artikelen - Page 5

Republiek zoekt partij

‘Wat was de republiek mooi tijdens de monarchie’, was een gevleugeld gezegde tijdens de Franse revolutie. Het sentiment is ook zonder guillotines anno 2018 invoelbaar. Wie sommige republikeinen in Nederland gadeslaat, kan zelfs een zucht van verlichting niet onderdrukken dat het niet zo’n vaart loopt met die republiek. Het republicanisme schijnt een magnetische aantrekkingskracht uit te oefenen op gepatenteerde warhoofden en politieke delinquenten. Van de weeromstuit zou je bijna zin krijgen in koekhappen op Koningsdag. In diverse gemeenten wisten obscure groepjes onder republikeinse vlag door te dringen tot de kieslijsten. Niets van de publieke zaak is echter aan hen besteed. De politiek lijkt voor hen alleen interessant als uitlaatklep van hun getormenteerde ego’s. Er is gelukkig vooralsnog geen kiesdrempel waar deze electorale nanosplinters overheen lijken te komen, maar intussen bezorgen ze het republicanisme wel een vreselijk slechte naam. Waar blijft toch die Republikeinse Partij met een intelligent hervormingsprogramma? Er is in Nederland een partij voor de dieren, een partij voor de ouderen, een partij voor de moslims, een voor xenofoben, een voor ijdeltuiten en ego-maniakken, waarom dan in vredesnaam niet een partij voor de goedwillende republikein? Daar moet toch een hele stevige lading Kamerzetels in zitten. Of moet de republikein toch maar zijn vertrouwen leggen bij D66, zoals onze gewaardeerde medewerker Manuel Kneepkens in dit nummer betoogt? Kneepkens ontwaart een Tom Poes-achtige list in het voorstel van Thom de Graaf voor de gekozen burgemeester en stelt dat het de opmaat kan betekenen naar een gekozen staatshoofd. Zou het echt? De recente politicide van dezelfde partij op het eigen kroonjuweel van het raadgevende referendum deed weer het ergste vermoeden. Alexander Pechtold verzekerde zijn congres echter dat hij nog steeds gelooft in het referendum. Sterker nog, hij streeft naar een volwaardig, bindend referendum naar Zwitsers model! En laten de Zwitsers nu steeds meer bewijzen dat het referendum ook een wapen tégen populisme kan zijn. Nu nog een Grondwetswijziging die maakt dat zo’n bindend referendum dan ook mag gaan over het opdoeken van de monarchale staatsvorm en Nederland heeft helemaal geen Republikeinse Partij meer nodig. Zo’n partij zou in België al helemaal onbestaanbaar zijn, zo vertelt de gerenommeerde Belgische historica Els Witte in een interview met Adriaan Boiten. Wij richten in dit nummer sowieso veel blikken naar onze zuiderburen en hun ambivalente omgang met het koningschap. Vive la Belgique!

Tot slot nog een rechtzetting: in onze vorige editie kondigde ik hier de publicatie aan van bevindingen van het onderzoek naar de verborgen kosten van het koningshuis, dat de redactie van De Republikein uitvoerde in opdracht van het Republikeins Genootschap. Het RG liet echter weten de presentatie daarvan liever in eigen hand te houden, en wel op 24 april a.s. in Groningen, drie dagen voordat Willem IV neerstrijkt in de stad voor een wel erg geladen Koningsdag-viering. Dus dat houdt u nog van ons te goed.

 

René Zwaap is hoofdredacteur van De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger

De man die Stanley naar Afrika zond

Guikje Roethof schreef de biografie van Gordon Bennett, de Amerikaanse persmagnaat die Stanley naar Afrika stuurde, waarna hij door Leopold II werd geëngageerd voor de Congo-expedities.

Tekst Maurits van den Toorn

Dat Henry Morton Stanley zich als een soort huurling van de Belgische koning Leopold II naar duister Afrika kon laten sturen, had hij te danken aan een krant. Die krant werd uitgegeven door iemand die je met recht excentriek noemen: James Gordon Bennett (1841-1918), die met zijn onbehouwen gedrag New York, Parijs en de Côte d’Azur vanaf pakweg het midden van de negentiende eeuw onveilig maakte. Als eigenaar van de succesvolle New York Herald en van de Paris Herald, die later voortleefde in de International Herald Tribune, kan hij als de eerste echte krantenmagnaat gelden. Hij was een oudere tijdgenoot van de bekendere Joseph Pulitzer en William Randolph Hearst. Met beiden verkeerde hij in een felle concurrentiestrijd, met als verschil dat hij Pulitzer serieus nam en voor Hearst slechts minachting koesterde.

Bennett begreep als eerste dat je als krant nieuws kunt maken en dat deed hij met verve door activiteiten te organiseren die goede kopij opleverden. Zijn bekendste actie: Henry Morton Stanley naar Afrika sturen om de zoekgeraakte David Livingstone op te sporen. Dat was niet het enige, Bennett wilde waar voor zijn geld en stuurde Stanley en passant ook nog naar Constantinopel, Bagdad en India, pas daarna mocht hij naar Afrika. Die reis leverde in 1871 het fameuze ‘Dr. Livingstone, I presume’ op. Zelfs in de dagen van papieren kopij die pas maanden later beschikbaar kwam, was dat al een gouden persmoment. De New York Herald gold daarna enige tijd als de belangrijkste krant ter wereld. Of Stanley veel genoegen aan zijn reis beleefde is te betwijfelen: aanvankelijk betaald Bennett niet en later probeerde hij Stanleys naam zoveel mogelijk buiten de publiciteit te houden.

Voor de Britten waren de druiven ondertussen tamelijk zuur: hun held dr. Livingstone was nota bene door een Amerikaan teruggevonden en gered. Aanvankelijk weigerden ze het zelfs te geloven en hielden vol dat Stanley de ontmoeting had verzonnen. Bennett wreef het in zijn krant lekker in en toen het uiteindelijk toch waar bleek te zijn, mocht Stanley op audiëntie komen bij koningin Victoria. Dat beviel de koningin niet erg, Stanley was volgens haar ‘een vastberaden, lelijk mannetje met een sterk Amerikaanse en nasale tongval’. Kennelijk viel hij later bij Leopold II meer in de smaak.

Hoewel Bennett boos was dat Stanley door zijn reis beroemder dreigde te worden dan de krant, stuurde hij hem in 1873 weer naar Afrika voor het verslaan van de derde oorlog tussen de Ashanti en de Britten (in het gebied dat bekend stond als de Goudkust) en financierde hij een jaar later weer een ‘echte’ ontdekkingsreis naar de bronnen van de Nijl. Dat lukte niet, maar op die drie jaar lange tocht (1874-1877) reisde Stanley over de Congo-rivier dwars door het hart van Afrika. Het was een rampzalige reis die tientallen deelnemers het leven kostte. Zijn brute optreden tegen de inheemse bevolking – Heart of Darkness van Joseph Conrad avant la lettre – wekte zelfs toen al weerzin op. Je zou een beetje cynisch kunnen zeggen dat Stanleys activiteiten de opmaat vormden voor het vrijwel permanente geweld waar Midden-Afrika sindsdien onder te lijden heeft. Bennett vond het ondertussen allemaal best: het verhaal kwam uiteraard in geuren en kleuren in de krant en hoe meer heisa, hoe meer kranten hij verkocht. Van dergelijke sensatie moest hij het hebben.

Anders dan Pulitzer en Hearst had Bennett weinig belangstelling voor politiek, nogal ongebruikelijk voor een man in zijn machtige positie. Net als zijn vader, van wie hij zijn krantenimperium had geërfd, vond hij dat de pers zich onafhankelijk moest opstellen. Alleen toen Hearst in 1906 probeerde om gouverneur van New York te worden, als aanloop naar het presidentschap, liet Bennett die schroom varen en deed hij er alles aan om Hearst kapot te laten schrijven. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog koos hij (toen nog een neutrale Amerikaan) in de Paris Herald al snel partij tegen Duitsland, wat tamelijk heldhaftig was omdat hij toen in Parijs woonde.

Merkwaardig genoeg leeft hij voornamelijk voort in de door hem geïnitieerde Gordon Bennett Races voor auto’s, vliegtuigen en – nog steeds bestaand – luchtballonnen. Bennett was zelf een sportman, maar dergelijke race leverden natuurlijk ook kopij voor de krant op. En hij leeft voort in talloze anekdotes. Daarvoor geldt in veel gevallen se non è vero, è ben trovato’, maar ze maken het boek een plezier om te lezen.

 

Guikje Roethof

Gordon Bennett!

Uitgeverij Aspekt, Soesterberg

ISBN 9789463382878
Prijs € 17,95

‘Sire, België is voor U verloren!’

 

In zijn onlangs verschenen boek Oranje in revolutie & oorlog besteedt de Utrechtse historicus Jeroen Koch ruim aandacht aan de ongelukkige wijze waarop koning Willem I het Belgische nationalisme meende te moeten bestrijden. Hoe een absoluut monarch zijn eigen politieke graf groef.

Tekst René Zwaap

Wanneer Koning Willem I in augustus 1830 een bezoek brengt aan de Tentoonstelling van de Voortbrengselen der Nederlandsche Nijverheid in Brussel, staat zijn Verenigd Koninkrijk op het punt van scheuren. Maar de monarch is zo van zichzelf vervuld dat hij niets in de gaten heeft. In de zorgvuldig geregisseerde huldebetuigingen die hem overal ten deel vallen tijdens een goodwill-tournee in het zuiden van zijn koninkrijk ziet hij het bewijs dat zijn Belgische onderdanen innig aan hem zijn verknocht. In werkelijkheid koken de Belgen van opgekropte frustraties met het Oranje-regime en staat de revolutie op het punt van uitbreken.

De boeren zuchten onder de graanbelastingen die de Hollandse koning hen oplegt. De R.K. priesters lopen te hoop tegen de godsdienstpolitiek van de koning, die probeert de benoemingen van bisschoppen in handen te krijgen, jezuïeten het land laat uitzetten en achter de schermen zelfs afkoerst op afschaffing van het RK geloof ten bate van een algemeen christelijke staatskerk. De Franstalige Vlamingen – de franskiljons – verzetten zich tegen de taalwetten van de koning, waarin hij ernaar streeft het Nederlands de enige toegestane taal in het officiële verkeer te maken. Behalve in de Franstalige provincies en Luxemburg wordt vanaf 1 januari 1823 het Frans als taal van de staat afgeschaft. Ambtenaren, juristen en docenten die het Nederlands onvoldoende beheersen kunnen een promotie gevoeglijk op de buik schrijven. Het is het ideale recept voor oproer, vooral in de pers. Justitie-minister Felix van Maanen, alias de ‘windvaan’, door alle turbulentie van de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland én het Franse Keizerrijk vast in het zadel gebleven, is fervent pleitbezorger van de nationale eenheidstaal en smijt opstandige journalisten, zoals de geliefde Louis de Potter, zonder pardon in het cachot.

In de Zuidelijke Nederlanden was gedurende de Franse tijd een modern politiek klimaat ontstaan, schrijft historicus Jeroen Koch, verbonden aan de Universiteit Utrecht, in zijn recent verschenen studie Oranje in revolutie & oorlog, een Europese geschiedenis,1772–1890. ‘De onvrede van de leden van de balie en de rooms-katholieke clerus in de Zuidelijke Nederlanden had een duidelijke oorzaak. Meer dan anderen voelden zij de druk die de centrale overheid uitoefende om de heterogene natie cultureel te verenigen. Taalbesluiten, onderwijshervormingen en een dirigistische kerkpolitiek moesten een perfect amalgaam opleveren’.

 

Allergisch voor oppositie

De koning creëerde zo eigenhandig de revolutie die hem ten val zou brengen, is de visie van Koch. ‘Allergisch voor oppositie eiste hij van alles en iedereen medewerking; Van het onderwijs, de pers, de kerken en de volksvertegenwoordiging, van zijn ministers, onderdanen en zoons’. Zijn zoon prins Willem van Oranje, veel geliefder in het Zuiden dan zijn vader wegens zijn verdiensten op het slagveld van Waterloo, ziet de ernst van de weerstanden in het zuiden veel beter in. ‘De koning heeft weinig vertrouwen in mij, omdat we over het een en ander totaal verschillend denken’, schrijft hij kort na zijn benoeming tot vicevoorzitter van de Raad van State en voorzitter van de ministerraad aan zijn zwager tsaar Nicolaas. Hij had deze ‘penibele positie’ enkel aanvaard omdat ‘het een belangrijke plicht is mijn vader bij te staan in de crisis waarin wij ons momenteel bevinden, en opdat niemand mij er ook maar van verdenkt oppositieleider te willen zijn, en om trouw aan mijn vader te zijn en onherroepelijk met hem ten onder te gaan als hij de modder in zakt.’

Wanneer Willem I Brussel aandoet is in Parijs de voorgaande maand Bourbon-koning Karel X is van zijn troon gestoten in ruil voor ‘burgerkoning’ Louis-Philippe. Het revolutionaire vuur heeft Brussel bereikt. ‘Weg met de Hollanders, weg met Van Maanen, aan de galg met die lui!’, weerklinkt het in de straten. Oproerkraaiers zingen de Marseillaise en eisen onafhankelijkheid van België. ‘Vive De Potter!’, roepen ze. ‘Merde pour le Roi! Vive la liberté!’ Kort voor de verjaardag van de koning, op dinsdag 24 augustus, kondigen aanplakbiljetten aan:

‘Maandag: vuurwerk

Dinsdag: illuminatie

Woensdag: revolutie’.

 

Revolutie in de opera

En het is inderdaad revolutie dat die woensdag op het programma staat. Het begint in de Brusselse Koninklijke Muntschouwburg. Daar is een opvoering van La Muette de Portici, een spektakelstuk van de Franse componist Daniel-François-Esprit Auber over een zeventiende-eeuws Napolitaans volksoproer tegen de Spaanse heerser. Het jaar daarvoor had de koning deze voorstelling zelf nog nog bijgewoond. Het revolutionaire karakter van het zangspel — halverwege slachten de Napolitanen de koninklijke wacht af — stuitte toen niet op bezwaar. Maar met de julirevolutie in Frankrijk net achter de rug krijgt het stuk een geheel andere lading. Avond aan avond zetten studenten van het Brusselse Atheneum het duet ‘Amour sacré de la Patrie’ in als belijdenis van hun nationalistische hartstochten:

 Amour sacré de la Patrie,

Rends-nous l’audace et la fierté,

À mon pays je dois la vie,

Il me devra la liberté.

 

(Heilige liefde voor het Vaderland,

Schenkt ons moed en maakt ons trots,

Voor mijn land offer ik mijn leven,

Het zal mij de vrijheid geven).

 

Opgekropte emoties

Die 25ste augustus komt de zaal niet meer tot bedaren. De opgewekte emoties nemen bezit van het publiek in de veilige duisternis van de zaal tijdens de opvoering. ‘Aux armes!’, schalt het door de schouwburg. Opgewonden vertrekt een deel van de toeschouwers naar het centrum van Brussel. Bij de regeringskrant Le National, opgezet op last van Willem I als propaganda-instrument, vliegen de stenen door de ruiten. Het Brusselse huis van minister Van Maanens huis wordt geplunderd en in brand gestoken. Binnen enkele weken is de roep om hervormingen omgeslagen in een nationale revolutie met als inzet een onafhankelijke Belgische staat.

‘Sire, België is voor u verloren’, fluisteren de raadgevers de koning in het oor, maar hij weigert dat te geloven. Willem I voelt zich verraden door zijn Zuid-Nederlandse onderdanen. ‘Ik hield mij bezig met de zorg om de lasten van het volk te verligten,’ verklaart hij tijdens een inderhaast ingelaste vergadering van de Staten-Generaal, ‘toen eensklaps te Brussel, en, naar dat voorbeeld, weldra ook in sommige andere plaatsen des Rijks, een oproer uitbarstte, gekenmerkt door tooneelen van brandstichting en plundering, waarvan de voorstelling aan deze Vergadering, voor mijn hart, voor het nationaal gevoel en voor de menschheid te bedroevend zijn zoude.’

 

Grimmige meute

De koning zint op wraak. Hij zendt zijn zonen Willem en Frederik naar Brussel om de ‘Belgische muiterij’ te beëindigen. Prins Willem hoopt de opstandelingen met rede te kunnen overtuigen en meldt zich met een klein gezelschap te paard bij de versperde Lakense Poort van Brussel. Ze worden opgewacht door een grimmige meute uitgerust met slagersmessen, rieken, sabels en musketten. Begeleid door de burgerwacht bewegen de prins en zijn helpers zich naar de Grote Markt. Op het Muntplein spreekt de prins de menigte toe: ‘Door mij onder u te begeven, wil ik u mijn vertrouwen bewijzen. Ik ben uw vriend, Brussel! Bij Waterloo heb ik met mijn bloed mijn gehechtheid aan u bezegeld. Aan het hoofd van Belgische soldaten ben ik gewond geraakt’.

Bij het stadhuis herhaalt de prins zijn vredesboodschap. Maar zijn paard raakt schichtig in het gedrang en trapt een omstander, die bewusteloos neervalt. ‘Hij is dood!’ roept iemand. Haastig wisselt de prins van paard en hij zoekt een weg om te ontkomen aan de meute, die allengs in lynchstemming raakt en de Hollandse ruiters begint te bekogelen met stenen. Ternauwernood weet Willem met aanhang het prinselijk paleis in de bovenstad te bereiken. Hij is nu gevangene in zijn eigen stad, beschermd slechts door het Brusselse garnizoen.

De prins zit nog altijd in zijn eigen paleis gevangen als de Brusselse advocaat Alexandre Gendebien, die hij kent als medebroeder in de vrijmetselarij, verslag komt uitbrengen over wat er speelt tussen zijn volksgenoten. Gendebien dringt aan op het ontslag van Van Maanen, herziening van het kiesstelsel, maar bepleit ook een radicalere oplossing: de splitsing van het Koninkrijk in twee autonome delen, waarbij het Belgische gedeelte dan als koning Prins Willem zou krijgen. De prins heeft daar wel oren naar, maar alleen als zijn vader toestemming geeft.

Gendebien dringt aan: de beslissing dient onverwijld genomen. ‘Morgen, rond het middaguur bent u koning van België, op de voorwaarden die ik heb aangegeven, of gijzelaar van Brussel.’ Na het onderhoud met Gendebien schrijft de prins zijn vader. Hij dringt aan op het ontslag van Van Maanen, maar over het hem aangeboden koningschap van België schrijft hij geen woord. Daarna kiest hij snel het hazenpad, gealarmeerd door de komst van een opstandelingenleger van tot op de tand bewapende Luikenaren. Hij zal zijn geliefde Brussel nooit meer terugzien.

 Strafexpeditie

Terug in Den Haag wordt de prins de les gelezen door zijn vader. Hij is in diens ogen veel te toegeeflijk geweest voor de Belgen. Toch ontslaat Willem I tegen zijn zin minister Van Maanen. Maar tegelijkertijd stuurt hij zijn andere zoon Frederik, die net als zijn vader op de harde lijn zit, naar Brussel voor een strafexpeditie. ‘Als Brussel moet branden, zou het beter zijn dat dit niet gebeurt door een van de zonen van de Koning’, luidt de instructie van de vorst aan zijn zoon. ‘Houd Uzelf in reserve voor de ogenblikken waarop U in staat zult zijn genadig te zijn en goede dingen te verrichten.’ Op 21 september trekt Frederik ten aanval. ‘Uwe stad gaat verloren; de krijgsbenden zullen binnenrukken. Vergetelheid zal uwe misslagen bedekken’, dreigt hij de opstandelingen. De stadsoorlog duurt vier dagen, zonder een winnaar op te leveren. Als het Hollandse leger zich op 26 september na bloedige gevechten bij het Koningsplein en het Warandepark terugtrekt, zijn er 400 doden en 1500 gewonden te betreuren.

Terwijl zijn vader nu afkoerst op een totale oorlog, besluit Prins Willem in te gaan op de Belgische avances. Op 15 oktober aanvaardt hij de hem aangeboden Belgische troon, een dag later volgt zijn proclamatie: ‘Belgen! Ik heb uw toestand bestudeerd. Ik begrijp die, en erken u als onafhankelijke natie. […] Ik stel mij in de provincies die ik bestuur aan het hoofd van de beweging die u naar een nieuwe, stabiele toestand leidt en waaraan de nationaliteit kracht zal geven. Ziehier de taal van hem die zijn bloed vergoot voor de onafhankelijkheid van uw gewesten en die zich thans met u verenigt om uw staatkundige onafhankelijkheid te vestigen.’

Ontheiligd

In Den Haag is men verbijsterd. ‘Moge de Prins nimmer weder den voet zetten op Hollandschen bodem, nimmer de asch zijner voorvaderen ontheiligd worden door zijn lijk !’, zo spreekt kabinetssecretaris Groen van Prinsterer de banvloek uit. Willem I laat zijn zoon hard vallen. Tijdens de troonrede van 18 oktober verklaart hij verontwaardigd dat zijn opvolger nu ook tot de ‘afgedwaalden’ behoort. De prins voelt zich verraden en vlucht naar Londen, waar hij steun zoekt en vindt voor zijn Belgische ambities.

Nadat Willem I met de rug tegen de muur – de Britten en de Russen willen hem niet steunen – heeft ingestemd met een opdeling van zijn koninkrijk, in de hoop dat er dan tenminste toch een Oranje op de Belgische troon zal komen, begint in Brussel en elders in Europa het grote namenspel. Otto van Beieren wordt genoemd als potentieel koning der Belgen, maar ook Johann van Saksen, Karl von Habsburg en Louis van Orléans, de hertog van Nemours. Laatstgenoemde, zoon van de nieuwe Franse vorst, wordt na in februari 1831 inderdaad tot koning der Belgen gekozen, maar daar steken de Britten een stokje voor. De koning van het neutrale België dient geen banden te hebben met de vorstenhuizen van de mogendheden. Dan komt de Duitse prins Leopold van Saksen-Coburg-Saalfeld in het vizier. De Zuid-Nederlandse Rooms-Katholieke geestelijkheid zet echter vraagtekens bij het koningschap van de lutherse Leopold en stelt dan liever nog een calvinist van Hollandse makelij als koning te hebben. Met Britse steun wordt er in de Zuidelijke Nederlanden een massale orangistische beweging georganiseerd met als doel Willem II op de Belgische troon te krijgen. Prins Willem financiert de samenzwering met de opbrengst van een heimelijk verkoop van aandelen van zijn Russische echtgenote Anna Paulowna, die beheerd worden door de vrouw van de Russische gezant. 500.000 francs van Anna Paulowna’s vermogen zouden er voor de geheime operatie doorheen worden gejaagd. Zodra ze er lucht van krijgt beklaagt de grootvorstin bestolen te zijn.

Staatsgreep

Met steun van de Britten en zijn vader doet prins Willem een poging tot een staatsgreep. Maar zijn zeshonderd vrijwilligers hebben te diep in het glaasje gekeken als ze de confrontatie aangaan en eindigen in het cachot. Een tweede orangistische coup, in Antwerpen, te plegen door een legertje onder leiding van twee Waterloo-veteranen, wordt verraden. In verschillende Belgische steden breken anti-orangistische rellen uit. Hooggeplaatste militairen en orangisten worden opgepakt. Het nationale pathos mondt in beide kampen uit in hysterie. In februari 1831 besluit de 29-jarige luitenant-ter-zee Jan van Speijk op de Schelde bij Antwerpen zijn op drift geraakte kanonneerboot met bemanning en al op te blazen om te voorkomen dat hij zich moet overgeven aan de opstandelingen. Zijn famous last words ‘Dan liever de lucht in!’ bezorgen hem een heldenstatus die in geen verhouding staat tot het militair-strategisch volmaakt zinloze offer van zijn eigen leven en dat van zijn manschappen.

Op 21 juli 1831 wordt Leopold van Saksen-Coburg-Saalfeld als koning der Belgen in Brussel ingehuldigd. De meeste Nederlanders blij van de‘muitzieke Belgen’ verlost te zijn, maar de koning wil van geen opgeven weten. Hij is geobsedeerd door herstel van het Verenigd Koninkrijk: ten koste van economie en schatkist houdt hij het leger gemobiliseerd, geeft hij Belgische opposanten tegen Leopold I financiële steun en hoopt hij zelfs dat een grote oorlog het continent in chaos zal storten zodat hij zijn rechtmatige bezittingen kan heroveren.

 

Tiendaagse veldtocht

In augustus 1831 stuurt Willem I 37.000 manschappen, versterkt met vele studenten van de vrijwillige jagerscompagnieën, over de nog altijd niet door hem erkende Belgische staatsgrens. Prins Willem voert het bevel. Maar het komt niet verder dan enkele schermutselingen bij Hasselt en Bautersem. Het beleg van Leuven eindigt met een staaltje symboolpolitiek: prins Willem krijgt van Leopold toestemming om in triomf door de stad te paraderen mits hij daarna direct weer opkrast. Aldus geschiedt. Leopold heeft zich inmiddels verzekerd van Franse militaire steun. De veldtocht duurt niet langer dan tien dagen.

Nog een keer vlammen de orangistische hartstochten in België op wanneer de Belgische staat in 1834 aankondigt prins Willems kostbare paardenstal in paleis Tervuren op te willen doeken. Als het gerucht gaat dat de oude Wexy — het in de Oranjepropaganda mythisch gemaakte strijdros van de Oranjeprins tijdens de slag bij Waterloo – in de straten van Brussel een mestkar zal moeten trekken, besluiten orangistische aristocraten via intekenlijsten geld in te zamelen om de paarden te kopen en aan prins Willem te retourneren. Het leidt tot de nodige schermutselingen.

Pas in 1839 komt het tot een vredesregeling tussen Nederland en België. Een jaar later hangt Willem I – ‘ontgoocheld, moegestreden en hevig bekritiseerd’, aldus Koch – zijn kroon aan de wilgen. Prins Willem volgt hem op als Willem II. Nog twee halfslachtige, door Willem II gefinancierde pogingen tot staatsgreep volgen voordat Oranje de strijd definitief opgeeft. ‘Na het overlijden van Willem II in 1849 restte er van het Belgische orangisme nog slechts een heimweecultus’, aldus Koch. In zijn ogen was de scheuring niet onvermijdelijk. ‘Tot afscheiding van België had het niet hoeven komen’, stelt hij. ‘In Duitsland hadden Napoleon en het Congres van Wenen tal van staten succesvol samengevoegd en al sprak iedereen er een variant van het Duits, de religieuze verschillen waren soms minstens zo groot als in de Nederlanden. Feit bleef dat Willem I wel maatregelen over zijn onderdanen uitstortte, maar geen politiek bedreef of bemiddelde tot er een compromis was bereikt’. Zo groef hij zijn eigen politieke graf en ging België voorgoed voor Holland verloren.

 

Jeroen Koch

Oranje in revolutie & oorlog

Een Europese geschiedenis, 1772-1890

Boom uitgevers Amsterdam

ISBN 9789024409570 | 500 blz.

Interview met Els Witte: Koning van België is bindmiddel

In België is ‘afscheidingsrepublicanisme’ een zaak voor Vlaamse nationalisten en voor de rest non-existent in de politieke verhoudingen, aldus de invloedrijke Belgische historica Els Witte. Adriaan Boiten interviewde haar.

Tekst Adriaan Boiten

Een interview met Els Witte kan niet anders dan een aantal verrassingen opleveren die het zwart-wit-beeld van de geschiedenis weerleggen. De hoogleraar, momenteel met emeritaat om onderzoek te doen naar het Belgische republicanisme van na 1830, neemt geen genoegen met de voor de hand liggende antwoorden en graaft dieper in de materie dan menig vakgenoot. Ze noemt haar methode slow history. Ze maakt zich er niet populair mee bij historici die zich graag scharen aan de kant van de winnaars van de geschiedenis. Ze wijst meer dan eens op het complexe karakter van veranderingen en op de krachten van continuïteit en synthese. Zo diepte ze uit de bronnen op dat het niet veel had gescheeld of prins Willem van Oranje, zoon van de Nederlandse koning Willem I, in 1830 werkelijk koning van België was geworden (werd vergeten). Toch kan Witte niet beschuldigd worden van sympathie voor de Oranjezaak: ze blijft het Nederlandse vorstenhuis consequent de Nassaus noemen, in de wetenschap dat de ‘Oranjes’ in 1702 in mannelijke lijn waren uitgestorven en dat het heersende vorstenhuis feitelijk Nassau-Dietz heette. Het is een kleine steek onder water van een anders beminnelijke wetenschapper.

Hoe kijken de Belgen momenteel aan tegen hun koningshuis en de republiek?

‘In België heeft de koning meer macht dan bij u in Nederland. Sinds een aantal jaren is de koning in Nederland niet meer betrokken bij de kabinetsformatie. In België heeft koning Filip nog steeds een grote rol in de regeringsvorming. Het federale staatsmodel van het land maakt die functie des te urgenter vanwege de verdeeldheid tussen Nederlands- en Franssprekenden. De koning is een bindmiddel. De enige grote partij die de republiek wil is de Vlaams-nationalistische NV-A. Het republicanisme heeft daardoor bij ons in België een nationalistische bijklank gekregen, die lijnrecht ingaat tegen het bestaande federale model.’

Toch is de natie begonnen als een ‘gekroonde republiek’ – de term die liberalen gebruikten voor de Constitutie van 1831.

‘Dat was tactiek! De republikeinen en radicalen wilden van België in 1830 een echte republiek maken. Ze vormden een minderheid, maar waren niet zonder invloed. Er bestonden republikeinse verenigingen en republikeinse kranten. Louis de Potter – de separatistische leider – streefde naar een federalistische republiek. Andere leiders stonden een republiek voor ogen naar Frans model: een gecentraliseerde eenheidsstaat. De republikeinen waren het sterkst gekant tegen de Nassaus en dus vehement tegen de troonsbestijging van de Nederlandse kroonprins. Er ontspon zich een tactisch politiek spel, waarin de behoudende liberale vleugel van de revolutie de Constitutie ging uitleggen als een “gekroonde republiek” om de aanhangers van de republiek voor zich te winnen. De grondwet legde op die manier wel belangrijke beperkingen op aan de vorstelijke macht. In de nieuwe Belgische grondwetgevende vergadering was de meerderheid aanvankelijk overigens niet afkerig van de troonsbestijging van de prins van Oranje!’

De kans op een koning Willem I van België was dus levensgroot aanwezig?

‘Inderdaad was die kans reëel. Prins Willem werd gesteund door Engeland, Rusland en Pruisen en leek voor deze mogendheden de geschikte kandidaat. De eerste stemmingsronde (november 1830) verliep in het voordeel van de Nassaus. De prins van Oranje stond echter onder druk van zijn vader om de kroon niet aan te nemen en weifelde op cruciale momenten om de volgende stap te zetten en vanuit Antwerpen – een Oranje-bolwerk – naar Brussel op te trekken.’

Volgens Els Witte ging het momentum wegens dit getwijfel voorbij. Dankzij het dreigement van Engeland om prins Willem met geweld op de troon te zetten, gingen aan Belgische kant de hakken in het zand. Om de republikeinen tegemoet te komen werd eind november 1830  besloten de Nassaus voor altijd uit te sluiten van de Belgische troon.

Els Witte: ‘Prins Willem gaf niet op en er volgden twee pogingen tot staatsgreep, waarvan de tweede bijna lukte. Het republikeinse verzet voorkwam aldus de troonsbestijging, terwijl ook de Oranjeklanten verdeeld waren (koning Willem I steunde immers zijn zoon niet). Uiteindelijk werd Leopold, hertog van Saksen-Coburg, als kandidaat naar voren geschoven. Hij was gelieerd aan het Britse koningshuis en was protestants, dus kreeg de steun van Engeland. Om Frankrijk over de streep te trekken, zou hij huwen met de Franse koningsdochter Louise Marie van Orléans en beloofde hij zijn kinderen katholiek op te voeden. Zo geschiedde dat Leopold koning van België werd.’

Wat deden de republikeinen?

Professor Witte doet hier uit de doeken dat de republikeinen het er niet bij lieten zitten; zij planden een coup tegen Leopold I, die echter mislukte. Ondanks het mislukken van orangistische en republikeinse staatsgrepen, hield de oppositie niet op om tegen de jonge monarchie te agiteren. Els Witte: ‘Republikeinen en orangisten trokken zelfs enige tijd gezamenlijk op! Het mocht niet baten. Uiteindelijk bleef er ook van de “gekroonde republiek” weinig over. Belgische staat had weliswaar een vrij progressieve grondwet, maar werd in de praktijk een sterk monarchistische eenheidsstaat. De revolutie van 1848 –  die in Nederland het parlementarisme introduceerde –  werd in België hard neergeslagen. Democraten en republikeinen werden ter dood veroordeeld, maar kregen uiteindelijk strafvermindering. De politieke strijd om democratie en republiek na 1830 was bij ons in België veel harder dan in bij u in Nederland, waar de republikeinen politiek weinig van zich lieten horen.’

Was er steun voor het Franse bonapartisme, met name in Wallonië?

‘Er bestond inderdaad een groep “réunionisten”, die vooral om economische redenen streefden naar hereniging met Frankrijk. Dat zou echter niet betekend hebben dat België een republiek zou zijn worden; Frankrijk was immers na de revolutie van 1830 een monarchie gebleven. Verder was de herinnering aan de Franse overheersing niet onverdeeld positief. Van 1794 tot 1814 was België deel van Frankrijk. In 1798 brak er een opstand uit tegen de Franse overheersing: de Boerenkrijg. Het was een rebellie van katholieken en aanhangers van het ancien regime. Na 1802 sloot Napoleon vrede met de katholieke kerk en nam het verzet af. Onder Napoleons restauratiepolitiek was geen sprake meer van republikeinse agitatie, terwijl later Willem I wel toestond dat radicale, Fransgezinde republikeinen die de Franse koning aan de deur had gezet, zich in het zuiden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden  konden vestigen.’

Willem I was dus in feite liberaler dan Leopold I?

‘Dat ook weer niet. Willem I combineerde Verlichtingsprincipes met vorstelijk autoritarisme en het republicanisme was tijdens zijn restauratieregime taboe en dat zal na 1830 niet anders zijn. Ook na 1830 werd het gezien als een bedreiging voor de eenheid van de Belgische natie. Het nationalisme overstemde alle andere politieke stromingen, inclusief het moderne liberalisme.’

Konden de republikeinen niet teruggrijpen op de kortstondige republiek de Verenigde Nederlandse Staten die in 1790 het licht zag?

‘Deze staat was niet republikeins in de huidige betekenis van het woord. Het was een uitvloeisel van de Brabantse Omwenteling (een opstand tegen de keizerlijke politiek van Jozef II in 1789, die de oude privileges en vrijheid van de ‘Blijde Incomste’ vervallen verklaarde – AB). De beweging bestond uit ‘statisten’ die traditioneel ingesteld waren en steun zochten bij het stadhouderlijke Oranjebewind in het Noorden en de zogenaamde vonckisten die een democratische republiek nastreefden. De statistische leider – Hendrik van der Noot – bood prins Frederik, de broer van de latere koning Willem I, het stadhouderschap van de Verenigde Nederlandse Staten aan. Dit voorstel werd door het hof in Den Haag en raadspensionaris Van der Spiegel niet serieus genomen omdat er te weinig steun voor was in de Zuidelijke Nederlanden zelf. Er brak een burgeroorlog uit tussen beide facties en de confederatie ging ten onder. Wel werd door sommige traditionalisten “1830” gezien als een “tweede kans” op een Belgische staat. Dit sentiment was echter nationalistisch van aard, zeker niet republikeins. We hebben bijvoorbeeld de Belgische driekleur aan de Brabantse Omwenteling te danken: hèt nationalistische symbool bij uitstek.’

Instrumentale functie

Volgens Els Witte konden radicale democraten en socialisten in de 20ste eeuw het taboe op het republicanisme enigszins doorbreken, maar België bleef een constructie om de grote verdeeldheid tussen Nederlands- en Franstaligen te kanaliseren. De koning had daarin een instrumentale functie en nog steeds –  in het federale model –  wordt de koning vooral gezien als bindmiddel. In 1984 is een Hof van Arbitrage  (vanaf 2007 het Grondwettelijk Hof) in het leven groepen om met name taalconflicten op te lossen. Het republicanisme dat soms nog de kop op steekt is Vlaams-nationalistisch van karakter en niet federaal. De ‘constructie’ België laat geen verdere politieke experimenten toe en zeker geen ‘afscheidingsrepublicanisme’.

Els Witte tot besluit: ‘In België zou ook nooit een document als de Akte van Verlatinghe als “Pronkstuk” van de natie kunnen worden gekozen; het houden van een dergelijke verkiezing met nationalistische inslag acht ik zelfs heel moeilijk binnen de huidige verhoudingen.’

 

 

Belgische troon ging

aan Nassaus voorbij

 

De Nederlandse koning Willem I maakte in zijn leven twee keer mee dat een naast familielid de leiding over België kreeg aangeboden. In 1789 ontving zijn broer Frederik van de opstandeling Hendrik van der Noot het aanbod om stadhouder te worden van de Verenigde Nederlandse Staten – een vroeg-Belgische confederatie die al snel aan burgeroorlog ten onder ging. De latere koning Willem I zou dit aanbod naar eigen zeggen nooit vergeten hebben en memoreerde eraan toen hij vorst van een Verenigd Koninkrijk wilde worden. Willem I kon het in 1830 echter niet verkroppen dat zijn zoon Willem koning van België zou worden. De Britse kroonprinses Charlotte werd geacht de gedroomde echtgenoot van kroonprins Willem te zijn. Waarschijnlijk door Willems ‘onnatuurlijke lusten’ ging dit huwelijk in 1814 niet door. In plaats daarvan trouwde Charlotte met Leopold, hertog van Saksen-Coburg. Ze stierf kort daarna, in 1817, in het kraambed. Leopold kwam hier naar eigen zeggen nooit overheen, maar snoepte in 1830 ook de troon van de prins van Oranje af en werd koning Leopold I van België.

 

Chronologie

 

1128: Galbert van Brugge schrijft in zijn kroniek dat de nieuwe graaf van Vlaanderen, de Normandiër Willem Clito, te maken krijgt met een opstand van Vlaamse steden die stellen dat de erkenning van een vorst conditioneel is en dus kan worden opgezegd

1302: De Guldensporenslag te Kortrijk tussen Vlaamse steden en de Franse koning: de Vlaamse rebellen winnen,

1356: De Blijde Inkomst beperkt de macht van de vorst in Brabant en bevat een ongehoorzaamheidsclausule. Koning Filip houdt na zijn troonsbestijging in 2013 Blijde Inkomsten door heel België.

1579: In Vlaanderen  ontstaan calvinistische stadsrepublieken die Filips II als graaf van Vlaanderen afzweren, twee jaar voordat het Noorden hetzelfde doet met de Actie van Verlatinghe

1787: Begin van de Brabantse Omwenteling als reactie op de hervormingspolitiek van de Oostenrijkse keizer Josef II, die de Blijde Inkomst naast zich neerlegt.

1790: Stichting van de kortstondige, confederale Verenigde Nederlandse Staten; prins Frederik wordt verzocht stadhouder te worden te midden van orangistische manifestaties

1792: De eerste Nederlandstalige Verklaring van de Rechten van de Mens en Burger door Belgische bannelingen in Frankrijk.

1794: België wordt deel van de unitaire Franse Republiek

1802: De Beloken Tijd (Belgisch verzet tegen de Franse overheersing) komt ten einde door de Napoleontische restauratiepolitiek ten koste van 10.000 doden.

1815: De Belgen stemmen tegen de nieuwe grondwet van het Verenigd Koninkrijk, maar die wordt toch aangenomen doordat Willem I besluit de thuisblijvers bij de voorstemmers op te tellen.

1815-1830: Willem I tolereert radicale republikeinen die tijdens de Franse Tijd de Jakobijnen  steunden en door de Franse koning werden uitgezet. Politiek actief kunnen ze niet zijn want het republicanisme wordt niet geduld.

1830: De Belgische Revolutie, waarbij de republikeinen en de radicalen opvallen door een sterk ‘anti-Nassau’ sentiment.

1831: De ‘Nassaus’ worden uitgesloten van de Belgische troon na het echec van Willem, prins van Oranje (de zoon van Willem I). Desondanks wordt België een constitutionele monarchie waarbij de koning van meet af aan de nodige macht krijgt om het land bijeen te houden .

Na 1830: Het (democratische) republicanisme wordt taboe in de jonge monarchie.

 

De vrijstaat van Soeverein Koning Leopold II in Congo

Met naar schatting 15 tot 20 miljoen doden geldt de kolonisatie van Congo door de Belgische koning Leopold II  als een van de grootste misdaden tegen de mensheid. Lodewijk Brunt over een privéonderneming die uitmondde in een massaal knekelveld.

Tekst: Lodewijk Brunt

 

Koning Leopold II was buitenmodel. Gewoonlijk de langste in het gezelschap, met een neus als een skipiste en een baard als een waterval die over zijn borst schuimde. Ook buitenmodel in zijn persoonlijke leven. Dol op kleine meisjes, maar zijn dochtertjes vluchtten weg als hij in de buurt kwam. Fervent bordeelbezoeker, waar hij op latere leeftijd het vijftig jaar jongere animeermeisje Caroline Delacroix aantrof, toen net zestien, met wie hij vlak voor zijn dood nog huwde.

Zijn ambities waren net zo buitenmodel, de wereld zou van hem opkijken. Bij de onafhankelijkheid van het kleine België was bepaald dat het land een constitutionele monarchie moest worden, de speelruimte van de koning werd afgebakend. Het principe van permanente neutraliteit, waar het land zich aan diende te houden, was bedoeld om de machtsbalans in Europa te handhaven. Geen dwaze avonturen! Maar de koning trok zich er niets van aan.

Misschien werd hij juist door die beperkingen gedreven door het verlangen om zijn domein hoe dan ook uit te breiden. In het noorden had je de Hollanders met hun Nederlands-Indië, in het zuiden de Fransen die druk bezig waren om Afrika in te lijven, in het westen zijn volle neef Albert, getrouwd met zijn volle nicht koningin-keizerin Victoria: heerseres over de halve wereld. De Belgen stonden met lege handen, maar de koning speurde naarstig naar wegen om niet achter te blijven. Hij reisde naar Egypte, India en China en raakte in het bijzonder gecharmeerd van Zuidoost-Azië. Was Tonkin geschikt? Hij bedelde bij de koningin van Spanje om hem de Filipijnen af te staan en deed een poging om zich een deel van Borneo toe te eigenen. Kortom, een echte koning: voor hem bestond geen ‘nee’.

Geografische Conferentie

Eind jaren zestig werd Leopold’s aandacht getrokken door de wedloop om Afrika, het ‘donkere continent’, die in volle gang was. In 1870 organiseerde hij een Geografische Conferentie over dit onderwerp en haalde een bont gezelschap van academici, ontdekkingsreizigers, ondernemers en diplomaten naar Brussel. Het doel van de bijeenkomst was te onderzoeken hoe ‘het enige deel van de aardbol dat nog niet in kaart is gebracht, toegankelijk gemaakt kan worden voor de beschaving – dit om de volksstammen die nog in het duister verkeren te bevrijden.’ Met ‘beschaving’ bedoelde Leopold: een geïndustrialiseerde, christelijke samenleving onder leiding van een blanke bovenlaag. Een soort België dus. De ‘duisternis’ van Afrika was in de ogen van de koning een verwerpelijk, heidens complex van kannibalisme, slavernij, veelwijverij, animisme en naaktloperij. En, het behoeft geen betoog, hij was niet dol op mensen met een zwarte huid. De beschavingsarbeid zou in de praktijk neerkomen op de introductie van vrijhandel, de bestrijding van slavernij en slavenhandel en het verbreiden van de christelijke (in casu rooms-katholieke) godsdienst. De Brusselse conferentie leidde tot de oprichting van de Association Internationale Africaine, die zich zou bezighouden met het stichten van stations in Afrika gewijd aan handel, onderzoek en de ‘verlichting van de inheemse bevolking’. Leopold was algemeen voorzitter en op allerlei plekken in Europa en de Verenigde Staten kwamen afdelingen tot stand onder leiding van ‘ons soort mensen’: hertogen, prinsen, generaals. Het klemmende probleem was: waar beginnen we?

Geschenk uit de hemel

De ontmoeting tussen Leopold en de ontdekkingsreiziger Henry Morton Stanley in 1878 was een geschenk uit de hemel voor beide partijen. De Engelsman had net het spectaculaire verslag over zijn ‘ontdekking’ van de Congo-rivier gepubliceerd: Through the Dark Continent. Een wereldwijde bestseller, de schrijver werd op slag beroemd. Op basis van zijn bevindingen zocht hij naar geldschieters om zijn reizen door Afrika voort te kunnen zetten, maar in Groot-Brittannië had hij in de hogere kringen weinig enthousiasme losgemaakt, niet alleen vanwege zijn bescheiden afkomst – wie wilde in zee met iemand die nauw had samengewerkt met Tippu Tip, een van de beruchtste slavenjagers uit die dagen? Bovendien had Stanley dood en verderf gezaaid op zijn tochten. Hoe kon je met zo’n rauwdouwer een continent beschaven?

Maar Leopold rook zijn kans en nodigde Stanley hartelijk uit in het koninklijk paleis te Brussel. Onder de dekmantel van het Comité d’Études du Haut-Congo vertrok Stanley een paar weken later opnieuw naar de Congo, op kosten van de Belgische koning. Zijn opdracht was om langs de oever van de rivier militair-administratieve bases te vestigen van waaruit het achterland kon worden getransformeerd tot een verzameling moderne staten waar Europese en Afrikaanse ondernemers vredig handel konden drijven, waar recht en orde zouden heersen en een eind werd gemaakt aan moord, doodslag en slavenhandel. Een strategisch plan: er zou geen Belgische kolonie worden gesticht, maar een vrije markt, het ging om een algemeen beschavingsproject, dat het parochiale, protectionistische nationalisme van de gangbare koloniale praktijken vér oversteeg. Leopold II werd de troetelbeer van de internationale gemeenschap.

Onmenselijke onderneming

Stanley ging voortvarend aan de slag: tussen Boma, aan de Atlantische kust, en het bevaarbare gedeelte van de rivier liet hij een weg aanleggen. Een onmenselijke onderneming die honderden doden kostte. De weg kwam uit bij een pleisterplaats die door Stanley, gedienstig als hij was, Leopoldville werd gedoopt. Onderweg stichtte hij bestuurlijke posten en sloot hij overeenkomsten af met plaatselijke machthebbers. Het waren documenten waarbij het gezag werd overgedragen aan het Comité in ruil voor bescherming en geschenken, dezelfde protection racket die koloniale overheden ook elders op de wereld in praktijk brachten en die vandaag de dag nog steeds kenmerkend is voor de handelwijze van de maffia en andere criminele organisaties. De contracten werden door de lokale gezagsdragers ondertekend met een kruisje. De Franse ontdekkingsreiziger Christian de Bonchamps was er getuige van; het waren overeenkomsten met kleine plaatselijke tirannen, rapporteerde hij, die een volstrekt onduidelijke gezagsbasis hadden. Het contract besloeg vier pagina’s tekst die voor de betrokkenen totaal onbegrijpelijk moeten zijn geweest. Stanley keerde in 1884 terug naar Europa. Net op tijd.

Landjepik op wereldschaal

In 1884/’85 organiseerde Otto von Bismarck zijn roemruchte Berlijnse Conferentie, die ook wordt aangeduid als het Koloniaal Congres. Alle grote Europese mogendheden waren vertegenwoordigd bij deze vergadering, die bedoeld was om de kolonisering van Afrika ordelijk te laten verlopen en gewapende conflicten te vermijden. Hoewel het continent voor meer dan tachtig procent geregeerd werd door inheemse vorstendommen en lokale heersers, was er geen enkele vertegenwoordiger van Afrika in Berlijn aanwezig. Aan de hand van allerlei codes en richtlijnen wordt Afrika in onderling overleg verdeeld. Landjepik op wereldschaal. Leopold is nadrukkelijk in beeld en lanceert zijn beschavingsidee. De Belgische regering laat weten geen belangstelling te hebben voor een eigen koloniaal bezit, maar het streven van de koning van ganser harte te ondersteunen. Mede aan de hand van de omstreeks vierhonderd contracten die Stanley heeft meegebracht, kan Leopold de aanwezigen laten zien dat hij in feite het gebied ten zuiden van de Congorivier al onder zijn beheer heeft (het gebied ten noorden van de rivier laat hij grootmoedig aan Frankrijk): bij elkaar zo’n drie miljoen vierkante kilometer, vijfenzeventig keer zo groot als België, en een bevolking van omstreeks veertig miljoen. De hele onderneming is een persoonsgebonden liefdadigheidsproject, aldus Leopold, en hij krijgt er de handen voor op elkaar dankzij een sterke diplomatieke lobby. Het maakt indruk dat de Verenigde Staten, bij monde van president Chester Arthur, als eerste haar vertrouwen in Leopold’s opzet uitspreekt. De Congo-Vrijstaat, zoals het gebied gaat heten, wordt aan Leopold overgedragen onder enkele strikte voorwaarden: introductie van een vrije markt, bestrijding van slavenhandel en slavernij, ontwikkeling (en dus: kerstening) van de inheemse volken en verbod op Belgische inmenging, hetzij financieel, hetzij anderszins. De administratie zetelt in Boma – pas in 1926 zal Leopoldville de hoofdstad van het dan inmiddels Belgische Congo worden – maar alle belangrijke beslissingen worden genomen in Brussel. Leopold, die zich vol trots Soevereine Koning laat noemen, heeft nooit een voet aan wal gezet in zijn Vrijstaat.

De koning heeft alle Berlijnse voorwaarden stelselmatig ondermijnd. De bestrijding van slavenhandel en slavernij was in werkelijkheid een verkapte, systematische poging zijn Congolese territorium uit te breiden naar alle windrichtingen: tot en met Katanga, maar ook tot aan de grenzen van Soedan, Eritrea en Egypte. Onder de ‘aannemers’ van de onderneming vind je steeds meer Belgen, de opzet wordt provincialistischer, het open internationale karakter verwatert tot enghartig protectionisme. Stanley’s positie wordt ingenomen door Alexandre Delcommune die ook aan de wieg staat van de beruchte Force Publique, het privéleger van Leopold dat voor een groot deel bestaat uit buitgemaakte slaven onder commando van Belgische officieren en onderofficieren. De koning wordt in toenemende mate afhankelijk van Belgisch geld als hij langzaam maar zeker zijn persoonlijke fondsen heeft uitgeput. Het idee van de vrije markt sneuvelt definitief als Leopold zijn financiële zorgen in het begin van de jaren negentig meent op te kunnen lossen door een geniale ingreep: hij verklaart grote delen van de Vrijstaat tot domaine privé. Het betekent dat de regering (= de koning) het alleenrecht krijgt over de oogst en verhandeling van lokale producten. Blauw bloed kruipt nu eenmaal waar het niet gaan kan. Het ideaal van de vrijhandel wordt met een simpele pennenstreek veranderd in een feodaal stelsel van koninklijke voorrechten. ‘De enige “vrijheid” van de Kongo-Vrijstaat’, zegt historicus Maya Jasanoff, ‘was de speelruimte die Leopold II had om te doen en laten waar hij zin in had’.

Dwangarbeid

De gebiedsuitbreidingen en annexaties werden in Europa bejubeld – de beschaving schreed voort – maar Leopold’s leger, de Force Publique, liet een spoor van verwoesting, dood en verderf na. Volgens waarnemers afschuwelijker dan de ergste wandaden van de Hollanders in Ambon en Atjeh of de Spanjaarden in Centraal-Amerika. Onder het bewind van het domaine privé werd de bevolking gedwongen belastingen te betalen, maar omdat er – doelbewust – nog steeds geen geldeconomie in de Vrijstaat was geïntroduceerd, werden de Congolezen gedwongen om hun belastingen te voldoen met corveediensten. Dit leidde tot een uitgebreid stelsel van dwangarbeid waartegen de slavernijpraktijken, die Leopold geacht werd te bestrijden, bleekjes afstaken. Agenten van de Vrijstaat trokken van dorp naar dorp om arbeidskrachten te ronselen, gewapend met geweren en de beruchte chicottes, zwepen van nijlpaardenhuid. Als de mannen het bos in waren gevlucht, werden de vrouwen en kinderen gegijzeld. Soms werden de dorpelingen aangezet tot het overvallen van buurdorpen om aan mankracht te komen.

Aan het systeem lag een ingrijpende transformatie van de Congolese economie ten grondslag. In de beginjaren van de Vrijstaat leverde het gebied een groot deel van de wereldproductie aan ivoor, de grondstof voor pianotoetsen, beeldjes, haarkammen, sieraden, schaakstukken, damstenen, handgrepen van wandelstokken en biljartballen. Het is de situatie die Joseph Conrad in 1890 aantrof toen hij in het gebied was, later beschreven in zijn befaamde Heart of Darkness. Het mysterieuze personage Kurtz is een buitengewoon succesvolle handelaar in ivoor en heeft op grond daarvan een vreeswekkende reputatie opgebouwd. Maar halverwege de jaren negentig komt in Europa en de Verenigde Staten de ‘fietsgekte’ op gang nadat John Boyd Dunlop de rubberen fietsband had uitgevonden. Congo wordt vrijwel van de ene op de andere dag de belangrijkste rubberproducent van Afrika: in het oerwoud wordt ‘wilde rubber’ gewonnen. In Conrad’s tijd exporteerde de Vrijstaat nog geen 150.000 kilo rubber, zes jaar later is dat bijna anderhalf miljoen kilo. De rubberwinsten stegen ver uit boven de winsten op ivoor op de Antwerpse beurs, en bedroegen netto zo’n zeven miljoen francs. Het winnen van de rubber was ‘beestachtig werk’, waar je geen vrijwilligers voor kon vinden. De oplossing lag voor de hand: Congolezen moesten voortaan belasting betalen in de vorm van rubber. De belastinggaarders maakten gebruik van alle denkbare middelen om hun opbrengsten te realiseren. Als je weigerde werd je gestraft, als je niet genoeg rubber had verzameld werd je gestraft, als je erop werd betrapt dat je een rank afbrak in plaats van aftapte werd je gestraft, als je probeerde te vluchten werd je gestraft. ‘Overal hoor ik dezelfde berichten over wat er in de Congo Vrijstaat gebeurt’, kreeg Stanley te horen van een vroegere medewerker, rubber en moord, slavernij in de allerergste vorm.’ De leden van de Force Publique kregen munitie mee op hun rubberexpedities. Bij terugkeer moesten ze laten zien dat hun kogels doelmatig waren gebruikt: ze mochten alleen op weigerachtige of opstandige dwangarbeiders schieten en onderweg geen jachtpartijen ondernemen. Het bewijs voor de doelmatigheid was de afgehakte rechterhand van de dode. Het hek was van de dam – als je toch een wild dier had geschoten, hakte je de hand af van een levende dorpeling. Net zo makkelijk. En kinderen kon je vermoorden met knuppels, dat scheelde weer munitie en lastig gedoe. Het wijdverbreide fenomeen van de afgehakte handen en andere ledematen is een belangrijke reden geweest voor de verontwaardiging over de manier waarop Leopold zijn domein beheerde. Hij had Congo omgetoverd tot een knekelveld.

Protesten weggelachen

De protesten tegen de gang van zaken in de Vrijstaat klonken al vroeg. De bestuursambtenaar Edouard Manduau vervaardigde in 1885 een veelzeggend schilderij: La Civilisation au Congo. In het midden van het doek wordt een zwarte man afgeranseld met een zweep, anderen kijken wat lusteloos toe. Op de voorgrond staat een blanke man die aantekeningen maakt in een notitieblok. Hij is kennelijk de opdrachtgever van de bestraffing. Felle protesten klonken ook van met name Britse en Amerikaanse protestantse zendelingen en reizigers. Een voorbeeld is de open brief die de Amerikaanse dominee George Washington Williams in 1890 schrijft aan Leopold. In de allerbeleefdste frasen laat hij er geen twijfel over bestaan dat de koning volkomen ongeschikt is om Kongo te besturen. Hij maakt melding van onmenselijke wreedheden, de smerige behandeling van vrouwen en meisjes, corruptie, diefstal, slavernij; kortom, het treden met voeten van alle bepalingen van de Berlijnse Conferentie. Hij concludeert: ‘Tegenover het bedrog, fraude, berovingen, brandstichterij, moord, slavenjacht en algehele wreedheid in het optreden van de Regering van Uw Majesteit, staat hun geschiedenis van voorbeeldig geduld, hun geest van lijdzaamheid en vergevingsgezindheid die de zogenaamde beschaving en de godsdienstigheid van de Regering van Uw Majesteit zou moeten doen blozen van schaamte’.  Maar wie gelooft een dominee? Die zwart is bovendien! Talloze overeenkomstige aanklachten worden in de wind geslagen, weggelachen, onder het tapijt gemoffeld.

Misdadig bewind

De omslag komt pas met het optreden van Edmund Dene Morel. Deze rederijfunctionaris, die zowel vloeiend Frans als Engels spreekt, ontdekt onregelmatigheden in de boeken van Antwerpse scheepvaartmaatschappijen. Vrijhandel? Uit Congo komen tropische producten als ivoor en rubber, wel degelijk, maar wat gaat er terug naar Congo? Goedkope katoentjes, voor een deel, maar vooral veel munitie, oorlogstuig, kettingen, hekwerken. Door nauwkeurig onderzoek komt hij tot de schokkende conclusie dat zich in Congo een misdadig bewind heeft gevestigd onder leiding van de Soevereine Koning. Hij publiceert erover in zijn eigen, speciaal voor dit doel opgerichte tijdschrift: West African Mail. In zijn boek Red Rubber. The Story of the Rubber Slave Trade Florishing on the Congo uit 1906 vat hij zijn bevindingen samen, een schokkend relaas aan de hand van uitgebreide ooggetuige verslagen, documentenonderzoek en vraaggesprekken. Al die eerdere protesten waren dus geen incidentele oprispingen van wereldvreemde kwezels.

De Britse overheid, nooit te beroerd om het eigen kolonialisme ten voorbeeld te stellen aan de rest van de wereld, stelde een onderzoekscommissie samen onder leiding van Roger Casement, Brits consul in de Vrijstaat. Wat is er waar van de aantijgingen van Morel? Casements rapport verschijnt in 1904 en komt tot ondubbelzinnige conclusies: wat Morel heeft gevonden klopt volkomen! De werkelijkheid is hooguit nog stukken erger. Casement en Morel steken de koppen bij elkaar en richten de Congo Reform Association op met als doel om Leopold zo snel mogelijk te ontheffen van zijn beschavingsmissie. De beweging krijgt een grote aanhang, niet in de laatste plaats onder schrijvers en intellectuelen. Misschien voornamelijk uit kringen die eerder juist hun hoop hadden gevestigd op de ‘verlichte geest’ van Leopold. Enkele prominenten waren Booker T. Washington en zijn secretaris (de latere hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Chicago) Robert Ezra Park, Anatole France, Sir Arthur Conan Doyle (The Crime of the Congo). De chocolademiljonair William Cadbury steunde de acties met geld. In 1904 benaderde Roger Casement ook Joseph Conrad. Ze kenden elkaar nog van hun ontmoetingen in Kongo. Je moet lid worden van de Congo Reform Association, zei Casement. Ach, antwoordde Conrad, wat ben ik nou helemaal, een onbetekenend schrijvertje dat niemand kent. Bovendien had hij van al die handenafhakkerij niets gemerkt toen hij in Congo was, dat was van na zijn tijd. Conrad had er geen bezwaar tegen als Leopold zou verdwijnen, maar wat moest er in de plaats komen? Kolonialisme volgens Engels model? Frans model? Dat was inderdaad de bedoeling van de Congo Reform Association – kolonialisme met een menselijk gezicht. Maar Conrad werd geen lid, hij was tegen elke vorm van kolonialisme.

Mark Twain

De Amerikaanse auteur Mark Twain schreef een pamflet (‘opbrengsten voor het goede doel’) waarin hij liet zien hoe Leopold vermoedelijk had gereageerd op al die protesten: King Leopold’s Soliloquy. De koning moppert over de ‘ratten’ die alles overhoop hebben gehaald. ‘Ze hadden hun grote mond moeten houden want ze hebben het wél over een koning! Een geheiligd personage dat niets te verwijten valt omdat hij door God zelf is uitverkozen en benoemd op een belangrijke post; wie kritiek levert op een koning pleegt godslastering, want God heeft vanaf het begin alles gezien en heeft nooit ontevredenheid of afkeuring laten blijken, noch enige hindernis opgeworpen’. Twain’s fantasie zal niet al te veel van de werkelijkheid hebben afgeweken. Het is zoals hoge dames en heren altijd tegensputteren… hoe dúrf je!

Massaal werkkamp

Leopold moest weg en in 1908 werd Kongo-Vrijstaat omgedoopt tot Belgisch-Kongo. In de loop der jaren is het oordeel over de Soevereine Koning niet milder geworden. Onlangs nog werd zijn persoonlijke domein gekarakteriseerd als een massaal werkkamp, waar ‘de beestachtigste straffen werden uitgedeeld voor de lichtste overtredingen’. Vooral door Adam Hochschild (King Leopold’s Ghost: a story of greed, terror and heroism in colonial Africa) is de discussie actueel geworden over de algemene kenmerken van Leopold’s bewind, vooral in vergelijking tot soortgelijke episodes uit de geschiedenis. Volgens hem is door toedoen van de koning minstens vijftig procent van de totale bevolking uitgeroeid; 15 miljoen mensen, misschien wel twintig miljoen. Als dat klopt mag Leopold zonder meer als een van de grootste misdadigers uit de geschiedenis worden gekarakteriseerd. ‘Hoe moeten we dat noemen?’, vraagt Hochschild zich af. ‘Is dat geen meedogenloze destructie van levens?’ En hij concludeert: ‘Dat is inderdaad precies de omschrijving die het woordenboek gebruikt voor holocaust (met een kleine letter h)’.

***

De auteur heeft dankbaar gebruik gemaakt van diverse bronnen, waarbij vooral moet worden genoemd: Maya Jasonoff, The Dawn Watch. Joseph Conrad in a Global World. London (William Collins) 2017; Mark Twain, King Leopold’s Soliloquy. Boston, Mass. (The P.R. Warren Co); David van Reybrouck, Congo. Een geschiedenis. Amsterdam (De Bezige Bij) 2012. Verder uiteraard het werk van Joseph Conrad en dat van de journalist Adam Hochschild, ook zijn bijdragen in The New York Review of Books.

Autonome knipkunstenaar geeft Wilhelmus-les

Het eerste lesmateriaal voor de verplichte Wilhelmus-les op school is binnen. Maar het beeldpamflet Vers Bloed zal niet het eerste zijn geweest dat initiator Sybrand Buma voor ogen stond. Collagekunstenaar Jos Deenen licht toe.

 Hoewel hij blijmoedig in het leven zegt te staan (‘cynisme is voor het leven als suiker in zuur vlees’) werd het  ‘knipkunstenaar’ Jos Deenen uit Venlo even zwart voor de ogen toen hem het nieuws bereikte dat het vers aangetreden kabinet Rutte III op aandringen van CDA-leider Sybrand Buma werk zei te willen maken van verplichte lessen over het Wilhelmus in het onderwijs. Deenen is trots op de antiautoritaire traditie waarin hij als kunstenaar staat en ging onverwijld aan de slag met het vervaardigen van zijn eigen lesmateriaal over dit thema. Het resultaat is de brochure Vers Bloed voor Oranje, Von Lippe-Biesterfeld bis Zorreguieta – – Wat gewillige, het Wilhelmus zingende kinderen, inzake het Huis van Oranje op school angstvallig wordt onthouden.

Deze bundel collages gewijd aan het koningshuis vibreert van de eerste tot de laatste pagina van majesteitsschennis, kwistig voorzien van hakenkruizen als verwijzing naar de politieke jeugdzondes van wijlen prins Bernhard.  Het is een thematiek waarmee Deenen vertrouwd is. In 1994, een jaar vóórdat het door Bernhard verzwegen lidmaatschap van de NSDAP voorpaginanieuws werd,  deelde hij al flyers en posters uit op het station in Venlo onder de titel ‘Was Bernhard een SS’er? Deenen: ‘Na nog geen 15 minuten werd ik al opgepakt door de politie en in het kotje gezet. Zonder schoenveters heb ik daar een halve dag kunnen wachten voordat ik weer als vrij burger kon vertrekken. Mijn in beslag genomen drukwerk heb ik nooit teruggezien en excuses kwamen er ook niet. De officier van justitie verontschuldigde zich later wel. Hij zei dat hij was tegengewerkt door de Venlose politie’.

Prins Bernhard is prominent aanwezig in ‘Vers Bloed’

Dada

Deenens gebruik van collagetechnieken doet denken aan Dada, het Surrealisme en de Engelse Pop Art. Door de jaren heen knipte de autodidactische kunstenaar foto’s uit de meest uiteenlopende tijdschriften. Die verzameling beeldmateriaal is voor de kunstenaar het equivalent van wat verf, palet en borstels voor de schilder zijn. Deenen verklaart zich schatplichtig aan de Duitse Dada-kunstenaar John Heartfield. Heartfield, geboren in 1891 als Helmut Herzfelde, veranderde zijn naam in Heartfield uit protest tegen het militarisme van zijn tijd. Zijn fotocollages waren uitgesproken satirisch en maatschappijkritisch, en dat geldt ook voor het werk van Deenen. Milieuproblematiek, consumentisme, erotiek, oorlogswaanzin en de dubbele moraal die als sluipend gif in instituties als religie en politiek doorsijpelt zijn de overheersende thema’s in zijn collages. ‘Zijn werk ontmaskert en choqueert en dwingt de toeschouwer nogal eens in de rol van voyeur’, schreef Geert Swaenepoel in 2015 in het Kunsttijdschrift Vlaanderen. ‘ Het houdt de kijker een niet altijd fraaie spiegel voor. De werken krijgen veelal een licht ironiserende titel of onderschrift mee, wat dat effect nog verhoogt’.

Eerder vergreep Deenen zich al eens aan het Vaticaan. In Vers Bloed laat Deenen zijn helse instrumentarium los op het koningshuis. In de begeleidende teksten geeft Deenen ook onder uit de zak. ‘Bernhard von Lippe-Biesterfeld was geen romantische sprookjesprins die zich smoorverliefd aan de blonde vlechten van een puntmutsprinses het kasteel introk’, houdt hij de vaderlandse schooljeugd voor. ‘En anders dan hij ons wilde doen geloven, liep hij ook nooit voor de troepen uit. Benno was eerder het prototype van een mééloper, een ras opportunist, een cynische, gewetenloze paladijn die alles en iedereen ten faveure van zichzelf voor zijn karretje spande. Zelfs sociale politici en het linkse journaille! Een Nazi pur sang, die helemaal doordraaide als men hem op de korrel nam. Kortom een ijskoude manipulator, die qua sufficiëntie, arrogantie en uniformgeilheid niet onderdeed voor de grootmeester op dat gebied, Hermann Göring’. Ook ten aanzien de vader van de huidige koningin (‘een gewetenloze slippendrager der criminele junta’) verwoordt Deenen zijn morele oordeel op de meest schrille wijze.

Standbeeld voor Klinkenberg

In deze passages toont Deenen zich schatplichtig aan Wim Klinkenberg. Zoals hij schrijft in Vers Bloed: ‘Als er één journalist postuum een standbeeld verdient omdat hij Prins Bernhard al fileerde toen die nog onder ons was, dan is het wel Wim Klinkenberg. Want daar waar de meeste journalisten tijdens Bernhards leven hun kruit lafhartig droog hielden, wijdde Klinkenberg in 1979 al een dikke vette pil aan deze schuinsmarcherende SS-er: Prins Bernhard – Een politieke biografie. Oranje troetelhistoriograaf Loe de Jong, die bij de presentatie van elke band uit zijn oorlogsreeksje een dansje met Bea deed, had voor dit gewrocht evenwel geen goed woord over. Volgens Loe was Bernhard helemaal geen Nazi, en ook nooit lid geweest van Hitlers NSDAP. Dat had de Prins hem namelijk zelf verteld toen hij hem daar, op de man af, eens naar had gevraagd. (Prins Bernhard zou tot aan zijn dood in zijn eigen sprookjes blijven geloven, maar als er weer een deeltje van Loe werd gepresenteerd bleef hij uit voorzorg toch maar liever thuis)’.

 

Aan de tere kinderziel zal Deenens apocalyptisch getinte wereldbeeld wellicht niet direct besteed zijn. Maar hij is wel de eerste die serieus werk heeft gemaakt van het kabinetsvoornemen. Ander materiaal voor Buma’s verplichte Wilhelmus-lessen is eenvoudigweg niet voor handen. En voor 12,50 euro heeft men het unieke, 28 pagina’s tellende kunstwerk al in huis. (Direct te bestellen bij de kunstenaar via zijn e-mail josdeenen@home.nl). De kunstenaar heeft ook een alternatieve Oranje-verjaardagskalender in de aanbieding. Daarmee krijgt u uw toilet gegarandeerd monarchistenvrij!

 

 

 

 

De duivels van Laurent

Niet de brave koning Filip, maar zijn onmogelijke broer prins Laurent fungeert als de tweecomponentenlijm die de Belgische federatie bij elkaar houdt. Onze België-correspondent Ricus van der Kwast brengt een ode aan een prins zonder budget maar met het hart op de tong.

 

Illustratie Dominique Claerbout

 

Ooit wist ik van een prins die niets te doen had en daar depressief van werd. De prins had een schoonvader die ook prins was. Die had evenmin wat te doen, maar had daar geen last van. Ik mocht die depressieve prins wel. Dat was lang voordat ik zo’n twintig jaar geleden naar België toog en over Prins Laurent struikelde.

 

Koningshuizen bekijk ik meestal maar met een half oog, maar Laurent was niet te missen. Om de haverklap haalde hij het nieuws. Ook bij hem was er aan depressieve buien geen gebrek, het zorgde er zelfs voor dat hij in 2014 in een kunstmatige coma gehouden moest worden. Verleden jaar augustus was het weer raak en liet hij zich ziek schrijven, notabene met doktersbriefje. Hij was verwoest door de stress, aldus zijn advocaat. Pas in januari, na vijf maanden, verscheen hij weer in het openbaar. Hij prijkte pontificaal op de cover van de Belgische uitgave van Paris Match. ‘Prince Laurent: plus de 20 ans de casseroles’, kopte de website van de Franstalige publieke omroep RTBF op 8 februari. Zelf was ik in die twintig jaar door drie fasen gegaan in mijn gevoelens voor Laurent. Aanvankelijk mocht ik hem, de rebel met of zonder reden, de buitenstaander. Dat sloeg in de loop der jaren om en ik vond hem alleen nog dom, grof en een sjacheraar. Maar toen ik recente foto’s van hem bekeek, zag ik aangeschoten wild, een man als een beer die angstig, argwanend in de camera keek. En ik voelde begrip en zelfs weer wat sympathie opwellen. Hoe is het allemaal zover gekomen?

Tweederangsmonarchie

Het Belgische Koningshuis heeft op mij altijd de indruk gemaakt van een tweederangsmonarchie. Je hebt het gevoel dat ze niet echt meespelen op het hoogste niveau, waar de lakens worden uitgedeeld door de Oranjes en de Windsors. Het begint al bij de Grondwet. Waar Willem Alexander koning is bij de gratie Gods, is Filip dat bij de gratie van het volk. Het mag vandaag als een holle frase klinken, je ziet het volksere in van alles terug.

 

Allereerst natuurlijk in het geld. Het vermogen van het Belgische vorstenhuis zal met 12,5 miljoen euro schromelijk onderschat zijn, het blijft hoe dan ook lichtjaren verwijderd van de verzamelde rijkdommen van de Oranjes, die met 300 miljoen euro ook onderschat zijn. Ook de kosten van de monarchie liggen in Nederland drie keer zo hoog, ongeacht of je de directe kosten (in België op jaarbasis zo’n 14 miljoen euro) of totale kosten (hier geschat op 40 miljoen euro per jaar) als uitgangspunt neemt.

Je hoort het terug in de taal, in het accent. Ik heb het niet over het Nederlands, dat voor de familie altijd de tweede taal zal blijven. Ik heb het over hun Frans. Dat is niet het Frans uit de rijke gemeenten rond Brussel in Waals-Brabant, maar het is dat van de gewone Brusselaar. Niet plat, maar zeker niet chique.

 

En je ziet het terug in alledaagse dingen. Als ik me aanmeld voor de plaatselijke basketbalclub in een gehucht van amper 1500 inwoners, verbaast het me dat de club het predikaat ‘royal’ draagt. Ik vermoed een geschiedenis à la Koninklijke HFC en zijn oprichter Pim Mulier, sportpionier in Nederland. Maar hier is het niets bijzonders, verzekert men mij, een kwestie van minstens vijftig jaar bestaan en de goede formulieren invullen, vooral netjes invullen. Koninklijk is laagdrempelig in dit land.

Laurent is in 1963 geboren, als derde en jongste kind van Albert en Paola. Door een grondwetswijziging in 1991 waardoor ook vrouwen in aanmerking komen als vorstin zal de troon voor hem definitief uit zicht raken. Hij staat anno 2018 op nummer twaalf in de rangorde van troonopvolgers. Opgroeiend in een disfunctioneel gezin van louter eenlingen voelt hij zich verwaarloosd. Vergeleken met zijn broer Filip en zus Astrid lijdt hij hier veel meer onder. Het verklaart zijn levenslange liefde voor dieren, de enige wezens die hem lijken te begrijpen. In zijn tienerjaren wordt hij onhandelbaar. Hij doorloopt een zigzagtraject langs diverse middelbare scholen dat hij afmaakt op een kadettenschool, waar hij het mikpunt van treiterijen en spot is. Hij bezoekt vervolgens een paar jaar de Koninklijke Militaire Academie. Hij wordt helicopterpiloot, duiker in de marine en behaalt er uiteindelijk de rang van Kapitein-ter-zee.

Uitlaatklep

Dan dient zich het volgende probleem aan. Het wordt tijd om iets te verzinnen wat een invulling aan zijn werkende leven kan geven. Om zijn passie voor dieren een uitlaatklep te geven wordt de Stichting Prins Laurent voor het welzijn van huisdieren en wilde dieren opgericht. Men zoekt nog naar een tweede, ernstigere activiteit. Laurent heeft wel wat met ecologie, heeft hij zich eens laten ontglippen: ziehier de Belgische variant van watermanagement. In 1994 wordt voor hem het Koninklijk Instituut voor het Duurzame Beheer van de Natuurlijke Rijkdommen en de Bevordering van Schone Technologie (KINT) in het leven geroepen, gevestigd in zijn woonhuis. Hij wordt de voorzitter en het instituut wordt gefinancierd door de drie gewesten en enkele bedrijfssponsors, voor in totaal een kleine miljoen euro per jaar. Laurent lijkt van de straat.

 

Hij raakt verwikkeld in het marineschandaal dat in 2006 aan het licht komt. Tussen 1996 en 1998 werden marinegelden doorgesluisd via een systeem van valse facturen en uiteindelijk aangewend voor privédoeleinden. Het gaat om een fraude met een totaalomvang van 2,2 miljoen euro. Een deel daarvan, iets minder dan 200.000 euro, is gebruikt voor het opknappen van de Villa Clémentine, de woning die de prins kosteloos bewoont. Van de twaalf beklaagden, goede bekenden van de prins, zullen er twee tot een gevangenisstraf veroordeeld worden, de overigen komen er vanaf met een boete en een taakstraf. De prins zal nooit als verdachte beschouwd worden in deze zaak. In 2007 wordt wel een speciaal Koninklijk Besluit opgemaakt, dat het mogelijk maakt Laurent als getuige te horen. Hij verklaart dat hij wist dat het geld van de marine afkomstig was, maar niet dat het frauduleus verkregen was. Waarom de zeemacht zou moeten betalen voor zijn tapijten en tuinverlichting, heeft hij zich nooit afgevraagd. Vanaf nu liggen de financiën, de dotaties en onkostenvergoedingen van Laurent onder het vergrootglas, evenals de subsidies voor zijn werkzaamheden. Het leidt er toe dat het KINT in 2009 wordt opgeheven.

Puur amusement

Luisteren naar Laurent en zijn capriolen is intussen puur amusement.Als snelheidsmaniak op de weg raakt hij al in 1987 een eerste keer zijn rijbewijs kwijt. Ook nadien wordt hij herhaaldelijk aangehouden. Hij bepleit daarom een apart rijbewijs voor wagens die 300 km/uur kunnen rijden. Die voorliefde voor snelle auto’s gaat niet altijd samen met zijn liefde voor dieren. Maar daar heeft de prins wat op gevonden. Hij rijdt extra voorzichtig in de paartijd, die periode dat dieren zich voortplanten en immers meer kilometers maken.

Het stof blijft achter hem opwaaien en journalisten volgen hem op de voet. Hij zou een verhouding hebben met Wendy Van Wanten, het Vlaamse model dat ook in Nederland bekendheid verwierf dankzij de Pin Up Club. Hij wordt meer dan eens betrapt als hij in een vliegtuig met een ticket economy class in de business class gaat zitten. De laatste jaren laat hij zich vooral van een zachte, spirituele kant zien. De dood fascineert hem. Hij spreekt sinds zijn coma regelmatig met de doden. Ze antwoorden hem ook, woordloos, in tekens, en gidsen hem. Je houdt je hart vast.

 

De diplomatieke en politieke incidenten stapelen zich ondertussen op. Hij overweegt Reza Pahlavi, zoon van de voormalige sjah van Perzië, peter van zijn oudste dochter te maken. Hij maakt omstreden reizen naar Congo, Israël, hij praat voor zijn beurt met diplomaten en politici uit Angola, Sri Lanka. Als hij op 29 juli van het afgelopen jaar op de Chinese ambassade in Brussel de 90e verjaardag van het Chinese leger viert en naderhand foto’s daarvan op zijn Twitter-account plaatst, is de maat vol. De federale regering besluit te snoeien in zijn dotatie van 308.000 euro per jaar: hij moet in 2018 15 procent inleveren. Laurent wil zich kunnen verdedigen in de Kamer. Hij voelt zich aangetast in zijn fundamentele rechten en wil de zaak desnoods voor het Europees Hof voor de rechten van de mens uitvechten.

 

‘Le Prince Laurent est un citoyen comme un autre’, zegt zijn advocaat Laurent Arnauts daarop in een vraaggesprek met La Une. Dat is een fris geluid dat je te weinig hoort over leden van vorstenhuizen. Je ziet hier iemand die zichzelf wil verdedigen. Hij krijgt een dotatie om niets te doen. Hij legt zich daar niet bij neer. Ik begrijp hem. Hij wil een keer schitteren op eigen kracht, dat prachtige uniform met zuurverdiende decoraties aan de wereld tonen. Persoonlijk intrigeert mij de Orde van de Gulden Puntzak het meest. Maar elke keer dat hij wat doet, al is het taart snijden op de Chinese ambassade, loopt hij kans 15 procent van zijn dotatie kwijt te spelen. Tel uit je winst: nog zes keer de deur uit en je kunt op een houtje bijten. Het is om gek en depressief van te worden.

Niet katholiek genoeg

‘Ik heb wat moeten doorstaan door jullie. Allemaal leugens! De mensen verwachten serieuze informatie.’ Het is een uitspraak die je geneigd bent toe te schrijven aan zo’n andere forse vent met blonde kuif, misschien Laurent’s bestemming voor een volgende ongeautoriseerde reis. Laurent zegt het al in 2007, bij één van de gelegenheden waarbij hij journalisten de volle laag geeft. Maar meer nog dan door journalisten voelt hij zich geviseerd door zijn eigen familie. Hij ziet de grondwetswijziging uit 1991, die hem ver terugwerpt in de rangorde van troonopvolgers, het koninklijke besluit uit 2007, dat hem verplicht te getuigen, en de grondwetswijziging uit 2013, die zijn dotaties regelt en bewegingsvrijheid verregaand aan banden legt, als persoonlijke aanvallen. Persoonlijke aanvallen, omdat hij niet katholiek genoeg was naar de zin van Boudewijn, omdat hij niet in de pas loopt. Hij vermoedt achter elk gelekt gerucht een complot van zijn familieleden, foetert openlijk dat zij hem een leven lang gesaboteerd hebben en vergelijkt ze met de Stasi.

 

Het gekke is dat hoe meer paranoïde de beschuldigingen lijken en hoe wilder zijn woedeuitbarstingen worden, hoe meer ik ook geneigd ben hem te geloven. Publiekelijk bespot te worden door je eigen lakeien en hofdichters, het is een lot dat vóór hem waarschijnlijk alleen Brave Sir Robin in Monty Python and the Holy Grail ten deel gevallen is. Het lijkt erop alsof hij, de enfant terrible, als bliksemafleider gebruikt wordt, geofferd wordt om af te leiden van alle andere leden van het koningshuis. Het maakt hem niet minder dom, grof of sjacheraar. Maar de anderen zijn het net zo en komen ermee weg. ‘Economy class’, dat is voor mij het knikpunt. Waar ter wereld vind je een prins die economy class moet vliegen?

 

Waar andere koningshuizen aan volwassen corruptie en miljoenenfraudes doen, sjoemelt Laurent met de kassabonnen van de supermarkt, wat ertoe leidt dat hij in 2014 16.000 euro moet terug betalen. En Laurent een snelheidsduivel? Het is één van de weinige zaken die hij gemeen heeft met zijn vader, wiens overtredingen, die overigens nooit hebben plaatsgevonden, zorgvuldig uit de media gehouden zijn. Ondertussen gaat diezelfde vader tot het uiterste om zijn vaderschap van Delphine Boël te ontkennen, al bestaat daar geen greintje twijfel over. In wat een travestie van een rechtszaak is, één die je doet twijfelen aan de scheiding der machten, oordeelt de Brusselse rechtbank in 2017 dat Albert niet haar wettelijke vader kan zijn, omdat ouderschap niet gereduceerd kan worden tot biologie. Vergelijk dat eens met de heisa rondom Laurent’s vermoede verhouding met Wendy Van Wanten. Wat dan nog? De man was toen verdraaid nog aan toe vrijgezel.

 

Laurent laat zien wat er gebeurt als je een prins loslaat in het wild. Hij laat zien wat er gebeurt als je de bescherming verliest van dat cordon van adviseurs, politici, journalisten dat elk citaat, elke uitglijder van je buffert of wegpoetst.

 

Maar er is meer. Het Belgische Koningshuis bestaat bij de gratie van de Belgische eenheid. De tragiek van de vorst is dat hij daarmee precies dat verpersoonlijkt wat de bron van elk communautair conflict is. Door deze paradox diskwalificeert hij zich meteen als bemiddelaar. Dat was zo in 1950 toen La Question Royale werd opgeworpen en België aan de rand van een burgeroorlog stond. 58 procent van de Belgen was voor de terugkeer van de koning, maar waar een ruime meerderheid van de Vlamingen (72 procent) hem steunde, stemde 58 procent van de Walen tegen. Dat is nog steeds zo in 2017 als een onderzoek van de KU Leuven toont dat nu 66 procent van de Walen de monarchie juist verdedigt, tegen slechts 45 procent van de Vlamingen.

 

Er zijn weinig symbolen die zo sterk zijn dat ze België binden. De Rode Duivels, de nationale mannenvoetbalploeg, zijn zo’n symbool. Als zij in oktober 2015 de eerste plaats op de FIFA-wereldranglijst veroveren, wordt er in het parlement luid geapplaudiseerd voor de voetballers. Alleen de N-VA doet niet mee, wars als de partij is van alles wat pan-Belgisch is. Dat heeft ze geweten. Zij wordt voor haar kleinzielige gedrag teruggefloten door haar voetbalminnende achterban.

 

Er is nog zo’n symbool waar Vlamingen, Walen, Brusselaren, Frans-, Nederlands- of Duitstalig, het roerend over eens zijn: de rol van Laurent als de nationale paljas. Laurent bashing is een geliefde bezigheid, dwars door de gewesten en over de taalgrenzen heen.Zo bekeken bestaat België nog wel even, denk ik. Zo lang de Duivels maar blijven presteren, zolang Laurent zijn streken maar niet afleert. Voor dat laatste hoeven we niet bang te zijn. Laurent is de lijm van een land dat zijn best doet om uit elkaar te vallen. Een bedankje voor hem vanuit Laken lijkt me op zijn plaats. Hij zal er van opvrolijken.

Majesteitsschennis op z’n Gronings

De Groningse journalist Eilert Meeter werd in 1840 veroordeeld tot vier jaar cel wegens het roepen van ‘Weg met de koning!’ Historicus Gerard Aalders beschreef het geval in zijn boek over tweehonderd jaar majesteitsschennis. Momenteel is de Tweede Kamer in conclaaf om het omstreden wetsartikel in kwestie te schrappen.

Tekst: René Zwaap

Wie het staatshoofd beledigt, kan nu nog maximaal vijf jaar gevangenisstraf krijgen en zelfs zijn kiesrecht verliezen. Dat gebeurt op grond van artikel 111 van het Wetboek van Strafrecht, dat ‘opzettelijke belediging’ van de Koning bestraft met een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar of een geldboete. Bij de invoering was dat driehonderd gulden; tegenwoordig is het een geldboete van de vierde categorie, hetgeen neerkomt op 20.250 euro maximaal. Artikel 112 verbiedt de echtgenoot van de Koning en zijn ‘vermoedelijke’ troonopvolger (de kroonprins of kroonprinses) en diens echtgenoot te beledigen. De maximumstraf is hier een jaar minder; de boete blijft echter gelijk. Belediging in geschrifte of per afbeelding (cartoons en spotprenten) wordt in artikel 113 verboden en bestraft met een jaar achter de tralies of een boete van maximaal 8100 euro.

Het debat over de redelijkheid van dit wetsartikel leefde op toen het Openbaar Ministerie (OM) in 2014 actievoerder Abulkasim Al-Jaberi wilde vervolgen, die tijdens een demonstratie tegen Zwarte Piet met ‘Fuck de koning, fuck de koningin, fuck het koningshuis’ voor in potentie 9 jaar gevang bij elkaar schreeuwde. Het OM zag in de zomer van 2015 uiteindelijk onder grote maatschappelijke druk af van vervolging. De Tweede Kamer boog zich onlangs over een wetsvoorstel van D66-kamerlid Kees Verhoeven om het verbod op majesteitschennis uit het wetboek te schrappen. Verhoeven vindt de maximumstraf van vijf jaar buitenproportioneel en stelt dat de Koning gewoon aangifte van smaad kan doen als hij zich beledigd voelt. Tijdens de eerste ronde van het Kamerdebat bleek dat het voorstel zeker nog geen gelopen race is.

Wafelkraam

In dit verband is het interessant te kijken naar een geval in Groningen anno 1840 dat fraai beschreven staat in Weg met de koning!, twee eeuwen majesteitsschennis in Nederland van de hand van historicus Gerard Aalders. In dat jaar deed zich tijdens de Groninger meikermis een geval van majesteitsschennis voor in de wafelkraam van ‘Dove Saar’. De kraamhoudster stond bekend als een vurig Oranjeklant, een portret van prins Willem sierde haar etablissement. Dit bracht echter een groep van ongeveer vijfentwintig studenten in de verleiding een toast uit te brengen op ‘Zijne verheven Nulliteit, Willem Kaaskop’. Geschokt haalde Dove Saar – die kennelijk zo doof nog niet was – het portret van de muur, maar toen begonnen de studenten te roepen dat ze Koninklijke Hoogheid wilden ‘ophangen’ en dat veroorzaakte nog meer consternatie. Even later schalde het ‘Leve de republiek!’ en ‘Weg met de koning!’ door de kraam. Aanwezig was ook de jonge Groningse journalist Eilert Meeter, hoofdredacteur van het eerste republikeinse blad van het land, getiteld De Tolk der Vrijheid, dat speciale aandacht had gewekt bij de handhavers van het gezag. Toen Meeter de volgende dag hoorde dat zijn medekermisgangers waren gearresteerd dook hij onder bij een vriend in Harlingen. Daar werd hij toch al snel gearresteerd, net als zijn uitgever Jan Bolt. Eer kwam een regiment van de cavalerie aan te pas om de orde in Groningen te bewaren. Maar liefst zeventig dagen brachten zij door in voorlopige hechtenis. Al de tijd kon De Tolk niet verschijnen, en dat was wellicht ook het achterliggende motief van de arrestaties geweest. Hun collega-kermisgangers waren inmiddels allemaal vrijgelaten.

Republikeins Genootschap

Ruim een maand na hun vrijlating diende de wafelkraamaffaire voor de Groninger arrondissementsrechtbank. Naast majesteitsschennis werden ze beschuldigd van revolutionaire opruiing en Meeter hing nog een zwaardere straf boven het hoofd omdat er bij een huiszoeking aantekeningen uit de prullenbak waren gewist voor de oprichting van een ‘Republikeins Genootschap’. Onder de regering van Willem I waren geen samenscholingen van meer dan twintig personen toegestaan. Meeter had bedacht om een keten van aparte genootschappen van twintig leden op te richten. Dat kon volgens de aanklager echter worden uitgelegd als het ontketenen van een burgeroorlog, of een poging daartoe, en daarop stond volgens artikel 91 van de Code Pénal de doodstraf. Uiteindelijk eiste de officier van justitie op basis van artikelen uit De Tolk der Vrijheid de maximumstraf van vijf jaar gevangenis ‘welke op het boosaardig lasteren, honen en smaden van Zijne Majesteit den Koning gesteld is’. De rechtbank honoreerde de eis tegen Meeter: hij kreeg de maximumstraf van vijf jaar; uitgever Bolt moest twee jaar achter de tralies. Beiden gingen in hoger beroep bij het Provinciale Hof in Groningen. Meeter, dan 22 jaar oud, voerde zijn eigen verdediging, die hij voorlas van papier. Tijdens het proces in Groningen was hij zo kwaad geworden dat hij soms niet meer uit zijn woorden kwam. Dus las hij liever voor dan uit zijn hoofd te spreken. Bolt gaf Meeters tekst (48 pagina’s) uit en verkocht die voor veertig cent.

Ter verdediging stelde Meeter dat zijn ‘weg met de koning’ onmogelijk als majesteitsschennis kon worden gekwalificeerd. Immers, het had toch even goed kunnen gaan om een koning van de Mammelukken, of Louis Napoleon, de broer van Napoleon, die immers de eerste koning van Holland was geweest. Het mocht allemaal niet baten. Het Provinciale Hof veroordeelde hem tot vier jaar achter de tralies. Bolt kreeg twee jaar.

Audiëntie bij Willem II

Nadat de Hoge Raad het vonnis van het Groningse Provinciale Hof had bevestigd nam Meeter de wijk naar Parijs, waar hij werk vond bij nota bene op de Nederlandse ambassade. Bij verstek werd hij veroordeeld tot nog eens een half jaar cel omdat hij de lezers van de Tolk had opgeroepen petities naar de koning te sturen voor belastingverlaging. Zijn geluk was dat Willem I inmiddels was geabdiceerd en na bemiddeling van de ambassadeur in Frankrijk verleende zijn zoon Willem II Meeter gratie. In september 1841 mocht hij op audiëntie bij de koning, die hem ‘uiterst beminnelijk’ ontving en kende hem een uitkering toe, in ruil voor de belofte dat hij naar het buitenland zou uitwijken en ‘een juist gebruik zou maken van de talenten die de natuur hem had geschonken’. Voortaan diende hij te zwijgen over de koning en zijn zaken.

Meeter kreeg naar hij schrijft in zijn memoires toch steeds weer geld van de koning. Kennelijk chanteerde de goed geïnformeerde schandaaljournalist hem met zijn heimelijk gekoesterde voorkeuren voor de herenliefde. Eilert Meeter week in september 1851 uit naar Groot-Brittannië, waar hij tot zijn dood in 1862 als scheepsbevrachter en vertaler in Briton Ferry werkte. In Londen publiceerde hij in 1857 zijn memoires met de titel Holland, Its Institutions, Its Press, Kings and Prisons. De Nederlandse vertaling – Willem I, Willem II, kranten, kerkers en koningen verscheen pas meer dan honderd jaar later, in 1966.

 

Het verdriet van Groningen & Belgisch royalisme en republicanisme nader bezien

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 14, NR.1, MAART 2018

Het Verdriet van Groningen & Belgisch royalisme en republicanisme nader bezien

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Ode aan Laurent, broer en bliksemafleider
Ricus van der Kwast

Belgische koning is bindmiddel. Interview met Els Witte
Adriaan Boiten

‘Sire, België is voor u verloren’: het Waterloo van Willem I 
René Zwaap

Het Hart van Duisternis van Leopold II 
Lodewijk Brunt

Gordon Bennett: de man die Stanley naar Leopold zond
Maurits van den Toorn

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: Republiek zoekt partij
René Zwaap

Van het republikeins front: knipkunstenaar Jos Deenen geeft Wilhelmus-les

Oranje boven, Groningen naar beneden
René Zwaap

Icoon van de vrijheid: Plakkaat van Verlatinghe
Anton van Hooff

De jonkvrouw en het referendum
Tseard Zoethout

Hans Hillen: Populisme exit met districtenstelsel
Gijs Korevaar

Het potjeslatijn van Thierry Baudet
Anton van Hooff

Sprookjesboek
Marcel van Roosmalen

Tom Poes en het Kroonjuweel
Manuel Kneepkens

Dichtende hermenlijnvlooien (aflevering 2)
Paul Damen

Voorpublicatie: Niets te kiezen, of: Hoe sterk is de republikeinse burgemeester?
Ries Roowaan

Boekrecensie: de biografieën van Marinus van der Goes van Naters en Max van der Stoel
Maurits van den Toorn

Boeksignalementen

Maurits van den Toorn

Van de voorzitter
Bart Gruson

Appeltjes van Oranje: Majesteitsschennis op zijn Gronings

Column Hans Maessen: het verdriet van Groningen

 

 

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Youp Republikein van het Jaar

Youp

Het werd dan toch Youp van ’t Hek.  Tijdens de ledenvergadering van het Republikeins Genootschap op 25 november werd hij met één stem verschil boven Gerard Aalders verkozen tot Republikein van het jaar.  Van ’t Hek weet telkens weer de hypocrisie van het koningshuis haarscherp aan de orde te stellen en daarmee het debat over onze staatsinrichting levend te houden.  Aalders heeft met name de mythe rond Prins Bernhard ontkracht en werd met slechts één stem verslagen door van ‘t Hek.

In 2013 werd activiste Joanna van der Hoek de eerste Republikein van het jaar.  In de daarop volgende jaren werden achtereenvolgens Arjen Lubach en Maarten van Rossem verkozen.  En nu dan Youp van ’t Hek.  Drie keer personen uit de culturele hoek, die blijkbaar ongeremd en zonder vrees voor repercussies kritiek op het Koningshuis kan ventileren.  De rest van Nederland houdt zich stil.

Ik heb persoonlijk op Khadija Arib gestemd.  Als voorzitter van de Tweede Kamer heeft zij er voor gezorgd dat op een elegante manier de monarchisten er niet in slaagden de Koning opnieuw een rol in de formatie te laten spelen.  Een cruciale actie in de ontwikkeling van ons staatsrecht.  De opponenten van Arib, kregen in de talk show had Eva Jinek nadrukkelijk een podium aangeboden om de geesten weer rijp te maken voor Koninklijk ingrijpen in de formatie.  Haar gast Jort Kelder vond dat Willem-Alexander aangewezen was om een oplossing te bedenken nadat de formatie met Groen Links was stukgelopen.  Zowel Jinek als Kelder werden dan ook door de republikeinen beloond met een nominatie als Schoothondje van het jaar, degene die het meest dweept met de monarchie.

Het is tekenend dat naast Arib er geen serieuze personen uit politiek of bestuur gekandideerd werden als Republikein van het jaar.  De oorverdovende stilte uit die geledingen van de maatschappij ten aanzien van het republikeinse debat is een omerta.  Praat er niet over als je niet uitgestoten wil worden.  Ook de media doen hier aan mee.  Niet voor niets werd uiteindelijk de NOS verkozen als Schoothondje van het jaar.  De kritiekloze manier waarop ons journaal bericht over onze Koning doet denken aan Noord-Korea.  De NOS loopt volledig aan de leiband van de Rijksvoorlichtingsdienst.   Hier tegenover kreeg RTL-Nieuws een eervolle nominatie als Republikein van het jaar.  De redactie van dit journaal doet zelfstandig onderzoek naar misstanden in de monarchie en trekt menige beerput open.

Nummer twee bij de verkiezing als Schoothondje van het Jaar werd CDA-leider Buma die zich bij menig Nederlander belachelijk maakte met zijn gedram over het Wilhelmus.  Willem van Oranje worden in ons volkslied deugden toegedicht die hij niet bezat.  Zijn verheerlijking is historisch ongepast en biedt nauwelijks inspiratie in onze tijd.  Het is ook geen tekst die erg toegankelijk is om op scholen te bestuderen, gezwegen om het te zingen.  Het lijkt me beter een prijsvraag uit te  schrijven voor een nieuw volkslied met thema’s als vrijheid, gelijkheid en broederschap.  Als republikeinen stellen we ons graag beschikbaar ook uit die inschrijvingen dan een verstandige keuze te maken.

Hans Maessen is voorzitter van het Republikeins Genootschap

1 3 4 5 6 7 19