featured

KONING VAN TRUMPLAND

De monarchistische beweging in de Verenigde Staten zet de kaarten op de Trumpdynastie. Invloedrijke techmiljardairs als Peter Thiel, lid van de stuurgroep van de Bilderberg-conferentie, steunen daartoe het werk van de Amerikaanse monarchistische blogger Curtis Yarvin en zijn Neo-reactionary movement.  Maar biedt Trump’s king size ego wel ruimte voor de gedachte aan een opvolger?

Tekst: René Zwaap

Illustratie: Gabriel Kousbroek

Tijdens de campagne voor zijn tweede presidentschap verkondigde Donald J. Trump tijdens een rally speciaal bestemd voor zijn christelijke aanhang, dat zij alleen dit keer nog moesten stemmen, ‘daarna hoeft het nooit meer’. Die opmerking maakte bij kritische Trump-watchers bange voorgevoelens los. Wat spookte er door Trumps hoofd? Is hij echt van plan nooit meer weg te gaan uit het Witte Huis? De laatste keer wilde hij ook blijven en stortte hij op 6 januari 2021 zijn land bijna de afgrond in. Wordt Amerika omgebouwd tot een monarchie onder Trump?

Dat laatste mag bizar klinken voor de oudste democratie van de moderne wereld, maar het is wel degelijk een gedachte die leeft binnen de meest radicale segmenten van de Trump-aanhang. Voormalig computerprogrammeur Curtis Yarvin (jaargang 1973) oogt met zijn ravenzwarte lange haardos en stoere lederen jack als een kruising tussen een gothic punker en een 19e eeuwse verdoemde dichter. Maar als ultraconservatieve blogger, onder meer onder het pseudoniem Mencius Moldbug, is hij uitgegroeid tot een van de huisfilosofen van Amerika’s New Right. Het bekendst is hij als hoofdideoloog van de zogeheten Neo-reactionary movement (NRx), die het hele idee van de Verlichting afwijst. ‘Het fundamentele uitgangspunt van het liberalisme is dat er deze niet tegen te houden opmars naar vooruitgang bestaat. Ik ben het niet met dit uitgangspunt eens’, zei Yarvis in 2022 in een interview met het tijdschrift Vanity Fair. Hij beschouwt de Amerikaanse democratie als ‘een mislukt experiment’, een door oligarchen gecorrumpeerd stelsel dat door een ‘soort van techno-monarchie’ dient worden vervangen.

KONING VOOR IEDEREEN

Trump zou zich vanaf de eerste dag van zijn presidentschap ‘met alle beschikbare kracht’ moeten transformeren tot een ‘Amerikaanse Caesar’, een ‘koning voor iedereen’, aldus dit internet-orakel. Het nieuw te vormen landsbestuur zou als een soort start-up in Silicon Valley moeten worden bestuurd door een ‘nationale CEO of wat een dictator wordt genoemd’.

Dit visioen van een hightech aangestuurde monarchie in Amerika geldt als uiterst invloedrijk in de zogeheten Nationale Conservatieve beweging (NatCon). Niet alleen de onlangs uit gevangenschap teruggekeerde Steve Bannon, voormalig chef-strateeg van Trump tijdens diens eerste presidentschap, geldt als een fan van Yarvin, ook Trumps vicepresident J.D. Vance is dat. In 2021 verwees Vance tijdens een podcast naar Yarvin en diens gedachten om de gehele federale overheid van Amerika op de schop te nemen: ‘Ik denk dat Trump, als ik hem één raad kon geven, iedere bureaucraat op middenniveau moet ontslaan, iedere ambtenaar in de administratieve staat, en hen door onze eigen mensen moet vervangen. En als de rechtbanken dat dan tegenhouden, dan wendt de president van het Hooggerechtshof zich tot de natie en zegt: de hoogste leider heeft zijn beleid bepaald, laat hem dat nu uitvoeren.’

BILDERBERG                                                                                                    

 NatCon-oprichter Peter Thiel, de Duits-Amerikaanse tech-miljardair die miljoenen doneerde aan de verkiezingskas van zowel Trump als Vance (en ook de baas van Vance was bij een hightech-investeringsmaatschappij), onderhoudt een naar verluidt warme vriendschap met Yarvin. Thiel, ook wel bekend als lid van de stuurgroep van de rijkelijk met Europese royalty bevolkte Bilderberg-conferentie, vergaarde zijn kapitaal onder meer met de betaalservice PayPal, dat hij oprichtte samen met Elon Musk, alias ‘de rijkste man ter wereld’, die wat Yarvin betreft eigenlijk beter geschikt is als de Amerikaanse Caesar. Maar vooralsnog is dat constitutioneel versperd omdat Musk niet op Amerikaanse bodem is geboren (hij is van oorsprong Zuid-Afrikaan). Wel werd Musk door Trump voorgedragen als chef van een nieuw te vormen Department of Government Efficiency. Als dank voor zijn financiële steun en de inzet van zijn voormalige Twitterkanaal X als propagandakanon is Musk door Trump al toegelaten tot zijn hofhouding in Mar-a-Lago. Jongere Trumps noemen hem ‘oom Elon’. Bij verstek van Trumps vrouw Melania tijdens een overwinningsfeest van de Trumps was Musk ijverig in de weer zich om de jongste loten aan de Trump-stam te bekommeren, wat hem de bijnaam ‘Elonia’ opleverde.

QUEEN IVANKA

Of Donald J. Trump dezelfde dynastieke ambities koestert, is vooralsnog de vraag. Waarschijnlijk is zijn ego te groot om ooit aan een opvolger te denken. Maar tijdens de campagne voor zijn tweede presidentschap mocht hij gaarne opscheppen over de kwaliteit van zijn familie-DNA: ‘We zijn slimme mensen’, verkondigde hij tijdens een rally in Nevada. ‘Net als bij racepaarden: je weet dat de snellen ook snellen produceren’. Hij voegde de daad bij het woord en heeft tal van leden van zijn clan inmiddels al met een belangrijke post bedeeld.

De vraag is wie na het verscheiden van Koning Donald I de troon van Trump-land kan bezetten. Dochter Ivanka lijkt het meest geschikt, maar ligt bij de radicaal-conservatieve geledingen minder goed vanwege haar als ‘woke’ ervaren activisme ten gunste van vrouwelijke empowerment. Zonen Eric en Donald Trump jr. zijn qua IQ aanmerkelijk minder bedeeld, maar zijn beiden wel ultrarechtse houwdegens. Erics echtgenote Lara Trump was hoofd van de Republican National Committee (RNC) tijdens Trump’s verkiezingscampagne. Hoge ogen gooit ook de 19-jarige Barron Trump, de jongste zoon. Hij speelde een sleutelrol in zijn vaders campagne met zijn advies om optredens te doen bij populaire, op jonge mannelijke kiezers gerichte podcasts. Dus is het wachten op Queen Ivanka of King Barron?

Intussen is Trumps persoonijke lustoord in Florida Mar-a-Logo sinds zijn tweede uitverkiezing tot een Amerikaanse versie van Camelot uitgegroeid, met Trump als een eigentijdse King Arthur en zijn vertrouwelingen Elon Musk, Robert F. Kennedy jr. en tv-presentator Tucker Carlson als de ridders van zijn ronde tafel. Het is vanuit dit protserige discopaleis dat de Verenigde Staten de komende vier jaren zal worden geregeerd. ‘Je kunt altijd merken wanneer de koning is gearriveerd’, vertelde Trumps gewezen butler in Mar-a-Lago Anthony Senecal eens, wijzend op de stoet van oligarchen die hier op audiëntie komt als de Trump-hofhouding is neergestreken. Inmiddels blijft Trump topfuncties in zijn nieuwe regering uitdelen aan leden van zijn clan. Als zijn adviseur voor het Midden-Oosten wees hij miljardair Massad Boulos aan, schoonvader van zijn dochter Tiffany. Onroerend goed-magnaat Charles Kushner, schoonvader van dochter Ivanka, kreeg de post van ambassadeur in Frankrijk toegewezen. Zoveel nepotisme konden zelfs de Kennedy’s en de Bush-familie niet aan. Verandert Amerika in turbo-tempo in Trumpland?

 

Dit verhaal is gepubliceerd in aflevering 4 van De Republikein 2024. Daarin besteedt Maurits van den Toorn aandacht aan de agenda van Project 2025, produkt van een schimmige denktank in de gelederen van de Republikeinse Partij van de VS. Roel van Duijn roept de Europese landen op zich aaneen te sluiten als democratisch front tegen het Trump-regime. Sjoerd de Jong analyseert de aantrekkingskracht van het Trump-dansje. Mis geen editie meer van dit unieke tijdschrift en neemt een abonnement via: Abonneren – De Republikein.

Doneren € -

In Memoriam Paul Damen (1954-2024): Nog steeds niet doodgecheckt

/

Journalist en schrijver Paul Damen was bij zijn dood op 13 november 2024 hoofdredacteur van De Republikein. Op de dag van zijn uitvaart volgde grote consternatie over zijn Joodse afkomst, die hij verzonnen zou hebben. 

 

RENÉ ZWAAP

 

‘Een goed verhaal moet je niet doodchecken’, zo mocht Paul Damen gaarne de woorden aanhalen van de legendarische hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer Martin van Amerongen (die overigens ontkende die uitspraak ooit te hebben gedaan, maar dat is niet gecheckt). Het is van een bittere ironie dat een autobiografisch verhaal van Paul zelf na zijn plotselinge overlijden op 13 november 2024 subiet doodgecheckt werd, en nog wel door het blad waar hij voorheen hoofdredacteur van was.

Nota bene op de dag van zijn uitvaart, 21 november jl. op de Amsterdamse begraafplaats St. Barbara, plaatste het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW), onder de titel ‘Pauls laatste witz’ het door velen als schokkend ervaren bericht dat er bij nader onderzoek ‘niets Joods’  was gebleken aan Paul, die eerder ook hoofdredacteur van het NIW was. Aanvankelijk sprak het online geplaatste bericht van NIW-hoofdredactrice Esther Voet van ‘geen druppel Joods bloed’, maar dat werd kennelijk toch wat te cru bevonden en werd later aangepast. In ieder geval, aldus het NIW, kwam Paul niet  in aanmerking voor een Joods graf.

Dit bericht verspreidde zich in hyperventilerend tempo in de media, want Paul was niet alleen een bekende persoonlijkheid in de Amsterdamse journalistiek, hij had zich in de loop der jaren ook ontwikkeld tot een van de meest markante stemmen van de Joodse gemeenschap in Nederland. Jarenlang was hij  op de radio te horen bij de Joodse Omroep (inmiddels opgeslokt door de EO). In zijn vele columns voor het NIW en de joodse website JoNet was hij een vurig bestrijder van de nieuwe golf van antisemitisme die de wereld sinds 7 oktober 2023 teistert.

 KATHOLIEK GEDOOPT

Dat hij voluit ‘Paulus Henricus Maria Damen’ heette en het Rooms-Katholieke doopsel had ontvangen, daarvan maakte Paul nooit een geheim. Het stond ook zwart op wit gedrukt op het stemformulier van de Tweede Kamerverkiezingen van de Partij voor de Republiek in 2021, waar hij kandidaat was. Hij wist van het rijke roomse leven even goed ingevoerde verhalen te vertellen als over de Joodse wereld, die hem, zoals hij meermaals schreef en in gesprekken ook graag vermeldde, via de moederlijke lijn zou zijn toegevallen. In een autobiografische column legde Paul uit hoe dat zat. Hier die bewuste tekst, teruggevonden op zijn Facebook-pagina, integraal:

 BEVRIJDING?

 

Gedwongen binnen, bevrijding herdenkend. Vreemd. Vrees en vervolging voorbij. Maar bevrijd? Neem bijvoorbeeld een familie die de vervolging vrijwel ongeschonden overleefde. De dochter, geboren op Java, in een plantersfamilie die medio negentiende eeuw vertrok naar Ons Indië, omdat antisemitisme hier geen emplooi bood. Vader was directeur van suikerrietfabrieken, moeder fulltime tenniskampioen Oost-Java. Hun villa had zoveel bijgebouwen en bedienden dat die nu een kazerne van het Indonesische leger huisvest. Op foto’s zien we de familie trots turend naar de zoveelste nieuwe auto, rietvelden of fabriek, met hun witte tropenhelm boven de ‘koelies’ uittorenend. Weinig ‘Mexicanen’ (lees: Joden, red) daar op Java, hoewel een Cohen burgemeester van buurgemeente Blitar was. Die paar Sefarden uit Irak of Singapore zigzagden echt niet op sjabbes tussen de vulkanen door naar de sjoel in Soerabaja, die overigens recent afgebroken is omdat men ‘dacht dat het een turnhal was’. Vreemd dan dat de lokale fanatici eerder wél de Davidssterren herkenden die ze van de deur beitelden.

Poerim heette verhullend ‘oogstfeest’ vanwege de moslims, zoals hier nu Kerstmis ‘winterfeest’ en Pasen ‘lentefeest’ heet. Maar ondanks dat de uitbuiting eufemistisch ‘cultuurstelsel’ heette, bleef het natuurlijk uitbuiting. Toen de vader dan ook op een nieuwe fabriek een ingedutte inlander wakker duwde, stak die hem dood. Volgens zijn weduwe dacht de dader in het donker dat het de vórige directeur was, ‘een slechte Duitser’. De koloniale krant vroeg zich af: ‘Waar moet het heen indien men een slapende “werker” niet meer zou mogen wekken op de ietwat harde wijze, welke bij dit verzuim behoort?’ De vader werd begraven in een kolossaal koloniaal witmarmeren graf, nu waarschijnlijk een tweede leven leidend als tuinpad. De weduwe moest met kinderen, de rest in theekisten, terug naar patria: een bovenwoning aan de Amstelveenseweg, toevallig boven dat restaurant waar recent die Jodenhatende Syriër ruiten intikte.

Ze voelde zich verraden door het vaderland, ook onder de nieuwe machthebbers. Haar weigering zich te registreren, zonder ster dus, redde de familie. Terwijl de Jappen in Indië haar laatste inkomen jatten, kocht ze voor de dochter, op een school waarvan steeds meer leerlingen alfabetisch werden afgevoerd, voor een jaarinkomen een valse Ausweis en stuurde haar naar de nonnen in Brabant. Zelf dook ze onder. Haar zussen daarentegen, nette gebontjaste dames uit Zuid, schaften zich na hun oproep een nette khaki kampeeroutfit aan, compleet met schopje, voor straks in Palestina. Aan dat kampschopje hadden ze weinig na twee dagen Sobibor, zou hun overlevende zus na vier advocaatjes, op menig familiefeestje nog halfhuilend, halflachend memoreren. Is dat bevrijding?

Voor de dochter was er wél een bevrijding – uit de orthodoxie: roken, drinken, bioscoop, zoenen met een jongen die ze tegen de échte bevrijding eind ’44 bekende wat ze eigenlijk was. Geen bezwaar, wél onhandig als het duo op zaterdag op de Zuidelijke Wandelweg na de toegestane tweehonderd stappen door de meelopende schoonmama naar huis werd gedirigeerd, terugtellend: 200! 199! 198!

Hun zonen werden gemakshalve besneden én gedoopt, want je weet maar nooit. Verder bleef de ‘Mexicaanse’ afdeling verborgen, ook op het Molukkenkamp, voormalig KZ, waar ze vanwege haar kennis van Maleis les gaf aan mensen die óók een koffertje onder hun bed hadden liggen. Vreemdelingen in een vreemd land. Maar is dat bevrijding?

Eind jaren zestig, de kinderen grootgebracht, werd ze opgenomen toen de oorlog alsnog opspeelde. Tegen hen, over het bed gebogen, fluisterde ze dat de SD haar alsnog kwam halen. In haar hoofd had de bevrijding nooit plaatsgevonden. Dat gold ook voor haar broer, als militair onder de luizen terug uit het Duitse werkkamp, die meteen doorging naar Israël. Na de Zesdaagse Oorlog kreeg hij een huis in Nabloes, Sjechem zei hij zelf, met grote ramen naar de zee en wc-raampjes richting Jordanië. Tegen zijn kleine neefje bij een kluis vol uzi’s en kalasjnikovs: ‘Komen ze terug, dan enkel die pleeraampjes inrammen en richten.’ Tsja. Maar is dat bevrijding?

Inmiddels is alles ogenschijnlijk in orde: iedereen uit de oorlog is dood, de kinderen kregen zelf kinderen en eentje werd zelfs hoofdredacteur van dit blad. Tegen de wil van zijn moeder trouwens: ‘Maar dan wéten ze het, jongen!’ Dezelfde grote ongerustheid toen een girokaart van het Joods Nationaal Fonds in de bus gleed: ‘Hoe weten die kl**tzakken dat?’

Bevrijd dus, maar altijd achterom kijkend. Soms, voor sommigen, is een oorlog nooit over. Of enkel ogenschijnlijk. Maar is dat bevrijding?

Een column met de spankracht van een hele roman. Paul schreef deze tekst in de derde persoon, dus met een literaire slag om de arm, maar hij mocht hetzelfde verhaal – inclusief de tantes die zich in hun bontmantels en met hun schepjes voor het transport naar Westerbork hadden aangemeld – ook gaarne in het café aan zijn vrienden opdissen (inclusief aan ondergetekende, al meen ik me te kunnen herinneren dat hij toen van oudtantes sprak), met die mengeling van ironie en melancholie die alleen hij tot in de finesses beheerste. Zijn moeder was volgens het bevolkingsregister inderdaad in toenmalig Nederlands-Indië in een plantersmilieu ter wereld gekomen, en was officieel als Rooms-Katholiek geregistreerd. Maar was zij eigenlijk een ‘verborgen’ Jodin, zoals haar zoon beweerde, zodat Paul volgens de Joodse wetgeving, de Halacha, ook als Jood kon worden beschouwd? In de stamboom van Paul bleek tot vier generaties terug niets Joods te vinden, aldus het NIW.

WILKOMIRSKI-SYNDROOM

In talrijke stukken en commentaren werd Paul vervolgens afgeschilderd als een zogeheten ‘kostuumjood’, zelfs als een Nederlandse versie van de Zwitserse klarinettist en instrumentenbouwer Brüno Grosjean uit Biel, die onder het pseudoniem Benjamin Wilkomirski in 1995 met groot succes zijn boek Brückstücke – Aus einer Kindheit 1939-1948 publiceerde. Daarin schreef hij als Joods kind in Letland te zijn geboren en dat hij als enige van zijn familie de vernietigingskampen Auschwitz en Majdanek had overleefd om na de oorlog als wees bij een pleegfamilie in Zwitserland te belanden. Het boek van Wilkomirski, verschenen bij de Jüdischen Verlag in Duitsland, onderdeel van het gerenommeerde uitgevershuis Suhrkamp, was aanvankelijk een doorslaand succes. Gesproken werd van een essentiële aanvulling op de bestaande holocaust-literatuur en het boek bekroond met de prestigieuze Amerikaanse National Jewish Book Award. Het verscheen in twaalf talen, ook in het Nederlands, en werd door critici op één lijn gesteld met het werk van Anne Frank, Eli Wiesel en Primo Levi.

Het drama werd compleet toen Wilkomirski voor het oog van de camera’s op zeer emotionele wijze werd herenigd met een Joodse overlever van de concentratiekampen, die ervan overtuigd was dat de schrijver zijn in de kampen verloren gewaande zoon was. Een journalist van het Zwitserse weekblad Weltwoche kreeg niettemin argwaan en ontdekte dat Wilkomirski in werkelijkheid in Zwitserland was geboren en de concentratiekampen alleen als toerist had bezocht.

Maar ook dan nog was lang niet iedereen overtuigd. Een Zwitserse belangengroep van holocaust-overlevers nam het voor Wilkomirski op en betichtte de Weltwoche ervan geen oog te hebben voor het lot van Joodse wezen die in Zwitserland waren opgevangen en van wier werkelijke afstamming in de officiële registers van de overheid wel vaker geen spoor was terug te vinden. Tal van reputaties van hooggewaardeerde literaire recensenten, uitgevers en kenners van de holocaust kwamen door de affaire-Wilkomirski op het spel te staan.

Uiteindelijk bleek de Weltwoche toch het gelijk aan haar kant te hebben. Wilkomirski had zijn traumatische ervaringen in weeshuizen in Zwitserland kennelijk geprojecteerd in een fictief verleden als overlever van de vernietigingskampen. Sindsdien spreekt de psychiatrische vakliteratuur van het ‘Wilkomirski-syndroom’, een uit trauma voortgekomen pathologie, waardoor degene die daaraan lijdt zich zodanig met het Joodse leed tijdens de Shoah identificeert dat het in de eigen beleving wordt geïntegreerd. De patiënt is zich van geen kwaad bewust en gelooft zelf heilig in het narratief dat in zijn onderbewustzijn is gevormd. Het betreft in zo’n geval geen bewust bedrog, maar een psychische aandoening, die dan ook als zodanig zou moeten worden behandeld. En zeker niet als ‘Witz’ zou moeten worden betracht. Natuurlijk bestaat de vrees dat onthullingen als die over Wilkomirski koren op de molen van holocaust-ontkenners zijn. Al hebben die in de regel geen Wilkomirski nodig om hun mensonterende gedachtegoed te verspreiden.

 MARRANO

Leed Paul aan een dergelijk syndroom? Mogelijk, maar helemaal zeker is dat ook nu nog niet. Het zou schrijver dezes veel waard zijn als straks toch blijkt dat Paul van moederswege als een soort van Indo-Brabantse ‘marrano’ – zoals de onder dwang tot het christendom bekeerde Joden van het Iberisch schiereiland werden genoemd die thuis stiekem toch nog de sabbat vierden – is opgevoed.

Maar als dat niet zo mag zijn – wat dan? Wat betekent het voor de wijze waarop Paul in de herinnering voortleeft? Doet die toch wat ongelukkig getimede ‘onthulling’ van het NIW op de dag van zijn uitvaart afbreuk aan zijn enorme verdiensten als journalist en schrijver? Zeker niet. Paul Damen was een geweldige journalist, die sneller kon schrijven dan eindredacteuren konden lezen, altijd met 1001 verhalen in zijn hoofd, met een machtig netwerk aan contacten waar menig collega een succesvol beroep op kon doen, want royaal was hij ook in het verspreiden van zijn bijkans encyclopedische kennis van de heetste geruchten in de Amsterdamse grachtengordel, politiek Den Haag of – in zijn functie bij De Republikein – ten paleize.

De vraag of Paul nu wel of niet over ‘Joods bloed’ beschikte, is misschien ook wel van ondergeschikt belang in deze tijd van fluïde identiteiten. In elk geval voelde Paul zich Joods en voor een ‘goj’ was hij goed ingewijd in de rituelen en de geschiedenis van het Jodendom. Op het gymnasium van Den Bosch had hij zelfs Hebreeuws geleerd. Het Joodse gebedskleed stond hem getuige foto’s op zijn Facebook als gegoten. In Nederland, waar de Joodse bevolking in de jaren 1940-1945 als nergens anders in West-Europa op zo’n grote schaal was gedecimeerd (met bijna 80 procent), was er ook een sterke behoefte aan nieuwe aanwas. Onder rabbinale begeleiding stond het aspirant-Joden vrij ‘uit te komen’ zonder dat zij aan de voorwaarden voor afstamming via de moeder hoefden te voldoen. Wijlen Vrij Nederland-journalist Igor Cornelissen, zelf half-Jood (maar met de goede helft), beklaagde zich er in een interview eens over dat hij in Nederland eigenlijk alleen nog maar ‘nep-Joden’ tegenkwam. Dan was Paul in ieder geval een heel goed gelukte ‘nep-Jood’. Kwam het door zijn vriendschap met de legendarische columniste Renate Rubinstein (ook half-Joods, maar dan de verkeerde helft), aan wie hij ook nog eens een biografie heeft gewijd? Of was hij eenvoudig een natuurtalent? Of verkeerd gereïncarneerd?

P.C. HOOFTPRIJS

In ieder geval was hij zeker niet het enige geval in de Nederlandse letterkunde. De naam van Boudewijn Büch, die als een woeste mythomaan zijn eigen geschiedenis herschreef, en zich niet alleen een overleden kind maar ook een Joodse vader met een traumatisch kampverleden toedichtte, valt in dat verband al snel. Ook aan de Joodse afkomst van Maarten ’t Hart, die hij in diverse boeken en interviews gedetailleerd belichtte wordt getwijfeld. Volgens dichter Jan Kal, die zich heeft bekwaamd in de genealogie en zijn bevindingen ook publiceert, zijn de verhalen van de literator over zijn Joodse afstamming in elk geval ‘klinkklare kletskoek’.  Kal stuitte op de stamboom van ’t Hart omdat hijzelf in de twintigste graad verwant is aan de schrijver. Al in 2015 publiceerde Kal zijn bevindingen op Geneanet, maar niemand leek er zwaar aan te tillen. Dit jaar werd ’t Hart geëerd met de P.C-Hooftprijs en dat schept weer perspectieven voor het literaire naleven van Paul Damen.

Met zijn scherpe pen, gedrenkt in een bijna uitgestorven journalistieke traditie van rijke literaire taal , spotlust en een libertair-anarchistische levenshouding, maakte Paul niet louter vrienden. Sinds hij in 2016 zijn boek Bloemen van het kwaad, een bloemlezing van gedichten geschreven door dictators en despoten, had gepubliceerd, trad de voormalige Stadsdichter van Groningen Bart Droog met groot fanatisme op als zijn literaire grootinquisiteur. Droog wreef Paul aan dat de authenticiteit van sommige in zijn boek geplaatste gedichten, onder meer van de hand van A. Hitler, als op zijn minst discutabel werd beschouwd en beschuldigde hem van bedrog. Een jarenlange polemiek op het scherpst van de snede tussen de twee was het gevolg. Ook Pauls dood mocht de strijdbijl niet begraven. In zijn eigen In Memoriam schroomt Droog, zelf ook bloemlezer, er niet voor Damen te beschrijven als ‘de grootste literaire zwendelaar van de 21ste eeuw’. Natuurlijk citeerde Droog daarbij uitgebreid uit het NIW, als aanvullend bewijs van zijn heilige gelijk.

Maar ook al heeft Paul bij het maken van zijn opus magnum mogelijk enige steekjes laten vallen – de brille en de eruditie spatten zoals in al zijn werk van de pagina’s af, terwijl het gevoel dat resteert na lezing van Droogs talrijke aanvallen op Paul toch vooral dat van gifgroene ‘jalousie du métier’ is. De hele literaire vete doet zich het beste begrijpen als een eigentijdse ‘rematch’ tussen Droogstoppel en Max Havelaar, tussen de kommaneuker en de vrije geest.

ABSURD SYSTEEM

Republikein was Paul Damen in ieder geval wel. Zoals hij zichzelf voorstelde als kadidaat-Kamerlid voor de Partij voor de Republiek: ‘Ik heb niks tegen Wim-Alex of zijn eega. Hij werkt ongetwijfeld hard en het lijkt me een gezellige corpsbal waar je goed een biertje mee kan drinken. Wim moet alleen geen koning wezen. Waarschijnlijk vindt hij dat zelf ook. Want het is een absurd systeem steeds weer zo’n overerfbare Oranjeblaag, zoals straks die arme Amalia, op een bordes te hijsen waar je niks zeggen mag. En als je het wél doet, de premier steeds weer op het schavot moet klimmen met excuses. Want wát, op kunst en krijgskunst na, hebben de Oranjes ons opgeleverd behalve eeuwenlang potverteren, machtsmisbruik, meningenbeknotting, arrogantie, en wegvluchten als er gevochten moet? Wat hebben ze ons gebracht behalve damesbladenpagina’s, luxe motorjachten en huisjesmelkerij? Al sinds Oldenbarnevelt en de gebroeders De Witt kan toch geen weldenkend mens dit nog willen? Maar het duurt al eeuwen te lang. Het moet maar es afgelopen zijn. Nederland was ooit de eerste trotse republiek van de beschaafde wereld. Om weer beschaafd te zijn moeten we dat weer worden’.

Hoe het ook zij: voor de redactie van De Republikein is het verlies van Paul Damen een verschrikkelijke aderlating. Zijn tomeloze werkdrift, zijn aanstekelijke enthousiasme, zijn scherpe humor, zijn Mensch-zijn, zullen hier node worden gemist. Moge zijn ziel gebundeld worden in de bundel van het eeuwige leven.

 

Op woensdag 22 januari vindt in Theater Mascini aan de Zeedijk 24 in Amsterdam vanaf 20.00 uur de presentatie plaats van de nieuwste editie van tijdschrift De Republikein, waarin bovenstaand verhaal is gepubliceerd.  In dit nummer wordt Paul ook herdacht in bijdragen van Arthur van Amerongen, Fredie Beckmans, Sjoerd de Jong, Thom deLagh, Daphne Meijer en Jacqueline Oskamp. Verluchtigd met illustraties van Gabriel Kousbroek en Eliane Gerrits. Diverse sprekers zullen stilstaan bij het verlies van Paul Damen en bij zijn nalatenschap.

Uit de nieuwe editie: Adieu Oranjes! Maar wat dan wél?

//

In dit zomernummer van De Republikein wordt de vraag naar de republikeinse zaak omgedraaid: stel dat de Oranjes vertrokken zijn, en de republiek werkelijkheid is, wat dan? Dat is nog geen gemakkelijke vraag.

 

Want er zijn dan wel weinig soorten monarchieën – variërend van absoluut tot parlementair gecontroleerd – maar er zijn zoveel varianten aan presidentieel leiderschap, dat de keuze tussen die verschillende republikeinse staatsvormen er een is van appels en peren. Toch doet dit nummer van De Republikein een poging na te denken over de toekomst.

 

APPELS EN PEREN

 

Zo geeft de sociaalhistoricus Paul Damen aan dat bij alle modellen het inderdaad appels en peren blijft, en dat aan de andere kant, bij overname van het Duitse model van de parlementaire republiek, met een president die eigenlijk niets heeft in te brengen, dat weinig verschilt van de positie van de koning hier. Zij het, uiteraard, dat die zich wel degelijk macht en privileges heeft toegeëigend, reden te meer om hem af te zetten.

De emeritus hoogleraar rechten Ulli d’Oliveira schetst de verschillende juridische scenario’s die tot een republiek zouden kunnen leiden, waarbij ingrijpende wijziging van de Grondwet nog wel het minste probleem zou zijn. Ries Roowaan en Maurits van den Toorn, beiden historicus, zoomen in op het meest dichtstbijzijnde stelsel, dat in de Verenigde Staten, waar het systeem in wankel evenwicht tussen de verschillende machten af en toe doormoddert, maar wél overeind blijft. Toch is het totaal ongeschikt voor ons land.

 

STOFZUIGER

 

Jarenlang China-correspondent Jan van der Putten zet uiteen waarom China zich dan wel een volksrepubliek noemt, maar dat er allesbehalve enige inspraak van dat volk aan te pas komt. In zijn bijdrage, een longread, schetst de journalist Syp Wynia, jarenlang aan Elsevier’s verbonden, dat de teloorgang van de Oranjes steeds meer aan de oppervlakte komt, maar de regering-Rutte eigenlijk niets doet om dat te voorkomen.

De publicist Roel van Duijn beschrijft hoe de eerste boeren- en arbeidersstaat, de Sovjet-Unie, thans Rusland, niet eens meer een consistente ideologie bezit om de dictatuur te legitimeren. Classicus Anton van Hooff duikt in het verleden, en geeft aan dat vanaf de oudheid de ene republiek niet de andere is. Striptekenaar Gabriël Kousbroek tenslotte is van mening dat de huidige monarch beter kan vervangen worden door een verbouwde stofzuiger – niemand zou, mits het apparaat goed is geïnstrueerd, enig verschil bemerken. Vaste cartoonist Joep Bertrams vreest dat de huidige koning het begrip ‘podcast’ niet helemaal bevatten kan.

 

KONING RIJK

 

En verder biedt De Republikein uiteraard de vaste rubrieken aan. Op de pagina’s Rep & Roer, waar monarchieën in de lengte of breedte worden doorgezaagd, o.a. de vraag naar de erfelijke Oranje-obesitas, waarom Prins Harry zich steeds weer in de nesten werkt, en sowieso de begrafenis van zijn grootmoeder Elisabeth onbedoelde ellende aanrichtte, waarom royaltywatcher Jeroen Snel beter snel kan zwijgen over Oranje badpakken, en minister Kaag haar krokodillentranen voor zich moet houden.

Voorts een spreadpagina met de in Scheveningen gelande Willem I, waarmee alle ellende begonnen is, omdat hij de tot koning gebombardeerde, berooide Oranjetelg het begrip ‘koninkrijk’ voornamelijk invulde als ‘koning moet rijk worden’. Ulli d’Oliveira vraagt zich af welke chicanes er indertijd aan te pas moesten komen om de buitenlandse prinses Emma toch tot koningin te kunnen maken.

 

BBB

Bij de achtergrondverhalen valt van NIO-historicus Gerard Aalders te lezen hoe tijdens het Lockheed-schandaal door premier Den Uyl toch nog zeer veel onder het royale tapijt geveegd moest worden om de monarchie te redden. Over het heden schrijft publicist August Hans den Boef een analyse over de winst van de BoerBurgerBeweging en wat er allemaal rammelt aan hun programma en strategie. Uiteraard treft u in dit nummer de columns aan van Gerard Aalders, Henk Westbroek en ‘Republiek’-voorzitter Floris Müller.

 

Mis geen enkele editie meer van dit unieke kwartaalblad en neem een abonnement.

 

Hoe de Duitse vorstenhuizen in 1918 als dominostenen vielen

Eeuwenlang bepaalden Duitse vorsten de machtsverhoudingen in Centraal-Europa en ver daarbuiten. Ook waren ze en passant hofleverancier van koninklijke echtgenoten in Europa, zoals aan ‘onze’ Oranjes. Maar in november 1918 was het afgelopen. In het kielzog van de gevluchte keizer en de verloren wereldoorlog vielen veel gekroonde hoofden. Een overzicht van de belangrijkste huizen en hun band met het Nederlandse koningshuis.

Tekst: Paul Damen

De koning van Pruisen, de grootste staat in de Duitse Bond, was ook keizer van het Duitse rijk. Vanuit Berlijn bestuurde het huis Hohenzollern vrijwel het hele huidige Duitsland, met Willhem II als keizer. Op 9 november vloog die eruit, na een verloren wereldoorlog waarin hij als legerleider volstrekt incompetent bleek te zijn. Toen na diverse arbeidersopstanden de Rijkskanselier vervangen werd door een revolutionaire ‘Raad van Volksvertegenwoordigers’ was er geen redden meer aan. De legerleiding raadde de keizer ‘een eervolle dood aan het front’ aan, maar die had daar begrijpelijkerwijze niet zo’n zin in.

Zijn generaals weigerden daarop nog voor zijn aanblijven als keizer te vechten, waarmee Wilhelms positie onhoudbaar werd. Hij trad op 9 november nog wel af als keizer, maar bleef aan als koning van Pruisen, totdat hij werd ingehaald door diverse parlementariërs die de republiek uitriepen. Waarna Wilhelm op 10 november politiek asiel vroeg in Nederland, waar hij enige jaren later het huis Doorn kreeg toegewezen. Zonder ooit nog een voet op Duitse bodem te hebben gezet, stierf hij op 4 juni 1941 op 82-jarige leeftijd in Doorn. Bij zijn opbaring waren tal van hoge Nazi’s aanwezig en had Hitler een buitenmodel grafkrans laten bezorgen. Sindsdien rust de laatste keizer in Doorn in een mausoleum. Voor zijn verliezen werd hij door de Duitse Republiek, en later door de Nazi’s, ruim gecompenseerd.

 

Onkel Willy

Maar waarom naar Doorn? Koningin Wilhelmina, ook directe familie van de keizer, die tevens ‘prins van Oranje’ was, ontkende altijd haar betrokkenheid. Drie jaar voor haar dood schreef Wilhelmina in haar memoires Eenzaam maar niet alleen over de vlucht van de keizer dat het haar ‘een week en misschien nog langer gekost heeft’ voor zij in die vlucht geloofde, ‘zó onwaarschijnlijk leek mij deze handelwijze’. Niets was echter minder waar. Wilhelmina wilde het neutrale Nederland de oorlogvoerende vorsten (ook allemaal direct of indirect familie) bijeen laten brengen in een internationale vredesconferentie in het Vredespaleis in Den Haag. Om die reden vond in de zomer voorafgaand aan de keizervlucht nauw over- leg plaats tussen de keizer, Wilhelmina’s echtgenoot Hendrik (als een Mecklenburg ook al familie) en het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat Wilhelmina zich volgens haar biograaf Cees Fasseur bij de val van Wilhelm ‘niet van haar menselijke kant’ had laten zien, is dus flagrante onzin. Zij greep zelfs in uit vrees dat de keizer hetzelfde lot zou ondergaan als de tsaristische Romanovs in Rusland (eveneens familie) die in juli dat jaar geëxecuteerd waren door de bolsjewieken.

Wel weigerde Wilhelmina, omdat dat te veel zou opvallen, de gevallen keizer te ontmoeten, terwijl hij eerder haar favoriete ‘onkel Willy’ was. Maar toen de keizer uiteindelijk een dag voor de wapenstilstand om 11 uur ‘s ochtends zou ingaan, aan de Nederlandse grens bij Eijsden stond, regelde Wilhelmina nog diezelfde dag zijn asiel. Zij bood hem zelfs als onderkomen paleis Het Loo aan, maar dat ging de neutrale Nederlandse regering te ver. Omdat Wilhelmina daarna alle archiefstukken over deze kwestie liet vernietigen, bleef haar bemoeienis geheim.Maar de Nederlandse hoogleraar Internationale Betrekkingen Beatrice de Graaf vond enige tijd terug afschriften van de overlegstukken in Duitse archieven, die Wilhelmina’s uitgebreide ingrijpen bevestigden.

 

Ludwig II vermoord?

Beieren was het meest zuidelijke koninkrijk, en na Pruisen ook de grootste staat, nu de grootste deelstaat. Het huis Wittelsbach, dat naast enige graven van Holland ook Jacoba van Beieren en de bekende keizerin Sisi van Oostenrijk leverde, bestuurde vanaf 738 na Chr. eeuwenlang Beieren. Hoewel ze zich over heel Europa verspreidden tot aan de Belgische en Zweedse koningshuizen toe, slaagden de Wittelsbachs er altijd weer in hun bezittingen ‘binnenshuis’ te houden door ze aan een overlevende tak na te laten. Veel familieleden hadden, doordat vaak binnen de familie getrouwd was, last van psychische afwijkingen. Zoals koning Ludwig II van Beieren, hoofdsponsor van componist Richard Wagner en bouwheer van op Wagners werk gebaseerde sprookjeskastelen, waarvan Neuschwanstein de bekendste is. Zijn bouwmanie bracht Beieren aan de rand van de financiële afgrond, tot hij één dag na zijn formele afzetting op raadselachtige wijze omkwam door, hoewel geoefend zwemmer, te verdrinken in twintig centimeter diep water. Enige jaren geleden beweerde de kleindochter van een gravin uit zijn hofhouding dat zij Ludwigs jas bezat met daarin twee kogelgaten.

Ook zijn opvolger en broer, koning Otto, had moeite waan en werkelijkheid van elkaar te onderscheiden en werd uiteindelijk opgevolgd door zijn neef, prins-regent en later koning Ludwig III. Maar omdat Beieren al in 1871 samen met Pruisen toetrad tot het Duitse keizerrijk, werd het huis Wittelsbach meegesleept in de Eerste Wereldoorlog, waarbij diverse prinsen, waaronder Heinrich van Beieren, aan het front sneuvelden. Koning Ludwig III was aan het eind van die oorlog 73 jaar, toen hij op 7 november na een wandeling ontdekte dat zijn personeel, bewaking inbegrepen, er vandoor was. Dus vertrok hij in burgerkleren, met vrouw, drie dochters en erfprins Rupprecht in drie onopvallende huurauto’s naar slot Wildenwart bij de Oostenrijkse grens. Hij weigerde pertinent afstand te doen. Wel ontsloeg hij op 13 november ambtenaren en militairen van hun eed van trouw. Dat zagen de opstandelingen als abdicatie, waarna Ludwig als eerste vorst viel tijdens de novemberrevolte.

Hij leefde nog enkele jaren op familieslot Wildenwart en stierf in 1921. Maar niet onbemiddeld: het republikeinse staat Beieren kon juridisch het vermogen van de staat en dat van de koning niet los zien. En dus behield het voormalig vorstenhuis zijn miljoenenvermogen, plus kastelen zoals het bij München gelegen slot Nymphenburg.

 

Levenslange uitkering

Koning Wilhelm II  van Württemberg (zuidwestelijk vorstendom, links naast Beieren) was zo populair dat hij zonder gevaar met zijn honden ommetjes door Stuttgart kon maken. Hij voerde de parlementaire democratie in, maar te laat. In de Eerste Wereldoorlog kwam maar liefst een vijfde van zijn onderdanen om. Hij werd vervangen door een parlementaire regering, die drie dagen later de republiek uitriep onder leiding van de socialistische partij SPD en de meer linkse USPD. Toen ook nog zijn Wilhelmspaleis werd bezet, vertrok de koning woedend naar zijn jachtkasteel Bebenhausen en deed op 30 november definitief afstand. Wel kreeg hij als hertog van Württemberg een levenslange uitkering tot hij in 1932, nog steeds teleurgesteld, overleed. Zijn testament bepaalde dat zijn laatste rit per lijkkoets nadrukkelijk niet door Stuttgart mocht gaan. Wilhelm II was overigens getrouwd met een oudere zus van ‘onze’ koningin Emma. Ook de eerste tragische vrouw van onze gestoorde koning Willem III, koningin Sophie, die in Delft werd bijgezet in haar bruidsjurk omdat ze ‘sinds haar trouwen geen leven meer had gehad’, kwam uit Württemberg.

 

Mecklenburg tenonder

Het groothertogdom Mecklenburg-Schwerin was evenals Pruisen en Beieren lid van het Duitse Keizerrijk, en ging dus na de wereldoorlog op dezelfde wijze ten onder. Groothertog Friedrich Franz IV, die regerend groothertog werd na de zelfmoord van zijn voorganger Adolf Friedrich VI, zag de ernst van de opstand in november 1918 niet in. Hij voerde op de valreep nog grondwetswijzigingen in, maar moest toch, vier dagen na keizer Wilhelm II, het hazenpad kiezen naar Denemarken onder druk van een ‘voorlopige volksregering’. Uiteindelijk raakte zijn familie alle bezittingen kwijt. De landerijen, die meer dan de helft van Mecklenburg besloegen, werden onteigend. De groothertog mocht een kasteel en een villa behouden, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog namen de Russen die ook in beslag. Hij was ook regent van het naburige groothertogdom Mecklenburg-Strelitz, waar hij zonder strijd werd afgezet, maar dat door de Nazi’s later met Schwerin werd samengevoegd. Frans IV was ook een neef van Wilhelmina’s echtgenoot Hendrik.Hij stierf totaal berooid in 1945.

 

Eénregelige abdicatie

Ook Koninkrijk Saksen, in Midden-Duitsland, met Friedrich August III aan de macht, werd met Pruisen meegesleept in de Eerste Wereldoorlog. Koning Friedrich was geliefd, maar aan democratie deed hij niet. Hij verdomde het zelfs op te stappen toen het morrend volk in Dresden al aan zijn paleisvoordeur stond. Wel vluchtte hij met zijn dochter naar Slot Moritzburg. Daar liet een minister van de nieuwe regering hem weten dat hij geen macht meer had. Waarop Friedrich August in sappig Saksisch dialect de gevleugelde woorden sprak: ‘Nu da machd doch eiern Drägg alleene!’ Ofwel: ‘regel je strontzooi dan maar verder zelf!’ Hij trad op 13 november af met één geschreven zin: ‘Ik verzaak aan de troon’, en vestigde zich tot aan zijn dood in 1932 op zijn slot Sibyllenort in Silezië, thans Polen. Bij zijn begrafenis in Dresden stonden niettemin meer dan een half miljoen mensen langs de stoet.

Eveneens in het zuiden ligt Baden, linksonder langs de Rijn en grotendeels in het Zwarte Woud. Tijdens de revolutie van 1848 was het een brandhaard van opstandige elementen en in 1849 werd het een republiek. Die werd echter al snel ontmanteld door binnengevallen Pruisische troepen. Het van oudsher nogal Fransgezinde Baden trad niettemin toe tot het Duitse Keizerrijk. De Duitse keizer Wilhelm I was zelfs de schoonvader van groothertog Friedrich I, die gemakshalve al zijn ministeries met die van Pruisen liet fuseren. Dat betekende na WO1 de ondergang van de monarchie.

Friedrich II was, net als zijn vader, liberaal. Baden kende zelfs algemeen kiesrecht – enkel voor mannen, maar toch. Dat Baden meevocht tegen Frankrijk was de oorzaak van veel ellende, honger en opstand. Op 13 november riep een voorlopige volksregering de ‘Vrije Volksrepubliek Baden’ uit. Na een schietpartij bij zijn paleis in Karlsruhe ging Friedrich II er vandoor, tekende vanuit een zuidelijk kasteel zijn troonsafstand en vestigde zich als vrij burger in zijn slot in Freiburg. Hij overleed in 1928 kinderloos, zodat zijn neef, prins Max van Baden, zich zijn vermoedelijke opvolger en kroonprins mocht noemen. Alleen was Max, die in de woelige novemberdagen van 1918 één maand lang de laatste Rijkskanselier van Duitsland was, vooral bekend geworden doordat hij in die dagen in zijn eentje het keizerschap van Wilhelm II afgeschaft verklaarde.

 

Rode vlag gehesen

En dan was er nog een hele rij kleinere staten waar adellijke bestuurders werden afgezet of moesten opstappen. Zoals Ernst August, hertog van Brunswijk (Braunschweig, een aantal versnipperde stukjes Midden-Duitsland), die nog wel in 1913 getrouwd was met de enige dochter van Keizer Wilhelm II. Hij was als telg van het Britse Huis Hannover ook familie van koningin Victoria, wat hem als Pruisisch generaal er niet van weerhield tegen de Britten te vechten.

Op 8 november werd hem zijn macht afgenomen door een arbeiders- en soldatenraad, waarna de hertog de wijk nam naar Oostenrijk. Daarmee kwam een einde aan een dynastie die meer dan een millennium over Brunswijk had geregeerd. Pas in 1924 kwam de hertog terug, omdat hij weer enkele kastelen en landerijen terugkreeg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verrijkte hij zich schandalig. Zijn kleinzoon, eveneens een Ernst August, is de ruim in schandalen, vetes met zijn zoon, openlijke minnaressen, bordeelbezoeken, dronken buien én vechtpartijen grossierende echtgenoot van prinses Caroline van Monaco.

Ook Karel Eduard, hertog van Saksen-Coburg en Gotha, kwam als Hertog van Albany en kleinzoon van koningin Victoria in WO1 aan de verkeerde kant te staan. Maar hij vocht dapper mee, wat hem zijn Britse titels kostte. Hij trad af op 13 november. Later werd hij bekend als fervent nationalist, Nazi-aanhanger en SA-generaal. In die positie probeerde hij bij zijn Britse familie tevergeefs sympathie voor Hitler te kweken. Toch kreeg hij van de geallieerden slechts een boete als ‘meeloper’; Coburg overleed in 1954.

Groothertog Ernst Ludwig van Hessen-Darmstadt, onder Frankfurt, stelde er prijs op zijn titel te behouden, maar was allang blij dat hij op 9 november weg mocht. ‘Nu kan ik eindelijk wat doen aan mijn kunstcollectie.’ Hij had als broer van de Russische keizerin Alexandra vergeefs gepoogd vrede met Rusland te sluiten. Hij stierf in zijn eigen paleis in 1937.

Hertog Ernst II van Saksen-Altenburg, een ministaatje iets boven Beieren, trad op 13 november af. Een avontuurlijk type, die poolreizen maakte, maar als officier bij de slag bij de Marne het verlies niet kon tegenhouden. Hij behield zijn kasteel, waar hij zelfs een sterrenwacht op bouwde, maar dat werd na WO2 door de Russen onteigend. Toch mocht hij daar blijven wonen. Hij werd als enige gevallen vorst staatsburger van de DDR en overleefde alle andere voormalige vorsten.

Friedrich August, groothertog van Oldenburg, rechts naast Groningen, was nogal conservatief en meer geïnteresseerd in het graven van water-werken dan in democratie. Hij wilde zelfs, als de wereldoorlog was gewonnen, België annexeren en half Frankrijk onder Duitse curatele plaatsen. Dat pakte zoals bekend ietwat anders uit. In Oldenburg ligt ook de bekende marinebasis Wilhelmshaven, waar onder de matrozen de revolutie opvlamde. Zij eisten op 8 november van de groothertog dat hij op zijn slot én op het Elisabeth-Anna-paleis de rode vlag zou hijsen, wat hij nog deed ook. Toch trad hij op 11 november af, ‘om erger te voorkomen.’ Die vlaggen werden meteen weer binnengehaald.

Friedrich Augusts tweede huwelijk, met Elisabeth, hertogin van Mecklenburg, was geen succes. (Haar broer Hendrik was trouwens weer getrouwd met ‘onze’ koningin Wilhelmina.) Elisabeth was ongelukkig, ging vreemd en pretendeerde psychisch gestoord te zijn om te kunnen ontsnappen naar Zwitserland. Die huwelijkscrisis leidde tot nogal wat ruzie tussen de Oldenburgs en de Mecklenburgs. Elisabeth was later wél weer te gast bij het huwelijk van haar nichtje Juliana. Met haar man ging het minder: hij moest een deel van zijn schilderijencollectie, waaronder Rembrandts, verkopen, maar de worstindustrie waarin hij vervolgens investeerde, ging failliet. Daardoor was de voormalige groothertog gedwongen als enige ex-vorst bij de staat een uitkering aan te vragen.

Ook Wilhelm Ernst, groothertog van Saksen- Weimar-Eisenach, was via zijn zus Sophie, de ongelukkige vrouw van Willem III, geparenteerd aan ons vorstenhuis. Hij knapte zijn hoofdstad Weimar fraai op, maar was een autoritaire sadist, die als ‘de meest gehate vorst van Duitsland’ op 9 november door een soldatenraad werd afgezet. In Nederland leefde de vrees dat hij, mochten koningin Wilhelmina en Juliana overlijden, aanspraak zou maken op de Nederlandse troon. Met een Nederlandse grondwetswijziging werd dat rampenscenario voorkomen.

En, alweer een familielid, Günther Victor, vorst van Schwarzburg Rudolstadt – zijn neef Heinrich trouwde met Wilhelmina, die daarmee Marie van Schwarzburg-Rudolstadt als schoonmoeder kreeg. Günther viel als allerlaatste vorst op 23 november, maar kreeg voor het verlies van zijn landerijen, muntenverzameling en het wapenarsenaal van kasteel Schwarzburg ter compensatie een levenslange toelage van 150.000 mark.

En tenslotte was Friedrich Adolf Hermann van Waldeck-Pyrmont de laatste vorst van de vorstendommen Waldeck en Pyrmont, en via zijn oudere zus Emma (moeder van Wilhelmina) alwéér aangetrouwde Oranje-familie. Oom Friedrich was dan ook getuige van het huwelijk van neef Hendrik en nog verdere nicht Wilhelmina.

De overige kleinere vorstendommen tenslotte schenk ik u, anders wordt dit artikel te lang.

Rest ons nog enkel Leopold IV, vorst van Lippe, te noemen. Maar alleen omdat hij de oom was van prins Bernhard, die zich helemaal geen graaf van Lippe-Biesterfeld noemen mocht. Toch blijft het verbazingwekkend dat ongeveer élk Duits familielid van de Oranjes in 1918 het veld moest ruimen, maar ons eigen vorstenhuis alle strubbelingen overleefde. Dit geeft te denken over de onuitroeibaarheid van de Oranjes.

 

Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de meest uiteenlopende bronnen, met name van een handig overzichtsartikel uit 2018 van het Belgische VRT-nieuws.

 

Dit artikel verscheen in de Duitsland-special van De Republikein van december 2022.

Nelleke Noordervliet houdt Hans van den Bergh-lezing: ‘Dit land zou ontzettend opknappen van een republiek’

Op vrijdag 18 maart aanstaande houdt schrijfster Nelleke Noordervliet in Utrecht de zevende Hans van den Bergh-lezing in successie. Alle reden voor een interview met deze ‘leading lady’ van de Nederlandse literatuur. Over het ongemak van de koning, de polarisatie van de pandemie en de rehabilitatie van Menno ter Braak.

 

Tekst René Zwaap

Nelleke Noordervliet kon haar oren niet geloven toen ze de koning op tv aan het woord zag over zijn besluit de Gouden Koets ‘voorlopig’ op stal te houden, ‘ totdat het Nederlandse volk er weer aan toe is’. Ze vertelt: ‘Het eerste wat ik me afvroeg: is dit aandoenlijke verhaaltje echt door een professionele speechschrijver in elkaar gezet? Het kwam allemaal zo onbeholpen op me over. De enige manier dat het nog gewerkt had kunnen hebben, was als hij het met vette ironie had gebracht, een beetje in de stijl van Koning Willy op Lucky-tv. Maar ja, daar was het weer het podium niet voor.’

Ook inhoudelijk kon de schrijfster, die in haar werk veelvuldig aandacht besteedt aan het Nederlandse koloniale tijdperk (ook in haar nieuwste roman Wij kunnen dat spelen de ‘politionele acties ‘ in Indonesië een rol) weinig met de koninklijke speech. ‘Het is natuurlijk een waanidee dat die koets met zijn beladen koloniale geschiedenis en die treurige plaatjes op de zijkant ooit nog met goed fatsoen de straat op kan. Het is goed dat dat ding nu in een museum staat en dat moet vooral zo blijven.’

Mededogen

Ze werd al kijkende ook een beetje vervuld met mededogen voor die schutterige koning. ‘Je voelt en ziet aan heel zijn lichaamstaal en manier van spreken dat Willem-Alexander gewoon niet zoveel plezier ontleent aan dat koningschap. Diep in zijn hart is hij een doodgewone Leidse student gebleven en dat hele koningschap zit hem ongemakkelijk als een veel te wijde jas. Toen hij eraan begon zei hij zich te willen laten inspireren door zijn zweverige oma, voor wie het zo belangrijk was ‘’gewoon’’ te zijn. Toen Juliana koningin werd, mocht je mevrouw tegen haar zeggen in plaats van majesteit, en ook de verplichte achterwaartse révérence werd uit het hofetiquette geschrapt. Zijn moeder was weer uit een heel ander hout gesneden, die stond juist weer heel erg op die traditionele vormen en vervulde dat koninginneschap als een soort van secretaresse, zakelijk en plichtsgetrouw, met maar heel weinig echte uitglijders. Maar bij Willem-Alexander is het de ene misslag na de andere, vanaf het prille begin staat de hele zaak bij hem onder druk. Hij heeft het geluk dat hij met die echtgenote zo’n pr-kanon naast zich heeft staan, anders was het al lang finaal misgegaan.  En dat gewoon zijn gaat hem eigenlijk ook niet zo goed af in deze rol. Hij blijft een beetje een houten klaas. Eigenlijk is er natuurlijk ook helemaal niets gewoons aan zo’n koningschap, en het ongemak dat daaraan gepaard gaat spat er bij Willem-Alexander van af. Ik heb het eerlijk gezegd weleens een beetje met hem te doen, afgezien natuurlijk van al het financiële profijt dat hij uit zijn positie trekt.’

Bataafse republiek

Is het einde van de Nederlandse monarchie nakende met het koningschap van brokkenpiloot Willem-Alexander als burlesk sluitstuk? Noordervliet houdt het heel wel voor mogelijk. ‘Uit dat Amalia-boekje van Claudia de Breij wordt wel duidelijk dat de kroonprinses helemaal niet zo ontzettend om die troon staat te popelen. Amalia zegt daar ergens dat Nederland een republiek met een koning is, en dat lijkt me in historisch perspectief een adequate omschrijving. Nederland is begonnen als republiek, was dat ook eeuwenlang, en behaalde met die nooit overtroffen Grondwet van de Bataafse republiek van 1798, die in alles superieur was aan die Grondwet van 1848 waar we het in afgeleide vorm nu nog altijd mee moeten doen, zijn hoogtepunt.  Die Oranje-monarchie is het land alleen maar van buiten af opgedrongen. Het blijft vreselijk jammer dat de Bataafse republiek de machtshonger van Napoleon niet heeft overleefd, dat die zijn broer koning van Holland maakte. Daarna zijn de Bataafse patriotten door de orangistische propagandamachine wel als landverraders afgeschreven, hetgeen een historische falsificatie van jewelste is, maar helaas is dat wel het beeld dat lang heeft overheerst, ze gingen als een soort van NSB’ers avant la lettre de geschiedenis in. Gelukkig zie je in de hedendaagse geschiedschrijving een herwaardering van die Bataafse republiek op gang komen, en naarmate die verder op stoom komt, kunnen we hopelijk snel afscheid nemen van die Oranjes en verder werken aan een zelfbewust en compleet burgerschap. Daar zou dit land enorm van kunnen opknappen. Dan zou de lijn weer kunnen worden opgepakt die met de Acte van Verlatinghe werd ingezet.’

Overgangsvorm

Naarmate de afstand tussen volk en vorst geringer wordt, komt de republiek naderbij. Die gedachte vormt het uitgangspunt van de lezing die Noordervliet op 18 maart in Utrecht zal houden in het kader van de Hans van den Bergh-lezing. Met deze jaarlijkse lezingencyclus ter herinnering aan de grote voorvechter van de republikeinse zaak Hans van den Bergh, wordt de monarchie telkens fundamenteel en in een historisch-politieke context ter discussie gesteld. Na PvdA-politica en ex-minister Hedy d’Ancona, weduwe van de bekende Amsterdamse republikein en beeldend kunstenaar Aat Veldhoen, is zij de tweede vrouw die voor deze lezing gevraagd is.  Noordervliet laat zich al langer kritisch uit over het monarchale stelsel. ‘Een land dat een monarchie in stand houdt, is een land zonder zelfrespect’, schreef zij in een artikel in NRC Handelsblad op 7 januari 2021. Hierin stelde ze ook dat zij de monarchie ziet als een overgangsvorm op de weg terug naar de republiek. In haar lezing zal zij op die gedachte nader ingaan.

In haar rijke œuvre heeft Noordervliet zich veel met de geschiedenis van de Oranjes en de Patriottenbeweging beziggehouden, maar aan een aparte roman die exclusief aan het spanningsveld tussen monarchie en republiek is gewijd heeft ze zich nog nooit gewaagd. Ze is ook niet van plan te doen, vertelt ze. ‘Zo’n roman zou toch al gauw neerkomen op een dystopische vertelling, en dat is een genre waar ik niet zo van hou.’ (Inderdaad wijdde collega-schrijver Adriaan van Dis zich in zijn laatst verschenen KliFi: Woede in de republiek Nederland aan zo’n dystopische toekomstroman).

 Polarisatie

Nelleke Noordervliet debuteerde in 1987 met de historische roman Tine, over de eerste vrouw van Eduard Douwes Dekker, beter bekend als Multatuli. Daarna volgde een stroom van romans, novellen en essaybundels, altijd sterk geëngageerd en vanuit historisch perspectief verteld. In 2018 ontving ze de Constantijn Huygensprijs voor haar gehele oeuvre. Noordervliet is lid van de Akademie van Kunsten. In haar kort geleden verschenen roman, Wij kunnen dat, een liefdesgeschiedenis in hedendaags Rotterdam tussen twee ouder wordende zielen, speelt de corona-pandemie een nadrukkelijke rol. Noordervliet: ‘ De pandemie brak uit toen ik al halverwege was met het schrijven van dit boek, maar ik kon er niet omheen die ook te verwerken. Ik ben erg geschrokken van de polarisatie die het virus heeft losgemaakt. In het begin was er die euforie over een nieuwe saamhorigheid, met al dat applaus voor de mensen van de zorg, maar dat maakte al snel plaats voor een ongehoorde opleving van haat en complottheorieën, waarvan ik me afvraag of we die geest ooit nog wel terug in de fles kunnen krijgen. Hoe doorbreek je de bubbel van het algoritme van de sociale media, waardoor al die rancune zo wordt versterkt? Wat dat betreft is de heropleving voor de belangstelling van het werk van Menno ter Braak [wiens essay Het nationaalsocialisme als rancuneleer dankzij Bas Heijne onlangs met groot succes werd heruitgegeven-rz] veelzeggend en een goede zaak. Ter Braak is het slachtoffer geworden van een literaire vadermoord door W.F. Hermans, die het op een of andere manier nodig vond hem postuum te kleineren. Dat ging zelfs zo ver dat Hermans in zijn Mandarijnen op Zwavelzuur stelde dat Ter Braaks zelfmoord in mei 1940 in feite een vorm van aanstellerij was, dat hij in werkelijkheid niet zoveel van de Duitsers te vrezen had. Nu mag het afscheid van Ter Braak inderdaad niet zo heroïsch zijn geweest, maar ik twijfel er niet aan dat hij in een concentratiekamp zou zijn beland als hij niet voor suïcide had gekozen. Alleen al het feit dat hij het werk van Hermann Rauschning had vertaald, een vroege scherpe criticus van Hitler, zou hem niet worden vergeven.’

Ondanks haar grote zorgen over de veenbrand van het populisme in het politieke bedrijf ziet Noordervliet geen reden om dan maar af te zien van haar hoop op de terugkeer van de republiek. De ook in progressieve kring veel gehoorde overtuiging dat de stabiliteit van het land is gebaat bij een continuëring van de monarchie, omdat de natie anders binnen de kortste keren zou worden opgezadeld met een president Wilders of Baudet, omschrijft zij als ‘ een onzinnige redenering’. ‘Ten eerste denk ik niet dat Nederland als republiek zal opteren voor een almachtige president naar Frans of Amerikaans model. Wat mij betreft zou je eerder uitkomen bij het Duitse voorbeeld, waar de president niet wordt gekozen, maar wordt benoemd in een ceremoniële rol, als een soort van nationaal geweten dat boven de partijen staat. Dat is in ieder geval veel beter dan een vorst die boven alles en iedereen staat.’

 

Laatste kaarten beschikbaar

voor Hans van den Bergh-lezing

 De zevende Hans van den Bergh-lezing wordt op vrijdag 18 maart 2022 vanaf 20.00 tot 21.30 uur gehouden in Utrecht, in de Theaterzaal van Bibliotheek Neude, Neude 11. De lezing is vernoemd naar prof. dr. Hans van den Bergh (1932-2011), bij leven een van de meest prominente stemmen voor een republikeins staatsmodel.  Eigenlijk wordt de lezing ieder jaar gehouden op diens geboortedag, 3 december, maar door de pandemie moest dit tot twee keer toe worden uitgesteld, zodat organisator Republiek nu is uitgeweken naar 18 maart.

Van den Bergh publiceerde onder meer Eén over Oranje of de Republiek der Nederlanden (1989), Klein republikeins handboek (2002, 2013) en Doe het niet, Alex! (2011).  Grote bekendheid genoot hij vele jaren als theaterrecensent van Het Parool en ook was hij hoogleraar cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Als letterkundige bezorgde hij de uitgave van de Volledige Werken van Multatuli. Voor de lezing van Nelleke Noordervliet zijn nog enkele kaarten beschikbaar, te bestellen via deze link.

Verder in dit nummer van De Republikein

Dit artikel verscheen in de jongste editie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. Verder in dit nummer: Roel van Duijn over de maskers van Vladimir Poetin en diens erkenning met de fake-republiekjes Donjetzk en Loehansk als opmaat naar de Russische inval in Oekraïne. ‘Misplaatste empathie met Poetin kan ons nog lelijk opbreken.’  Veel aandacht voor de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië, in het spoor van de recente publicatie van het officiële onderzoek van NIOD c.s.  Over de Grens en het boek De Indische Doofpot van Mauric Swirc. De excuses van premier Rutte aan  Indonesië zouden een gepast vervolg krijgen als Willem-Alexander daar verontschuldigingen aan  vastknoopt voor het door de Indonesiërs nog zo immer innig gehate ‘Cultuurstelsel’. Die systematische uitbuiting was uiteindelijk exclusief de verantwoordelijkheid van diens soevereine voorvaderen Willem I en Willem II. Daarnaast verdient het door Maurice Swirc gememoreerde  voorstel van Prins Bernhard in 1946 om gedetineerde Nederlandse SS’ers in te zetten tegen de Indonesische vrijheidsstrijders beslist nader onderzoek.

Columnist Gerard Aalders vraagt zich af waarom Willem-Alexander nog steeds wegkomt met het koloniale verleden van de Oranjes. ‘Ruim 500.000 mensen werden gedood in de tijd dat Nederland een Oranje als staatshoofd had. De Belgen, wier koning Leopold II zich in de Congo tussen 1880 en 1910 misdadig misdroeg, hebben zich wél rekenschap gegeven van die periode. Willem-Alexander echter gaat schaamteloos voorbij aan zijn eigen achtergrond en geschiedenis.’

Na de ‘diepe excuses’ van premier Rutte aan Indonesië voor het gebruikte geweld tijdens de politionele acties is het tijd dat Nederland zich zelf eens aan de invordering van oude historische schulden zet, aldus Thomas von der Dunk. Ten behoeve van het ministerie van Buitenlandse Zaken maakt de historicus de balans op, en hij geeft vooral een claim tegen Italië op grond van het optreden van de Romeinen tegen de Batavieren een goede kans.

Ex-PvdA-senator Joop van den Berg reageert op het voorstel van premier Rutte voor een comeback van de koning aan de formatietafel. ‘Niemand kan mij het positieve effect van ’s konings optreden uitleggen.’

Ricus van der Kwast maakt de balans op van de schade van twee lange zware pandemiejaren, zowel op het gebied van gezondheid, internationale veiligheid als bestuurlijk. ‘Door vast te houden aan een vals idee van vrijheid en inspraak laten we ons juist opsluiten in hokjes, verliezen we onze individualiteit en zetten we onze democratie op het spel.’

Een debat over een kuur tegen het populisme: inperking van het kiesrecht door middel van een test in elementair burgerschap kan een kuur zijn tegen de snelle erosie van het democratisch draagvlak, betoogt socioloog Johan Oud. Redacteur Maurits van den Toorn van De Republikein deelt de zorg van Johan Oud,  maar stelt dat het voorgeschreven middel van het kiesexamen zijn eigen gevarenzones kent.

In de rubriek ‘Van het republikeins front’ aandacht voor het republikeinse vuur dat in het 70ste jubileumjaar van Elizabeth II opflakkert in het Verenigd Koninkrijk, Australië en andere landen binnen de Britse Gemenebest die nog steeds met de Queen zijn opgezadeld. De Britse publiciste Polly Toynbee gaat ervan uit dat de Britse monarchie deze eeuw niet meer haalt: ‘De steun voor dit disfunctionele stuk antiek neemt met iedere generatie verder af en is fragiel geworden.’

Met zijn ontkenning van de zware mensenrechtenschendingen in China tegen de Oeigoerse minderheid heeft hoogleraar Tom Zwart van het Cross Cultural Human Rights Centre van de Vrije Universiteit zich als onafhankelijk wetenschapper gediskwalificeerd, meent publicist Rolf Wennekes. ‘Wat een ontwaarding van de titel hoogleraar‘.

Raymond van den Boogaard bekeek de nieuwe superproductie waarmee het Duitse RTL de Sisi-cultus uit de jaren vijftig met Romy Schneider nieuw leven inblaast. Het sentimentele fondant van weleer maakt plaats voor uitbundige seks, maar voor het overige blijft het sprookje intact, constateert hij. ‘Wat dat betreft conformeert ook de nieuwe Sisi zich dus aan de historische leugen die achter elke monarchie steekt: die van een buiten tijd en plaats staand instituut van een hogere orde. Iets ‘bij de gratie Gods’, om eens een middeleeuwse formulering te citeren, waaraan het volk zich – aan de kant van de weg of voor het tv-scherm – mag vergapen.’

De nabestaanden van de veelgelauwerde historicus Hermann von der Dunk kregen na diens overlijden een brief van de Kanselarij van de Nederlandse Orden: of het verleende eremetaal in de Orde van de Nederlandse Leeuw subiet kon worden geretourneerd. Alternatief was de betaling van een borgsom.  Reden voor zoon Thomas von der Dunk zich nader te verdiepen in de prijskaartjes die aan de diverse koninklijke onderscheidingen hangen: ‘Het goedkoopst was de eremedaille van de Orde van Oranje-Nassau, voor 46 euro had je die. Althans de versie in zilver, voor de gouden kwamen er nog twaalf euro boven op. Het duurste bleek het Ridder Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw: 3384 euro droog aan de haak. Daar konden we niet aan tippen, die was vast alleen voor zeer kapitaalkrachtige personen. Het Ridderschap bleek zonder dat grootkruis metallurgisch in elk geval nog geen vijfde daarvan waard. Voor welgeteld 590 euro mochten we de “onze” houden.’

Dichter Manuel Kneepkens herkent in mede-Limburger Geert Wilders veel van de traditionele ‘buuttereedner’ tijdens het carnaval in hun provincie van herkomst. Maar daarbij maskeert de geboren Venloër de traditionele Limburgse gemoedelijkheid met een haast calvinistisch-Hollands fanatisme.

Aandacht voor de eerste aflevering van Dissident, het blad van de jongerenafdeling van Baudet’s Forum voor Democratie, waar de allerzwartste reactie gepaard gaat aan ‘seks met veel geluid en veel orgasmes’, conform de wensen van de partijleider in een groot interview.  ‘Dat wordt oordopjes mee bij het komende zomerkamp van de JFvD.’

De Duitse havenstad Lübeck was tijdens het keizerrijk van Wilhelm I en Wilhelm II een zelfstandige republiek. Wellicht een nastrevenswaardig voorbeeld voor ‘de republiek Amsterdam’? De Duitse historicus Michael Hundt laat zien hoe de trotse Lübeckers zelfs niet bezweken voor de grootheidswaan van Kaiser Wilhelm II.

Maurits van den Toorn bespreekt de biografie De Zwijger, het leven van Willem van Oranje door René van Stipriaan.  ‘Van Stipriaan portretteert een man die vooral op sleep wordt genomen door de gebeurtenissen om hem heen en die als reactie daarop aanvankelijk schromelijk boven zijn macht grijpt.’

Roel van Duijn las de autobiografie van GroenLinks-politicus Alexander de Roo, sleutelfiguur in de Europese vergroening. Het boek laat zich lezen als ‘een geschiedenis van de groene partijvorming in de wereld’ .

In de serie ‘Appeltjes van Oranje’ aandacht voor de betrokkenheid van Prins Bernhard en Philips bij een geheim atoomproject in het Argentinië van dictator Juan Perón uitgevoerd door de Oostentijkse kerngeleerde Ronald Richter, die eerder was betrokken bij pogingen om Hitler aan een atoombom te helpen.

Verder columns van Henk Westbroek over de geschrapte passages in de Amalia-biografie van Claudia de Breij, Manuel Kneepkens over de wenselijkheid van een Groene Koets,  Simpliccisimus over nepotisme in de Raad van State en Republiek-voorzitter Floris Müller over de Rijksvoorlichtingsdienst als verlengstuk van monarchale marketing. Natuurlijk ook de vaste Blik van Joep Bertrams.

Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement via deze link.

 

Roel van Duijn: De terugkeer van de held Navalny

‘Ze sluiten één man op, om miljoenen mensen te intimideren’, zei de Russische dissident Aleksej Navalny nadat hij in Rusland was veroordeeld tot 3,5 jaar dwangarbeid. Zullen zijn beproevingen zijn land uiteindelijk bevrijden van een tiran?

Tekst: Roel van Duijn

 

Aleksej Navalny is een klassieke held, een die de zin van het leven zoekt en vindt.

Sinds meer dan twaalf jaar voert hij een strijd op leven en dood met de regering van Rusland en hij schiet zijn pijlen in de roos. Deze roos is de gemeenste ziekte van het land: de doorziekende corruptie. Keer op keer werd Navalny bij demonstraties en onder voorwendsels gevangen gezet. Zijn gezicht werd bekogeld met een bijtende vloeistof zodat het groen kleurde en een oog werd verblind. Bij zijn laatste veroordeling, vanwege zogenaamde diefstal van geld bij houthandel, een gefakete aanklacht, werd hij tot drie en een half jaar voorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld. Bij het schrijven is het al veilig te voorspellen dat wanneer u dit leest hij ergens ver weg gevangen zit. Want wat heeft hij op zijn kerfstok? Hij heeft een aanslag overleefd doordat men hem op het nippertje naar de dokter heeft laten gaan, brutaal genoeg in het buitenland.

Waarmee hij zich definitief tot held geslagen heeft, is dat hij de moed heeft gevonden naar Moskou terug te vliegen. Wetende wat hem te wachten stond. Uniek is dat.

Zijn er in de Russische geschiedenis meer voorbeelden van zo’n heldhaftige terugkeer naar het moederland?

Chodorkovski

Ballingen genoeg in die geschiedenis, maar Litvinenko, de voormalige spion die naar Londen vluchtte bleef daar en werd er door zijn voormalige collega’s vermoord. Chodorkovski, eigenaar van het oliebedrijf Yoekos die niet wilde toetreden tot de oligarchen kring rond Poetin en financieel de oppositie steunde, verdween zeven jaar in een gevangenis bij de Chinese grens, zag zich na zijn vrijlating in 2013 gedwongen naar Zwitserland te verhuizen. Maar hij mist de buitengewone moed om terug te keren. Aleksander Solsjenitsin, schrijver, keerde wel terug. Hij was in 1974 verbannen uit de Sovjet Unie omdat hij in zijn boeken Een dag uit het leven van Ivan Denisositsj en Goelag Archipel het ploertige systeem in de kampen meesterlijk had blootgelegd. Hij keerde in 1994 gelauwerd met de Nobelprijs terug om een onderscheiding in ontvangst te nemen, Die weigerde hij, maar hij kon er tot zijn dood een leven vol eerbetoon leiden. Wat hem tot een held gemaakt had, waren zijn boeken, maar niet zijn terugkeer. Die was warm en risicoloos.

Lenin

Er was nog een ander, die niet welkom was en toch teruggekeerd is. Dat was Vladimir Iljitsj Lenin, evenals Navalny advocaat van beroep. Hij was als communistische leider in 1907 het tsaristische politiegeweld ontvlucht en hij had zich in Zwitserland gevestigd-zoals recenter Chodorkovski dit gedaan heeft. Lenin was marxistisch theoreticus en leraar en toen hij in april 1917 terugkeerde slaagde hij er binnen een jaar in Rusland om te vormen tot een ander land. Overal in het voormalige Rusland, dat nu Sovjet Unie door hem genoemd was, verrezen standbeelden toonden zich schilderijen van hem. Hij was een officiële held geworden, maar er was toch een groot verschil tussen zijn terugkeer en die van Navalny. Hij had evenals Navalny de steun van Duitsland ervaren, maar de steun voor Lenin had niets te maken met eerbied voor de mensenrechten. De steun voor Lenin was onderdeel van de Duitse oorlogsvoering. Dat land zat in die late fase van de wereldoorlog pijnlijk in de knel tussen het westelijk en het oostelijk front. Om in Frankrijk opnieuw sterk aan te vallen verzonnen de keizer en zijn generaals een list om Rusland uit te schakelen. Zij zonden Lenin met een twintigtal kameraden die wilde dat Rusland zou ophouden te strijden, met een verzegelde trein naar Sint Petersburg. Niet zonder geld. Hij kreeg omgerekend 70 miljoen euro mee om propaganda te maken voor het staken van de oorlogsvoering, de omverwerping van de voorlopige revolutionaire regering van Kerenski en de opbouw van zijn partij. De herkomst van al dat geld, waarmee Lenin in een klap zijn andersdenkende partijgenoten overvleugelde, moest strikt geheim blijven. In mijn ogen was Lenin door de steun van het dictatoriale Duitsland bij zijn terugkeer een pion in het spel van de oorlogvoerende vijand en geen held. Een ware held vaart uitsluitend op eigen kracht en dapperheid. En dat is het bijzondere van Navalny’s onbeschermde terugkeer.

Geluk voor Lenin was dat niemand wist van het geld van de Duitsers. Pech voor Navalny is dat de leugens van Poetin, dat hij een westerse spion is en dat de aanslag op hem niets dan een stunt van Navalny zelf was, door veel Russen wordt geloofd. Maar de ware held gaat door roeien en ruiten. En een deel van de Russen pikt dat op en het ontroert hen. Terwijl Ruslandkenners voor de terugkeer van Navalny nog schreven dat er in het land een algemene apathie heerste, sloeg de dufheid door zijn vermetele terugkeer om in opstandigheid.

Wat is nu het magische van de terugkeer van een held?

Mythologie

De Amerikaanse mytholoog Joseph Campbell (1904 – 1987) heeft zich verdiept in honderden mythen en klassieke volksverhalen en volgens hem draaien al deze geliefde geschiedenissen om de terugkeer van de held. Steeds weer, zegt hij, ziet de hoofdpersoon zich door een innerlijke roeping of een streek van het lot zich genoodzaakt om zijn veilige omgeving te verlaten. Om in het onbekende land een vuurproef te doorstaan en met het resultaat triomfantelijk terug te keren. Zelfs in eenvoudige sprookjes als vrouw Holle kom je het tegen. het arme meisje gaat weg van huis, vervult de taken die vrouw Holle haar opdraagt, loopt door de poort waaruit goud regent en keert rijk terug naar huis. Vertrek, inwijding en vervulling van de opgave, terugkeer. Dat is het grondschema.

Zo ook blogger Navalny.

Zijn vertrek uit Rusland moet voor hem aanvankelijk een mysterieus zijn geweest. Schreeuwende pijn in een vliegtuig, ziekenhuis hier, ziekenhuis daar. In coma weet hij niet eens dat hij in Berlijn is, zijn vertrek was immers ongewild. Dit past in het grondschema van het heldenverhaal: bij het vertrek van een held spreekt het noodlot graag een woordje mee. Zijn opgave is om te genezen van een Novitsjok-vergiftiging; inderdaad deze levert de held dit supersterke staaltje en bovendien ontmaskert hij een van de daders van de aanslag. Bij zijn terugkeer wordt hij gepakt komt hij meteen voor de rechter en wordt veroordeeld, maar een paar dagen later hoort hij van de massale demonstraties in het hele land. Ook nu hij veroordeeld is tot gevangenisstraf zullen die demonstraties niet ophouden. Navalny’s terugkeer voldoet met glans aan het mythologische schema en hij heeft daarmee een snaar in de menselijke ziel geraakt.

En er is nog iets wat aan deze 44-jarige man uit Moskou helemaal klopt. In het mythologische grondschema komt de held met een schat terug naar huis. In Navalny’s geval is dat de film over het geheime paleis van Poetin, de vijand die verslagen moet worden. De film is een schat, want hij is 100 miljoen maal geklikt en heeft vele anti-Poetin demonstranten gemotiveerd om de straat op te gaan, ondanks politie, ondanks straf.

Wil dat ook zeggen dat hij zal winnen? Dat we een jaar ingaan waarin niet alleen Trump maar ook zijn dictatoriale vriend Poetin, als de corrupte fraudeur die hij is, het veld moet ruimen?

Vladimir Poetin arresteert, straft, foltert en voorlopig kan hij zijn politie betalen. Voor verkiezingen hoeft hij niet bang te zijn, want met een knikje naar de voorzitter van de kiescommissie regelt hij de uitslag. Navalny mag niet meedoen zolang Poetin aan de macht is. Hij kan ok de vrouw of vrienden van Navalny beletten zich kandidaat te stellen. En de media, de televisie voorop, heeft hij onder zijn duim. Hoe kan de gevangen Navalny zijn macht ooit breken?

Lenin keerde terug in april 1917 en in juli laaide een arbeidersopstand in Petersburg op die werd neergeslagen. Lenin moest weer uitwijken, nu naar Finland. Een schijnbare nederlaag, maar een paar maanden later keerde hij nogmaals terug en nu zegevierde de officiële, maar onechte held Lenin.

Het verloop van de terugkeer van Lenin laat zien dat de echte held Navalny niet onmiddellijk succes hoeft te hebben, om op de langere duur wel degelijk aan het hoofd van een ander Rusland te staan. De eigenaar van het geheime paleis zal er alles aan doen om Navalny de voet dwars te hebben. Een nieuwe opdracht aan zijn geheime dienst om hem met het zenuwgas te vermoorden zal hij liever niet nog eens geven, dat loopt in de gaten. Maar hij zal de man die hij “Niemand” noemt wel dwangarbeid laten verrichten of op een arctisch eiland invriezen. Is Niemand dan uitgeschakeld?

Dat Poetin hem die naam gegeven heeft kan hem lelijk opbreken. Toen de held Odysseus bij de cycloop in diens grot gevangen zat stelde hij zich aan hem voor onder de naam Niemand. Op een nacht voerde Odysseus de cycloop dronken en zijn kameraden en hij staken het monster met een aan de punt brandende boomstam zijn ene oog uit. Listig kon de held vervolgens aan de verblinde reus ontsnappen en het hielp deze niet zijn collega cyclopen om hulp te schreeuwen, want toen die hem vroegen wie hem verblind had brulde hij: “Niemand!” Odysseus keerde nu veilig naar zijn vrouw in Griekenland terug en hij had de kracht om alle bezetters van zijn huis af te slachten.

De volmaakte held Navalny is door het vuur gegaan. Hij heeft zichzelf een aureool van onkwetsbaarheid gegeven en hij heeft wel degelijk kans. Succes hoeft niet te betekenen dat hij zelf de macht zal veroveren. De Joodse held Mozes stierf voordat hij zelf het beloofde land kon betreden. Martin Luther King wees op de avond voor zijn dood erop dat hij waarschijnlijk niet lang meer bij zijn mensen zou zijn. Het succes van een held is dat hij een nieuwe geest brengt en dat daardoor zijn streven orkaankracht krijgt.

Dat althans leren ons de universele heldenverhalen, van vrouw Holle tot de Odyssee, over de toekomst van Aleksej Navalny in Rusland.

 

Roel van Duijn (1943) is een gewezen politicus en wethouder van de gemeente Amsterdam. In de jaren ’60 was hij oprichter van de invloedrijke Provo-beweging. Nu is hij historicus en auteur van vele boeken, van welke als laatste verscheen  ‘Een zoon voor de Führer, de Nazi-Utopie van Julia op ten Noort’. Van Duijn woont in Amsterdam en Fulda in Duitsland en is vaste columnist van De Republikein. 

 

Zie ook de muzikale ode van dichter Serge van Duijnhoven en het collectief Dichters Dansen Niet aan Navalny in deze clip.  De advocaat van Navalny liet de makers weten dat haar cliënt in zijn gevangenis diep geroerd was door deze steunverklaring uit Nederland.

 

‘De Koning is feilbaar, de ministers zijn onverantwoordelijk’: Heeft de monarchie nog toekomst?

Volgende week verkrijgbaar: de kingsize decembereditie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap, met veel aandacht voor de constitutionele consequenties van de Griekse misstap van Willem-Alexander.

Emeritus hoogleraar H.U. Jessurun d’Oliveira buigt zich in een fundamenteel essay over de slaagkans van het constitutionele reddingsplan voor de monarchie dat hoogleraar Paul Bovend’Eert lanceerde op het moment dat koning afkoerste op een vertrouwensbreuk in de publieke opinie. D’Oliveira: ‘Er ontstond zowaar een anti-monarchale stemming in het land; een strovuurtje ongetwijfeld, maar niet eerder in de afgelopen vijftig jaar zag ik zo’n algemene stemmingsomslag. Zelf vond ik het ook een nuttige praktijkles over het leerstuk van de ministeriële verantwoordelijkheid’. Bovend’Eert stelt voor de rol van de koning in de Grondwet op vrijwel alle essentiële te kortwieken en hem ook financieel aan banden te leggen. Zal het genoeg zijn? ‘De voorstellen geven aan dat ook in de staatsrechtswetenschap frisse winden kunnen waaien ten aanzien van de monarchie, en dat soms heersend hooggestemd lakeiendom heeft plaatsgemaakt voor kritische beschouwingen zonder veel eerbied voor de aureolen van de monarchie’.

Gerard Aalders dankt Willem-Alexander voor de gratis reclame voor zijn onverbiddelijke beststeller Oranje Zwartboek. Niettemin hebben Republikeinen nog een lange weg te gaan in Nederland, meent hij.Opvallend was dat zelfs de meest fervente Oranjevereerders geen goed woord voor de reis over hadden. Iedereen moest thuisblijven vanwege die rotcorona, maar zij trokken zich nergens wat van aan. Wel meeklappen voor de zorg en zogenaamd empathie tonen, maar solidair zijn met het van alle pleziertjes verstoken volk? Ho maar. In een kneuterige videoboodschap ging het koningspaar – ‘betrokken, niet onfeilbaar’ – door het stof. Onmiddellijk daarna begon, alweer volgens het boekje, het Grote Vergoelijken. Hoe houterig en onoprecht de excuses van de koning, met Máxima verbeten zwijgend aan zijn zijde, ook overkwamen’.

 Gijs Korevaar doet close reading van de lichte kritiek die ‘onderkoning’ Thom de Graaf uitoefende op het sociale mediagedrag van de royals. ‘In het tijdperk van de sociale media en veranderde opvattingen over het privédomein, blijft nagenoeg niets meer verborgen. Elke privé-handeling, elk woord van de koning of zijn naasten, kan een publieke of politieke discussie oproepen. Dat is uit een oogpunt van transparantie als gouden standaard in een democratie, vermoedelijk onvermijdelijk’.

Frank van der Elst, Cor Schouten en Hans Slot dragen bouwstenen aan voor een nieuwe Republiek der Nederlanden, onderdeel van het programma van de Partij voor de Republiek. ‘Bij de huidige regeling van de inrichting van de staat gaan we bij de ordening van de gang van zaken in Nederland uit van een top down-benadering. Het lijkt echter voor de hand te liggen om uit te gaan van de soevereiniteit van de Nederlanders als bevolking. Dus bottom up!’

Paul Damen onthult hoe Oranje schraapzucht kon leiden tot een fatale uitholling van het nationaal kunstbezit. ‘Dankzij het inhalige gehannes van de Oranjes ging een enorme schat aan schilderijen voor ons land voorgoed verloren. En ja, toegegeven: ook de Nederlandse staat heeft daar steken laten vallen. We hadden schathemeltjerijk kunnen wezen als de staat wat meer moeite had gedaan en met name de Oranjes niet hun met belastinggeld betaalde kunst in eigen beheer had gegeven’.

Els de Groen interviewt schrijfster Etchica Voorn over de betekenis van Black Lives Matter en het Nederlandse onvermogen de erfenis van de slavernij echt onder ogen te zien. ‘Duitsers krijgen het Nazi-verleden en de Holocaust met de paplepel ingegoten, maken er boeken en films over en gaan met elkaar in debat. Maar als je in Nederland slavernij ter sprake brengt, krijg je al gauw het verwijt de racismekaart te trekken. Een vreselijke zin! Of mensen houden je voor dat zwarte Afrikaanse koningen ook slaven hebben verhandeld’.

Roel van Duijn over de geopolitieke consequenties van de broederbond tussen Gerhard Schröder en Vladimir Poetin en de gaslijn van Nordstream II. ‘Het is een Europees project, verdedigt Schröder zich, wanneer hem verweten wordt dat hij zich door Nordstream 2 voor Russische belang inzet. Een belang dat niet socialistisch is, niet democratisch, maar wel de Russische staatskas spekken zal. En daarbij de positie van Oekraïne tegenover Rusland verzwakt, omdat de nieuwe pijplijn het Siberisch gas door de Oostzee naar Europa zal brengen, in plaats door Oekraïne, dat daardoor zal ophouden een strategische tussenschakel tussen Rusland en Europa te zijn’.

Onze columnist Henk Westbroek blikt terug op zijn republikeinse jeugd in de jaren zestig.

Bart Gruson schrijft over het andere Guernica: de Carretera de la Muerte, een dieptepunt van de Spaanse Burgeroorlog, en constateert dat een nieuwe, derde Spaanse republiek nu meer dan ooit onder handbereik ligt.

Ricus van der Kwast neemt afscheid van Donald Trump en ziet hem als een bliksemafleider voor Europees onvermogen op het terrein van Corona en vele andere vraagstukken.

Thomas von der Dunk schijft over de Duitse vorsten die stonden te popelen om de stadhouderloze Republiek.

René Zwaap signaleert dat het Huis van Hohenzollern anno 2020 niet alleen dingt naar restitutie van Huis Doorn maar ook op het oorlogspad is met een juridische intimidatiecampagne van Duitse historici en journalisten die wagen te schrijven over de banden van het Pruisische vorstengeslacht met Hitlers Derde Rijk.

Manuel Kneepkens vraagt zich af of de lyriek nog altijd de moeder van de politiek kan zijn na de onthullingen van de fascistische jeugdzondes van Lucebert.

August Hans den Boef las de Nederlandse vertaling van Jahrestage, het magistrale Duitse epos van Uwe Johnson.

Sjoerd de Jong presenteert een nieuw avontuur van complotprofessor Karel, die tijdens een parlementaire enquête naar het coronabeleid van de regering terecht komt in een kafkaëske nachtmerrie.

Als altijd ruim aandacht voor nieuwe boeken. Maurits van den Toorn las het pleidooi van hoogleraar Douwe Jan Elzinga om een einde te maken aan de Troonrede in huidige vorm. Ries Roowaan las de Rutte-biografie van Petra de Koning.

Mohamed el-Fers schrijft over de twee hoofden van Marijke Meu en andere funeraire geheimen van het Huis van Oranje-Nassau. Floris Müller, de nieuwe voorzitter van het Republikeins Genootschap, legt zijn mediastrategie uit om zijn organisatie meer te doen zijn dan een ‘bozeoudemannen-club’ . Natuurlijk ook met de Blik van Joep. Mis geen editie meer van dit unieke blad en neem een abonnement.

Commentaar Roel van Duijn: Angst en waanzin in het Witte Huis

Zal Trump onder het uitroepen van de noodtoestand de toegang tot het Witte Huis voor Joe Biden blokkeren? Roel van Duijn over de strapatsen van een kat in het nauw, en de overeenkomsten tussen Trump en Silvio Berlusconi.

 

Tekst: Roel van Duijn

 

Hoe kan Donald Trump zijn tegenstander zo lang mogelijk uit het Witte Huis houden?

Allereerst probeert hij dat op magische wijze, door zijn aanhang op te zwepen met schokkende beweringen. Allemaal variaties op de bezwering  dat hij de eigenlijke winnaar is en Biden de  zwendelende verliezer. Door dit vele malen daags te herhalen laat hij zijn miljoenenaanhang  popelen om hem recht te doen.

De meeste leiders van de  Republikeinen ondersteunen deze propaganda zwijgend. Minstens tot 6 januari. Op die dag bepalen de uiterst belangrijke verkiezingen in de staat  Georgia of hun partij de baas blijft in de Senaat.

Verliezen zij in Georgia, dan drijft dit kat Trump verder in het nauw en stuwt dit zijn angst en  waanzin nog opwaarts.

De officier van Justitie van het district Manhattan, Cyrus R. Vance jr.,  verheugt zich op de dag dat Trump niet langer de  presidentiële bescherming geniet die hij nu nog heeft. Hij wacht hem grijnzend op. Hij heeft Trump al twee jaar geleden gedagvaard wegens  misdadig financieel gedrag, dat toen nog door de beschuldigde, als  president, kon worden geblokkeerd. Dat weten niet alleen de lezers van de New York Times en dus dreigt er nu voor Trump wel degelijk de schande van een veroordeling en mogelijk zelfs gevangenisstraf.

30 processen

Er wachten hem dan ongeveer 30 processen vanwege  bank- en verzekeringsfraude, belastingontduiking en waarschijnlijk ook van verkrachte vrouwen, terwijl  zijn schuldeisers hem op de hielen zitten en bedragen in de orde van een miljard dollar van hem willen zien. Ook het Mueller-onderzoek over Trumps samenwerking met Rusland kan weer de kop opsteken.  Dit vooruitzicht maakt Trump nu nog onberekenbaarder dan  iemand die gewoon niet tegen zijn verlies kan.

Vertrouwend op de  enorme macht die hij  in deze laatste weken nog altijd heeft, zou Trump opnieuw zijn toevlucht kunnen nemen tot de National Emergenies Act van 1976, die een president in staat stelt de noodtoestand uit te roepen die hem de gewenste  bevoegdheden geeft. Trump heeft dat al eerder gedaan, toen hij zich op deze manier de macht gaf om een greep uit het defensiebudget te doen voor de bouw van zijn muur langs de zuidgrens. Hij heeft dat gedaan met een beroep op de nationale veiligheid, die volgens hem  in gevaar was.  Nu zou hij het kunnen doen in de aanloop naar de  twintigste januari, de onverbiddelijke dag van de installatie van Biden.

Door het gebruik van de noodwet kan hij enkele dagen een extreme spanning  oproepen, waardoor gewelddadigheden kunnen losbarsten. Dat geweld kan hij vervolgens ook weer in naam van de nationale veiligheid gebruiken voor een nieuwe greep naar de noodwet. Bijvoorbeeld om de transitieprocedure te blokkeren. Uiteindelijk zou het hooggerechtshof, bolwerk van Trump, het gebruik van de noodwet moeten rechtvaardigen. Maar als het zover zou komen zal ook het hooggerechtshof daarvoor niet genoeg argumenten kunnen vinden. Het kwaad is dan inmiddels wel geschied: de tegenstellingen tussen rood en blauw worden steeds moeilijker overbrugbaar.

Zakenimperium

Er is in de moderne  geschiedenis geen politicus met wie Trump zoveel gemeen heeft als de Italiaanse ex-premier Berlusconi. Rechts, populistisch en macho.  Lonkend naar racisten en fascisten.  Poetinvrienden. Berlusconi bestuurde Italië als een zakenimperium, precies zoals Trump dat met  de VS  heeft gedaan. Enig verschil is, dat Berlusconi een  vriendelijker karakter had en heel goed kon zingen.

Berlusconi wist zijn veroordeling wegens seksueel misbruik van een minderjarige meisje en omkoping, tot zeven jaar gevangenisstraf, nog terug te draaien tot een taakstraf. Zijn politieke macht had hij uiteindelijk moeten opgeven toen hij uit de  senaat werd gestemd om zijn veroordeling wegens belastingontduiking.  Maar dat nadat Berlusconi drie maal regeringsleider is geweest.

Geen taakstraf

Zal Trump  er in 2024 erin slagen om de regeringsmacht terug te winnen, net als de Italiaan  in 2001 en  2008? Hoezeer Trump ook op Berlusconi lijkt, zo maffioos als Italië is Amerika niet. Het is waar dat er in Italië sinds Berlusconi een sterk populisme heerst, met de Vijf Sterrenbeweging en de uiterst rechtse Salvini. Maar Italië heeft geen partij die zo sterk is als de democratische in Amerika en de rechterlijke  en ambtelijke macht staan daar, ondanks vier jaar Trump, toch sterker overeind. Trump zal er niet met een taakstraf van af komen.

Op de ranglijst van  corrupte landen van Transparency International staat de VS een stuk hoger dan Italië (plaats 22 resp.  52). De officier van justitie in Manhattan laat zich niet omkopen en de kritische media zullen niet zwijgen over Trumps frauduleuze  levenswandel.

Ook in 2024 zal de leugenaar niet terugkeren als president.

Maar zeker in de aanloop naar zijn  val  zal hij, al dan niet met  noodwet,  door wraakzuchtige complottheorieën de democratie nog gevaarlijk ondermijnen.

 

Roel van Duijn, 17/11/2020

 

Waardeer dit commentaar!

Als je dit commentaar waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je een onafhankelijk medium met een eigen geluid zich verder te ontwikkelen.

Mijn gekozen donatie € -

De geboorte van de Partij voor de Republiek: een experiment in gedachtevorming

Op Prinsjedag is het zo ver. Dan presenteert de Partij voor de Republiek haar concept-partijprogramma ‘Tien over Oranje’, een 10-stappenplan ter omvorming van de Nederlandse monarchie in een moderne republiek. Het opheffen van de monarchie dient in dit plan als katalysator van staatskundige, politieke en sociale innovatie, met als uitgangspunt de klassieke republikeinse idealen vrijheid, gelijkheid en broederschap.

Iets meer dan tweehonderd jaar zucht Nederland nu onder het loden gewicht van een monarchie die het op last van de Europese grootmachten in de maag kreeg gesplitst. Een land dat werd geboren als vrijheidslievende republiek en dat gedurende een groot deel van zijn geschiedenis ook was, werd in zijn verdere ontwikkeling gehinderd met een staatsrechtelijk misbaksel dat in alles precies het tegendeel was van de sociaal-republikeinse idealen die tot dan toe de boventoon hadden gevoerd. Nu is de tijd gekomen deze betreurenswaardige loop van de geschiedenis terug te draaien en de draad weer op te pakken van het republikeinse proces. Juist in een tijd waar het democratische proces dreigt te stokken en de kloof tussen burger en bestuur onoverbrugbaar lijkt geworden, is het goed als Nederland zichzelf opnieuw uitvindt. Het republikeinse ideaal van het dienen van de res publica, de publieke zaak, en het stimuleren van actief burgerschap, kan een uitweg bieden uit de doodlopende steeg van populisme en groeiend antidemocratisch sentiment.

Geen vechtscheiding
De republiek zal onvermijdelijk de staatsvorm van de toekomst zijn, en de transitie die daarvoor nodig is, moet worden voorbereid, aldus de PvdR. In de woorden van Manuel Kneepkens, een van de oprichters van de PvdR: ‘Wij moeten afscheid nemen van de Oranjes, op de wijze waarop Gandhi afscheid nam van de Engelsen. Het moet, daar helpt geen moedertje lief aan, maar we doen het wel op beschaafde wijze. Als “vrienden”. Geen vechtscheiding! Tenslotte hebben wij en de Oranjes een lange geschiedenis met elkaar. En de huidige koning is niet zo vreselijk als Bea. Dat maakt het afscheid voor het Volk een stuk lastiger. De afschaffing van het stukje ondemocratie dat het koningshuis is, is een bijvangst. Het gaat er ons om de stagnatie van het democatiseringsproces in Europa te overwinnen’ .

Het eerste manifest van de partij leverde genoeg positieve reacties op om te komen tot het idee dat een progressieve, pro-Europese republikeinse partij levensvatbaar kan zijn binnen het Nederlandse politieke bestel en als belangrijke aanjager zou kunnen fungeren van discussies die het politieke establishment tot nog toe angstvallig uit de weg is gegaan.

De PvdR is een initiatief van dichter-jurist Manuel Kneepkens, voormalig gemeenteraadslid en oprichter van de Rotterdamse Stadspartij, emeritus hoogleraar stadssociologie van de Universiteit van Amsterdam Lodewijk Brunt, media-entrepreneur Teun Gautier en journalist René Zwaap, hoofdredacteur van tijdschrift De Republikein.

Basisidee van de PvdR is dat afschaffing van de monarchie geen doel op zichzelf is, maar onderdeel moet zijn van een bredere democratiseringsagenda op zowel nationale als Europese schaal. Het door de PvdR geagendeerde perspectief van de omvorming van de Europese Unie tot een federatie die is ingericht als een Europese republiek met zoveel mogelijk autonomie voor de aangesloten eenheden, is binnen de in zichzelf gekeerde politieke verhoudingen in Nederland een absoluut novum. Vanuit die achtergrond streeft de PvdR op de lange baan ook uit te groeien tot een transnationale Europese partij.

Tot nog toe kregen republikeins georiënteerde partijen geen voet aan de grond in Nederland en bleven zij politieke eendagsvliegen en splintergroeperingen in nanometers. Dat de PvdR deze stap toch wil wagen komt voort uit de overweging dat het denken over de republiek in Nederland nodig van impulsen moet worden voorzien. Het Republikeins Genootschap (RG), de grootste republikeinse organisatie van het land, vervult een belangrijke rol als ontmoetingsplatform van aanhangers van de republikeinse gedachte, maar kent tegelijkertijd ook zijn beperkingen, daar het politiek neutraal wil blijven en daarom geen andere boodschap kan communiceren dat de monarchie moet worden afgeschaft.

Politieke keuzes
Aangezien aanhangers van de republikeinse gedachte zowel ter linker- als ter rechterzijde van het politieke firmament kunnen worden gevonden, blijft het RG een collectief dat zich alleen verbindt op grond van een gedeelde weerzin, maar blijft het noodzakelijkerwijze ver van het innemen van inhoudelijke politieke keuzes in opbouwende zin. Dat bleek bijvoorbeeld toen in 2016 – 2018 een groep leden van het (toen nog Nieuw) Republikeins Genootschap probeerde een manifest op te stellen waarin zou worden aangegeven wat er zoal zou moeten gebeuren dan wel anders geregeld zou kunnen worden in de staatsinrichting van het land wanneer de omslag naar een republiek zou worden gemaakt. Op voorspraak van de voorzitter van het Republikeins Genootschap werd dat concept afgestemd door de leden. Een gemiste kans, zo vinden de leden van de genoemde werkgroep, die zich deels bij de Partij van de Republiek hebben gevoegd. Hun inventarisatie van staatkundig vernieuwingspotentieel is in het concept-partijprogramma van de PvdR verwerkt.

Volgens de PvdR dient de vraag te worden beantwoord hoe de republiek der Nederlanden eruit moet zien en wat het doel van die republiek moet zijn. Dat betekent dat er politieke keuzes moeten worden gemaakt. De PvdR is in die zin een experiment in gedachtevorming en alleen al op die grond de moeite van het proberen waard. PvdR-medeoprichter René Zwaap: ‘Alleen al het naakte bestaan van deze partij is heel wat waard. Want wat is een monarchie waard als er geen fatsoenlijke republikeinse partij in kan bestaan? De enige andere politieke partij in Nederland die zich anno 2020 tooit met het republikeinse ideaal, de Republikeinen, koppelt daaraan zo’n xenofobische en anti-Europese agenda aan dat je er spontaan monarchist van zou worden. Om de naam van de Nederlandse republikeinen hoog te houden was daar wel een tegenhanger voor nodig.’

Voor meer informatie: www.republiek.eu

De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning. Deel XIII: De Prijs Der Onschendbaarheid

In deel XIII van ons feuilleton verleggen we onze aandacht even naar het koninklijk paleis, tot waar de faam van onze speurder inmiddels is doorgedrongen. We ervaren dat ook in een koninklijk huwelijk niet altijd alles over rozen gaat.


Tekst: René Zwaap


HOOFDSTUK XIII

DE PRIJS DER ONSCHENDBAARHEID

De Koning zette net zijn computer aan toen vanuit een hal van het paleis keihard een tango van Carlos Gardel begon te schallen.

Hij zuchtte diep terwijl hij vanuit het raam uitkeek over het groene gazon, waar de vogeltjes hem hadden toegezongen.

Gardel in de vroege ochtend was slecht nieuws. Dat betekende dat zijn vrouw in de ban was van heimwee naar haar Zuid-Amerikaanse vaderland, en als dat het geval was wilde ze dat altijd zo luid mogelijk duidelijk maken. De stem van Gardel had al de hele nacht door het paleis geschald, en nu, na slechts enkele uren pauze, leek het hele helse ritueel weer opnieuw te beginnen.

Een lakei roepen om het verzoek over te brengen of het allemaal wat zachter kon, had geen enkele zin, zo had hij inmiddels wel geleerd. Ze zou de man levend verscheuren. Er zat niets anders op dan het zelf te proberen.

Zuchtend liep de koning de trap op, onder de portretten van zijn roemruchte voorvaderen, die hem in zijn beleving misprijzende dan wel spottende blikken toewierpen, soms gezeten op hun edel strijdros.

‘El dia que me quieras’, zong Gardel, en naarmate de koning dichterbij de bron van het geluid kwam begonnen zijn knieën steeds meer te knikken. Soms vroeg hij zich af wat hem bezield had, hoe hij het had aangedurfd zich vrijwillig in dit mijnenveld te begeven. Hij had gedacht dat hij het aankon, maar naarmate de jaren vorderden, was er een twijfel in zijn gedachten geslopen, niet meer uit te bannen, en bij iedere irritatie werd die sterker.

Hij herinnerde zich hoe hij zich had gevoed met de heftige gevoelserupties van zijn betere wederhelft, hoe hij had gedacht dat zij voor hem de sleutel was naar het ervaren van het werkelijke leven. Hij had zichzelf altijd zo gelijkmatig bevonden, zo middelmatig, nooit uitschieters ervaren, een soort dommelend bestaan geleefd. Bij haar was vreugde vrolijker dan hij ooit voor mogelijk had gehouden, en ook verdriet was bij haar tastbaar en concreet, nooit een vaag zeurend vragen, maar een stroomstoot die je tot in de diepste vezel raakte. Maar nu was er die twijfel. Was het eigenlijk niet ook iets heel moois, die Hollandse gelijkmatigheid? Zeker, het was minder spectaculair, maar het was ook minder inspannend. Je kon toch ook niet altijd op het topje van je emotionele kunnen leven? Er moet toch op zijn minst een pauzestand zijn?

De koning klopte op de deur van het slaapvertrek van zijn vrouw. Niemand antwoordde. Zijn kloppen moest ook nauwelijks hoorbaar zijn met die harde muziek. Heel voorzichtig opende hij de deur op een kier.

De ruimte was donker, bedompt van tranen en verschraalde wijn en met een muur van sigarettenrook gevuld.

‘Querida, gaat het wel goed met je?’, vroeg de koning door de kier, met luide stem om boven de muziek uit te komen.

‘Ga weg!’, klonk het vanuit de duisternis. ‘Laat me met rust!’

‘Maar liefje, kan die muziek wat zachter? Ik werk vandaag thuis en ik kan me niet concentreren’.

‘Werken, werken, werken! Altijd maar werken! Je bent koning, hombre! Je hoeft helemaal niet te werken!’

Aan haar dictie kon de koning horen dat de alcoholconsumptie van voorgaande nacht haar uitwerking nog niet gans verloren had.

‘Het is verschrikkelijk! Wat een inferno!’

‘Waar heb je het over, liefje?’, vroeg de koning, terwijl hij nu eindelijk de moed vond de deur geheel te openen en de kamer te betreden.

Zijn vrouw lag op haar bed, nog gekleed in de helblauwe avondjapon die zij de avond ervoor tijdens het diner met het bezoekende Deense koningspaar had gedragen. Haar diadeem hing scheef over haar ogen. Op de vloer lagen enkele halflege flessen wijn, venijnig uitgedrukte peuken waren overal in de ruimte te bespeuren.

‘Alles is verschrikkelijk. Dit land. Dit paleis. Dit weer. De mensen. En jij ook!’, begon ze te jammeren.

De koning zette zich nu op de bedrand en legde zijn hand op haar enkel, die zij haastig introk.

‘Waarom ben ik verschrikkelijk?’, deed hij een poging tot dialoog.

Ze rolde zich om, lag nu op haar buik, en verstopte haar hoofd onder een kussen.

‘Omdat je ook zo’n Hollander bent!’, klonk het zeer welgemeend. ‘Zo’n saaie, oppervlakkige, stomvervelende schijt-Hollander!’

De koning kon een lachje niet onderdrukken.

‘Maar schat, er is helemaal niets Hollands aan mij. Je weet toch hoe ons clublied gaat? “Ben ik van Duitschen Bloet?” Dat gaat over mij! Voor de rest heb ik ook nog eens een stevige Russische component. Russisch, hè, die gaan ook reuze diep, emotioneel gezien!’

Hij maakte even een stop, zich beradend op een vervolgstap.

‘Neem nu Gardel hier. Ik kan daar intens van genieten. Ik krijg er kippenvel van. Hier, kijk maar’. Demonstratief toonde hij zijn arm.

‘Er is geen Hollander die de tango begrijpt!’, protesteerde zijn vrouw, nu vanonder het kussen verschenen en met een arm over de bedrand tastend naar een wijnfles. ‘Jullie begrijpen het niet, want jullie voelen het niet!’

Een beetje gekrenkt stond de koning op van het bed.

‘Nou, dan moet je het zelf maar weten’, zei hij gedecideerd, en hij liep richting deur.

‘Ja, ren maar weer weg, lafaard!’, riep zijn vrouw, en ze wierp het kussen in zijn richting. ‘Jullie zijn allemaal lafaards! Er is maar één echte man in deze natte hel, en dat is senhor Dick Stein!’

De koning kon nu zijn geamuseerdheid niet meer onderdrukken.

‘Stein? Dat is een warenhuisdetective, potverdikkeme! Die bewaakt de pantybakken!’

‘Hij heeft mijn leven gered!’, bracht zijn vrouw in.

‘Je bedoelt die arme drommel die hij besprong op Koningsdag? Die man maakte alleen maar gebruik van zijn demonstratierecht! Die deed geen vlieg kwaad! Het was volkomen disproportioneel geweld! Het heeft ons alleen maar slechte pers bezorgd’.

Zijn vrouw stak nog een sigaret op en nam een gulzige haal, terwijl ze met de vrije hand een wegwerpgebaar in zijn richting maakte.

‘Senhor Stein heeft cojones! Maar daar heb jij de ballen verstand van!’

Ze lachte schamper, klaarblijkelijk in haar nopjes met haar woordspeling.

Dreigend wees ze naar de koning. ‘Ik doe geen stap meer de deur uit zonder senhor Stein! Begrepen? Ik wil senhor Stein!’

‘Goed dan’, zuchtte de koning. ‘Als je dat per se wilt. Ik zal hem laten bellen’.

***

Toen de koning terug kwam in zijn kantoor trof hij zijn broer de prins zittend aan zijn bureau.

‘Hé, Big Brother, alles kits?‘, vroeg deze, met de immer ironisch opgetrokken mondhoek die zijn handelsmerk was. Tergend langzaam stond hij zijn plaats af.

‘Je hoort het’, zei de koning kortaf, terwijl hij zijn zetel terugveroverde. ‘Het is weer eens raak. Knettergek word ik ervan’.

Zijn broer tuurde even naar het plafond, alsof hij de muziek van Gardel zo beter kon horen.

‘Als je er echt genoeg van hebt kun je haar natuurlijk altijd de nek omdraaien’, opperde hij vilein . ‘Niemand die je wat maakt’.

‘Hoe bedoel je?’, wilde de koning weten.

‘Nou, je bent toch onschendbaar? Geen rechter die je kan veroordelen. Hoogstens draait er zo’n arme drommel van een minister voor op. Ministeriële verantwoordelijkheid uiteindelijk. Lees die Grondwet nu eens, man! Echt de moeite waard, en het gaat bijna alleen over jou’.

De koning knikte flauw. Recht was nooit zijn sterke kant geweest. Juridische teksten kon hij met de beste wil van de wereld gewoon niet lezen. Uiteindelijk had hij geschiedenis gestudeerd. Mooie verhalen over echte mensen, die las hij graag. Maar dat gortdroge jargon van wetteksten, die vreselijke formuleringen? Het was al erg genoeg dat hij die moest ondertekenen.

‘Aan de andere kant, ik zou het je niet willen aanbevelen’, vulde zijn broer na enig peinzend zwijgen aan. ‘Slecht voor je populariteitscijfers, zo’n partnermoord, en die staan er al niet zo bijster florissant voor’.

‘Wat brengt je hier?’, wilde de koning weten, ook om het gesprek in een andere baan te leiden.

‘Ja, nou, we hebben een probleempje’, zei de prins. ‘Of beter gezegd: jij hebt een probleem’.

‘Jippie, nog één’, mompelde de koning.

Zijn broer had zich ontfermd over de zakelijke belangen van de familie en de koning had zich meer dan eens bedacht dat hij daarmee eigenlijk een veel sterkere positie bekleedde dan hijzelf. En dat was niet altijd een geruststellende gedachte, want zijn broers lievelingsboek was De Vorst van Machiavelli, en hij gedroeg zich ook daarnaar. De koning was daarom altijd op zijn hoede met zijn broer, en nu had hij alle reden om nog extra op zijn hoede te zijn.

‘Ja’, zei zijn broer. ‘Het gaat om die aandelen in de Koninklijke Olie…’

Hij maakte even een pauze om de onaangename verrassing die zich aftekende in het gezicht van de koning ruimer baan te geven.

‘Jij bent in je koninklijke wijsheid zo vrij geweest om via de Rijksverzwijzigingsdienst te melden dat je daar helemaal geen belang had…Maar dat is niet helemaal conform de waarheid…In die zin…het is waar, maar het is ook niet waar….’

‘Hoe kan iets waar zijn en tegelijkertijd niet waar?’, riposteerde de koning, geïrriteerd opkijkend van de agenda die hij voor zich had opengeslagen terwijl zijn broer sprak.

‘Nou, formeel heb jij persoonlijk inderdaad geen aandelen in de KOM. Maar de stichtingen die jouw aandelen voor jou beheren barsten ervan. Het is de basis van het familievermogen.’

‘Verkoop ze dan’, zei de koning geïrriteerd.

‘Dat zou niet verstandig zijn’, zei de prins. ‘Met al die publiciteit over die toestand in Cabinda in verband met die moord op die oude kraakster is het aandeel KOM nu behoorlijk in waarde gezakt. Bovendien zijn die aandelen door de decennia heen altijd de meest zekere component van onze beleggingen geweest en daarmee de meest zekere bron van inkomsten. En nu kreeg ik vanuit de KOM-leiding informatie binnen dat de waarde van de maatschappij binnen zeer korte tijd enorm zal toenemen, omdat er in datzelfde Cabinda weer een olieveld van enorme proporties op het punt staat te worden ontdekt. Dus als we verstandig zijn, kopen we nu juist zoveel mogelijk aandelen in de KOM op, nu de prijs laag is en het rendement binnen de kortste keren door het plafond schiet’.

‘En als dat allemaal uitkomt, sta ik voor schut’, bracht de koning daar tegenin.

‘Wie zou daar achter kunnen komen?’, antwoordde zijn broer. ‘Niemand. De zaak is volkomen afgedekt’.

‘De KOM staat op het punt in Den Haag te worden aangeklaagd, juist wegens Cabinda’, zei de koning, trots op zijn actuele inzicht in dit hoofdpijndossier. ‘Die zaak kan heel vervelend worden voor alle betrokkenen’.

‘Zo ver komt dat niet’, zei zijn broer. ‘Ik heb die zaak onder controle’.

‘Beledig ik je erg als ik zeg dat me dat niet totaal gerust stelt?’, riposteerde de koning.

De prins hield zijn meest ironische grijns tevoorschijn.

‘Jij bent de koning. Jij mag alles’, zei hij, en hij stond op om weg te gaan.

‘Je kunt gaan’, zei de koning.

‘Ik ging al ‘, zei de prins.

‘Dat zie ik. Maar nu mag je ook’.

***

Nadat de prins de ruimte had verlaten, belde de koning zijn secretaris.

‘Bel Stein’, zei hij. ‘Hij gaat met ons mee naar Italië’.

Daarna stopte de koning oordopjes in en toog aan het werk.

Zal Dick Stein zich staande weten te houden in het geweld van de koninklijke twisten rond zijn persoon? En zal hoe moet het nu verder met de zaak die Esther Blom had willen beginnen tegen de Koninklijke Oliemaatschappij (KOM)? U leest het allemaal in de volgende aflevering van De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning.

Voor de vorige aflevering van dit feuilleton volgt u deze link

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als u dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -
1 2 3 4