditie van checks and balances en vaste regels. En bovenal is er de Grondwet. Dus ik heb er alle vertrouwen in dat Trump een voorbijgaand fenomeen zal blijken te zijn, hopelijk eindigend in november. Maar hij blijft zeer gevaarlijk omdat hij vecht voor zijn leven. Hij zal praktisch alles doen om aan de macht te blijven omdat hij de Grondwet op veel verschillende manieren heeft geschonden en als hij het presidentschap verliest, zal hij ter verantwoording worden geroepen.

‘Maar de Europese Unie is veel kwetsbaarder omdat zij een onvolledige Unie is. En ze heeft veel vijanden, zowel intern als extern.’

Wie zijn de vijanden binnenin de Europese Unie?

‘Er zijn veel leiders en bewegingen die zich verzetten tegen de waarden waarop de Europese Unie is gegrondvest. In twee landen hebben ze de regering zelfs overgenomen, Viktor Orbán in Hongarije en Jaroslaw Kaczyński in Polen. Toevallig zijn Polen en Hongarije de grootste ontvangers van het door de EU verdeelde structuurfonds. Maar eigenlijk is mijn grootste zorg Italië. Een zeer populaire anti-Europese leider, Matteo Salvini, won terrein totdat hij zijn succes overschatte en de regering liet vallen. Dat was een fatale fout. Zijn populariteit neemt nu af. Maar hij is vervangen door Giorgia Meloni van Fratelli d’Italia, die nog meer een extremist is. De huidige regeringscoalitie is uiterst zwak.

Ze worden alleen bij elkaar gehouden om een verkiezing te voorkomen waarbij de anti-Europese krachten zouden winnen. En dit is een land dat vroeger de meest enthousiaste aanhanger van Europa was. Want de mensen vertrouwden de EU meer dan hun eigen overheid. Maar nu blijkt uit onderzoek van de publieke opinie dat het aantal aanhangers van Europa afneemt en dat de steun om lid te blijven van de Eurozone afneemt. Maar Italië is een van de grootste leden, ze is te belangrijk voor Europa. Ik kan me geen EU zonder Italië voorstellen. De grote vraag is of de EU in staat zal zijn om Italië voldoende steun te bieden.’

De Europese Unie heeft zojuist een herstelfonds van 750 miljard euro goedgekeurd…

‘Dat is waar. De EU heeft een zeer belangrijke positieve stap voorwaarts gezet door zich ertoe te verbinden op veel grotere schaal dan ooit tevoren geld te lenen van de markt. Maar toen slaagden verschillende landen, de zogenaamde Gierige Vijf – Nederland, Oostenrijk, Zweden, Denemarken en Finland – erin om het daadwerkelijke akkoord minder effectief te maken. Het tragische is dat ze in principe pro-Europees zijn, maar ze zijn erg egoïstisch. En ze zijn erg zuinig. Dat heeft geleid tot een overeenkomst die ontoereikend zal blijken te zijn. Met name de omvang van de plannen voor het klimaatveranderings- en defensiebeleid is teleurstellend. Ten tweede willen ze er ook voor zorgen dat het geld goed wordt besteed. Dat schept problemen voor de zuidelijke staten die het hardst door het virus zijn getroffen.’

Gelooft u nog steeds in een Europese eeuwigdurende obligatie?

‘Ik denk nog steeds dat het een goed idee zou zijn: bij een eeuwigdurende obligatie hoeft de hoofdsom nooit te worden terugbetaald; alleen de jaarlijkse rentebetalingen zijn verschuldigd. Uitgaande van een rentepercentage van 1 procent zou een obligatielening van 1 biljoen euro per jaar 10 miljard euro kosten. Dit levert een verbazingwekkend lage kosten-batenverhouding op van 1:100. Bovendien zou de 1 biljoen euro onmiddellijk beschikbaar zijn op een moment dat het dringend nodig is. Dat zou vooral de zuidelijke landen ten goede kunnen komen.
De kopers van de obligatie moeten er zeker van kunnen zijn dat de EU over voldoende middelen (d.w.z. fiscale bevoegdheden) beschikt om de rente te betalen. Het zou slechts een formele aangelegenheid kunnen zijn, maar de Gierige Vijf staan in de weg. Ik neem dus afstand van het standpunt dat de uitgifte van eeuwigdurende obligaties in de nabije toekomst onmogelijk is.

‘Ik heb het idee niet opgegeven, maar ik denk dat er niet genoeg tijd is om te zorgen dat het geaccepteerd wordt. Laat me eerst uitleggen wat eeuwigdurende obligaties zo aantrekkelijk maakt en dan toelichten waarom het op dit moment een onpraktisch idee is. Zoals de naam al aangeeft, hoeft de hoofdsom van een eeuwigdurende obligatie nooit te worden terugbetaald; alleen de jaarlijkse rentebetalingen zijn verschuldigd. Uitgaande van een rentevoet van 1 procent – wat vrij royaal is in een tijd waarin Duitsland obligaties met een looptijd van dertig jaar tegen een negatieve rentevoet kan verkopen – zouden de betalingen voor een obligatie van 1 biljoen euro per jaar 10 miljard euro kosten. Dit geeft je een verbazingwekkend lage kosten-batenverhouding van 1:100. Bovendien zou deze 1 biljoen euro onmiddellijk beschikbaar zijn op een moment dat het dringend nodig is, terwijl de rente in de loop van de tijd betaald moet worden en hoe verder in de tijd, hoe lager de verdisconteerde contante waarde.

Wat staat de afgifte ervan in de weg? De kopers van de obligatie moeten er zeker van kunnen zijn dat de Europese Unie in staat zal zijn de rente te betalen. Dat vereist dat de EU over voldoende middelen beschikt (d.w.z. fiscale bevoegdheid) en de lidstaten staan dergelijke belastingen absoluut niet toe op dit moment. De Gierige Vier – Nederland, Oostenrijk, Denemarken, Zweden (het zijn er nu vijf omdat Finland zich bij hen heeft aangesloten) – staan in de weg. De belastingen zouden niet eens hoeven te worden opgelegd, het zou voldoende zijn om ze te autoriseren. Eenvoudig gezegd is dit wat het uitgeven van eeuwigdurende obligaties onmogelijk maakt.’


Kan bondskanselier Merkel, die vastbesloten is om het Duitse voorzitterschap tot een succes te maken, daar niet iets aan doen?

‘Ze doet haar best, maar ze heeft te maken met een diepgewortelde weerstand tegen het niet betalen van schulden. Het Duitse woord Schuld heeft een dubbele betekenis. Het kan duiden op een geldelijke schuld en op schuldgevoel. Degenen die een schuld hebben zijn schuldig. Dit erkent niet dat de schuldeisers ook schuldig kunnen zijn. Het is een culturele kwestie die heel, heel diep in Duitsland geworteld is. Het heeft een conflict veroorzaakt tussen het feit dat ze tegelijkertijd Duitser en Europeaan zijn. En het verklaart de recente beslissing van het Duitse Hooggerechtshof die in strijd is met het Europese Hof van Justitie.’

Wie zijn de externe vijanden van Europa?

‘Dat zijn er veel, maar ze hebben allemaal een gemeenschappelijk kenmerk: ze zijn tegen het idee van een open samenleving. Ik ben een enthousiast voorstander van de EU geworden omdat ik het een belichaming van de open samenleving op Europese schaal vond. Vroeger was Rusland de grootste vijand, maar onlangs heeft China Rusland ingehaald. Rusland domineerde China tot president Nixon, die een groot inzicht had in de internationale politiek en begreep dat door zich open te stellen voor China en China op te bouwen, het communisme ook in de Sovjet-Unie zou kunnen verzwakken. Ja, hij werd afgezet. Maar hij was eigenlijk, samen met Kissinger, een groot strategisch denker. Hun stappen leidden tot de grote hervormingen van Deng Xiaoping. Vandaag de dag liggen de zaken heel anders. China is een leider in kunstmatige intelligentie. Kunstmatige intelligentie produceert controle-instrumenten die nuttig zijn voor een gesloten samenleving en een dodelijk gevaar vor-men voor een open samenleving. Het draait de tafel voor gesloten samenlevingen. Het huidige China is een veel grotere bedreiging voor open samenlevingen dan Rusland. En in de VS is er een tweeledige consensus die China tot strategische rivaal heeft uitgeroepen.’


Terugkomend op het nieuwe coronavirus, is het nuttig of schadelijk voor open samenlevingen?

‘Zeker schadelijk, omdat de bewakingsinstrumenten die door kunstmatige intelligentie worden geproduceerd, zeer nuttig zijn om het virus onder controle te krijgen en dat maakt deze instrumenten zelfs in democratische landen acceptabeler.’

Wat heeft u zo succesvol gemaakt op de financiële markten?

‘Zoals ik al eerder zei, heb ik een conceptueel kader ontwikkeld dat mij een voordeel heeft opgeleverd. Het gaat niet om de markten, maar om de complexe relatie tussen denken en werkelijkheid, maar ik heb de markt als proeftuin gebruikt voor de validiteit van mijn theorie. Ik kan het samenvatten in twee eenvoudige stellingen. De ene is dat in situaties met denkende participanten de opvattingen van de deelnemers over de wereld altijd onvolledig en vervormd zijn. Dat is feilbaarheid. De andere is dat deze vertekende opvattingen de situatie waarop ze betrekking hebben kunnen beïnvloeden, omdat vertekende opvattingen tot ongepaste handelingen leiden. Dat is reflexiviteit. Deze theorie heeft me een duwtje in de rug gegeven, maar nu mijn Alchemie van de financiën praktisch verplicht leesmateriaal is voor professionele marktpartijen ben ik mijn voorsprong kwijt en ben ik niet langer een marktdeelnemer.

Zegt uw kader u dat u zich zorgen moet maken over de gepercipieerde ontkoppeling tussen marktwaarderingen en de zwakte van de economie? Zitten we in een zeepbel door de enorme liquiditeit die het Federale Reservesysteem (FED) ter beschikking stelt?

‘U slaat de spijker op de kop. De FED deed het veel beter dan president Trump, die er kritiek op had. Het overspoelde de markten met liquiditeit. De markt steunt nu op twee overwegingen. De ene is dat het in de nabije toekomst een nog grotere injectie van fiscale stimulans verwacht dan de CARES-wet van 1,8 biljoen dollar; de andere is dat Trump een vaccin zal aankondigen voor de verkiezingen.’


U heeft onlangs 220 miljoen dollar gedoneerd aan de strijd tegen de rassenongelijkheid van de zwarte gemeenschap. Hoe ziet u de Black Lives Matter beweging?

‘Het doet er echt toe, want dit is de eerste keer dat een grote meerderheid van de bevolking, naast de zwarte gemeenschap, erkent dat er een systemische discriminatie tegen donkere Amerikanen bestaat die terug te voeren is op de slavernij.’

In deze revolutie worden standbeelden neergehaald en wordt de politieke correctheid cruciaal.

‘Sommigen spreken van de cancel-cultuur. Ik denk dat het een tijdelijk fenomeen is. Ik denk dat het ook overdreven is. Ook de politieke correctheid op de universiteiten is veel te overdreven. Als voorstander van een open samenleving beschouw ik politieke correctheid als politiek incorrect. We mogen nooit vergeten dat een pluraliteit van meningen essentieel is voor de democratie.’

 

Velen zeggen dat na COVID-19 en de ervaring met werken op afstand de toekomst van steden en grootstedelijke gebieden gedoemd is.

‘Veel dingen zullen veranderen, maar het is nog te vroeg om te voorspellen hoe. Ik herinner me dat na de verwoesting van de Twin Towers in 2001 de mensen dachten dat ze nooit meer in New York zouden willen wonen en binnen een paar jaar waren ze dat vergeten.’

Als u een boodschap zou kunnen sturen naar de mensen in Europa, wat zou dat dan zijn?

‘S.O.S. Terwijl Europa geniet van haar gebruikelijke augustusvakantie, dreigt het bijbehorende reizen een nieuwe besmettingsgolf te veroorzaken. Als we op zoek gaan naar een parallel, schiet ons de Spaanse griepepidemie van 1918 te binnen. Er waren drie golven, waarvan de tweede de meest dodelijke was. Epidemiologie en de medische wetenschap hebben sindsdien grote stappen gezet en ik ben ervan overtuigd dat een herhaling van die situatie kan worden vermeden. Maar eerst moet de mogelijkheid van een tweede golf worden erkend en moeten er onmiddellijk maatregelen worden genomen om deze te voorkomen. Ik ben geen deskundige op het gebied van de epidemiologie, maar het is mij duidelijk dat mensen die gebruik maken van massavervoer gezichtsmaskers moeten dragen en andere voorzorgsmaatregelen moeten nemen.

‘Europa wordt geconfronteerd met een ander existentieel probleem: ze hebben niet genoeg geld om het hoofd te bieden aan de dubbele dreiging van het virus en de klimaatverandering. Achteraf gezien is het duidelijk dat de bijeenkomst van de Europese Raad een betreurenswaardige mislukking was. De weg die de Europese Unie is ingeslagen, zal te weinig geld opleveren. Dit brengt me terug bij het idee van de eeuwigdurende obligatie. Naar mijn mening moeten de Gierige Vier of Vijf dit erkennen en in plaats van in de weg te staan, moeten ze veranderen in enthousiaste voorstanders. Alleen door een echte conversie kunnen door de EU uitgegeven eeuwigdurende obligaties voor beleggers aanvaardbaar worden gemaakt. Anders overleeft de Europese Unie misschien niet. Dat zou een groot verlies zijn, niet alleen voor Europa maar voor de hele wereld. Dit is niet alleen mogelijk, maar kan ook daadwerkelijk gebeuren.’

Dit interview verscheen oorspronkelijk in het Italiaanse dagblad La Repubblica.© Mario Platero/La Repubblica


Een giftige cocktail

Tekst René Zwaap

Hoezeer de samenzweringstheorieën met George Soros in het middelpunt al gemeengoed zijn geworden bleek toen de website van Nos Nieuws op 21 oktober 2018 een profiel van hem plaatste onder de titel ‘George Soros: invloedrijke bemoeial met tentakels ver in de wereldpolitiek’. In het artikel werd verder gesproken van ‘de jood Soros’ en ook gegeven de verdere toonzetting van het artikel leek het er sterk op dat de Nederlandse publieke omroep inspiratie had opgedaan bij de Protocollen van de Wijzen van Zion, het beruchte frauduleuze geschrift over een Joods wereldcomplot waarmee eind 19e eeuw de pogroms in tsaristisch Rusland werden uitgelokt, de nazi’s hun vernietigingskampen rechtvaardigden en tegenwoordig de islamitische wereld wordt opgehitst tegen Joden in het algemeen en de staat Israël in het bijzonder. Na een storm van kritiek haalde Nos Nieuws-hoofdredacteur Marcel Gelauff het gewraakte stuk van de website, maar het signaal was al afgegeven. De riolen van het internet hadden aansluiting gevonden bij de Nederlandse staatsomroep.

De campagne tegen George Soros en zijn Open Society wordt steeds harder en steeds feller gevoerd. In zijn geboorteland Hongarije verklaarde premier Viktor Orbán, die in zijn jonge jaren nota bene een jaar in Oxford kon studeren dankzij een beurs van Soros,de oorlog aan de filantroop met een lastercampagne die zo door Joseph Goebbels had kunnen zijn bedacht. Het was reden voor Soros om het kantoor van de Open Society in Boedapest te sluiten vanwege het ‘steeds repressiever wordende politieke en juridische klimaat’. Ook Donald Trump vond in Soros een geschikte vijand. In Nederland zijn er vooral binnen de PVV en Forum voor de Democratie steeds meer variaties op het anti-Soros-evangelie te beluisteren, waarbij de filantroop een prominente positie wordt toegedicht in het extreemrechtse hersenspinsel dat er een georganiseerde ‘omvolking’ plaatsvindt in westerse landen.


Mabel van Oranje

George Soros wordt in Nederland vaak in één adem genoemd met Mabel Wisse Smit, tegenwoordig Mabel van Oranje geheten, sinds 2013 weduwe van prins Friso van Oranje-Nassau van Amsberg. Dat komt doordat Mabel voor haar huwelijk werkzaam was voor Soros’ Open Society Institute in Brussel, een stichtingennetwerk dat zich richt op aan het bevorderen van democratie, mensenrechten en de onafhankelijke rechtsstaat en het bestrijden van aids. Voor tal van complotdenkers is dit gegeven uiterst verdacht en je hoeft op Google maar ‘Soros’ en ‘Mabel’ in te tikken en een onwelriekende beerput van kwaadaardige verzinsels stijgt je tegemoet. Bijna onveranderlijk overheersen ook hier variaties op het idee van een Joods wereldcomplot, aangelengd met een snufje anti-koninklijke gezindheid. Het is een giftige cocktail waarmee het anti-monarchale gedachtengoed in Nederland helaas maar al te vaak is behept.
Het is daarom belangrijk dat we op deze plek het interview met George Soros kunnen plaatsen, wiens ideeën en inzichten van het grootste belang lijken voor een democratische en vrijheidslievende ontwikkeling van Europa. Zijn concrete voorstellen voor de uitgifte van ‘eeuwigdurende obligaties’ kunnen ook een uitweg bieden uit de doodlopende weg van de huidige coronacrisis, die snel cumuleert in een economische crisis, en verdienen ook in Nederland serieuze aandacht. Dat George Soros verstand heeft van de internationale geldmarkt hoeft hij niet meer te bewijzen.

Pleidooi voor de Verlichting: Jonathan Israel over de Franse en de Amerikaanse revolutie

De vermaarde Britse historicus Jonathan Israel is 13 oktober 2020 te zien en te horen bij de herdenking van de Amsterdamse vrijdenker Adriaan Koerbagh (1633-1669) in Culemborg. Koerbagh was onder de invloed van Spinoza gekomen tot radicale verlichtingsideeën, waarin hij onder meer het bestaan van de hel en het dogma van de goddelijke drieënheid afwees. Hij moest dat bekopen met een verbod van zijn geschriften, in Amsterdam werden zijn boeken op last van het stadsbestuur verbrand en hij belandde in het cachot, waar hij door de barre omstandigheden overleed. Momenteel loopt er een campagne om Koerbagh te rehabiliteren met de vernoeming van een Amsterdamse straat naar hem. Jonathan Israel wijdde een hoofdstuk aan leven en werk van Koerbagh in zijn boek Radicale verlichting (2001). De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap volgt het werk van Jonathan Israel op de voet en wijdde besprekingen aan zijn twee meest recent in het Nederlands verschenen werken. Ter ere van Israels komende optreden in Nederland worden deze twee besprekingen hier integraal gepresenteerd.


De Amerikaanse revolutie

Tekst Maurits van den Toorn

De Amerikaanse revolutie die leidde tot de onafhankelijkheid in 1776 bood volgens filosoof Thomas Paine een ‘kans om de wereld opnieuw te beginnen’ en ‘een nieuwe regeringsvorm tot aanzijn te brengen die de rechten van alle mensen zou beschermen’. Misschien wat hoogdravende, maar zeker welgemeende woorden. Merkwaardig genoeg is die revolutie in later jaren vooral als iets exceptioneels gezien, iets wat typisch Amerikaans was en juist geen universele geldigheid zou hebben. Dat is een grote vergissing, vindt de Britse historicus Jonathan Israel. In zijn boek Lopend Vuur probeert hij die te corrigeren.

Israel is onder meer bekend geworden door zijn in 1995 verschenen geschiedenis van de Nederlands Republiek, The Dutch Republic: Its Rise, Greatness, and Fall, 1477-1806. Hij is ook gespecialiseerd in de Verlichting, waarbij de Amerikaanse revolutie is te beschouwen als de Amerikaanse vorm van de Verlichting. Zijn nu vertaalde boek The Expanding Blaze: How the American Revolution Ignited the World, 1775-1848 uit 2017 gaat over die revolutie die de eerste en meteen een van de belangrijkste was in een reeks van revolutionaire gebeurtenissen die in de driekwart eeuw van 1775 tot 1848-’49 de Atlantische wereld overspoelde.


Historische vergissing

Het is een invloed die volgens Israel nogal onderschat is: ‘In plaats van een scherp contrast te maken tussen de Franse en Amerikaanse Revolutie, wat een grote historische vergissing is, zal een bruikbaar schema juist de parallellie laten uitkomen en laten zien dat de Amerikaanse en de Franse revolutie (tot juni 1793) in grote lijnen hetzelfde traject volgden, en dat ze allebei evenzeer een strijdperk waren van twee Verlichtingskampen: gematigd en radicaal.’

Ook de latere revoluties en revolutiepogingen streefden in essentie hetzelfde na als de Amerikaanse revolutie: vrijheid, democratie en gelijkheid, plus vrijheid van meningsuiting en drukpers en onschendbaarheid van persoon en eigendom. Een nogal onderbelicht aspect van die revolutie was de veranderende positie van religie. Calvinistische rechtlijnigheid en dogmatiek verloren terrein, er kwam een scheiding van kerk en staat, staatssteun voor religieus gezag verdween en er werden geen religieuze voorwaarden gesteld aan het bekleden van overheidsfuncties in de Verenigde Staten.

Patriottenbeweging
Zo vormden de Amerikaanse ontwikkelingen de inspiratie voor de eerste openlijk democratische beweging van Europa vanaf 1780: de Nederlandse, pro-Amerikaanse ‘Patriottenbeweging’, die alle Europese en Amerikaanse hervormingsgezinden aandachtig volgden en die in 1787 met Pruisische hulp werd neergeslagen (het gehucht Goejanverwellesluis kreeg er nationale faam door). Deze grote internationale samenhang bleef de hele revolutieperiode tot 1848 bestaan. Israel noemt als een van vele voorbeelden de Belgische opstand van 1830, waarbij er volgens hem veel sprake was van ‘een grote hang naar federalisme volgens het Amerikaanse voorbeeld en staatsbestel’. Dat men desondanks eindigde met een monarchie kwam doordat de ‘restauratieve machten’ Groot-Brittannië, Frankrijk en Pruisen de Belgische onafhankelijkheid alleen wilden erkennen als er een conservatief staatsbestel inclusief een monarchie kwam.

In de jaren na 1850 gingen de ontwikkelingen aan beide zijden van de oceaan uit elkaar lopen. De Verenigde Staten verloren gaandeweg hun rol als progressief voorbeeld. De slavernij werd een steeds grotere schandvlek, de rol van religie nam weer toe en het land raakte verzeild in isolationisme. De radicale stroming verloor terrein, conservatisme en nationalisme groeiden, de ‘geest’ van 1776 verdween steeds meer. ‘Onze voortgaande degeneratie lijkt mij tamelijk snel te gaan,’ schreef Abraham Lincoln in 1855 in een brief. Tegelijkertijd werden landen als Canada, Australië en Nieuw-Zeeland overtuigender voorbeelden van democratische vooruitgang en mensenrechten. De rest van de wereld kwam overigens in de tweede helft van de negentiende eeuw ook in de ban van allerlei ‘-ismen’, van nationalisme en imperialisme tot socialisme en marxisme, waarbij ook daar de Amerikaanse revolutie als – al dan niet afschrikwekkend – voorbeeld buiten beeld raakte.

‘De gangbare opvatting werd dat de Amerikaanse Revolutie fundamenteel anders was dan de Franse en ook anders dan alle Europese en Latijns- Amerikaanse revoluties, en geen brede invloed had gehad,’ schrijft Israel. Hij hekelt de geschiedschrijving aan beide zijden van de oceaan die tot de huidige dag ‘opmerkelijk kortzichtig’ is gebleven door de Amerikaanse revolutie te zien als een vorm van exceptionalisme, een ‘voor anderen niet geheel toegankelijke en begrijpelijke ervaring’ die niet goed bruikbaar is als voorbeeld voor de revoluties die vanaf 1789 elders in de wereld volgden.

Was die ‘voorbeeldrevolutie’ dan perfect geweest? Verre van, vonden sommige tijdgenoten al. Zo werd er ook toen al geageerd tegen het voortbestaan van de slavernij (en wordt er nog steeds wat besmuikt gedaan over het feit dat president Washington, toch een beetje de Vader des Vaderlands, slaven had en zelfs een advertentie liet plaatsen om een ontsnapte slaaf op te sporen).

Nog een imperfectie: in de meeste staten was het kiesrecht zeer beperkt, alleen in Pennsylvania en Vermont was er kortstondig algemeen kiesrecht, dat wil zeggen voor volwassen blanke mannen. De beperking werkte het ontstaan van een informele ‘aristocratie’ in de hand.

De Engelse predikant en democraat Richard Price signaleerde bovendien dat de Amerikaanse ‘jacht naar vrijheid’ ook tot een onverhulde jacht op rijkdom leidde, die volgens hem botste met ‘de deugdzame en eenvoudige omgangsvormen zonder welke geen Republiek langdurig standhoudt’. Het is een opmerking die nog steeds hout snijdt, zeker nu we afstevenen op presidentsverkiezingen met een hoogst ongewisse uitkomst.


Jonathan Israel
Lopend Vuur. Hoe de Amerikaanse revolutie de wereld in vlam zette, 1775-1848
Uitgeverij Van Wijnen, Franeker
840 pagina’s
ISBN 9789051945546
Prijs € 59,50

Terreur versus Verlichting: Jonathan Israel rehabiliteert de Franse Revolutie

Tekst: René Zwaap

De handelingen voltrokken zich ruim 230 jaar geleden, maar niet zelden bekruipt de lezer van Jonathan Israels magistrale Revolutionaire ideeën, een intellectuele geschiedenis van de Franse revolutie de sensatie midden in het heden te staan. Neem zijn beschrijving van de ‘autocratische populisten’ (de definitie van de historicus kan ook moeiteloos naar deze tijd worden getransplanteerd) Marat, Robespierre en Hébert: ‘Zij bleven liever voortbouwen aan hun achterban van licht ontvlambare, paniekgevoelige, ongeletterde en opvliegende lieden, waarbij sensatie, theatrale overdrijving en het cultiveren van geruchten hun belangrijkste instrumenten waren‘. Het lijkt zo te komen uit een handleiding voor internet-agitprop anno 2019.

In de visie van Jonathan Israel was de Terreur van Robespierre niet het onvermijdelijke gevolg van de democratisch-republikeinse revolutie van 1789, maar het absolute tegendeel ervan. In feite stonden Robespierre en zijn linkerhand Saint-Just voor de verwoesting van de Revolutie. Zij waren de apostelen van een virulente vorm van contra-Verlichting en anti-intellectualisme, vijandig tegen vrijheid van denken, individuele vrijheid, eruditie en het recht op het uiten van kritiek. ‘In principieel opzicht was Robespierre de tegenspraak van de Revolutie en niets anders dan de antithese van de Verlichting’, schrijft hij in Revolutionaire Ideeën. Robespierre en zijn factie – de zogeheten ‘Montagne’- waren niet de prominentste vertegenwoordigers van de Revolutie, maar de perverse omkering ervan.

Proto-fascisme
Marat en Hébert, de meest invloedrijke rattenvangers van de publieke opinie tijdens de Revolutie, waren met hun invloedrijke bladen L’Ami du Peuple (Marat) en Le Père Duchesne (Hébert) even bekwaam in het bespelen van de onderbuik van de massa als later Steve Bannon’s Breitbart. Jonathan Israel: ‘Steeds waren zij gericht op de minst opgeleiden en hun credo behelsde een polariserend populistisch chauvinisme, een soort proto-fascisme, dat in het geval van Marat voortdurend opriep tot een dictatuur van het onverbiddelijkste soort, teneinde “het volk” te redden. Volgens Marat was er een persoonlijke dictatuur nodig, liefst door Robespierre, in wie hij een boven iedereen uittorenende leider zag die even gestaald, onbuigzaam en Machiavellistisch was als hijzelf, iemand die de hele mensheid indeelde in goeden en kwaden, onderdrukten en onderdrukkers, onophoudelijk strijdend tegen corruptie in de hoge kringen en de lof zingend van “het volk”.’

De moordaanslag door Charlotte Corday op Marat – van origine een Zwitser uit Genève – in diens badkuip op 13 juli 1793 was bedoeld om diens tirannie te breken, maar resulteerde in het postume tegendeel. Jonathan Israel: ‘Op de een of andere manier, groeide deze schrille, onappetijtelijke fanaticus uit tot een figuur die door het regime en het volk vereerd werd in een mate die vrijwel niemand anders in de geschiedenis ooit ondervonden heeft. Het was het eerste voorbeeld van een georganiseerde politieke cultus waardoor een non-entiteit, die niemands respect waard was, werd getransformeerd tot een kolossale “held van het volk”, oneindig geliefd door de massa’s.’

Marats lichaam werd gebalsemd en publiek tentoongesteld in de kerk van de Cordeliers nabij zijn woning op een speciaal bed dat was bedekt met bloemen, omringd met kaarsen en getooid door de grootste kunstenaar van de Revolutie, Jacques-Louis David: half ontbloot om zijn steekwond en zijn bebloede hemd te kunnen tonen, en zijn hoofd gekroond met eikenbladeren. Een menigte mensen, vooral vrouwen, stortten hun harten vol ontroostbaar verdriet uit over het verlies van hun martelaar, hoewel slechts een teleurstellend klein aantal kwam kijken bij de begrafenisstoet zelf. Het was het startsein voor een ongebreidelde golf van terreur.


Nationale scheermes

Ook Le Père Duchesne van Jacques René Hébert was gespecialiseerd in grofheid gericht op de mobilisering van de allerlaagste instincten van de massa, zijn antenne voor het zogeheten onderbuikgevoel was zijn politieke kapitaal. Zolang het volk nog vertrouwen vertoonde in de koninklijke mystiek van de vorst, had Hébert dat ook, na de mislukte vlucht van de koninklijke familie in 1793 schreef hij Lodewijk XVI af met de woorden ‘Wat moeten we doen met dit vette varken?,’ noemde hij hem ‘Lodewijk de Verrader’ en Marie Antoinette ‘zijn hoer’. Hébert raakte niet moe de lof van de guillotine te bezingen als het ‘nationale scheermes’, en toen op 24 maart 1794 zijn eigen beurt was gekomen, zal hij daar vast aan hebben gedacht. Hébert stierf na een gruwelijk voorspel – de beul van dienst liet tot vermaak van het publiek het hakmes tot drie keer net tot boven zijn nek hangen. Robespierre – de ‘allesverslindende krokodil’ in de woorden van de Zweedse radicaal Thomas Thorild – volgde dezelfde route vier maanden later met een half weggeschoten kaak, samen met de even jeugdige als meedogenloze Saint-Just – en daarmee kwam het schrikbewind van de Terreur na ongeveer 50.000 doden langzaam tot zijn einde.

Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger
De belangrijkste slachtoffers van die Terreur waren de authentieke democratische republikeinen. Het eerste belangrijke slachtoffer van Marat en Robespierre in die kringen was Jacques-Pierre Brissot, geguillotineerd op 31 oktober 1793, de kampioen van de vrijheid van meningsuiting, leider van de democratische factie van de Girondijnen, die – geïnspireerd door de republikeinse bewegingen in Genève en de Lage Landen – een van de hoofdarchitecten van de Franse Revolutie was. Brissot was een voorvechter van mensenrechten, internationalisme en emancipatie van de zwarte bevolking, net als markies Jean-Antoine Nicolas de Caritat Condorcet, opsteller van ’s werelds eerste democratische republikeinse grondwet, die de guillotine maar net wist te ontlopen door gif in te nemen. Condorcet was samen met graaf Honoré Gabriel Riquetti Mirabeau (die in 1791, net op tijd , een natuurlijke dood stierf) de hoofopsteller van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger van 1789. Dat was het kroonstuk van de Franse Revolutie, geïnspireerd door de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776, maar tegelijkertijd veel ambitieuzer en radicaler door ‘de vrije uitwisseling van gedachten en meningen’ als ‘een van de meest kostbare rechten van de mens’ centraal te stellen. ‘Voor het eerst in de geschiedenis waren gelijkheid, individuele vrijheid, het recht op gelijke bescherming door de staat en vrijheid van denken en meningsuiting vastgelegd als basisbeginselen die als inherent werden beschouwd aan alle rechtvaardige en rationele samenlevingen’, aldus Jonathan Israel. ‘Het fundament van de moderne democratie was gelegd. De rechten die de Fransen zichzelf toekenden werden geproclameerd als universele rechten, die in gelijke mate toebehoorden aan iedereen, van welk volk, welke rang, welke geloofsovertuiging en welk ras dan ook.’

Al deze authentieke democratische republikeinen – onder wie ook George Danton en Camille Desmoulins, beiden geguillotineerd – hadden zich op alle mogelijke manieren moedig verzet tegen de repressie en Terreur van Robespierre en Saint-Just, en zij waren in feite de belangrijkste slachtoffers van de Terreur. ‘Omdat zij voorvechters van de kernwaarden van de Revolutie waren, werden de meeste democratisch-republikeinse leiders en krantenredacteuren tussen september 1793 en juli 1794 geëlimineerd’, aldus Jonathan Israel. De Terreur begon met de nederlaag van de Brissot-gezinden in juni 1793 en ‘bloeide op hun graf’, zoals de Zwitserse revolutionair Benjamin Constant het uitdrukte.

Historiografisch obscurantisme
Het was niet voor niets dat Marat en Robespierre groot misprijzen aan de dag legden voor de hoge filosofische idealen die spraken uit de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger, aldus Jonathan Israel. In het diepst van hun wezen verwierpen zij dit verlichtingsdenken. Israel verwijt zijn collega-geschiedschrijvers dan ook dat zij zo makkelijk zijn meegegaan in de these dat de Terreur van Robespierre het uitvloeisel was van het verlichtingsdenken. Terecht omschrijft hij dit gedachtengoed als ‘historiografisch obscurantisme’. Hij schrijft: ‘Misbruik en instrumentalisering van het feit dat de Verlichting de overheersende vormende factor was van de Revolutie hielpen dus de poort wijd open te zetten voor de dominante royalistisch aristocratisch- kerkelijke reactie van het begin van de negentiende eeuw, en voor een treurig stemmende lijst van contra-Verlichting-ideologieën die de moderne democratie en het republicanisme sindsdien steeds hebben gekweld en er afbreuk aan hebben gedaan’. Aan deze ‘betreurenswaardige consensus’ heeft zijn studie zeker een eind gemaakt.

Jonathan Israel
Revolutionaire ideeën, een intellectuele geschiedenis van de Franse revolutie
Uitgeverij Van Wijnen
1200 pagina’s
€75,00
ISBN9789051945355

Jonathan Israel spreekt op 13 oktober 2020, ter gelegenheid van de Koerbagh-herdenking in Culemborg, die plaatsvindt in het kader van de expositie Koerbagh, Eerherstel voor een dwarse denker.

www.weeshuismuseum.nl
www.voetvanoudheusden.nl.

De staatsgreep van de Soldaat van Oranje

/

Alleen het kroonvirus Corona was in staat de musical Soldaat van Oranje te doen verstommen. Deze hoogmis van het orangistische levensgevoel trok reeds meer dan drie miljoen bezoekers . De voorstelling is gebaseerd op de autobiografie van Engelandvaarder Erik Hazelhoff Roelfzema. Maar hoe heldhaftig was diens betrokkenheid bij de planning van een naoorlogse staatsgreep, waarbij PvdA-coryfee Koos Vorrink zou worden geliquideerd?

 

Tekst Bart Gruson

In een onbezonnen moment heb ik de redactie aangeboden om een recensie te schrijven over een voorstelling die de zintuigen nu al tien jaar lang teistert: Soldaat van Oranje – De Musical. Alleen het SARS-CoV-2 virus is in staat gebleken om aan dit oor- en oogverdovende spektakel een einde te maken, weliswaar voorlopig, maar in elk geval tot ver na de datum waarop ik mijn stukje moet inleveren. Geen recensie dus, maar in plaats daarvan aandacht voor de minder belichte kanten van de held waar het in deze karikaturale musicalproductie om draait: Siebren Erik Hazelhoff Roelfzema, Erik voor zijn vrienden, Soldaat van Oranje voor de inmiddels meer dan 3 miljoen bezoekers van de musical.

Hazelhoff Roelfzema wordt in 1917 in Soerabaja geboren in een Nederlandse patriciërsfamilie. In 1930 verhuist hij met zijn oudere zuster naar Nederland, omdat vader de kinderen een goede opleiding wil laten volgen. De ouders volgen een paar jaar later en het gezin vestigt zich uiteindelijk in Wassenaar. Na het eindexamen gymnasium begint hij in 1937 met de studie rechten aan de Universiteit Leiden. Hij wordt lid van Minerva, de sociëteit waar kinderen uit gegoede families de gelegenheid wordt geboden hun sociaal kapitaal na het afstuderen om te zetten in klinkende munt.

‘Drang naar avontuur’ dreef hem vaak naar het buitenland. Zo maakt Hazelhoff Roelfzema in 1938 een rondreis door de VS en het jaar daarop doet hij als correspondent verslag van de Russisch-Finse oorlog. Die drang naar avontuur vertaalt zich niet in betrokkenheid bij de strijd tegen het opkomende fascisme. We horen of lezen hem niet over Mussolini’s bewind of over Franco’s opstand tegen de Spaanse volksfrontregering. Hij sluit zich evenmin aan bij het Comité van Waakzaamheid van anti-nationaalsocialistische Intellectuelen, opgericht door onder anderen Menno ter Braak, Annie Romein-Verschoor, Rosa Manus, Simon Vestdijk en Jan Tinbergen. Onze rechtenstudent lijkt helemaal geen interesse te hebben in wat zich afspeelt in het Derde Rijk. In 1937, toen hij met de studie begon, was Duitsland al enkele jaren een éénpartijstaat waar tegenstanders van het regime wanneer ze niet direct vermoord werden in concentratiekampen crepeerden. In november 1938, toen hij door de VS toerde, werden overal in Duitsland joodse winkels geplunderd, joodse scholen, ziekenhuizen en synagogen in brand gestoken en joden op straat mishandeld en vermoord.

Op 10 mei 1940 laat Hazelhoff Roelfzema wél van zich horen, maar doet dat in bewoordingen die niet zouden misstaan op een Minerva-borrel: ‘Die kerels waren hier binnengekomen terwijl we ze echt niet hadden uitgenodigd. Ze moesten eruit, daar deed je alles voor, omdat je van Nederland hield’. Ook dan ontbreekt een onverbloemde veroordeling van het nazibewind. ‘Ik ben geen idealist, het was mijn vaderlandsliefde, ik handelde vanuit verontwaardiging’, aldus Hazelhoff Roelfzema in een televisie-interview met Ivo Niehe.

Oorlog of geen oorlog, in 1941 legt Hazelhoff Roelfzema zijn doctoraalexamen rechten af. Even later in dat jaar stapt hij op een Zwitserse boot die hem naar Engeland zal brengen. In de Canon van Museum van Engelandvaarders lezen we dat het schip op weg was naar Kiel en onderweg onderschept werd door een Engels marineschip. Hij is dus bij toeval in Engeland aangeland. Hij noemde zich dan ook in het eerdergenoemde interview een ‘ex-Leidse student die toevallig in die oorlog terecht is gekomen’.

Contact Holland

In Engeland raakt hij betrokken bij het plan om Nederlandse geheimagenten per boot af te zetten op de stranden van bezet Nederland. De praktische uitwerking wordt aan Hazelhoff Roelfzema overgelaten en de regering belast Peter Tazelaar met de operationele leiding van wat Landing Operations Contact Holland gaat heten. Beiden wagen een paar maal de oversteek naar Nederland en riskeren daarbij hun leven. In Hazelhoff Roelfzema’s boek Soldaat van Oranje is het de schrijver zelf die de talrijke spectaculaire acties tot een goed einde weet te brengen. Maar de familie van Peter Tazelaar stelt dat deze de meeste risico’s nam. Na zijn avonturen bij Contact Holland meldt Hazelhoff Roelfzema zich aan bij de RAF en voert als piloot missies uit boven het bezette Europa. Vlak voor het einde van de oorlog wordt hij adjudant van Wilhelmina en samen met haar betreedt hij op 13 maart 1945 Nederlandse bodem.

Al in Engeland is het duidelijk dat onze mannetjesputter zich het prettigst voelt in het gezelschap van lieden die het niet zo nauw nemen met de democratische spelregels. Hij noemt de leden van de regering in Londen ‘ingesukkelde lamzakken’ en laat zich weinig aan hen gelegen liggen. Hazelhoff Roelfzema komt ermee weg omdat hij kan rekenen op de steun van Bernhard en Wilhelmina. Deze laatste voelde, zo schrijft zij in haar autobiografie Eenzaam maar niet alleen, een ‘begeerte naar vernieuwing’. Deze begeerte vertaalde zij in een plan om ‘naar welgevallen’ een koninklijk kabinet samen te stellen dat zonder parlementaire controle drie jaar zou regeren. Daarna moest een grondwetswijziging ervoor zorgen dat haar positie tegenover regering en parlement werd versterkt. Voor de uitvoering van dit plan rekende zij op door haar goedgekeurde verzetsmensen en op Engelandvaarders. Het is dan ook geen wonder dat een aantal Londense Nederlanders, onder wie Jacques Gans, Loe de Jong, A. den Doolaard en Hans Gomperts, in 1944 het Comité van Actie tegen het Neofascisme oprichtten. Zij meenden dat ‘in bepaalde kringen van de Nederlandse gemeenschap absolutistische opvattingen worden gehuldigd’.

Linggadjati-akkoord

Hoewel harde bewijzen ontbreken, bestaat er een redelijk vermoeden dat Hazelhoff Roelfzema in april 1947 een van de architecten was van de staatsgreep die had moeten leiden tot de val van de regering-Beel. Aanleiding is het besluit van het rooms-rode kabinet om een overeenkomst te sluiten met de pas uitgeroepen Republik Indonesia. Dit in de herfst van 1946 gesloten Linggadjati-akkoord leidt tot grote verontwaardiging bij rechts Nederland, omdat erin werd afgesproken dat Indië na een korte overgangsperiode onafhankelijk zou worden. Ook Hazelhoff Roelfzema maakte zich zorgen over het mogelijke verlies van de kolonie. ‘Zeker niet in het minst dat het onbestaanbaar is dat als je je gedurende de oorlog voor vier jaar uitgesloofd hebt voor het herstel van het koninkrijk, je onverschillig zou kunnen zitten toekijken als er nu na de oorlog ietwat mee gegoocheld wordt, om het zo maar uit te drukken’, vertelt hij in 1946 aan Rosette Herzberger.

In april 1947 laat Hazelhoff Roelfzema aan François van ’t Sant, hoofd van de Centrale Inlichtingen Dienst en vertrouweling van de koningin, weten dat leden van het voormalig verzet de regering-Beel zullen afzetten. Hij vraagt hem om Wilhelmina in te lichten en waarschuwt Van ’t Sant dat een besluit van de regering om de putschisten de voet dwars te zetten veel doden zou kosten. Tegelijkertijd ontvangt Van ’t Sant een telegram van ex-premier Gerbrandy waarin deze hem opdraagt zijn medewerking aan de plannen te geven. Gerbrandy was de leider van het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid, dat het verzet onder rechtse politici en hoge legerofficieren tegen het regeringsbeleid bundelde. Onder de laatste groep was ook de Commandant der Zeestrijdkrachten, admiraal Helfrich. Hij had na het sluiten van het Linggadjati-akkoord in een brief aan zijn vice-admiraal de vraag opgeworpen of de vreedzame ‘staatsgreep in Indië’, zo noemde hij het akkoord, niet met ‘een andere staatsgreep’ moest worden beantwoord.

De coupplegers hadden het volgende scenario voor ogen. Op maandag 14 april 1947 moest een parachutisteneenheid de ministers en staatssecretarissen van het kabinet-Beel oppakken en ergens in het land gevangenzetten. De leiding van de coup zou de staat van beleg afkondigen en het land via de radio en de schrijvende pers daarvan op de hoogte stellen. Er zou een nieuw kabinet gevormd worden waarin Hazelhoff Roelfzema een rol van betekenis zou spelen. Dit kabinet zou alle ‘nationaal georiënteerde’ groepen vragen om een convent te sluiten waarin zou worden vastgelegd dat Indië voor Nederland behouden zou blijven en, niet minder belangrijk, dat de CPN met alle mogelijke middelen zou worden bestreden. Gerbrandy zou de ‘groot-Nederlandse leider’ worden. Het Nederlandse volk moest ervan doordrongen worden dat het ernst was. Om dit te bewerkstelligen zouden de coupplegers Koos Vorrink, de politiek leider van de Partij van de Arbeid, liquideren.

De staatsgreep werd op het laatste moment afgeblazen. Historici vermoeden dat Wilhelmina het plan afkeurde en dat Gerbrandy, die het sein tot de coup moest geven, zonder haar instemming niet tot actie durfde over te gaan. Koos Vorrink had geluk. Het commando dat hem moest vermoorden ­ zij wisten niet dat de coup inmiddels was afgeblazen ­ trof hem niet thuis in zijn Haagse woning. Van een tweede poging is het niet gekomen. Rechts Nederland kalmeerde toen de regering in de zomer van 1947 besloot tot een ‘politionele’ actie om de koloniale belangen te verdedigen.

Gotspe

Alles in ogenschouw nemend is het een gotspe dat de makers van de musical de honderdduizenden bezoekers wijsmaken dat Erik Hazelhoff Roelfzema, deze met zichzelf ingenomen praatjesmaker, iemand die nauw betrokken was bij het plan om de wettige regering met geweld af te zetten en een keurige sociaaldemocraat te vermoorden, ‘een van de grootste verzetshelden van Nederland’ was, zoals het programmaboekje van de musical vermeldt.

Zou het niet prachtig zijn als de makers hun dwaling goedmaken door een productie op de planken te zetten onder de titel Willem Kraan – De Musical? Ik ben bang dat het er nooit van zal komen. Willem Kraan, de man die op 24 februari 1941 op de Amsterdamse Noordermarkt de menigte opriep om in staking te gaan als protest tegen de razzia’s in de Amsterdamse Jodenhoek, was stratenmaker en lid van de communistische partij. Bovendien liep het slecht met hem af. Welke musicalliefhebber wil zich nu met zo iemand identificeren?

 

Voor het relaas over de rol van Erik Hazelhoff Roelfzema bij de poging tot staatsgreep in 1947 leze men  de in 2015 verschenen biografie van François van ’t Sant, Harer Majesteits trouwste onderdaan, geschreven door Sytze van der Zee, waarin deze affaire voor het eerst uit de doeken werd gedaan.   

 

Versteende vorsten: kleine routewijzer voor een Amsterdamse beeldenstorm

Een nieuwe beeldenstorm op Oranje-monumenten zou gezien de rol van het koningshuis in het koloniale bedrijf geenszins misplaatst zijn, maar het basismateriaal daarvoor blijkt in Amsterdam nogal schamel. Onze redacteur Paul Damen maakte een indexering van alle Oranje-monumenten in de hoofdstad.

Tekst Paul Damen

Wie op internet ‘gedenktekens Oranjes Amsterdam’ zoekt, stuit subiet op een steenhouwer voor grafmonumenten. Dat is wat overdreven, maar gezien de slordige manier waarop de hoofdstad omgaat met haar Oranje-monumenten, is begraven ervan inderdaad een betere optie.

Amsterdam telt zo’n honderd monumenten die verwijzen naar de koloniale tijd (zie Ewald van Vugt’s De maagd en de soldaat) maar het vorstenhuis kreeg nauwelijks monumenten toegeschoven. Op de gevel van de Beurs prijken de koloniaal J.P. Coen, de rechtsgeleerde Hugo de Groot en de bestuurder Gijsbrecht IV van Amstel. Waar entertainers als J. Jordaan, W. Alberti en T. Leen hun overigens spuuglelijke monumentje kregen, waar zelfs de politiehond Albert wordt herdacht in het Oosterpark, en waar bekende Amsterdammers als Batman en Robin nog een plekje kregen op de Spaarndammerdijk, daar ontbreken de Oranjes opvallend. Dat heeft een reden. Beeldhouwers waren doorgaans niet zo Oranjegezind, en het stadsbestuur al helemaal niet. Stadsbeeldhouwer Hildo Krop, volgens Gerard Reve een ‘communistische koekebakker’ en maker van ‘verschrikkelijke geslachtsloze beelden’, leverde honderden gevelstenen, brugbeelden, visarenden, stoomlocomotieven, Eskimo’s en de nodige ‘Moeder Aarde’s’, maar nimmer een Oranje.

Dus kan in de huidige Black Lives Matter-beeldenstorm ook geen Oranje-bestuurder beschadigd worden – een voordeel. Het bekende ‘Lieverdje’ op het Spui werd ooit in brand gestoken, gekidnapt en omver gereden, maar het enige beeld dat écht werd weggesleept, was dat van wethouder Floor Wibaut. Deze sociaaldemocratische grondlegger van de volkswoningbouw werd in 1982 weggesleept naar het kraakpand ‘Blaaskop’ bij de Wibautstraat door krakers die blijkbaar weinig historische kennis bezaten, gezien hun motto: ‘Hoedt u voor de als links vermomde rechtsen, mijdt ze als de pest, want zij zijn erger dan de rest.’ Reparatiekosten: 30.000 gulden.

Plaquette ter ere van Willem de Zwijger aan de Schubertstraat

 

Aan onze échte eerste koning Lodewijk Napoleon hielden we het in Koninklijk Paleis veranderde stadhuis op de Dam over, als monument voor de usurpatiedrang van de Oranjes. Hofstad Den Haag heeft alleen al drie Willem de Zwijgers. In Amsterdam hangt Willem enkel als plaquette aan de Schubertstraat, op een steigerend paard, met de tekst ‘stantvastig is ghebleven / mijn hert in teghenspoet.’ Sowieso knap om standvastig in het zadel te blijven op een steigerend paard, maar hier maakt de viervoeter een zogeheten ‘levade’ , waarbij het beide voorbenen tegelijk van de grond verheft. In het echte leven zie je zoiets nauwelijks, want krijg je paard maar es zo gek.

De versregels zijn ontleend aan het dertiende couplet van het Wilhelmus, maar zo standvastig was Willem, de opportunist die met alle politiek-religieuze winden mee waaide, niet. En dan kleeft aan deze steen uit 1935 nog een pijnlijke smet: vervaardigd door de beeldhouwer Johan Polet, bekend als de maker van het Domela Nieuwenhuis-standbeeld in de Spaardammerbuurt, maar in de Tweede Wereldoorlog zó Duitsgezind dat hij zelfs bijna naar dat land was verhuisd, ware het niet dat het Herrenvolk kort daarna weer huiswaarts keerde wegens een verloren oorlog.

Dat deze gevelsteen hangt in de zijmuur van het Hervormd Lyceum Zuid, mag daarom als extra straf gelden: op de richel daaronder rookt nu menig puber stiekem zijn eerste peuk. De stoep is dan ook bezaaid met filters, waar de alerte gemeente Amsterdam een tegel tegen aanbracht met de tekst ‘Duiven Niet Voeren.’

De Schilddrager van den Koning prijkt boven het koninklijke toilet op Centraal Station.

Het meest onbekende, onopgemerkte en anonieme Oranjebeeld: de sneue Schilddrager van den Koning bovenop de rechtertoren van het Centraal Station. Drie meter vijftig hoog, in 1889 ontworpen door de Leuvense kunstenaar Jean-François Vermeylen, Volgens de NS bekroont de schilddrager het ‘Koninklijk Paviljoen’ – nauwelijks meer dan een aparte poort voor een koets en een sjieke plee waar nog nimmer een Oranjetelg zetelde. Nu recent de poort is vervangen door glas, kan ook het plebs de koninklijke plee bewonderen. En zich afvragen van wie toch het wapen boven die poort is, want zowel gemeente als NS hebben geen idee.

 

Het beeld van Hendrik de Zeevaarder werd tot drie keer toe verplaatst.

Hendrik, de derde zoon van koning Willem II, was een geliefde prins. Nou was élke Oranje geliefd in vergelijking met zijn broer, de psychopatische bruut Willem III. Marineman Hendrik kreeg, naar een Portugese Hendrik die in de 15e eeuw de West-Afrikaanse kust exploiteerde, de bijnaam ‘De Zeevaarder’ omdat hij als eerste Oranjetelg Ons Indië bezocht. Weliswaar als grootaandeelhouder in Indische fondsen op zoek naar meer winst, maar toch. Niet over zeven zeeën maar wel naar minstens drie lokaties werd zijn beeltenis verzeuld. Eerst, in 1885, keek hij bij het Victoriahotel uit op het IJ, maar slechts drie jaar na de onthulling werd daar het Centraal Sation gebouwd. Weg uitzicht. Het duurde tot 1979 tot een ambtenaar inzag dat hij beter tot zijn recht kwam naast de toenmalige Oosterdoksdam. Helaas had men hem met zijn gezicht van het IJ af geplaatst, zodat hij enkel het Scheepvaarthuis zag. In 2018 werd hij nogmaals verplaatst, nu wel gezicht zeewaarts, bij de Kraansluis. Nu ziet hij nog steeds geen zee, maar kijkt hij uit op de Openbare Bibliotheek, de tragische zeeman die op de valreep, op zijn sterfbed, nog tot admiraal werd benoemd.

Het beeld van Emma op het Emmaplein werd in juni 1940 eventjes het centrum van anti-Duits bloemenprotest.

Qua tragiek scoort ook prinses Adelaïde Emma Wilhelmina Therèse Prinzessin zu Waldeck und Pyrmont, in de wandeling Emma, hoog. Als twintigjarig fokvee deze kant op gehaald, als tweede vrouw voor de eenenzestigjarige koning Willem III, nadat die zijn eerste vrouw Sophie de dood in had gedreven, om van zijn zonen maar te zwijgen. Willem wou liever met een operazangeres trouwen, of desnoods met Emma’s oudere zuster Pauline, maar toen alle andere kandidates subiet afhaakten, moest Emma wel voor nageslacht zorgen – een hele opgave met de bejaarde, syfilitische Willem. Die sprak geen woord Duits, negeerde haar na de geboorte van Wilhelmina en alleen daarom is empathie met Emma op zijn plaats. Toen hij na elf jaar huwelijk stierf, was zowel volk als vorstin opgelucht. Emma werd regentes, en deed dat naar verluidt goed. Dit beeld, op het Emmaplein, geeft haar die krediet niet. Gestoken in de rouwkleding die ze vierenveertig jaar droeg, oogt zij als een barse boerin op dit tweedehandsje, want Lambertus Zeil maakte het voor Den Haag. Onthuld in 1938 verkreeg het beeld ongekende populariteit op 29 juni 1940, toen het als protest tegen de Duitse bezetter bedolven werd onder de bloemen. Niet eens Emma’s verjaardag, maar van schoonzoon Bernhard. Het beeld deed haar ogen als de barse uitbaatster van een bloemenzaak.

Het beeld van het kind Wilhelmina door Mari Andriessen.

 

Zeulen met Oranjebeelden, het lijkt Amsterdamse mores. Ook Wilhelmina, als tienjarig meisje in brons verbeeld door Mari Andriessen, stond vanaf 1967 op het terrein van het Wilhelmina-gasthuis, maar werd na de opheffing van het ziekenhuis verzeuld naar het AMC in Holendrecht. Eerst nog buiten maar al spoedig binnen, waar de bewaking thans het fotograferen ervan verbiedt.

 

Het beeld van Wilhelmina te paard werd Amsterdam ongevraagd opgedrongen.

Het bekende beeld van Wilhelmina te paard, geplaatst op het Rokin, had daar eigenlijk helemaal niet mogen staan. Sterker nog: het had er helemaal niet zo mogen uitzien. Twee jaar na Wilhelmina’s dood in 1962 wilde het Contactorgaan van Vrouwenorganisaties in Amsterdam haar eren met een beeld, zittend achter een microfoon het Volk toesprekend. Alleen zag beeldhouwster Theresia van der Pant die Wilhelmina nooit ontmoet had, daar niks in. En dus maakte ze een prinses te paard, waar ze twee jaar over deed, en toen bleek het hele beeld weer veel te groot. En naar verluidt wilde de gemeente ook niet opdraaien voor de extra kosten voor het brons. Het zou op het Damrak komen, maar de gemeente wist er geen raad mee en plaatste het acht jaar later dan maar op het Rokin, pal naast de rondvaartbotenrederij Kooij. Het verwierf enkel een plaats in de geschiedenis door de beschutting die het bij de kroningsrellen op 30 april 1980 bood tegen de lange lat van de Mobiele Eenheid.

 

Wilhelmina in bont bij het Confectiecentrum.

Wihelmina’s toch al pronte postuur was bekleed met zoveel bont, dat van een pelsdierenpension gesproken mag. Of zoals de de christelijke dichter J.W. Schulte Nordholt bij haar dood in november 1962 dichtte: ‘Ach God, is Wilhelmina dood? / Die vrouw was groot, / groot en sterk; in al dat bont, / in al die jassen daar zat een ziel / van zuiver staal en vol met God.’

Geen wonder dat deze propagandaprinses voor de bontjas geplaatst werd pal voor het confectiecentrum. Onthuld in 1968 door prins Bernhard, die in de oorlog ook in het buitenland verbleef, wat de tekst op de achterkant nóg navranter maakt: ‘Gedenk hen die toen het volk verslagen en machtloos scheen / de vaan der vrijheid hebben hoog gedragen door alles heen.’ Met daaronder ‘Jan Campert’. Alleen, gemeente Amsterdam, die tekst ís helemaal niet van de in de oorlog gefusilleerde Campert, maar van collegadichter Yge Foppema, die na de oorlog zelfs 92 werd. Foute naam dus op de sokkel. Oeps. Ten overvloede, want zo kennen we Amsterdam, wordt Wilhelmina afgedekt door tientallen plakkaten met ‘Vrouwen in Nieuw-West’. Omdat de hoofddoekjes niet in beeld wilden, bekijkt de arme vorstin nu een zestal bilpartijen. Plus een reclamepaal met ‘Jezus christus rechter van levende en doden bekeer je’. Dat zal haar wél bevallen.

 

De Juliana-boom werd keer op keer vervangen.

 

De Wilhelmina-boom langs de Haarlemmerweg.

Niettemin is Wilhelmina in Amsterdam bekender door haar bomen dan haar bontjas. Eerst stond op de Zandhoek een bij haar geboorte geplante Wilhelminaboom, gekoesterd door ene ‘Opoe Vork’. Die boom begaf het in de Tweede Wereldoorlog; de boot naar Londen gemist en bewerkt tot brandhout in de hongerwinter. De Wilhelmina-linde langs de Haarlemmerweg, geplaatst in 1898 door ‘kinderen van Christelijke bewaarscholen’, overleefde wél door drie keer te worden vervangen. Een ‘Hollanse linde’, dus zonder ‘d’ aldus de gemeente Amsterdam. Je zou haast aan opzet gaan denken,.

Ook dochter Juliana kreeg bij haar kroning in 1948 een boom met gedenksteen, in het Oosterpark. Ook aangeboden door schoolkinderen – het zijn altijd dezelfden die het voor de rest verknoeien. Deze boom, een smal stammetje, is ook een substituut voor eerdere versies. En de meest recente sneuvelde in mei 2016 bijna onder de actie-auto’s van de in het park protesterende FNV. Maar toen was Juliana al twaalf jaar dood.

 

Juliana onthult haar plaquettte in Slotervaart. Foto: Beeldbank Amsterdam.

Het gemeentelijk gekluns met Oranje bereikt een waar dieptepunt met de ‘Juliana-plaquette’ in Slotervaart. Brons, op brug 601, beeldhouwer onbekend, onthuld door de vorstin zelf bij de bouw van de eerste tuinstad buiten de ringspoorbaan. Over naamloos water heen, en volgens de gemeente ‘op 27 oktober 1950’ onthuld. Nee, gemeente, het was op 7 oktober, en het jaar was 1952. Dat weten we zo precies omdat Juliana die dag geen genoeg kon krijgen van de ‘gewone mensen’, zoals op de thee bij de familie van trambestuurder Reusch aan Walraven van Hallweg 5. Koekje erbij, aangeboden door de kinderen Marijke en Chrisje en gadegestaard door de kleine Flipje, vastgesnoerd aan de kinderstoel.Weerloos moesten de koters afwachten hoe de vorstin de ene na de andere peuk wegpafte uit het zicht van de pers. De buren, de familie Van Poelgeest stonden reserve. Dat vond Juliana zo sneu, ‘na al dat schoonmaken en zo’, dat ze daar ook aanwipte. Uiteraard om de ene met de andere sigaret aan te steken.

De gemeente doopte haar anonieme brug in mei 2016 om in ‘Hannie Schaft-brug’. Volgens het naambord is verzetsstrijder Hannie Schaft ‘op 17 april 1945 overleden.’ Alleen: ze is in het zicht van de bevrijding wraakzuchtig gefusilleerd door de Duitse bezetters.

 

Met de datering van de koninklijke bank in het voormalige stadhuis ging iets mis.

Ogenschijnlijk om het goed te maken liet de gemeente de al genoemde ‘communistische koekebakker Hildo Krop’ een eikenhouten bank uitkappen. Bedoeld voor het zogeheten ‘Koningsvoorhuis’, dat is de werkelijke woning aan de Noordkant van het paleis op de Dam. Daar kon de bank vanwege de forse omvang niet geplaatst. Je kan er ook niet op zitten vanwege de uit de rugleuning priemende wapens, met scènes uit Vondels Gijsbrecht. De gemeente zette ‘1655’ op het ding, in september 1958 aan Juliana aangeboden, ‘bij het 300-jarig bestaan van het Koninklijk Paleis’. Voor in een stadhuis dat pas sinds 1808 als paleis gebruikt wordt.

 

Kopieën van Nel van Lith’s borstbeeld van Beatrix dalen sterk in waarde.

Het borstbeeld van Beatrix werd bij de opening van het AMC in 1984 niet van harte onthuld door het onderwerp zelf. Beatrix had niet zo’n beste ervaringen in Mokum, en bovendien is van haar bekend dat ze, zelf beeldhouwer van gedrongen gedrochtjes als ‘Jantje Beton’, andermans werk kritisch bekijkt. Van het beeldje, door ene Nel van Lith, werd drie jaar na de onthulling al een kopie op Marktplaats verkocht voor € 6.599,00. In 2019 bracht een kopie op de Catawiki-internetveiling nog maar 600 euro op.

 

Het beeld van ‘Amelia’ wekt reminiscenties aan kroonprinses Amalia.

Van Willem-Alexander, vrouw en kroost, bestaat nergens in de hoofdstad een beeld. Of toch wel? Bij het vernieuwde Marnixbad staat ene ‘Amelia’. Gezien alle gemeentelijke gekluns zou dat zomaar kroonprinses Amalia kunnen zijn. Ook qua omvang gelijkend, beleeft het enigszins obese meisje in badpak veel plezier aan haar tussenbeense behandeling van een skippy-bal. Uit nader onderzoek blijkt hier echter de dochter van Filips van Marnix van St. Aldegonde verbeeld, vriend van Willem van Oranje, kort burgemeester van Antwerpen. Aangeboden door het Stadsdeelbestuur op 8 december 2006 bij de heropening van het bad. Alleen: die Brabantse burgemeestersdochter heette ‘Amelie’, niet Amelia of Amalia. En de kans dat deze jonge barones, die op haar 38ste stierf, bij leven ooit in badpak op een skippybal aan haar gerief kwam, mag wel worden uitgesloten.

Complotprofessor Karel weet raad (6): ‘Nee’ tegen Coronagate

/

Professor Karel beantwoordt  wekelijks brandende vragen vanuit zijn achterban over de tentakels van de Deep State. In deze aflevering: professor Karel zegt ‘nee’ tegen Coronagate.

Tekst en illustraties: Sjoerd de Jong

Amice,

Al geruime tijd voel ik de behoefte u te schrijven, omdat u een van de weinigen bent die, net als ik, zeker en vast de ware aard van de ‘pandemie’ doorzien. Ik heb dat woord bewust tussen ironietekens geplaatst, al is er natuurlijk niets om te lachen. Wij worden op een schandelijke manier bedrogen door onze eigen overheden, die deze pandemie verzonnen hebben óf (u kunt daar waarschijnlijk meer over zeggen) op hun beurt zelf voor het lapje worden gehouden door een coterie met grote belangen in de farmaceutische industrie. Zij regelen alles. Daar komt men als psychiater, mijn eigen professie, gewoon niet tussen.

Welnu, toch heb ik onlangs in een schrijven aan de heren Rutte en Van Dissel mijn diensten aangeboden aan het Nederlandse Outbreak Management Team (OMT). Wij Vlamingen en u in zitten in hetzelfde bedje, niet?

Ik ben ervan overtuigd dat mijn educatie als pater (Dominicaner Orde) alsmede mijn latere studies psychiatrie en differentiedenken (Freud, Lacan, Deleuze) goed van pas zouden komen nu onze samenleving ten prooi valt aan wat wij intussen toch alleen maar noemen kunnen: virale entropie.

Maar wat dacht u? Geen antwoord, niet eens een ontvangstbevestiging. Ook de bijgesloten diploma’s en mijn internationale rijbewijs kreeg ik niet retour.

Ik dacht: wablief? Wat vindt u daar van?

Hoogachtend,

Pierre VanderKletse

 

Beste Pierre,

U bent verbaasd? Ik niet.

Uiteraard heeft men in Den Haag, Parijs, New York of Washington geen behoefte aan kritische stemmen, laat staan aan experts zoals u.

Gelet op uw professie en achternaam spelen hier mogelijk ook de zogenaamde Hollandse nuchterheid en Belg-o-fobie een rol, niet ongebruikelijk in Den Haag. Ik hoorde onlangs een vergelijkbaar verhaal van uw collega-psychiater Josephine DeZwetsenaere. Zij had voorgesteld het voltallige kabinet (kosteloos) te behandelen met edelstenen en EMDR-therapie om de besluitvorming terug te voeren naar de baarmoeder. Ook zij kreeg geen enkele respons.

Het is ook geen wonder. Weet u wat ik schokkend vind? Er zijn steeds meer signalen dat tot deze verzonnen pandemie niet eens is besloten tijdens een vergadering van de politieke, zakelijke en farmaceutische elites in Davos, zoals ik eerder meende, maar pas na afloop, tijdens de après-ski. Men ziet het voor zich. Met een glas in de hand is daar bedacht dat een gefabriceerd virus het beste middel kon zijn om in te breken in ons leven en de hele wereldbevolking tot een nieuw soort horigheid te dwingen. En wie geeft men de schuld? Een Chinese vleermuis. Het cynisme van de elites is werkelijk ongelooflijk.

En dan morgen wéér een persconferentie om de duimschroeven in de vorm van mondkapjes nog meer aan te draaien? Ik zeg: nee. Het is genoeg geweest. We kunnen dit gewoon niet meer accepteren.

Daarom ben ik trots en blij langs deze weg de oprichting bekend te kunnen maken van een nieuw college deskundigen, dat niet de Nederlandse overheid maar de bevolking zal gaan adviseren over de te nemen maatregelen.

Dit team vol knappe koppen, dat zal gaan werken onder de naam Inbraak Management Team (IMT), is het afgelopen weekeind voor het eerst bijeen geweest, op een niet nader te noemen locatie bij mij thuis. Het team zal wekelijks bijeen komen en langs diverse kanalen en fietsroutes de bevolking raad geven hoe men zich het beste kan onttrekken aan de ongekend totalitaire maatregelen die de overheid ons wil opleggen.

Wat zijn onze plannen, en wat kunt u bijdragen?

Misschien moet ik eerst iets vertellen over onze oprichtingsbijeenkomst, die reeds zeer vruchtbaar was. Na een zogeheten binge-watch van relevante documentaires als Plandemic, Corona Zombies, Coastal Elites, Carrie en The Shining om in de juiste gemoedstoestand te komen, hebben wij in één sessie een Coronagate-routekaart gemaakt, plannen bedacht voor anti-corona-app-software en een begin gemaakt met een Deep State-dashboard. U zult er de komende weken nader over worden geïnformeerd.

Overigens, het zal u plezier doen te vernemen dat uw collega De Zwetsenaere deel uitmaakt van ons team. Haar behandeling bracht mij en enkele andere teamleden binnen luttele minuten terug naar onze eerste dagen in de wieg. Ik zag ineens vlijmscherp hoe men toen al de werkelijkheid voor mij begon te construeren, met simpele woordjes, vreemde gebaren en kleurige objecten. Het bleek opnieuw terecht dat ik de zaken nooit heb vertrouwd.

Wat kunt u doen? Stuur vragen, suggesties en mogelijk nuttige informatie naar het Inbraak Management Team, onder vermelding van ‘Coronagate‘. Om de autoriteiten niet op uw spoor te brengen, ontvangt u van ons natuurlijk geen reactie of antwoord. Toegestuurde documenten blijven bezit van het IMT.

Wij zeggen nee!

 

Wat is een republiek? De staatsleer van Spinoza, Johan de Witt en Hugo de Groot

In onze wereld is het duidelijk wat een republiek is: een staat met een gekozen hoofd en liefst ook in andere opzichten een democratie, dat wil zeggen een bestel waarin alle macht teruggaat op het volk. Als politieke voorloper ontdekte de eerste Nederlandse Republiek pas gaandeweg dit concept.

Tekst Anton van Hooff

De preambule van de Duitse Grondwet zegt het duidelijk: ‘… het Duitse volk heeft zich krachtens zijn grondwetgevende bevoegdheid deze constitutie gegeven’. Wat in Nederland voor grondwet doorgaat, heeft niet eens zo’n bekentenis tot de democratie. Nog onlangs verbijsterde ik een Amerikaanse studente in mijn gehoor met de mededeling dat de Nederlandse Grondwet geen wet is, waarop de burger zich dus kan beroepen.
Van alle 195 staten in de wereld heeft slecht een handjevol een erfelijk staatshoofd. Geen van de talrijke ex-kolonies die in de twintigste eeuw staat werden werd een monarchie. Veel staten hebben ‘republiek’ in hun naam. Alleen aan de randen van Eurazië komt het monarchale systeem nog voor. In 2006 nodigde Elisabeth II ter gelegenheid van haar zestigjarige queenschap de fossielen naar Londen. De groepsfoto toont de monarchale malaise. Vijf gasten waren allang afgezet. En de Arabische wereld was vertegenwoordigd door types in wier gezelschap een fatsoenlijk mens niet wenst te verkeren. Het is duidelijk dat de monarchie historisch een doodlopende weg is. Niet voor niets zeggen we dat Nederland nog een koninkrijk is.

Wat betekent res publica?
Onder de Republiek werd de staat die sinds het verlaten van Filips II in 1581 ontstond, al gauw bekend. Maar pas de Bataafsche Republiek van 1795 nam het woord in haar naam op. In de zestiende eeuw was ‘republiek’ een open term voor alle niet-feodale staatsverbanden. Van zulke systemen waren er niet veel in het toenmalige Europa. Het bekendst was de Repubblica di Venezia met een gekozen doge. De Latijnse naam Venetiarum Respublica maakte overduidelijk wat het historische voorbeeld was, te weten de Romeinse Republiek. Zo heet in de geschiedschrijving de periode na de afzetting van koning Tarquinius Superbus in 509 vC. Het systeem had twee gekozen en jaarlijks wisselende consuls als hoogste magistraten. Het bestond tot 27 vC, het jaar waarin Augustus monarchale bevoegdheden kreeg ofwel keizer werd.
Het Latijnse res publica is een ruime uitdrukking voor ‘publieke zaak’ of ‘gemeenschap’. Jan de Oude van Nassau, de oudste broer van Willem van Oranje, gebruikte ‘gemeente’ (gemeynte) als synoniem voor Republicque. Een monarchie kon ook als een res publica gelden, mits de vorst maar het algemeen belang behartigde. In de Nederlanden werd die verplichting vastgelegd bij de Blijde Inkomst. Daarnaar werd verwezen in de vloed van geschriften die meekwam in de stroomversnelling van de Nederlandse Revolutie.
De Staten-Generaal besloten op 22 juli 1581 Filips II de rug toe te keren, te verlaten – want hij had zijn Nederlandse schapen in de steek gelaten. Op 26 juli fiatteerden ze de uitvoerige rechtvaardiging van het besluit (Placcaert) goed. Het stuk, een verordening, is door zijn principiële motivering de eerste onafhankelijkheidsverklaring ter wereld. Toch meenden de vroede vaderen nog het niet zonder een landsheer te kunnen stellen. Na de teleurstellende ervaring met François van Anjou, broer van de Franse koning, richtte men de blik naar het westen, naar Elisabeth I. Zij stuurde Leicester, naar de Nederlanden, maar ook zijn missie werd geen succes. Toen begon men zich af te vragen of een vorst zo nodig moest. Konden de Statenvergaderingen het niet alleen af?

Vrancken: het zijn de Staten
In 1587 schreef François Vrancken een stuk van vijf pagina’s met de lange titel Corte Verthooninge van het Recht by den Ridderschap, Edelen, ende Steden van Hollandt ende Westvrieslant van allen ouden tyden in den voorschreven Lande gebruyckt, kortheidshalve aangeduid als Justificatie of Deductie. Het werd als standpunt van de provinciale Staten in 1588 gepubliceerd.
Vrancken betoogde dat de steden van Holland, West-Friesland en Zeeland al achthonderd jaar steeds in goed overleg met de graven hun gewesten bestuurden. Pas in de afgelopen vijftien jaar was door Filips II aan deze ideale verhouding een einde gemaakt. Daarmee waren de fundamentele rechten van de Staten aangetast. Zij spraken namelijk namens de eenheden (steden en adelschap). Het was daarom ondenkbaar dat de Statenleden zich door eigenbelang zouden laten leiden – een aanvechtbare aanspraak. Maar goed, Vrancken stelt vast: ‘Daarom zal iedereen moeten begrijpen dat zij die verklaren dat de soevereiniteit over de landen bij de Staten berust, daarmee niet in het bijzonder bepaalde personen of afgevaardigden van het land bedoelen, maar hun mandatarissen, te weten de edelen en steden van het land die zij uit hoofde van hun mandaat vertegenwoordigen’ (Deductie, par. 20).

Vrancken legde scherper dan het Plakkaat deed, de soevereiniteit bij de Staten. Feitelijk, maar geenszins principieel maakten de Staten-Generaal hun gewesten tot een staat zonder landsheer op 12 april 1588. Toen besloten ze op voorstel van Holland om een Raad van State, een orgaan met een vertrouwde naam, in te stellen en dat tot het hoogste staatsorgaan te maken.
Behendig inspelend op de internationale verhoudingen wist Johan van Oldenbarnevelt vanaf 1588 de Verenigde Nederlanden een plaats onder de Europese staten te bezorgen, maar tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) kwam het tot een uitbarsting tussen hem en Maurits. Het ging niet alleen om de beruchte theologische twist over de goddelijke voorbestemming van het individu, maar er was ook een fundamenteel meningsverschil over de verhouding tussen de Staten en de stadhouder.

Hugo de Groot: wij leven vrij
In de polemiek stond Hugo de Groot, aan de kant van Van Oldenbarnevelt. In 1610 publiceerde hij het Tractaet Vande Oudtheyt vande Batavische nu Hollantsche Republique. Op uiterste creatieve wijze gaat De Groot daarin met het verleden om. De Bataven waren echte inheemsen. Komend uit Hessen vestigden zij zich hier – na het fameuze afzakken van de Rijn – op het onbewoonde eiland tussen de grote rivieren, het Bataveneiland, dat nog steeds naar hen Betuwe heet. Zij namen het gebied in volgens de ‘alder-billickste wet der nature’ volgens welke onbeheerde goederen toekomen aan de vinder. De Bataven, wij Hollanders dus, waren een ‘volck vry van sijnen oorspronck, in een vry landt’, autochtonen in de ware zin van het woord.

Hugo de Groot (1583-1645)
Uit wat de Romeinse geschiedschrijver Tacitus over de Germanen schreef, maakte De Groot op dat de Batavieren een regering van de voortreffelijksten (treffelickesten) hadden – net als de Republiek van zijn tijd. Er waren twee soorten ‘treffelicksten’: aanzienlijksten van oudsher en de gekozenen uit het gewone volk (de verkorenen uyt het gemeene volck), een soort Statenvergadering dus.
Tijdens de middeleeuwen, waaraan De Groot nogal snel voorbij gaat, wisselde het respect van de vorsten voor de vrijheid wel, maar in principe bleef zij van kracht. Ten slotte trad het gezag van de Staten ‘wederom klaerlick aen den dagh’. Toen koning Filips wiens gezag steeds was geëerbiedigd, door smeken noch vermaningen tot een andere gezindheid kon worden gebracht, hebben ten slotte de Staten-Generaal op 26 juli 1581 Filips wegens het schenden van de regeerregels, de iure en de facto van zijn ‘Vorstendom’ vervallen verklaard.
Johan de Witt (1625-1672)
De Witt: macht is niet aangeboren
Tot de nationale mythologie behoort de Groots ontsnapping in een boekenkist uit slot Loevestein (22 maart 1621). ‘Loevestein’ kreeg een politieke betekenis doordat daar in 1650 enkele Staatsgezinden enkele maanden opgesloten zaten, onder wie de vader van Johan de Witt. Na zijn vrijlating zou vader De Witt zijn zoon hebben toegevoegd: ‘Vertrouw nooit een Oranje.’
Door Johan de Witt’s leiding werd in 1654 een einde maakte aan de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654) door de Vrede van Westminster. De overeenkomst kon alleen worden gesloten door een geheim bijvoegsel te aanvaarden, de Acte van Seclusie (Uitsluiting). Daarin beloofden de Staten van Holland dat zij nooit een nakomeling van Willem II tot stadhouder van Holland zouden benoemen.
Toen de zaak uitkwam moest De Witt de stap verdedigen. Hij deed dat in een betoog, Deductie, waarin hij een duidelijker inhoud gaf aan het concept republiek dan Hugo de Groot. In zijn Deductie ofte Declaratie van de Staten van Hollandt en West-Vriesland betoogt De Witt dat het principieel onjuist zou zijn de functie van kapitein- en admiraal-generaal aan het zoontje van Willem II, de later Willem III, toe te kennen. Sommigen hadden daarvoor gepleit, maar ‘hoe zou vrijheid kunnen worden genoemd dat in een Republiek de hoogste waardigheid iemand werd aangeboren? En zou het een bewijs van vrije keus zijn om de hoogste functies aan kinderen toe te wijzen?´(2, 1, 8).
Men moest ‘veeleer de gedachtegang volgen van alle politieke auteurs met gezond verstand dat in een Republiek zulke functies niet zonder aanmerkelijk risico voor de vrijheid kunnen worden toegewezen aan degenen van wie de ouders dezelfde functies tevoren hebben bekleed’ (1,1,9).
Men moest kijken naar landen die als ‘welgestelde en welgevormde Republieken’ hun vrijheid behielden. Daar werd het hoogste ambt nooit gecombineerd met militair bevelhebberschap. De hoogste macht was daar gedeeld. Daar werd geen militaire bevoegdheid voor een langere periode toegekend. Zo deden dat eertijds de Romeinen met hun twee consuls, die ook nog jaarlijks wisselden. ‘Zoals wij dat ook tegenwoordig in deze staat en vooral in de provincie van Holland en West-Friesland bij alle hoge functies navolgen’ (2,126). De Statenleden dienden afstand te nemen van de stelregel ‘dat in een Vrije Republiek de waardigheden van de vaders de zoons enigszins aangeboren zouden zijn’ (2,1,34).
Grote leiders brachten onenigheid in de gemeenschap. Juist de spreiding van macht maakte de sterkte van de Verenigde Nederlanden uit: ‘Dit zijn naar het oordeel van de Staten van Holland de echte banden die de zeven pijlen verbinden die in de klauw van een en dezelfde leeuw moeten worden vastgehouden.’
Natuurlijk hadden de Oranjes het land belangrijke diensten bewezen, maar ze hadden er meer dan genoeg voor teruggekregen, zeker tweehonderd ton goud oftewel twintig miljoen gulden. ‘Bovendien hebben de Oranjevorsten, hun hele familie en aangetrouwden vrijdom van ’s lands belastingen en bijzondere heffingen genoten, wat op een excessive fortune zou komen te staan’ (2,6,5). Het debat over de belastingvoordelen van de Oranjes is dus bepaald niet iets van onze tijd.

De la Court: welvarender in een republiek
Acht jaar na de Deductie, in 1662, verscheen Interest van Holland ofte gronden van Hollands-Welvaren van Pieter de la Court (1618-1685). Hij noemde het een godsgeschenk dat Willem II vroegtijdig overleden was en bij zijn dood geen volwassen nazaat had achtergelaten. Daardoor kon Holland zijn enorme nationale schulden afbetalen; onder het bewind van een stadhouder was het zeker failliet gegaan, want monarchen geven altijd grote sommen geld uit aan de krijgsmacht. Natuurlijk verheerlijken niet alleen ambtenaren, hovelingen en soldaten en allen die zich ook graag door corruptie zouden willen verrijken ‘de Monarchale regeringe, om eigen profijt, ten Hemel, als daar uit nedergedaald zijnde.’ Maar uit De Courts betoog bleek ‘dat de Ingezetenen van een Republik oneindelik gelukkiger zijn, als (= dan) de onderdanen van een land, geregeert door een Heer.’

Baruch Spinoza (1632-1677)
Spinoza: een republiek is democratisch
Spinoza prijst in algemene termen de ‘vrije republiek, libera republica. Opmerkelijk is dat hij in zijn Theologisch-politieke verhandeling de termen democratia en democraticus in positieve zin gebruikt, terwijl antieke filosofen, in het bijzonder Plato, Europa tot na 1800 een afkeer van de volksmacht hadden bezorgd. Volgens Spinoza voldoet alleen democratie aan de eisen van het natuurrecht; het vrije individu draagt uit eigen keuze rechten over aan de staat. Als voorbeeld van een voorbeeldig functionerende democratie geeft hij de stad Amsterdam, ‘die met zijn zo grote groei, en met bewondering van alle naties de vrucht van deze vrijheid geniet, want in deze uiterst welvarende republiek en stad die alle steden van welke natie ook overtreft, leven ook mensen van diverse achtergrond in een hoogste harmonie.’ (Tractatus theologico-politicus, hoofdstuk 20).

We zien dat bij Vrancken, De Groot, De Witt, De la Court en Spinoza zich een staatsleer ontwikkelt die de Republiek ook in staatkundig opzicht in de vroege verlichting plaatst. Laten we die traditie weer oppakken en de republiek herstellen.


Dit artikel is de bewerking van een hoofdstuk uit het onlangs bij uitgeverij Omniboek verschenen Het Plakkaat van Verlatinge. De eerste onafhankelijkheidsverklaring , auteur: Anton van Hooff.

Menno ter Braak en de comeback van de rancuneleer

 In de jaren ’30 beschreef Menno ter Braak het nationaal-socialisme als een rancuneleer. Raymond van den Boogaard ziet paralellen met het huidige anti-democratische reveil en vraagt zich af wie nu de collaborateurs zijn, en ziet verzet op onverwachte plaatsen. 

 

 Tekst: Raymond van den Boogaard

 

Wie heeft het spelletje niet gedaan met zijn vrienden: als het nu weer oorlog wordt, en ik moet onderduiken, zou jij mij dan helpen of verraad je mij? Ga je in het verzet of ben je gezagsgetrouw en word je collaborateur? Of misschien zelfs van de weeromstuit een fanatiek aanhanger van de Nieuwe Orde? In de meeste gevallen zeiden je vrienden dan dat ze fatsoenlijk zouden blijven, en trouw aan de vriendschap en –  ofschoon wellicht niet in de wieg gelegd voor heldendom –  ‘vermoedelijk’ voor het verzet zouden kiezen.

In sommige gevallen zou dat misschien zo zijn geweest, maar in veel andere gevallen niet – de geschiedenis van de Duitse bezetting laat dat duidelijk zien. De rauwe werkelijkheid: het is onvoorspelbaar wie in een crisissituatie, eentje van leven en dood, de helden zullen zijn, en wie de lafaards, bij wie je kunt onderduiken en wie je bang uit de weg gaat. Daar valt – ook bij jezelf – geen peil op te trekken, tot het zover is.

Om dat gedemonstreerd te zien hoeven we niet terug naar de jaren veertig. Het is op dit moment duidelijk te zien in de Verenigde Staten, waar president Trump, ongehinderd door de honderdduizenden doden van zijn Corona-ontkenning, de aanval op de democratische rechtsstaat heeft ingezet en met hulp van de Russen, groene mannetjes, leugens en verkiezingsmanipulaties afstevent op de vestiging van een autoritaire staat met zichzelf aan het hoofd.

Afkeer van de overheid

De meeste vertegenwoordigers van Trumps eigen Republikeinse partij durven er niets van te zeggen. Hun afkeer van een federale overheid die inbreuk maakt op de rechten van de staten, hun trouw aan de Grondwet, hun bezwaren tegen begrotingstekorten en oplopende staatsschuld, hun gehechtheid aan gelijke rechten voor alle burgers, vrijheid van meningsuiting, parlementaire controle op de president, de rechtsstaat? Allemaal vergeten. Schuw proberen de Republikeinse vertegenwoordigers in het Congres de journalisten te ontwijken: nee, ze hebben de jongste leugens of schandalige plannen van Trump nog niet gelezen of gehoord. Als ze al niet bereid zijn de president in alles te volgen en te verdedigen, zwijgen zij.

Het verzet onder de Republikeinen komt van waar we dat het minst zouden verwachten: de hardcore ‘neocons’, hardliners die in eerdere decennia te vuur en te zwaard de inval in Irak verdedigden, en de neoliberale ‘free for all’ voor de rijken in de economie. Hun ‘Lincoln project’ is de meest uitgesproken en inspirerende oppositie tegen Trump nu – met tv-spots die de man in het Witte Huis tot waanzin drijven, of dat is althans de bedoeling.

 Mourning in America

Gelukt lijkt dat in ieder geval met ‘Mourning in America’, een pastiche op Ronald Reagans bekende, optimistische campagne-kreet ‘Morning in America’. Alleen is alle optimistisch vooruitgangsgeloof nu verdwenen: rijen voor de voedselbank schuiven door het beeld, en de lijken van de corona-pandemie, afgerond met de retorische vraag wat er over zal zijn van de Verenigde Staten na nóg vier jaar Trump. Het Witte Huis heeft geprobeerd die spot te laten verbieden.

Voorlopig is de vraag vooral wat er nú, na bijna vier jaar Trump, nog over is van de VS als democratie. Heel lang hebben wij, als Europeanen, de manier waarop Vladimir Poetin de Russische Federatie in twintig jaar tijd heeft weten om te vormen tot een schijndemocratie, kunnen zien als iets exotisch, iets wat zich buiten het Westen om voltrok: vrijwel zonder vrije media en met gemanipuleerde verkiezingen, waarin de dienst wordt uitgemaakt door een beperkte groep extreem-rijke mannen die het spel van het Russische staatskapitalisme meespelen. Die tijd lijkt echter voorbij: Trump is in veel opzichten Poetins tovenaarsleerling.

Dat heeft gevolgen voor Europa. De Verenigde Staten hebben er na 1945 voor gezorgd dat in dat deel van Europa dat het geluk had niet door Stalins Rode leger te zijn bevrijd, redelijk democratische, redelijk vrije en redelijk welvarende staten konden ontstaan. De gedachte dat die Amerikaanse steun nu wegvalt, om plaats te maken voor een een-tweetje van twee geldbeluste dictators in de dop, heeft weinig aantrekkelijks. Te meer omdat er inmiddels ook in Europa zelf krachten aan het werk zijn die weinig op hebben met de democratische traditie, en uit naam van even vage als ‘volkse’ ideologieën de strijd hebben aangebonden met tolerantie, hoor en wederhoor, ‘de’ media en zelfs de wetenschap. En niet alleen in landen als Polen en Hongarije – ook het vertrek van Groot-Brittannië uit de Europese Unie na een leugenachtige campagne kan in deze context worden gezien.

 Cultuur-oorlogen

De Amerikaanse journalist-historicus Anne Applebaum heeft in haar boek Twilight of democracy and the parting of friends beschreven hoe een deel van haar kennissenkring – met name de Polen onder hen, want ze is gehuwd met een Poolse politicus – geen prijs meer stelt op de omgang. Zij hebben gekozen voor het nieuwe autoritarisme van de thans regerende partij in Polen, de PiS, en dat betekent de keuze voor een ‘alternatieve werkelijkheid’ waarin feiten niet meer ter zake doen en debat wordt vervangen door verdachtmakingen: de jongste presidentsverkiezingen in Polen stonden, wat de PiS betreft, bijvoorbeeld geheel in het teken van een imaginaire ‘dreigende machtsgreep’ van de ‘LGBT-ideologie’, ten koste van de katholieke identiteit van het Poolse volk. Met wonderbaarlijke snelheid en intensiteit worden dit soort ‘cultuur-oorlogen’ ingebracht in het democratische debat, meestal in de vorm van samenzweringstheorieën: George Soros wil de Hongaren vervangen door arabische immigranten, Bill Gates de corona-epidemie gebruiken om bij iedereen een bewakings-chip in te laten planten.

Applebaum heeft een forse verklaring voor de populariteit van zulke standpunten, ook onder intellectuelen en anderen die beter zouden moeten weten, en dat meestal trouwens ook doen. Democratie, betoogt zij, kent ook verliezers: hoezeer iedereen misschien ook met gelijke kansen begint in het leven, het resultaat is nooit egalitair. De een heeft nu eenmaal meer talent dan de ander, of heeft de mazzel op het juiste moment op de juiste plaats te zijn, of meer gehoor te vinden. De een is dus machtiger, succesvoller, rijker, gelukkiger dan de ander.

 Maatschappelijk ressentiment

Voor sommige verliezers is dat onverteerbaar en wat ligt er dan meer voor de hand dan te beweren dat ‘de elite’ van winnaars vals speelt? Applebaums verklaring sluit aan bij de stelling van Menno ter Braak in zijn essay Het Nationaal-Socialisme als rancuneleer uit 1937. Het is maatschappelijk ressentiment waardoor sommige onzer medeburgers zich tot een ideologie van door quasi-wetenschappelijke feiten geschraagde ‘haat’ voelen aangetrokken, schreef Ter Braak. Hij waarschuwde ervoor het nationaal-socialisme in Nederland af te doen als een onbeduidend groepje mislukkelingen (‘ratés’), want rancune kan een sterke drijfveer zijn, en is aanstekelijk.

Maar in de meeste gevallen zijn de aanhangers van het ‘nieuwe fascisme’ natuurlijk helemaal niet zo duidelijk ideologisch gemotiveerd. Veel vaker is collaboratie het resultaat van lafheid of defaitisme – het gevoel dat tegen de stroom inroeien een prijs heeft, en dat eerlijkheid en fatsoen die prijs niet waard zijn. In een artikel in The Atlantic heeft Applebaum onlangs geanalyseerd waarom er binnen het Republikeinse establishment in de VS maar zo weinig prominente politici hun stem durven te verheffen tegen de stroom van leugens en de bestuurlijke incompetentie van Trump.

Volbloed cynici

Het is niet dat al die senatoren écht Trumps meningen over van alles en nog wat delen, en met enthousiasme diens nepotisme, corruptie en intellectuele inferioriteit begroeten. Maar ja – het hemd is nader dan de rok. Voor je eigen herverkiezing kun je de stemmen van enthousiaste Trump-aanhangers niet missen. Drogredenen voor collaboratie moeten dan uitkomst bieden. ‘Als ik loyaal meewerk, kan ik misschien het ergste verhinderen’. ‘Trump maakt wel veel lawaai, maar in de praktijk is hij toch gebonden door de rechtsorde en de democratische instituties’. ‘De president in de steek laten zou betekenen dat de tegenpartij aan de macht komt, en dat zou nog veel erger zijn’. En dan zijn er nog de volbloed cynici die in de gaten hebben dat collaboratie veel macht en geldelijk gewin kan opleveren, en zonder gewetenswroeging aan hun ambitie toegeven.

Het is de laatste decennia in Nederland en elders minder bon ton geworden om overal maar weer de Tweede Wereldoorlog en de Bezetting bij te halen. En dat op goede gronden: maar al te vaak gebeurde dat om het democratische debat te smoren en historische vergelijkingen gaan meestal mank – we leven niet meer in de jaren 1930. Maar aan de andere kant: als er – wat ik denk – sprake is van een fundamentele bedreiging van de democratie in onze streken, wie zou dan niet terugdenken aan het laatste tijdperk waarin dat gebeurde?

Natuurlijk zijn er belangrijke verschillen. Het vooroorlogse fascisme en nazisme pretendeerden een alternatief politiek model te willen invoeren. Het autoritarisme van nu is veel meer uitsluitend reactionair: er deugt niets van ‘de’ elite, ‘de’ media liegen, het is alles één grote samenzwering. In plaats van een nieuw wereldbeeld te presenteren, lijkt het nieuwe autoritarisme er  eerder op uit de mensen horendol te maken met de meest uiteenlopende voorspellingen: vaccinaties helpen niet tegen ziektes, Covid-19 bestaat niet (of naar keuze: is door euvele krachten bewust geïntroduceerd), homo’s en Arabieren nemen onze landen over, als we eenmaal de EU uit zijn breken gouden tijden aan, etc. Met deze en vele andere cultuur-oorlogjes worden de mensen zoet gehouden, terwijl op de achtergrond oude en nieuwe rijken en machtigen gereed staan om van de verwarring te profiteren.

Terwijl ik dit schrijf, zie ik hoe vanavond, de derde avond na de vervalste presidentsverkiezingen in Belaroes, het volk in Minsk en andere Wit-Russische steden de straat op gaat om democratie te eisen, en het aftreden van hun autoritaire president Loekasjenko. Op de foto’s zie je de angst op hun gezicht – de oproerpolitie slaat ook wel heel erg hard. Zo moet dat in de negentiende eeuw in Parijs en andere Europese steden in 1848 ook geweest zijn, denk ik dan, toen het volk vrijheid en democratische rechten eiste. De geschiedenis van de democratie is te lang en moeizaam om die democratie nu uit handen te geven aan leugenaars en cynici als Trump en consorten. We zullen zien wie van ons te zijner tijd de moed heeft daarvoor de straat op te gaan, en wie bij wie zo nodig kan onderduiken.

 

 

Gezond Verstand: complotprofessor Karel legt het nog één keer uit

De kloof tussen wetenschap en burger wordt gedicht door een nieuwe fenomeen in universitair Nederland: de complotprofessor. Professor Karel, grootmeester van de grondige analyse, deconstrueert in Café Wereldleed tot in de finesses de kunstmatig geregisseerde werkelijkheid waarin we leven. Wat speelt er werkelijk bij de duidelijk kunstmatige corona-pandemie? Welke totalitaire bedoelingen zijn hier in het spel? Wat is de rol van de CIA, de Mossad en de NSA? En wat deed de chimpansee Ham in outer space?

 
Tekst en illustraties: Sjoerd de Jong

Waar waren we gebleven? O ja, ik zei het vorige keer al: je moet gewoon niet geloven wat ze je vertellen. Het klópt niet. Nog beter: geloof liever niets. Denk om te beginnen na: hoe weten we dit? Wat weten we? Nou ja, we weten één ding zeker: het officiële verhaal klopt niet. We worden belazerd.

Onlangs had ik die leuke jongen met dat lange haar op bezoek, je weet wel die dansleraar die het officiële verhaal ook niet gelooft. Ik bedoel, een soort griep die zo gevaarlijk zou zijn dat de halve wereld zichzelf opsluit, wie gelooft dat? Dan kun je net zo goed geloven dat een handjevol terroristen het World Trade Center in New York heeft laten instorten, of iets dergelijks. Hoe naïef kun je zijn? Dan ken je gewoon de feiten niet. En die liggen voor het oprapen!

Ik heb hem toen ook uitgelegd, die jongen met dat lange haar bedoel ik, dat ze in Washington en Den Haag waarschijnlijk denken dat we echt gek zijn. Ja, ‘complotdenker’ heet je dan. Dat is natuurlijk een doorzichtige poging van the powers that be om je onschadelijk te maken. Maar de agressie waarmee dat gebeurt, geeft wel aan dat ze bang worden. Begrijpelijk, want je voelt dat de zaak kantelt. De mensen geloven het niet meer. Ik had het laatst nog bij de groenteboer, een heel simpele man, die zei opeens: ik geloof het gewoon niet meer. Het is fake. Dus ja, we gaan de goeie kant op.

Laten we dat voor de kijkers nog eens wat proberen uit te diepen, okee?

Dan moet je eerst goed kijken: wat weten we eigenlijk wél? Wat zijn de feiten? Een voorbeeld. We wéten dat Joop den Uyl geen villa had in België. Dus dat klopt al niet. Maar dan moet je meteen vragen: waar had hij dan wél een villa? En wie heeft daar belang bij? Je moet je eigen onderzoek doen. Veel lezen ook. Ik heb over die villa bijvoorbeeld dagenlang Funda bekeken, of hoe heet dat: over mijn scherm laten rollen. Dan zie je meteen al dat het niet kan kloppen, want je kunt daar zelf variabele prijzen invullen. Hoe kan dat nou? Zo werkt het niet als je een huis koopt. Dus dat klopt al niet.

Super-Reptiel
Nog iets anders, wat hier mogelijk ook mee samenhangt. Ik hoor steeds vaker mensen die er verstand van hebben zeggen dat de Aarde in werkelijkheid, dus buiten de voorgeschreven werkelijkheid, wordt gemanipuleerd door een buitenaards Wezen, een soort super-Reptiel. Die leuke dansleraar had het er pas ook al over. Dat Reptiel zou het brein van wereldleiders als Merkel, Bush, Obama en wie weet ook Mark Rutte hebben overgenomen. Dat van Rutte is maar een kleine moeite, denk ik dan, maar goed.

Kijk, ik kan die zaak niet beoordelen. Ik moet eerst alle publicaties erover eens bestuderen. Ik zeg je wel, op het eerste gezicht lijkt het me wat vergezocht. En je weet, ik wil altijd eerst de feiten zien. Aan de andere kant, het zou wel heel veel verklaren. Want je hoort internationaal nu opeens, heel wonderlijk, weer van alles over ruimtevaart, met die Space Force van Trump. En we weten dat sommige astronauten gek zijn geworden na hun terugkeer op Aarde – als ze tenminste ooit echt weg waren. Dus hoe komt dat? Is dat toeval?

Daar komt nog iets bij. Dat is dit. Waarom heeft de NASA in 1961 eigenlijk eerst een chimpansee de ruimte in gestuurd, en waar kwam die vandaan? En wat dééd die daar in de ruimte? Dat wéten we niet, want de aap, Ham heette hij, heeft nooit een interview gegeven. Vreemd, niet? Nu ja, dan denk ik meteen aan het volgende. In onze eerdere uitzendingen hebben we het al vaak gehad over de rol die non human animals zouden spelen bij epidemieën – volgens de zogenaamde experts – maar hoe zit dat precies? Die beestjes verzinnen dat niet zelf, toch? Haha. Kijk, we weten dat de CIA experimenteerde met dieren. Net als Pablo Escobar, de Colombiaanse drugsbaas die er een eigen dierentuin op nahield. Dat is ook niet zo gek, want in een volwassen hippopotamus kun je al snel duizend kilo smokkelen, als je het beest tenminste de grens over kunt krijgen. Laat staan de ruimte in. Maar wie bedenkt zoiets? Die Escobar was natuurlijk ook maar een kruimeldief, hoe kan die opeens de CEO worden van een wereldwijd narcotica-imperium? Dat is onmogelijk! Maar let op: hij trad aan in hetzelfde jaar dat prins Bernhard in opspraak kwam. Want je weet, het Medellín-kartel is opgericht in 1976, toen de steekpenningen van Lockheed in Amerika werden onderzocht. En Bernhard had toen al een hele geschiedenis met dieren zoals we weten. Vooral met dode. Overigens is 1976 ook het jaar dat de Duitsers – en we weten dat Bernhard een Duitser was – op tv met een eigen versie begonnen van Sjef van Oekels Discohoek.

Is dat allemaal toeval, denk je?

Ik denk het niet.

Oekraïense Jeugdjournaal
Dan hebben we het nog niet gehad over Oekraïne. Laten we eens proberen na te gaan wat daar is gebeurd, bij die zogenaamde revolutie die zoals we weten een door de CIA en Brussel gesteunde staatsgreep was. Vorige keer vertelde ik al dat er toen bandopnames uit de studio van het Oekraïense Jeugdjournaal zijn verdwenen en nooit meer zijn opgedoken. We wéten dus niet wat er in die studio is gezegd, op het moment dat MH-17 werd neergeschoten – of laten we zeggen toen MH 17 van de radar verdween. Maar waarom mógen we dat niet weten? Volgens inmiddels verdwenen Oekraïense omroepgidsen zou in dat Jeugdjournaal een documentaire te zien zou zijn geweest over Ham, je weet wel, die NASA-chimpansee waar we het net over hadden. Waarom mocht die niet worden uitgezonden? Is dat toeval?

Waarom is dat zo belangrijk? Nou ja, je moet er rekening mee houden dat Ham getraind was door de CIA, of dat staat wel vast. Volgens sommige bronnen was zijn codenaam in Washington ‘Victor Baarn’, maar dat weten we niet zeker. Hoe dan ook, het zou naïef zijn om te denken dat dit allemaal geen rol speelt. Was er bijvoorbeeld een relatie tussen die aap en Pablo Escobar, die zoals we weten óók contacten had met de CIA? Kijk, ik zeg er wel bij: dit zijn rationale argumenten, geen vastgestelde feiten. Maar goed, die truc kennen we van de Lockheed-zaak. Dat Bernhard corrupt was, mocht toen geen vastgesteld feit heten, om redenen van staatsbelang. En dan is er nog dat fameuze geheime deel van het rapport, dat Den Uyl moet hebben bewaard in een kluis, thuis in zijn villa in België. Wat zeg je? Nee, nou goed, ergens anders kan ook, dat doet er nu even niet toe, dat zijn details. Het gaat erom dat je de grote lijn ziet: we mógen bepaalde dingen gewoon niet weten.

Hoe dan ook. We moeten even terugkomen op die Space Force waar we mee begonnen, want daar hebben we nog niet genoeg over gezegd. Kijk, je kunt ervan uitgaan dat het geen toeval is dat Trump daar nu mee komt. Net nu wij in een soort corona-dictatuur leven én Den Haag beslist over het G5-netwerk. De Amerikanen zijn daar om geopolitieke redenen tegen, maar mogelijk weten ze ook meer van de straling die dat netwerk kan veroorzaken. Vergeet niet, de CIA experimenteerde al in de jaren vijftig met straling, net als met LSD. Dat was het begin van de hippie-cultuur, zoals je weet. Het is dus goed mogelijk dat die is opgezet om juist een rechtse of zelfs fascistische reactie op gang te brengen. Woodstock is dan een false flag operatie geweest, om Reagan en Bush aan de macht te brengen. Nogmaals, we weten het niet zeker, maar het is mógelijk. Denk ook aan Charles Manson en zijn volgelingen, die met een vork teksten krasten in de buik van een van hun slachtoffers. Let op, een vork! Dus dan ben je toch weer bij het officiële verhaal over 9/11, nietwaar, en die zogenaamde terroristen met hun plastic bestek. Je ziet, er is meer aan de hand dan we mogen weten. Trouwens ook meer dan we mogen zeggen, want ik wil niet weer worden gecensureerd, dus om de betrokkenheid van bepaalde partijen moeten we maar een beetje heen praten.

Bill Gates
Maar terug naar die Space Force. Het zou mij niet verbazen als die óók gekocht is door Bill Gates, net als Covid-19. Je kunt namelijk, als je de literatuur een beetje bestudeert zoals ik heb gedaan, vermoeden dat planetaire vaccinatie goed te doen is vanuit de ruimte, met een geprepareerd projectiel. Dat is veel efficiënter dan mensen on the ground één voor één inenten. Je kunt je nu afvragen: wordt dáár misschien aan gewerkt bij die Space Force?
Het zou goed kunnen. Dat zou betekenen dat die banden van het Oekraïense Jeugdjournaal natuurlijk door de VS gewist zijn, want mogelijk heeft de aap Ham daarin zijn mond voorbijgepraat. Dat wissen is geen probleem voor de NSA, dat is een peulenschil voor die jongens. Ja pas op, ongetwijfeld hebben ze ook in de gaten waar wij het nu over hebben, dus voor de zekerheid kun je straks beter een andere route nemen naar huis. Nou ja, op den duur maakt dat allemaal niet uit en vinden ze je toch wel. Maar je kunt het ze moeilijk maken. En intussen blijven hopen – en ik zie daar al tekenen van – dat het grote publiek kritischer naar het officiële verhaal gaat kijken. Zoals wij.

Nog even over die chimpansee, want nu komen we bij de kern. Chimpansees hebben zoals je weet een fijn afgesteld alarmsysteem om hun soortgenoten te waarschuwen voor reptielen. Dat zou kunnen verklaren waarom nu juist deze aap de ruimte ingeschoten moest worden. Nietwaar? Het is dus mogelijk dat de CIA, al dan niet samen met het World Wildlife Fund van Bernhard, ruimtevaart heeft gebruikt als false flag operatie om het op een akkoordje te gooien met het Reptiel. Dat mogen wij natuurlijk niet weten. Naar de inhoud van die deal kunnen we ook alleen maar gissen. Je vermoedt wel een verband met corona en Bill Gates. Overigens geeft het ook te denken dat het bestaan van die villa van Den Uyl nog steeds zo hardnekkig wordt ontkend, dus het is mogelijk dat hij er een afschrift van had in zijn kluis. Het lijkt me in elk geval geen toeval dat zijn opvolger Kok direct zijn ideologische veren ging staan afschudden.

Ja, we kunnen er eindeloos over praten, maar okee, ik geloof dat we voor deze keer wel voldoende hebben behandeld. Volgende keer zal ik wat dieper ingaan op dat Reptiel en welke rol die mogelijk speelde bij het ‘ontsnappen’ van Covid-19 uit dat Chinese laboratorium. Overigens is dat virus niets nieuws. Tijdens Woodstock werd al gewaarschuwd voor Covid-19 dat verwerkt zou zijn in LSD die gratis werd uitgedeeld door pruik dragende mannen, vermoedelijk CIA-agenten. Dat gebeurde tijdens de show van Crosby, Stills, Nash & Young. En van Young weten we dat hij nauwe banden had met Charles Manson en, althans volgens sommige bronnen, gitaar speelt met een vork.

Allemaal toeval? Geen redelijk mens zal dat toch nog geloven. Dan leef je echt in een ander universum. Kortom, blijf zelf nadenken, zeg ik tegen de kijkers. En loop een blokje om, onderweg naar huis.

Sjoerd de Jong is de gefabriceerde naam van een journalist, werkzaam in de mainstream media, die de echte feiten afdoet als ‘complotten’.