featured - Page 3

Nederlandse kabinetsformatie gebaat bij intuïtieve deadline

Gemiddeld twee keer snel als in Nederland wordt in Duitsland een coalitieregering geformeerd. Politicoloog Peter Bootsma ging op zoek naar de verschillen. Het Nederlandse (in)formatieproces doet het tegenwoordig weliswaar zonder inmenging van de koning, maar is wel nodeloos opgetuigd met allerlei toeters en bellen.

 

Tekst Maurits van den Toorn

 

In Nederland duurt het formeren van een kabinet gemiddeld 88 dagen, in Duitsland schaffen ze het in 43 dagen. Dat scheelt nogal, hoewel de politieke systemen met elkaar vergelijkbaar zijn: beide landen hebben coalitieregeringen en er moet dus altijd worden onderhandeld tussen meerdere partijen, met de daaraan verbonden P’s: partijen, programma, portefeuilleverdeling en personen. Politicoloog Peter Bootsma beschrijft in zijn dissertatie Coalitievorming, een vergelijking tussen Duitsland en Nederland waar deze verschillen vandaan komen. Ze zitten in ieder geval niet in het staatsrecht.

De vaak genoemde verklaring voor het verschil is dat er in Nederland veel meer partijen in het parlement zijn vertegenwoordigd dan in Duitsland, door de daar gehanteerde kiesdrempel van 5 procent. Dat is waar, maar toch is het niet de voornaamste reden. Net als in Duitsland zijn er in Nederland niet zoveel partijen – minimaal twee, hooguit vijf – als serieuze kabinetskandidaten aan te merken. Het buiten de boot laten vallen van de minst gewenste partners kost gewoonlijk een week of twee, maar ook de ‘serieuze’ onderhandelingen daarna kosten veel meer tijd dan in Duitsland.

Uitgesproken voorkeuren

Een belangrijker onderscheid is dat de formatie hier pas begint na de verkiezingen, partijen houden voordien alle opties open; het categorisch uitsluiten van de VVD door SP-leider Roemer voor de recente verkiezingen was uitzonderlijk. In Duitsland worden voor de verkiezingen juist wel voorkeuren uitgesproken, zodat de kiezers weten wat er met hun stem gebeurt. De partijen kunnen daarna snel tot zaken komen, er is geen sprake van vergeefse onderhandelingsrondes en elimineringsprocessen. Bovendien zijn er sinds 1983 eigenlijk twee vaste blokken: het rechtse blok CDU/CSU met de liberale FDP en het linkse blok SPD met de Groenen. Als geen van de blokken een meerderheid heeft, komt het tot een Grosse Koalition tussen CDU/CSU en SPD, een regeringscombinatie die na de eerste onwennige keer in 1966-1969 steeds gewoner is geworden (2005-2009, 2013-2017).

De formatie is goed voor de schatkist door het ontbreken van duur nieuw beleid

Nog een verschil: kabinetsformaties worden in Nederland voorzien van steeds meer – oneerbiedig gezegd – toeters en bellen. Naast de formateur en de informateur (een of meer) kwamen er pre-informateurs en verkenners. Steeds meer stapjes die allemaal tijd kosten. De Duitse politiek kent dat allemaal niet: de partijleiders gaan met elkaar aan de slag. Dat is geen staatsrechtelijk verschil, maar een verschil in politieke cultuur: men is het in Duitsland gewoon dat er bij het bijeenkomen van de nieuwe Bondsdag een maand na de verkiezingen een nieuw kabinet is. Bootsma noemt die termijn een ‘intuïtieve deadline’, die overigens niet altijd wordt gehaald, terwijl er in Nederland helemaal geen deadline is bij de vorming van een kabinet. De nieuwgekozen Kamer komt hier al acht dagen na de verkiezingen bijeen, als er hoe dan ook nog geen kabinet kan zijn. Je zou die termijn naar achteren kunnen verschuiven, maar daarmee verander je de politieke cultuur niet zo gauw.

Het ontbreken van een deadline blijkt ook uit de huidige formatie, waarbij de onderhandelende partijen in het geheel geen haast lijken te maken. Dat is duidelijk een reactie op het snelle in elkaar knutselen van het VVD/PvdA-kabinet Rutte-II (52 dagen) waardoor de achterban zich overvallen voelde. De formatie van 2017 zal waarschijnlijk dan ook bijdragen aan het verhogen van de gemiddelde formatieduur. Is dat erg? ‘Het land mot toch geregeerd worden’, was een uitspraak waar VVD-coryfee Van Riel beroemd mee werd toen een kabinetsformatie zich voortsleepte. Hij had zich niet zoveel zorgen hoeven maken: de formatieperiode is goed voor de schatkist door het ontbreken van duur nieuw beleid en als er zich acute situaties voordoen kan het demissionaire kabinet gewoon re(a)geren. Na een kabinetsformatie van meer dan een jaar bestond België ook nog steeds en was het land er niet merkbaar slechter aan toe dan voordien.

Politieke zelfverbranding

Het leukst zijn – voor de wetenschapper natuurlijk – de kabinetsformaties waarin de zaken op een of andere manier verkeerd lopen. De gebeurtenissen tijdens de 208 formatiedagen van het mislukte tweede kabinet-Den Uyl zijn voor de liefhebbers van politiek en psychologische oorlogvoering nog steeds een thriller van hoog niveau, ook al is de afloop bekend. In Duitsland verliep de formatie van 2005 bijna even bizar. In het tv-debat op de avond van de verkiezingen – smaakvol de Elefantenrunde genaamd – vertoonde de zittende bondskanselier Schröder na het verlies van zijn SPD een weergaloos staaltje politieke zelfverbranding door enigszins blasé uit te leggen dat het desondanks volstrekt vanzelfsprekend was dat hij opnieuw Bondskanselier zou worden en niet de nog tamelijk onbekende Angela Merkel van de winnende CDU. Merkel deed er het zwijgen toe en liet mede daardoor Schröder in zijn zelf gegraven kuil vallen. Zelden eindigde een politieke carrière zo abrupt. Fascinerend om te zien, het fragment is te vinden op YouTube. Kijk en geniet – of huiver.

 

Peter Bootsma

Coalitievorming, een vergelijking tussen Duitsland en Nederland

Uitgeverij Boom, Amsterdam

ISBN 9789024 405985

Prijs € 34,90

 

 

Wat niet weet…

Tekst: Hans Maessen

 

Het NRG is niet meer. Op 13 mei 2017 is op de voorjaarsvergadering in Utrecht besloten tot een fusie met het Republikeins Genootschap en overname van die naam voor onze vereniging; belangrijke stappen voor de toekomst van het republikanisme in Nederland.

Na jaren van verwijdering is de republikeinse familie eindelijk een stuk dichter bij elkaar.

Die stap heeft niet alleen een grote symbolische waarde, maar ook buitengewoon praktisch nut: door ‘met een mond te praten’ krijgen we simpelweg sneller aandacht in de media en bij opiniemakers en zijn wij uiteindelijk in staat om beter het brede publiek te bereiken. Zo maken wij een goede kans om de communis opinio in Nederland te wijzigen en het republikanisme te propageren.

We hebben een behoorlijke weg te gaan, zo blijkt uit een tweetal ‘schoonheidswedstrijden’ rond koningsdag. Grof gezegd is volgens onderzoekers van 1Vandaag en het Reformatorisch Dagblad bijna een kwart van de bevolking overtuigd orangist. Een even groot deel van de Nederlanders zegt republikein te zijn. De overgrote meerderheid echter zegt geen idee te hebben of voorlopig geen belangrijke aanpassingen in het staatsbestel te verlangen.

Dat bijna 50 procent zich geen mening kan vormen is opvallend. Het duidt op een enorm kennisgebrek over monarchie en republiek. Het biedt ook een grote kans. Immers, in gesprek met onwetenden zijn wij met logica (versus de ‘emotie’ rond de koninklijke familie) in staat om mensen te overtuigen. Het is onze taak om onze argumenten veel vaker te laten horen in de media en online.

Afgelopen maanden heeft het bestuur van onze vereniging uitvoerig gesproken over de toon in dit debat. Moeten we ons richten op misstappen van Willem Alexander en zijn familie, en kunnen wij het beste de Oranje-agenda volgen? Of dienen we een eigen positieve boodschap te verspreiden en moeten we meer dan alleen over monarchie vooral ook over de meerwaarde van de republiek naar buiten treden?

Die tweede aanpak heeft mijn voorkeur. Toegegeven, het is makkelijker om aandacht te krijgen bij koninklijke excessen – vooral bij aanblijvende berichten over fiscale deals van onze vorsten en de schandalig hoge betalingen aan het paleis. Een eigen, uitgesproken democratisch, geluid echter heeft een langere houdbaarheid en is vele malen meer inspirerend.

‘Wij moeten af van het beeld van club van boze oudeheren, maar vooral een vereniging van idealen zijn’, aldus een van de aanwezigen. Ik ben het daar mee eens. Meer dan alleen onze kritiek op de Oranjes, moeten wij bekend worden met onze wens dat iedereen in staat moet zijn om staatshoofd te worden. Met ons streven naar een samenleving waarin iedereen voor de wet gelijk is.

 

Hans Maessen is voorzitter van het Nieuw Republikeins Genootschap

‘Zakenmissies lukken beter zonder koning’

Tijdens het jongste congres van het Republikeins Genootschap hield de bekende journalist Max Westerman een gloedvolle speech over zijn allergie jegens het koningshuis. Daarbij maakte hij einde aan de mythe dat de monarchie onder Willem IV en Máxima zoveel bijdraagt aan het floreren van de vaderlandse handel. 

 

Tekst Max Westerman

 

Max Westerman over het misverstand dat monarchie heet

 

Dames en heren,

Ik vind het een enorme eer om hier vandaag voor u te mogen staan. U durft uit te komen voor uw afkeer van de monarchie. Daar is best moed voor nodig in een land waar het koningshuis misschien wel het laatste heilige huisje is – een instituut waarvoor het recht op vrije meningsuiting maar gedeeltelijk geldt. Waar tegenstanders bij het minste geringste worden gearresteerd, en waar ze ook in de media meestal worden weggezet als halve garen. Zoals door die columnist van het Brabants Dagblad die onlangs schreef:

‘De paar republikeinen die hier in dit land rondlopen roepen dezelfde gevoelens op als de edelherten en oerrunderen die worden losgelaten in de Brabantse natuur: heel mooi dat ze nog bestaan, het moeten er alleen niet te veel worden.’

Ik denk dat het er potentieel veel meer zijn dan die columnist zich realiseert. Daarover straks meer. In ieder geval heb ik niets dan respect voor republikeinse activisten zoals uw voorzitter Hans Maessen en uw secretaris en mijn ex-stagiair in New York, Floris Müller. Geduldig zwommen zij ook nu weer in tegen de stroom van Oranje-propaganda rond Koningsdag.

In Tilburg gingen ze van huis tot huis om republikeinse posters uit te delen. Ik zag een stoere foto van Floris in een zee van oranje waarboven zijn bord uitstak: ‘Geen monarchie maar democratie’.

Helden van het vrije woord

Wie zich in andere landen zo sterk maakt voor verandering zien wij al gauw als helden van het vrije woord. Maar hier in Nederland worden ze neergezet als vervelende querulanten. Zoals ook gebeurde op de dag vier jaar geleden dat het nieuwe staatshoofd zijn baan in de schoot geworpen kreeg. Joanna Verhagen en Hans Maessen, die dag op de Dam gearresteerd omdat ze daar een stil protest hadden gewaagd, kregen bij Pauw en Witteman een plaatsje toebedeeld in het publiek. Aan de talkshow-tafel zelf werd lekker schamper gedaan over het republikeinse geluid. ‘Nou ja, waar maken we ons druk over’, vroeg Sonja Barend zich af. ‘Die anderhalve republikein en een paardenkop.’

Hoe is het mogelijk dat Nederlanders de lat lat zo laag leggen voor hun democratie?

Ik had intussen zelf ervaren hoe sommige kennissen zich van je af gaan keren als je publiekelijk bekent het republikeinse gedachtegoed aan te hangen. Ja, binnenskamers durven velen wel te bekennen dat ze ook niet meer warm lopen voor de monarchie. Maar als jij je nek uitsteekt, ben je er volgens hen al gauw ‘obsessief’ mee bezig. Ik had net voor de inhuldiging een stuk geschreven voor de Wall Street Journal (herdrukt in de Volkskrant), met als kop: ‘It’s 2013. Time to abolish the Dutch Monarchy’. Ik lees er graag een paar regels uit voor: ‘In mijn vaderland bezit één familie het monopolie op het leveren van het staatshoofd. Nee, ik kom niet uit Noord-Korea, maar uit Nederland….Ik ben een van de vele Nederlandse burgers die vinden dat het de hoogste tijd wordt voor iets wat Amerika en de meeste andere landen al lang geleden hebben gedaan: afscheid nemen van de monarchie. Door de Verenigde Staten ben ik een republikein geworden’. Een republikein met een kleine letter uiteraard, niet te verwarren met de Amerikaanse variant.

Juiste baarmoeder

Inderdaad, meer dan een kwarteeuw wonen in Amerika heeft mij verpest. Ik kan met geen mogelijkheid meer wennen aan de monarchie. Dat krijg je ervan als je te lang woont in een land waar de burgers hun staatshoofd gewoon zelf mogen kiezen, elke vier jaar opnieuw. Dan raak je eraan gewend dat om de top job in de democratie keihard geknokt wordt. Dat de sollicitatieprocedure jaren duurt en de kandidaten van alles moeten bewijzen, behalve dan wat in Nederland de enige eis is: dat hij of zij uit de juiste baarmoeder is ontsproten. Het nieuwe staatshoofd hoeft niets te kunnen, niets gepresteerd te hebben, de enige eis is dat hij familie is van zijn voorganger. Stel je voor dat we hersenchirurgen op die manier zouden selecteren.

In Amerika peperen ouders hun kinderen in: ‘Als je goed je best doet, kun je in het leven alles bereiken. Je kunt zelfs president worden!’

Die gedachte, dat de belangrijkste baan binnen de democratie binnen ieders bereik ligt, is een essentieel onderdeel van de Amerikaanse identiteit. Hoe nederig ook je komaf, je kunt het tot het hoogste ambt schoppen. Ook al groeide je zoals Bill Clinton op bij een stiefvader die gokverslaafd was en alcoholist. Of al ben je de zoon van een zwarte, Keniase vader: ook dan nog kun je tegen de klippen van het racisme in staatshoofd worden, zoals Barack Obama.

En wij, die nu zo worstelen met het definiëren van onze Nederlandse identiteit? Wat kunnen wij onze kinderen voorhouden? Hoezeer je je best ook doet, staatshoofd kun jij niet worden. Die functie is het eigendom van één steenrijke familie.

Wisseling van de wacht

Bij de wisseling van de wacht in 2013 had ik op z’n minst wat kritische vragen verwacht. Niet alleen over alle schandalen rond het koningshuis, de krankzinnige bedragen die het opstrijkt, en de twijfelachtige talenten van de troonopvolger. Maar vooral over de hamvraag: moeten we in de eenentwintigste eeuw wel doorgaan met een instituut, dat door een overweldigende meerheid van landen intussen is afgeschaft en als achterhaald wordt beschouwd? Maar nadat bekend werd dat Beatrix ermee ophield volgden op de commerciële en publieke zenders slechts urenlange lofzangen. ZIJ heeft het geweldig gedaan, en HIJ is er helemaal klaar voor.

Ja, er werd wel gediscussieerd in de maanden voorafgaand aan de inhuldiging: maar dat ging over vragen als, mag er bont gebruikt worden in de koningsmantel? Moeten volksvertegenwoordigers trouw zweren aan de koning? Maar bijna niemand stelde de meest wezenlijke en voor de hand liggende vraag: moeten we er niet eens mee ophouden?

De angst en minachting voor de media zitten diep bij de Oranjes

Ook in de politiek klonk geen enkele twijfel over de monarchie. En dat terwijl parlementair verslaggever Frits Wester mij ooit in de Ridderzaal op tv had verteld: ‘Ik weet bijna zeker dat als je het de Kamerleden persoonlijk zou vragen, in het geheim met de deuren en ramen dicht, 75 tot 80 procent zou zeggen: “Jongens, laten we ermee stoppen.” Maar ja, je kunt het politiek niet maken, dus naar buiten toe staat iedereen te juichen.’

Gehersenspoeld

Hoe is het toch mogelijk dat de Nederlanders de lat zo laag blijven leggen voor hun democratie? Ik wil niet beweren dat ze allemaal gehersenspoeld zijn, maar het is me wel opgevallen dat ik en veel andere Nederlandse emigranten door geografisch afstand te nemen een andere kijk op de monarchie hebben gekregen.

Zoals ook in het buitenland wonende Amerikanen weten, wordt het gemakkelijker om je vaderlandse waarden kritisch te beschouwen als je niet continu wordt blootgesteld aan indoctrinerende boodschappen die die waarden bevestigen.

De Amerikanen wisten eeuwen geleden al dat ze geen koning meer wilden. Toen ze hun grondwet schreven, keken ze ter inspiratie naar die van de oudste republiek: die van de Zeven Verenigde Nederlanden. Je zou het haast vergeten, maar de monarchie waarvan ons voortdurend wordt ingepeperd dat hij even Hollands is als klompen en windmolens is ons door een paar grote mogendheden opgedrongen, precies twee eeuwen geleden.

Drogredenen

We hebben dat intussen twéé jaar lang gevierd. Zo lang was er uitgetrokken voor de honderden festiviteiten rond 200 jaar koninkrijk. Twee jaar lang, waarin alle drogredenen voor het instituut er weer uitvoerig bij het volk werden ingestampt.

Er is er één waar ik als ex-correspondent redelijk over kan oordelen. Na elk staatsbezoek en iedere handelsmissie hoort u weer dat de Oranjes zulke geweldige goodwill-ambassadeurs waren voor ons land. Feit is dat ze juist op dit punt waarop ze enigszins van nut zouden kunnen zijn, weinig presteren. De grootste potentiële waarde van het koningshuis ligt op het gebied van de publiciteit. Maar in Amerika is van alle Europese vorstenhuizen het Nederlandse wellicht het minst bekend, omdat het de publiciteit juist angstvallig uit de weg gaat.

400 jaar New York

Een paar voorbeelden. In 2009 werd gevierd dat Hollanders vier eeuwen geleden aan de wieg van New York stonden. U kunt het zich misschien wel herinneren, want er zijn miljoenen van uw belastinggeld besteed aan het promoten van die verjaardag. Veel ervan ging op aan de reis- en verblijfkosten van Nederlandse functionarissen, onder wie het kroonprinselijk paar – allemaal aanwezig in New York bij evenementen zoals een Hollandse designweek, een fietsconferentie, haring eten op Wall Street en nog wat andere goedbedoelde dingen die de New Yorkers, voor wie het was bedoeld, volledig zijn ontgaan.

In een stad waar iedereen om aandacht schreeuwt voor zijn product of evenement moet je van goede huize komen om die aandacht ook te krijgen. De enigen die de focus van het New Yorkse mediageweld misschien op Nederland hadden kunnen richten, waren onze royals. Maar toen het razend populaire tv-ontbijtprogramma Today ze om een interview vroeg, kreeg het nul op het rekest. Onze royal family doet geen live televisie, zo kreeg Today te horen. De New York Times werd ook afgepoeierd. Ze vroegen Willem-Alexander en Maxima, die elkaar leerden kennen in New York, hun favoriete stekjes te delen. Het verzoek werd volgens de krant ‘door een woordvoerder’ afgewezen, ‘uit zorg dat de Nederlandse media er dan op af zouden gaan’. Stel je voor, wat vreselijk! Dan zouden al die journalisten vast zijn afgestormd op dat restaurantje in de wijk Chelsea, waar de twee ooit zaten te eten toen ze geschrokken constateerden dat ik er ook zat. Althans de koning vertelt die anekdote wel eens. Ik ben vereerd dat hij mij herkende, maar ik had het kennelijk te druk met mijn eigen maaltijd om hem te herkennen. Jammer, want zijn romance met Máxima was toen nog geheim, en ik liep dus een primeur mis.

‘Te frivool’

In dertig jaar Amerika heb ik vaker bemerkt dat de Oranjes weinig op hebben met de media, en dus menig kans om Nederland te promoten laten passeren. Eind jaren tachtig zond een ander ontbijtprogramma, Good Morning America, een week lang uit vanuit Nederland. Op hun verlanglijst stond een bezoek aan de koningin. De uitnodiging werd afgeslagen. De adviseurs van Hare Majesteit vonden Good Morning America te ‘frivool’. ‘We begrepen er niets van,’ zei een medewerker van het programma. ‘Toen we in Zweden waren, werden we met open armen ontvangen door koningin Silvia. Ze gaf ons een geweldige tour door het paleis. En als Silvia nu in New York is, belt ze uit zichzelf op om te vragen of ze nog eens langs mag komen.’ Voor een interviewtje natuurlijk, waarin ze Zweden gratis kan promoten in een programma dat tienduizenden dollars berekent voor een reclamespot.

Meer betrokkenheid

Vaak huren bezoekende koningskinderen zelfs pr-bureaus in om zo veel mogelijk aandacht voor hun land binnen te halen. Een investering die dubbel en dwars werd terugverdiend toen het Belgische kroonprinselijk paar in 2000 New York bezocht. Mathilde en Philippe waren tijdens hun bezoek niet uit de krantenkolommen weg te slaan: elke dag opnieuw juichende koppen over de partijtjes waar zij Belgisch bier, Belgische chocolade en Belgische mode aanprezen. Bij het Nederlands Bureau voor Toerisme keken ze jaloers toe. De directeur vertelde me: ‘Wat meer betrokkenheid van het Koninklijk Huis bij de Holland-promotie zou heel goed zijn voor Nederland.’

AP voor de rechter gesleept

De angst en minachting voor de media zitten diep bij de Oranjes. Welk ander koningskind zou het in zijn hoofd hebben gehaald om, zoals Willem-Alexander in 2009, het Amerikaanse persbureau Associated Press voor de rechter te slepen omdat het een foto had verspreid van hem en zijn gezin op een Argentijnse skipiste?

Ik heb zelf ook een geschiedenis van onaangename ervaringen met de huidige koning. Die begon in 1995 op Sint-Maarten. De orkaan Luis had een ravage aangericht op het eiland en voor RTL begaf ik mij voor twee weken richting rampgebied. Na ongeveer een week kwam kroonprins Willem-Alexander de schade bekijken. Hij had de Rijksvoorlichtingsdienst ingeseind dat vragen niet welkom waren. De prins was eerst met een vliegtuig over Saba en Sint-Eustatius gevlogen om daar de schade vanuit de lucht te ‘bezichtigen’ en was nu ‘erg moe’.

Maar goed, het verbod ‘geen vragen’ krijg je als journalist wel vaker. Alleen gebeurt het zelden dat journalisten zich er ook aan houden, althans, niet in Amerika.

De toegevoegde waarde van het koningshuis is nihil

In Amerika zijn bekendheden – en zeker degenen die hun salaris ontvangen van de belastingbetaler – vogelvrij. Als de president zich binnen schreeuwafstand bevindt, worden hem geheid vragen gesteld. Zo heb ik president Clinton en beide presidenten Bush voor de camera gehaald. Ze kunnen natuurlijk doorlopen en doen alsof ze je niet horen. Maar boos worden omdat je een vraag stelt, zoals die Hollandse prins… want dat is wat er gebeurde. Ik vroeg hem bij zijn aankomst op Sint Maarten wat hij vanuit de lucht had gezien van het rampgebied. Toch niet echt een politiek gevoelige vraag – maar wel een belangrijke voor de Nederlandse kijkers, die zijn inspectievlucht betaalden. De prins verstijfde. Hij siste naar een medewerker van de RVD: ‘Dat hadden we toch niet afgesproken?’ Vervolgens stapte hij in een limousine om met vooraanstaande figuren te gaan lunchen in het enige restaurant op het eiland dat nog overeind stond.

Ik riep hem nog achterna: ‘Dus u heeft geen commentaar?’ Op dat moment had ik het helemaal bij hem verbruid. Daar kwam ik een jaar later achter tijdens de Olympische Spelen in Atlanta, waar de prins weigerde met mij te spreken. Omdat ik hem destijds zo’n ‘schandalige’ opmerking had toegeroepen.

Vernederingen

De meest fervente republikeinen vind je onder de journalisten die het koninklijk circus full time achterna reizen. Tandenknarsend ondergaan ze de vernederingen van een familie die ze behandelt als deel van de hofhouding, niet als leden van een vrije pers die toezicht houdt op hun functioneren als ‘s lands bestbetaalde ambtenaren.

Die Nederlandse journalisten zijn zo goed gekneed dat ze alleen doen wat mag. Met de buitenlandse media vallen geen afspraken te maken. En dus worden die op afstand gehouden. Waardoor koninklijke bezoeken uit Nederland dus zelden veel aandacht krijgen in de lokale media.

Maar wat doet het ertoe? Want wat vooral telt, is dat de eigen onderdanen in de mythe blijven geloven, en daar zorgt de vaderlandse pers wel voor. Dat 400 jaar New York-feest dat geen New Yorker is opgevallen? De Nederlandse media stonden er een week lang bol van. En het was in de berichtgeving alsof het openbare leven in New York tot stilstand was gekomen, zodat iedereen vol bewondering onze koninklijke bezoekers kon aangapen.

Binnenlandse consumptie

Ik kreeg dan ook vaak de indruk dat de buitenlandse optredens van het Nederlandse staatshoofd vooral zijn bedoeld voor binnenlandse consumptie. Om de onderdanen ervan te overtuigen dat de familie van onschatbare waarde is voor de Holland-promotie: dat de Oranjes als commerciële ambassadeurs het land veel geld opleveren – en hun exorbitante kosten dus meer dan gerechtvaardigd zijn.

Maar er kan geen enkele grote economische deal worden aangewezen waarbij hun betrokkenheid een rol zou hebben gespeeld. Het is ook idioot om te denken dat ondernemers op een handelsmissie een transactie zou worden gegund omdat zij vergezeld worden door een koninklijke entourage. Zo werkt het kapitalisme toch echt niet.

Ik denk eerder dat het tegendeel waar is. Dat de koning meer hindert dan helpt.

Waar baseer ik dat op? Twee jaar geleden ging ik mee op een grote handelsmissie naar India, om daar een programma over te maken. Het was een leuke trip. De Nederlandse ondernemers waren enthousiast als kinderen op een schoolreisje. Bewindslieden sloofden zich van ‘s ochtends vroeg tot ‘ s avonds laat uit om in onderhandelingen dingen voor het Nederlandse bedrijfsleven uit het vuur te slepen. Staatssecretaris Sharon Dijksma wist de Indiase markt open te breken voor onze appels en peren – een big deal, want India is hard op weg het land met de meeste inwoners te worden. Premier Rutte stond bij iedere ondertekeningssessie te glimmen en ging met alle Indiërs die maar wilden graag op de foto. Iedere avond gaf hij à l’improviste voor de Nederlandse zakenlieden een enthousiaste samenvatting van wat er die dag allemaal was bereikt.

Op eieren lopen

En de koning? Die was er niet bij! De meeste handelsmissies doen het zonder koninklijke franje. En dat is maar goed ook, zo vertelden mij een paar functionarissen die de handelsmissies helpen organiseren. Als de koning erbij is, is de sfeer totaal anders, vertelden ze. Formeel, gespannen, krampachtig. Iedereen loopt op eieren. Dat is nu eenmaal wat royalty met de mens doet; burgers worden tot dweperige onderdanen, en ook veel buitenlanders staat het klamme zweet in de handen. Dat is niet de beste sfeer voor creatief zakendoen. Degenen die handelsmissies met en zonder koning met elkaar kunnen vergelijken zeggen dan ook: geef ons maar de missies zonder. Althans dat vertellen ze je ‘s avonds bij de borrel. Ze zullen het niet in hun hoofd halen dat op het NOS-journaal te herhalen. En de staatsomroep zou het natuurlijk ook niet uitzenden.

In dertig jaar buitenlandjournalistiek heb ik met eigen ogen kunnen constateren dat de toegevoegde waarde van het koningshuis voor het Nederlandse imago en de Nederlandse economie nihil is.

Strijd tegen traditie

Er is een ander misleidend argument voor de monarchie dat mij de keel uithangt. Het wordt overál voor van stal gehaald. Voor vuurwerk, voor Zwarte Piet. En jawel, voor het koningshuis. ‘Ah joh, waar maak je je druk om, het is toch een mooie traditie? Tradities moet je koesteren!’

Tradities zijn een gek ding. Bestempel iets als zodanig en plotseling lijkt het immuun voor iedere tegenwerping. ‘Het is nu eenmaal traditie!’ Een eenvoudig excuus om alles bij het oude te laten, ook al is het uit de tijd, onjuist of onrechtvaardig. Mark Twain schreef in De Avonturen van Tom Sawyer al: ‘Hoe minder er is om een traditie te rechtvaardigen, des te moeilijker het is om haar kwijt te raken’. Zie de monarchie.

Een strijd tegen een traditie is geen eerlijk gevecht met het verstand. Dit is het grote probleem van de republikeinen. Je mag alle argumenten achter je hebben, maar meestal leg je het af tegen een biologisch fenomeen genaamd ‘inprenting’; gedrag en gewoontes die in de kindertijd worden aangeleerd gaan zo diep dat ze nauwelijks meer te veranderen zijn. De babygansjes die in 1935 uit hun ei kropen en als eerste levende wezen de onderzoeker Konrad Lorenz zagen, bleven hem altijd slaafs volgen, ook nadat ze hun echte moeder hadden ontmoet. Wie tussen zijn eerste en tiende levensjaar is grootgebracht met een koning of koningin is geneigd achter ze aan te blijven lopen.

Bovendien wordt iedere aandrang om aan de monarchie te twijfelen de kop ingedrukt door een gestage stroom van beelden die die inprentingsboodschap moeten bevestigen. De koninklijke koppen staan op munten en postzegels, er zijn koningsspelen, een koningsdag, 200 jaar koninkrijk twee jaar lang gevierd. Wie zijn best doet krijgt een koninklijk lintje. Verjaardagen en pietluttige informatie over het doen en laten van koningskinderen worden door de media breed uitgemeten.

Vijftigste verjaardag

Een víjftigste verjaardag? Het land is er een week lang van in de ban! Eerst moeten de kinderen sporten in koningsspelen, dan is er een interview waarin de koning commentatoren en onderdanen verrast door te bewijzen dat hij ook maar een mens is. Hij zegt dingen die doodgewoon zijn – dat hij droevig was over de dood van zijn broer; dat hij van zijn vrouw houdt. Maar omdat hij het zegt is, vindt men het plotseling heel bijzonder. Kijkend met de buitenlandse bril die ik nog steeds op heb, dacht ik: wat saai, wat een gemeenplaatsen, wat zit die interviewer er ongemakkelijk bij. En ik stond versteld van de extatische reacties die volgden in de media. Prachtig! Openhartig! Menselijk!

Een soort staatsreligie houdt het volk in een psychologische houdgreep

Vervolgens liet de koning zich op zijn verjaardag door een hele stad toejuichen, en ging de dag erna eten met 150 ‘gewone’ burgers. En zij bevestigden: ‘Hij is zo menselijk, zo gewoon’.

Beknellende persoonlijkheidscultus

Vaak hoor je vergoelijkend: ah joh, ze hebben geen macht, ze zijn niet belangrijk, het is gewoon leuk. Maar de gestage hersenspoeling, waaraan collega-journalisten ijverig bijdragen, plant in het onderbewuste een tegenovergestelde overtuiging: zonder die familie zijn wij als natie niks. De monarchie is als een soort staatsreligie die het Nederlandse volk in een psychologische houdgreep heeft. Een persoonlijkheidscultus die in plaats van bindend eerder beknellend werkt, zoals het Republikeins Genootschap onlangs illustreerde met een treffende spotprent van burgers die gevangen zitten in een kroon.

Nederlandse tradities slijten tergend langzaam. Nederland was een van de laatste landen die een eind maakte aan heksenverbrandingen, aan de slavernij, aan elektrotherapie voor homoseksuelen en aan kwelspelen als katknuppelen – zaken die in hun tijd werden gezien als diepgewortelde tradities. Maar uiteindelijk verdwenen ze wel. En zo denk ik dat ook de monarchie gedoemd is te verdwijnen.

Zwakke steun

Ik geloof dat de steun voor het instituut schromelijk wordt overdreven. Voortdurend horen we: de overgrote meerderheid is er nu eenmaal voor. Oh ja, wanneer was dat referendum dan? Is er ooit echt een publieke discussie over geweest? Er zijn opiniepeilingen die voor velerlei interpretatie vatbaar zijn. Dan zie je dat ongeveer de helft echt voorstander is van de monarchie, maar de andere helft uiteenvalt in categorieën die variëren van ‘Nederland moet een republiek worden’ tot ‘Nederland mag van mij een monarchie blijven, maar als het een republiek wordt vind ik dat ook niet erg’. Dus de helft wil verandering of heeft daar in ieder geval geen bezwaar tegen. Alles duidt erop dat veel van de steun voor de monarchie ‘soft support’ is – zwakke steun, van mensen die er zelden of nooit echt over hebben hoeven nadenken.

Stel je voor, er komt een referendum, met daaraan voorafgaande voor het eerst een brede maatschappelijke discussie. Ik ben ervan overtuigd dat veel mensen in hun geloof gaan wankelen. Ik zie het om mij heen. Ik heb mijn hele familie al omgekregen! Mijn vier broers en zusters, hun kinderen – en mijn 88-jarige moeder – zijn nu tegen de monarchie. Gewoon omdat ik ze met argumenten heb geconfronteerd die ze nog nooit hadden gehoord. Ik heb ze uitgenodigd om iets te doen wat de ‘inprenters’ proberen te voorkomen: nadenken over de monarchie.

Omdat ik lang in Amerika heb gewoond confronteren monarchisten me vaak met argumenten die op mijn ervaring betrekking hebben. Zoals:

  • ‘Ja, en dan krijgen we zeker zo’n Trump? Alsof we daarop zitten te wachten!’ Waarop ik antwoord: Of je krijgt een Obama. Hoe dan ook, als de Amerikanen niet tevreden zijn, kunnen ze hun president na vier jaar weer wegstemmen. Of wat misschien nu wel gaat gebeuren: het congres kan een president die zich misdraagt ook voortijdig afzetten. Wij zitten levenslang opgescheept met ons staatshoofd, of hij nou deugt of niet. Willem 1, 2 en 3 – geen van drieën deugden ze, maar onze hele negentiende eeuw zaten we aan ze vast.

Belangrijker nog: de keuze is niet tussen het Nederlandse of het Amerikaanse systeem. Er is geen enkele reden om ons parlementaire stelsel met een premier als machtigste bestuurder overboord te doen. Wij hebben alleen een president nodig voor ceremoniële functies. Dus misschien volgens het Duitse model, waar burgers die zich professioneel onderscheiden hebben de functie tijdelijk vervullen. Of het Zwitserse model, waar ministers bij toerbeurt het staatshoofdschap als part-time job vervullen. Nee, het Amerikaanse systeem zou ik zeker niet overnemen.

  • Een ander argument waar ik regelmatig mee wordt geconfronteerd: ‘Maar een president is toch net zo duur, misschien wel duurder?’ Oh ja? Wij hebben Europa’s duurste monarchie en een van de duurste staatshoofden ter wereld; de koning en zijn vrouw krijgen alleen al aan salaris drieënhalf keer zoveel als de Amerikaanse president (zijn vrouw verdient niets, en hij betaalt bovendien gewoon belasting). En terwijl het handjevol paleizen van onze koninklijke familie voor tientallen miljoenen belastinggeld wordt verbouwd, is het ene huis van de Amerikaanse president – waar hij bovendien kantoor aan huis houdt – onder Obama gerenoveerd voor een half miljoen dollar, betaald door de leden van een particuliere stichting. Het volk is er iedere dag welkom voor rondleidingen en mag er sinds kort ook naar hartenlust fotograferen. Kom daar eens om in Nederland, waar het ‘werkpaleis’ Noordeinde welgeteld vier dagen per jaar gedeeltelijk wordt opengesteld voor de belastingbetalers. Van het ‘woonpaleis’ Huis ten Bosch, dat voor zestig miljoen wordt gerestaureerd, kunt u één zaal op internet virtueel bezoeken.

Braziliaanse keizer

Tot slot, we hebben het over koningen en koninginnen. Dus wil ik u nog een leuk sprookje vertellen. Waargebeurd! Over een monarch naar mijn hart. Ik woon tegenwoordig grotendeels in Brazilie. In Rio de Janeiro. Qua omvang, bevolkingsdichtheid en economie is Brazilië het op een na belangrijkste land van het westelijk halfrond – na de Verenigde Staten. Het is ook het enige land in Noord- en Zuid-Amerika dat ooit een zelfstandige monarchie was. Een keizerrijk no less. Vanaf 1840 werd het geregeerd door Pedro II, telg uit het koninklijk geslacht van Portugal, waarvan Brazilië ooit een kolonie was. Hij was pas vijftien toen hij op de troon werd gehesen, maar hij bleek al snel in alles het tegenovergestelde van onze Willems – 1,2,3 en wat mij betreft ook 4: hij was beleefd op het nederige af, belezen en intellectueel nieuwsgierig, een keiharde werker, zuinig met staatsgeld en een democraat in hart en nieren.

Terwijl in Nederland Willem II de liberale grondwet van Thorbecke probeerde tegen te houden, was Pedro een en al eerbied voor de privileges van parlementariërs én gewone burgers. Iedereen was welkom op zijn wekelijkse spreekuur. ‘Als ik geen keizer was zou ik leraar willen zijn’, zei Pedro, die uit eigen zak studiebeurzen financierde voor veelbelovende Brazilianen. Toen politici een standbeeld voor hem wilden oprichten, vroeg hij ze het geld te steken in de bouw van lagere scholen. In zijn vijftig regeringsjaren accepteerde hij geen enkele loonsverhoging. Peperdure paleisverbouwingen, zoals nu bij ons, vond Pedro niet nodig, want, zo zei hij: ‘Nodeloze uitgaven zijn hetzelfde als stelen van de natie’.

Zijn buitenlandse reizen bekostigde hij grotendeels zelf. En anders dan de Oranje-vorsten, die interviews met lokale media weigeren en daardoor op buitenlandse staatsbezoeken grotendeels onzichtbaar blijven, was de eenvoudige, hartelijke keizer een wandelend reclamebord voor Brazilië, aanspreekbaar voor iedereen. Hij wilde er geen keizer genoemd worden: ‘Ik heet Pedro de Alcântara’.

Vrijheid van meningsuiting was heilig voor de keizer. Ook als hij zelf het mikpunt was van kritiek of satire. ‘De drukpers bestrijd je met de drukpers,’ zei Pedro, op een moment dat Willem III zijn critici liet opsluiten. Een wet als ‘majesteitsschennis’ was in Brazilië toen al ondenkbaar – terwijl je hier nu nog gearresteerd wordt als je ‘Fuck de koning!’ roept.

Verouderde staatsvorm

Maar wat Pedro II vooral een monarch naar mijn hart maakt is dat hij in zijn hart een republikein was! Uit zijn brieven en dagboeken blijkt duidelijk dat hij zich ongemakkelijk voelde in de rol van erfelijk staatshoofd. In de negentiende eeuw al zag hij de monarchie als een verouderde staatsvorm, geoorloofd slechts als overgang naar een republiek. En toen hij hoorde dat het leger een coup tegen hem voorbereidde, verzette hij zich niet. Hij vertrok met een kussensloop vol Braziliaanse aarde en overleed korte tijd later in een eenvoudig hotel in Parijs.

Twintig jaar later werd zijn lichaam met veel ceremonieel teruggehaald naar Brazilië. Talloze Brazilianen hadden intussen een tatoeage in de vorm van een kroontje laten aanbrengen – zoveel heimwee hadden ze naar de keizer die ooit zei dat hij liever een gekozen president was geweest. Ik weet het; de rechtgeaarde republikein baseert zijn overtuiging op principes – niet op de persoonlijkheid van de monarch. Niettemin: wat een schril contrast tussen die Pedro en onze Oranjeman.

Rillingen

In the Wall Street Journal schreef ik destijds: ‘Ik hoop dat wij Nederlanders ooit onze republikeinse traditie weer volop zullen omarmen. In een land van gelijken krijg ik de rillingen als medeburgers worden aangesproken met “uwe Koninklijke Hoogheid”.’ Het was een genoegen om deze middag te mogen doorbrengen in een gezelschap van Nederlanders die er precies zo over denken. Dank u wel!

 

Voor deze lezing heeft Max Westerman zich deels gebaseerd op zijn eerder verschenen artikelen en reportages over de monarchie. Voor een overzicht zie www.maxwesterman.nl/actualiteit/

Dossier – Verborgen kosten koningshuis

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 13, NR.2, JUNI 2017

THEMA: Nederland is belastingparadijs voor de miljarden van Oranje

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

De verborgen kosten van het koningshuis
René Zwaap

Essay: Goethe contra de private geldschepping
Walter Lüssi

Max Westerman: ‘Handelsmissies met koning leveren niets op’
Max Westerman

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: ‘Een duister stel’ schrijft geschiedenis
René Zwaap

Van het republikeins front: Terug naar Västerås

Van gekozen burgemeester naar gekozen staatshoofd
Gijs Korevaar

Republikeins Genootschap herrijst uit zijn as
Ulli d’Oliveira

Dubbelportret 1: Kenne Grégoire schildert Willem-Alexander
Kenne Grégoire

Dubbelportret 2: Jan Maliepaard over zijn Koningin Minima
Jan Maliepaard

Column: Strijdige belangen
Simplicissimus

Column: De dag dat de barbaren kwamen
Ries Roowaan

King Kong en de Stadhoudersbrief
Manuel Kneepkens

Hoe Wilhelmina de Sovjet-Unie bestreed
Maurits van den Toorn

Rusland: 100 jaar revolutie in een eeuwig wingewest
Anton van Hooff

Boekrecensie: coalitievorming in Nederland
Maurits van den Toorn

Adoptiekeizers deden het beter dan geborenen
Anton van Hooff

Lezerspost

Appeltjes van Oranje: Operatie Lock
René Zwaap

Column Hans Maessen: Wat niet weet…

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

De republikeinse verkiezingsgids

Wie bij de gang naar de stembus op 15 maart republikeinse overwegingen mee wil laten spelen bij zijn keuze, komt er bij de meeste van de 28 deelnemende partijen nogal bekaaid af. Aan de positie van het koningshuis worden slechts in enkele verkiezingsprogramma’s woorden gewijd. Wel lijkt de recente discussie over de koninklijke belasting(ont)heffing her en der na te dreunen.

 

Tekst: Maurits van den Toorn

 

Dat wil niet zeggen dat de kiezer vertwijfeld het rode potlood boven de hokjes moet laten zweven, want van de gevestigde partijen is wel bekend hoe ze over de monarchie denken. Het vormt voor de meeste alleen geen onderwerp bij de verkiezingen.

Om te beginnen de huidige regeringspartijen. Volgens de VVD bindt het koningshuis Nederlanders en versterkt het de eenheid in onze samenleving. ‘Daarom vinden wij de constitutionele monarchie de beste staatsvorm voor Nederland. Wij zien geen reden hier iets aan te veranderen, omdat de koning niet betrokken is bij de politieke besluitvorming.’ Er staat in het verkiezingsprogramma dan ook alleen maar een opmerking over Koningsdag, dat is ‘een traditie die bij Nederland hoort’.

VVD: ‘Constitutionele monarchie is de beste staatsvorm voor Nederland’

De PvdA toont zich in dit opzicht een waardig coalitiegenoot: ‘De PvdA vindt dat de monarchie een belangrijke verbindende factor is in de Nederlandse samenleving. Het koningshuis leent zich niet voor politisering.’ Heel voorzichtig mag er aan de situatie worden gemorreld, want het is volgens de sociaaldemocraten om het koningschap te waarborgen in de 21ste eeuw noodzakelijk de monarchie te moderniseren, ‘ook financieel’. Een interessante opmerking, maar concreter wordt het niet. De partij pleit in haar verkiezingsprogramma voor vernieuwing van de democratie met meer ruimte voor burgerinitiatieven en een correctief referendum, maar wijdt geen woord aan de anomalie van het erfelijk koningschap in zo’n stelsel waarin de burger het meer voor het zeggen krijgt.

PvdA: ‘Koningshuis leent zich niet voor politisering’

 

‘Constructieve’ oppositie

De traditionele en soms zelfs ‘constructieve’ oppositiepartijen in de Kamer CDA en ChristenUnie noemen de monarchie niet expliciet, maar zijn er zeker voorstander van (‘De Koning is symbool van eenheid. In ons land met zoveel verschillende mensen en zoveel verschillende meningen speelt de Koning een onmisbare verbindende rol,’ meldt het CDA op de website).

CDA: ‘Koning is symbool van de nationale eenheid’

De SGP gaat nog een slagje verder en pleit in haar programma voor het herstel van de bemoeienis van de koning(in) bij de kabinetsformatie. Daarmee vormt deze partij een eenzame uitzondering.

SGP: ‘Herstel  de bemoeienis van de koning bij de kabinetsformatie’

Naarmate we meer naar links gaan worden de standpunten uitgesprokener. D66 vindt dat de koning ‘als neutraal en verbindend figuur’ geen onderdeel hoort te zijn van de regering of van de Raad van State. ‘Ondertekening van wetten en ‘Koninklijke’ besluiten zijn dan overbodig. De koning regeert wat D66 betreft niet langer ‘bij de gratie Gods’.’ Verder wil D66 een einde aan de bijzondere strafbaarstelling voor majesteitsschennis (het initiatiefwetsvoorstel daarvoor is al ingediend) en moet de koning ‘gewoon’ belasting en sociale premies gaan betalen. Uiteindelijk moet de koning als het aan de democraten ligt zelfs binnen de kaders van de Wet normering topinkomens gaan vallen.

D66: ‘De koning regeert niet langer bij de gratie Gods’

Pas verder ter linkerzijde valt openlijk het woord ‘republiek’. Ook GroenLinks wil allereerst majesteitsschennis uit het Wetboek van Strafrecht hebben. Dat is voor nu, maar uiteindelijk verdwijnt de monarchie: ‘Op termijn wordt Nederland een republiek en wordt het staatshoofd gekozen.’

GroenLinks: ‘Op termijn wordt Nederland een  republiek en het staatshoofd gekozen’

 

Overige oppositie

De SP huldigt dezelfde standpunten: ‘We streven naar een republiek, tot die tijd is een monarchie in een democratie alleen houdbaar als het staatshoofd geen politieke invloed heeft, maar alleen ceremonieel is.’ Ook de socialisten willen dat de leden van het Koninklijk Huis zelf hun privékosten betalen (als het er ooit van komt zijn eindeloze discussies te voorzien over wat wel en niet privé is) en belasting betalen over hun inkomen en vermogen.

SP: ‘Monarchie alleen houdbaar als staatshoofd ceremonieel is’

Wat meer naar de randen van het politieke spectrum wordt het beeld diffuser. De Partij voor de Dieren staat qua standpunt dicht bij D66: majesteitsschennis wordt geschrapt, er komt een ceremonieel koningschap zonder politieke rol of voorzitterschap van de Raad van State. Het budget van het koninklijk huis moet ‘aanzienlijk’ omlaag, staatstoelages moeten worden beperkt tot de Koning en de troonsopvolger. In het verkiezingsprogramma wordt daaraan toegevoegd dat de vrijstelling voor de koning en zijn familie voor loon- en inkomstenbelasting komt te vervallen, evenals tegemoetkomingen in de sfeer van vermogens- en winstbelastingen of rendementsheffingen. Wat de PvdD zeer ter harte gaat: het koninklijk jachtdepartement wordt opgeheven, de subsidies aan dit departement worden geschrapt. Dat laatste is nogal dubbelop, iets wat niet bestaat subsidiëren is onmogelijk.

Partij voor de Dieren: ‘Budget koninklijk huis moet omlaag’

Wat de PVV cq Geert Wilders ervan denkt wordt niet duidelijk uit het fameuze A4’tje dat het verkiezingsprogramma vormt. Eerder leek of bleek Wilders niet erg geporteerd voor de monarchie in de huidige vorm, want eind 2007 pleitte hij voor een grondwetswijziging om koningin Beatrix buiten de regering te plaatsen, het koningschap zou alleen nog ceremonieel moeten zijn. Aanleiding was toen de kersttoespraak van hare majesteit die hem te multicultureel was. Een paar jaar later kwamen enkele fractieleden met een voorstel voor een ceremonieel koningschap en afschaffing van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de Koning.

50plus tenslotte, als laatste van de in de Kamer gezeten partijen, doet er ten aanzien van de monarchie het zwijgen toe.

 

Afsplitsingen

Dan komen we bij de nieuwe partijen die nu al vertegenwoordigers in het parlement hebben doordat ze zijn ontstaan als afsplitsingen van andere partijen. De ‘beweging Denk’, zoals ze zich betitelen, in de Kamer aanwezig in de vorm van wat officieel de groep Kuzu/Öztürk heet, is voorstander van de huidige invulling van het constitutionele koningschap dat een verbindend instituut vormt en mede vormend is voor onze nationale identiteit. De partij is daarentegen wél voor het afschaffen van belastingvoordelen voor leden van het Koninklijk Huis.

Denk: ‘Schaf belastingvoordelen voor leden van Koninklijk Huis af’

VNL/VoorNederland, in de Kamer de groep Bontes/Van Klaveren, wil naast een groot aantal bestuurlijke veranderingen een puur ceremonieel koningschap naar Zweeds model waarbij de leden van het Koninklijk Huis belasting betalen, ‘net als alle Nederlanders’.

Kamerlid Klein, afgesplitst van 50plus, is de Vrijzinnige Partij begonnen. Deze partij plaatst in haar verkiezingsprogramma kanttekeningen bij de monarchie: ‘Het is niet vanzelfsprekend dat het land Nederland, ontstaan vanuit een republiek, een koning heeft. Het koningschap is een privilege gegund aan een persoon geboren in een specifieke familie. Ieder mens dient als gelijk te worden behandeld door de wet.’ Toch prefereert hij de monarchie boven een presidentieel systeem, maar dan wel met eens in de twaalf jaar een verkiezing of referendum om de legitimatie van het koningschap te versterken. Daarbij lijkt hij ervan uit te gaan dat de kiezers altijd voor behoud van de monarchie zullen stemmen.

Vrijzinnige Partij: ‘Elke 12 jaar referendum over de monarchie’

Ex-PvdA’er Jacques Monasch, die aan de weg timmert met zijn partij Nieuwe Wegen, laat in zijn ’12 Speerpunten’ de monarchie ongenoemd. De voor zichzelf begonnen eenlingen Houwers en Van Vliet hebben voor zover bekend geen aspiraties om met een eigen politiek vehikel naar de kiezersgunst te dingen. Van hun weten we zeker dat ze in de politieke vergetelheid verdwijnen.

 

Buitenstaanders

En last but not least zijn er de ‘buitenstaanders’ die nu nog niet in het parlement zitten. Van de in totaal 81 gegadigden die zich bij de Kiesraad hadden ingeschreven, hebben 28 voldoende handtekeningen verzameld én de waarborgsom betaald, zodat ze op het stembiljet kunnen verschijnen.

Een daarvan is het Forum voor Democratie van Thierry Baudet. De partij, die het hele politieke stelsel wil hervormen met onder meer een gekozen minister-president met meer macht, gekozen burgemeesters, een ander kiessysteem en bindende referenda, wijdt geen woord aan de monarchie. Hooguit zou je uit de gewenste staatkundige hervormingen kunnen concluderen dat er alleen nog een ceremoniële rol voor de koning is weggelegd.

Ook GeenPeil met lijsttrekker Jan Dijkgraaf heeft geen standpunt over de monarchie. Dat hoeft geen verbazing te wekken, want GeenPeil heeft helemaal geen programma of standpunten. De partij voor de Niet Stemmers van Peter Plasman heeft dat ook niet, met als extra bonus dat de eventueel gekozenen van deze partij in het parlement nooit zullen stemmen. Voor wie het zonnig wil zien: de Niet Stemmers zullen dus ook nooit voor een besluit ten faveure van de monarchie stemmen.

Om een bekende uitroep van het cabaret-duo Neerlands Hoop te citeren: en zo zouden we nog úren door kunnen gaan, want er is ook nog Artikel 1 (u weet wel, van Sylvana Simons), de OndernemersPartij (u weet wel, van Hero Brinkman), De Burger Beweging, MenS en Spirit/Basisinkomenpartij/V-R en vele andere. Alleen De Burger Beweging en MenS en Spirit doen uitspraken over de monarchie: die dient slechts puur ceremonieel te zijn, de leden van het koningshuis moeten belasting betalen en draaien zelf op voor de kosten van de meeste paleizen en De Groene Draeck. MenS en Spirit vindt bovendien dat het koninklijk jachtdepartement moet worden opgeheven.

Laatste deelnemer op de lijst is de Vrije Democratische Partij, die voorstander is van afschaffing van de monarchie. We bevinden ons inmiddels diep in de minder frisse krochten van het politieke bedrijf, want oprichter, lijsttrekker en enige kandidaat Burhan Gökalp heeft wegens antisemitische en homofobe uitspraken een flink aantal aanklachten wegens discriminatie aan de broek. Eind januari is hij in verband daarmee door de politie aangehouden.

Verborgen kosten koningshuis (1)

Logo:Studio GoedZo

Na een succesvolle crowdfunding door het Nieuw Republikeins Genootschap is de redactie van ‘De Republikein’ volop van start gegaan met een onderzoek naar de reële kosten van het koningshuis. Via het digitale meldpunt WillyLeaks (willyleaks@rotestsite.nl) stromen de tips binnen.

Volgens de begroting kost de Nederlandse monarchie jaarlijks bijna vijftig miljoen euro. Maar alleen al de directe kosten bedragen zeker het dubbele, ruim 104 miljoen euro. Het staat er allemaal zo keurig: de Grondwet bepaalt in artikel 40 dat de koning een uitkering van de staat ontvangt. De Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH) uit 1972 werkt deze grondwetsbepaling verder uit. De uitgaven worden netjes gesplitst in drie delen: een persoonlijk inkomen (A), personeels- en materiële kosten (B) en functionele uitgaven en doorbelaste kosten ten laste van andere begrotingshoofdstukken dan de eigen begroting van de koning (C). De A- en B-componenten komen in de begroting van de koning in 2017 samen uit op 41,4 miljoen euro, voor de C-component komt daar 5,7 miljoen euro bij. Totaal dus 47,1 miljoen euro.

Maar er komt nog 17,1 miljoen euro bij, zo blijkt uit de zogenaamde extracomptabele bijlage bij de begroting. Het gaat daarbij om 2 miljoen euro voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken (dit slaat neer op de begroting van Buitenlandse Zaken), 15 miljoen euro voor de paleizen Huis ten Bosch, Noordeinde en het Koninklijk Paleis in Amsterdam (op de begroting van Wonen en Rijksdienst), 87.000 euro onderhoudskosten van De Groene Draeck (op de begroting van Defensie) en ruim 800.000 aan vliegkosten met het regeringsvliegtuig PH-KBX en andere gehuurde toestellen (op de begroting van Infrastructuur en Milieu). De totale kosten zijn dus 64,2 miljoen euro.

Allemaal heel transparant, zo vond ook de Belgische hoogleraar Herman Matthijs. In 2012 vergeleek hij de kosten van de diverse monarchieën en staatshoofden met elkaar. In 2013 verscheen een samenvatting van zijn onderzoek in het Tijdschrift voor Openbare Financiën. Hij kwam tot de conclusie dat de Nederlandse monarchie met een jaarlijks bedrag van zo’n 40 miljoen euro qua kosten tussen Noorwegen (42,7 miljoen) en Groot-Brittannië (38 miljoen) inzat. Daarbij valt op dat Matthijs de kosten die tegenwoordig in de begrotingsbijlage staan niet meerekent, wat een behoorlijk geflatteerd beeld oplevert. Dat geldt ook voor zijn kostenberekening voor Groot-Brittannië, want de Britse organisatie Republic Campaign Ltd raamde de totale kosten van de monarchie daar (deels op basis van soms nogal vérgaande aannames) in 2015 op 334 miljoen pond, wat toen nog neerkwam op 450 miljoen euro.

De monarchieën van Zweden, België, Denemarken en Spanje zijn aanzienlijk goedkoper, tussen de 8 en 15 miljoen euro per jaar, maar Matthijs plaatst daarbij de kanttekening dat er in deze laatstgenoemde gevallen weinig budgettaire transparantie is. Anders gezegd: de kosten zouden in die landen ook (veel) hoger kunnen zijn.

Transparant?

Nederland scoort op het gebied van transparantie een stuk beter, aldus de hoogleraar, maar het is de vraag of dat werkelijk zo is. De openbare uitgaven vormen namelijk niet meer dan de top van de ijsberg. Een groot deel van de kosten zit ‘onder water’ in de vorm van beveiliging en bewaking. Dit vormt een onderdeel dat voor rekening komt van de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Defensie.

Die kosten blijven onder water, ook in de genoemde extracomptabele bijlage die sinds 2016 bij de begroting zit. In deze bijlage is slechts te lezen: ‘Uit dit budget worden uitgaven voor alle beveiliging van personen en objecten gedaan, dus voor zowel leden van het Koninklijk Huis als leden van het kabinet en de Eerste en Tweede Kamer. Het budget laat niet zien hoe de uitgaven in het budget worden verdeeld over de verschillende personen en objecten. Dat zou veiligheidsrisico’s kunnen opleveren, omdat dit ongewenst informatie over de beveiliging zou kunnen geven.’ Het beeld over de kosten van de monarchie is dus nog veel geflatteerder dan in Matthijs’ onderzoek.

Het aardige is dat die ongewenste informatie een paar jaar geleden wél openbaar is gemaakt. In 2009 waren de ‘overige uitgaven’ voor het koningshuis namelijk ruim 77 miljoen euro, inclusief beveiligingskosten. Die kwamen toen nog voor rekening van het ministerie van BZK (13.750.000 euro) en van Defensie (25.898.000 miljoen euro), bij elkaar dus bijna 40 miljoen euro. Samen met de declarabele functionele uitgaven van ruim 25 miljoen euro en de grondwettelijke uitkeringen van bijna 7 miljoen euro leverde dat een totaal kostenplaatje op van 110.036.000 euro op aan kosten Koninklijk Huis.

Dit bedrag komt uit onverdachte bron, een rapport dat is opgesteld door oud-minister van Financiën Gerrit Zalm in opdracht van minister-president Balkenende. Aanleiding daarvoor was de wens de begroting van het Koningshuis een andere vorm te geven, wat vervolgens ook is gebeurd (alle aanbevelingen uit het rapport werden overgenomen).

Van 2009 is zonder al te veel problemen naar het heden te extrapoleren, want we kunnen aannemen dat de kosten voor beveiliging niet substantieel zijn gewijzigd. Als het al is gelukt om sindsdien efficiënter te werken – wat immers het nobele streven van elk kabinet is – dan wordt de eventuele opbrengst daarvan ongetwijfeld teniet gedaan door de (lichte) inflatie en de toegenomen terreurdreiging van de afgelopen jaren. Anders gezegd: we kunnen stellen dat ook heden ten dage de beveiligingskosten voor de leden van het Koninklijk Huis neerkomen op zeker 40 miljoen euro. Als we dan de A-, B- en C-componenten plus de bedragen in de extracomptabele bijlage plus beveiligingskosten bij elkaar optellen, komen we op minstens 104,2 miljoen euro. Bovendien is ook dit bedrag nog aan de krappe kant, want ter wille van de monarchie worden ook elders uitgaven gedaan.

 

Koningsdag

Zo is er Koningsdag, in 2016 gevierd in Zwolle. De gemeente had daar een begroting van 920.000 euro voor opgesteld. Dordrecht deed het in 2015 voor 955.198 euro, Tilburg is dit jaar de gelukkige en heeft er in de begroting 700.000 euro voor gereserveerd. In alle gevallen gaat het alleen om externe kosten, de ongetwijfeld vele werkuren van de gemeenteambtenaren zijn niet berekend. Al met al kunnen we ramen dat elke Koningsdag rond één miljoen euro kost.

Er is meer: wat kost het een gemeente als een royal een ‘eenvoudig’ werkbezoek brengt? Het antwoord: 2000 euro per minuut.  Tenminste, dat blijkt uit een tip van gewezen PvdA-gemeenteraadslid te Hoorn Martien Schurink. In 2013 brachten Willem Alexander en Máxima in het kader van de kroning een flitsbezoek van 20 minuten aan de gemeente Hoorn. De kosten daarvan ten laste van de gemeentelijke begroting bedroegen 80.000 euro. Het overgrote deel van dit bedrag ging op aan incidentele beveiligingsmaatregelen.

Het recentste Jaaroverzicht van het Koninklijk Huis, verschenen in maart 2016, meldt over het jaar 2015 zo’n 340 publieke activiteiten, zoals werk- en streekbezoeken, openingen van tentoonstellingen, het bijwonen van herdenkingen en toespraken. Als we – op basis van de ervaringen in Hoorn – de kosten per keer op 80.000 euro schatten, dan komt dat voor 300 activiteiten neer op 24 miljoen euro op jaarbasis. De keuze om slechts 300 bezoeken te tellen in plaats van 340 is omdat buitenlandse bezoeken niet zijn meegerekend, daarvoor zijn immers al kosten opgevoerd in de begroting van Buitenlandse Zaken. Met die 1 miljoen voor Koningsdag per jaar en die 24 miljoen aan kosten aan binnenlandse bezoeken staat de teller dan inmiddels op 129 miljoen euro. Maar daarmee zijn we er nog niet. De leden van het Koninklijk Huis hebben immers ook een aantal privileges die de staat niet direct geld kosten, maar wel een vorm van inkomstenderving zijn. En daar begint het grote geld. De tips over dat Oranje-vermogen en aandelenpakket stromen binnen op willyleaks@rotestsite.nl. Eind april presenteert het NRG de uitkomsten van het onderzoek tijdens een bijeenkomst van de Alliance of European Republican Movements in Zweden. (Team WillyLeaks)

De Republikeinse Verkiezingsgids 2017

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 13, NR.1, MAART 2017

THEMA: De Republikeinse Verkiezingsgids 2017

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Gekozen koningin maakt comeback bij GroenLinks
Gijs Korevaar

Republikeinse Verkiezingsgids: republikeins electoraat heeft iets te kiezen
Maurits van den Toorn

PVV is rijp voor rechterlijk verbod: grenzen van de tolerantie
prof. mr. H.U. Jessurun d’Oliveira

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: Orangisme versus populisme?
René Zwaap

Van het republikeinse front: verborgen kosten koningshuis
Team Willyleaks

Een parlement van zwijgers
Floris Müller

De tragiek van de rechtse provo
René Zwaap

PVV gedwee op weg naar het paleis
René Zwaap

Grenzen aan vrijheid van expressie
Gijs Korevaar

Zwitserse verbazing over stemchaos in de polder
René Zwaap

De participatie van de burger in de bestuursstaat
Mani Matter

De kerstrede als taalkundig ongeluk
Simplicissimus

Pleidooi voor een weerbare democratie
Kurt Haverkort

God, Nederland en Oranje
Lodewijk Brunt

Bataafse mythe werd staatkundige realiteit
Anton van Hooff

Boekrecensie: De boze stiefmoeder van alle kabinetsformaties
Maurits van den Toorn

Appeltjes van Oranje: De vriendschap van prins Bernhard met Pieter Menten

Column Hans Maessen: wordt 2017 het nieuwe 1848?

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Waarom de Nobelprijs voor Dylan terecht is

Terwijl Donald Trump zich opmaakt voor de overname van het Witte Huis werd Bob Dylan geëerd met de Nobelprijs voor de Literatuur. De Zweedse Academie bracht daarmee een huldeblijk aan de meest lyrische stem van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging. En eerde met hetzelfde gebaar een traditie waar ze zelf geen weet van lijkt te hebben.

Tekst Katarina Holländer

Uitgerekend in de tijd dat de Amerikaanse democraten in de race naar het presidentschap onder leiding van Hillary Clinton campagne voerden tegen Donald Trump, die als de blauwogige ruiter van de Apocalyps, vast in het zadel van genadeloze demagogie en potsierlijke leugens, zijn sporen van samengebald racisme in de flanken zette van zijn witte renpaard, en met het verbreken van de zeven zegels van waarheidsliefde,fatsoen, opvoeding, mensenrechten, rechtvaardigheid, vertrouwen en verstand de highway van de American Dream veranderde in een road to hell, kwam uit Stockholm het nieuws dat Bob Dylan, de meest beduidende dichter onder de zingende woordvoerders van de burgerrechtenbeweging van de twintigste eeuw, was onderscheiden met de Nobelprijs voor de Literatuur.

In die beslissende fase van de Amerikaanse verkiezingsstrijd, toen leugens en lege beloftes ons om de oren vlogen, herinnerde deze Nobelprijs ons aan de ongewone kracht van het instrument dat ons in staat stelt de menselijke beschaving te creëren: de taal.

Terwijl Trump op het schild werd geheven en de heerscharen van zijn lege woorden over zijn reusachtige land en over het wereldwijde dorp kon uitstrooien, kwam uit Zweden een voetnoot:

Come gather ’round people

Wherever you roam

And admit that the waters

Around you have grown

And accept it that soon

You’ll be drenched to the bone

If your time to you is worth savin’

Then you better start swimmin’ or you’ll sink like a stone

For the times they are a-changin’

Tegenkrachten

Die Zweedse voetnoot verwees met Dylan naar de bard in de arena, die met zijn gezang tegenkrachten mobiliseert. Ze verwees naar het levenswerk van Dylan, die zelf, driekwart eeuw oud, terwijl hij onophoudelijk de wereld afreist, afziet van welk politiek statement dan ook. De prijs verwees naar veel, zeker ook naar die vroege jaren van Dylans legendarische woord- en stemkracht, die hem in de tijd dat men nog geloofde in de Power van de Flower, in de ogen van velen maakte tot niet minder dan een leidsman.

Met zijn krachtige songs, die plotseling hymnes van de opstand werden, verzamelde Bob Dylan hele naties van jongeren om zich heen en met zijn pijnlijk actuele, onvergelijkbare poëzie, diep verankerd in de traditie van de folk, leverde hij een tegengeluid voor welke eendimensionale politieke slogan dan ook.

Hij trof zijn toehoorders in de actualiteit maar leidde hen daar tegelijkertijd aan voorbij, om daar zijn kunst tegenover te stellen, die geen panklare antwoorden leverde.

Hoewel Dylan zich buiten het domein van zijn eigen kunst al vroeg onthield van iedere directe politieke uitspraak, weerklonk zijn stem wel op het inauguratiefeest van Bill Clinton met ‘Chimes Of Freedom’. Hij uitte zich ten gunste van de kandidatuur van Barack Obama, op wiens uitnodiging hij in 2010 uiteindelijk ‘The Times They Are A-Changin’ ten gehore zou brengen in het Witte Huis. Dat iets van Dylans tegenstem zal resoneren wanneer op 20 januari 2017 Donald Trump‘s beëdiging tot president van de Verenigde Staten plaatsvindt, daarvoor zorgde de Zweedse Academie door Dylan te eren met misschien wel de hoogste literaire onderscheiding.

Felle strijd

Aan ons is het, betekenis te geven aan die prijs. Want bij iedere laureaat kan men eindeloos voor of tegen argumenteren, deze keer is de strijd wel bijzonder fel. De in 1941 in Duluth, Minnesota, geboren Robert Allen Zimmerman, alias Bob Dylan, heeft namelijk geen gedichtenbundels, romans of toneelstukken geschreven die in de regel met deze prijs worden onderscheiden. Bob Dylan tourt jaar na jaar rond met zijn band. Wat hij is, wordt gewoonlijk omschreven als ‘singer-songwriter’, alsof men er niet helemaal uit is wat zo’n zingend en dichtend wezen nu eigenlijk is.

Zoals te verwachten viel vroegen niet weinigen zich af, waarom de hoog gedoteerde prijs niet naar een ‘echte’ schrijver is gegaan, zodat de boekhandel tenminste ook een opkikkertje zou krijgen.

Homerus en Sappho

De laatste Amerikaanse winnaar van de prijs was Toni Morrison in 1993, voorgegaan door onder anderen Ernest Hemingway, John Steinbeck, Saul Bellow en Isaac Bashevis Singer. De prijsdrager van dit jaar wordt door de Zweedse Academie gelauwerd ‘voor nieuwe poëticale expressies binnen de grote traditie van het Amerikaanse lied’, zo verklaarde Sara Danius, secretaris van de Academie, die, aangesproken op de buitengewone keuze, verwees naar de Antieken, in het bijzonder naar Homerus en Sappho. Ook hun dichtwerk was bedoeld om te worden voorgedragen, niet gemaakt voor stille kamertjes, en ook nu lezen we hun werk nog met plezier. En zo, aldus nog steeds Danius, is het ook gesteld met Bob Dylan, van wiens werk de lectuur doorgaans ook is aan te bevelen.

De literatuurwetenschapster stuurde ons terug naar voor het tijdperk van het christendom, naar de begintijd van het alfabet, toen men begon teksten met letters neer te schrijven. Daar vervagen de feiten en betreden we meteen het domein van de mythologie: we weten niet eens of Homerus als de maker van zijn ‘werken’ daadwerkelijk heeft bestaan, zoals we ook niet precies weten wanneer hij zou hebben geleefd.

Thora

Danius sprak van 2500 jaren geleden. Maar nu de Academie toch naar een zo ver verleden wilde verwijzen, zou een andere referentie wellicht beter op haar plek zijn geweest. Want in die tijd werd ook de Thora schriftelijk vastgelegd. In die Joodse teksttraditie staat Dylan,( wiens hebreeuwse naam Shabtai Sissel ben Avraham is), zoon van Abraham Zimmerman en Beatrice Stone, kleinkind van Benjamin Solemovitz en Florence Edelstein, immigranten uit Litouwen. Die traditie onderscheidt zich onder meer doordat het gesproken woord niet zo radicaal verstoten is als in het overgrote deel van de Westerse cultuur het geval is. Die zogeheten mondelinge Thora geldt hier nog immer als een aanvulling op de schriftelijke, en de mondelinge voordracht is tot op de dag van vandaag ten nauwste verbonden met de melodie. Dat een tekst gezongen wordt en dat de kleine tekens van de tekst melodielijnen in zich herbergen, is iedereen die weleens een synagoge heeft bezocht, een zeer vertrouwd gegeven. Als Dylans werk in een traditie staat, moet deze toch zeker worden genoemd.

Lyrics en lyriek

Bob Dylan
Het eerste album van Bob Dylan verscheen in 1962

De discussie die met Dylans prijs ontbrandde, wordt hartstochtelijk gevoerd. Het gaat met deze beslissing om meer dan alleen een kwestie van smaak. Hier is een vraag opgeworpen die iedere goede literatuur zou moeten opwerpen. De vraag naar zichzelf. Zijn ‘lyrics’ fundamenteel iets anders dan lyriek? Een te complex vormgegeven gedicht is veel liedjesschrijvers een doorn in het oog én in de keel, en juist een simpele tekst kan muziek meer betekenis geven, terwijl lyriek in de regel puur als woordkunst wordt beschouwd.

Tot Dylan zaten songteksten ook meestal volgens dat principe in elkaar en zo worden de meeste pop- en rocksongs ook vandaag nog gefabriceerd. Met zijn verrassend veelzijdige teksten en soms onsamenhangend lijkende klanktapijten van woordassociaties bereikte Dylan een echt literair effect. Naast zijn waaghalzerige assemblages schreef hij ook lange ballades, min of meer gesproken liederen of juist meeslepende hymnes met actuele thematiek. Zijn persoonlijke en emotioneel beroerende liederen zitten vol taalkundige vondsten, ontleend aan de omgangstaal of vol oorspronkelijke literaire allure.

Dylan heeft het songschrijven veranderd. En helemaal niet zoveel anders dan in de traditie van de Joodse tekstinterpretatie gebruikelijk is, interpreteert hij zijn eigen teksten sinds jaar en dag telkens weer opnieuw, zingt hij ze anders en voorziet hen aldus van een nieuwe betekenis.

Zoals in ‘The Times They Are A-Changin’ (1963) muntte Dylan niet weinig uitdrukkingen ‘die hun weg vonden naar de dagelijkse omgangstaal’, vermeldt de Zweedse Academie bij de prijsverlening. Hij voegde een ongehoord poëtische noot toe aan de politiek gespannen tijd van de burgerrechtenbeweging door de protestsong naar voren te schuiven en daarmee de jeugd te mobiliseren. Zijn liederen worden tot de dag van vandaag gezongen bij het kampvuur.

Ontzetting

Maar Dylan past in geen enkel kader en in geen enkel hokje. Het hoeft ook geen verrassing te zijn dat de prijsuitreiking aan hem heeft geleid tot een zekere ontzetting. Maar een prijs die, om zijn doel te bereiken, zijn eigen definitie in de waagschaal werpt, dat is precies de prijs die bij Dylan past. Hij is een kunstenaar die voortdurend grenzen overschrijdt.

Weliswaar functioneert hij binnen het domein van de popmuziek, maar een entertainer is hij niet. Ook wanneer hij ergens wortel lijkt te schieten, zorgt deze nomade er zelf telkens weer voor dat hij alle verwachtingen in de wind slaat, voordat hij zich vastlegt. Verandering is zijn wezenskenmerk. Telkens opnieuw toont hij ‘Another Side of Bob Dylan’, zoals zijn in 1964 verschenen vierde album heette. Hij is niet alleen een folkzanger, maar ook een rocker, hij werd beroemd als protestzanger, waarna hij surrealistische stukken begon te schrijven, hij zingt de blues maar geldt niet als een blueszanger, hij was de beroemdste singer-songwriter van zijn generatie, van wie wordt gezegd dat hij nauwelijks kan zingen, hij schreef gospels en predikte over Jezus terwijl hij Joods is, hij trad op in meerdere speelfilms en had als schilder vele tentoonstellingen.Hij schreef meerdere boeken maarstaat niet bekend als auteur, en hoewel hij voor zijn ‘lyrische composities‘ een speciale Pulitzer Prijs ontving, wordt er nog altijd over hun literaire relevantie getwist.

Literatuur – zijn dat stomme letters in een ademloze ruimte, in druk samengeperst op versplinterde bomen? Literatuur – is het dat brakke goedje dat je op school als het droge zaagsel van zandgebak onder protest in de mond moet nemen?

Nee. Literatuur is gestolde spraak. Literatuur zingt altijd. Ieder woord, iedere zin, heeft een eigen melodie en een eigen ritme. Literatuur is iets anders dan de gesproken omgangstaal door de bewuste vormgeving van de taal, die met de inhoudelijke woordbetekenis en de klank samen datgene creëren wat we zoeken in de literatuur: die wonderlijke macht te verrassen door schoonheid en de mogelijkheid in de diepte dingen los te woelen.

Nog altijd experimenteert Dylan met zijn stem. Van daverende meezinghits tot gesproken zang, van woedend geschreeuw tot bitterzoete voordracht, van beneveld gejank tot monotoon reciteren, zingt hij zich door alle registers heen. Van het begin af aan was het deze stem die men niet vergat. Dylan zong niet bepaald mooi, zijn zang was – en is – lichtelijk ongemakkelijk. Als jongeman klonk hij als een grijsaard, toen hij instortte begon hij zijn eigen songs te deconstrueren, en altijd leek hij op zoek naar een manier om zijn eigen teksten een doorleefde presentie te geven.

De bijl van Kafka

Franz Kafka schreef dat een boek zich zou moeten laten lezen ‘als een ongeluk dat ons ten diepste pijn doet (..), als een zelfmoord, een boek moet de bijl zijn voor het ijs van de bevroren zee in onszelf’. Die kafkaeske bijl is de verzinnebeelding van de verandering die tot Dylans instrument geworden is, de Bijl van de Kunst die Kafka van de literatuur verlangde: Bob Dylan brengt de zelfmoord van de ontreddering en de vernieuwing als geen ander in de praktijk.

Zijn oeuvre omvat honderden songs. Dylans optredens zijn gebeurtenissen waarbij hij exegese pleegt op zijn eigen werk. Ver voorbij de gebruikelijke muzikale ‘interpretatie’ transformeert Dylan zijn eigen stukken keer op keer; hij moduleert het arrangement, de melodie, het ritme, het tempo, de stemming, de begrijpelijkheid. De constante is de tekst, die slechts zelden met opzet wordt veranderd.

De essentie van Dylans latere werk vindt plaats op de bühne, niet op zijn cd’s. Zoals de Zweedse Academie heeft opgetekend, is Bob Dylans kunst niet alleen te zien in ‘de grote traditie van de Amerikaanse liedkunst’, maar in een nog veel grotere. Een traditie die tekstuitleg in het centrum van haar cultuur heeft geplaatst. Menselijke taal zonder melodie bestaat niet. De overgang van literatuur naar muziek verloopt vloeiend.

Verafgelegen bronnen

Er zijn in onze tijd maar weinig schrijvers wier werk niet alleen op universiteiten, maar boven alles door alle mensen die men fans noemt zo onophoudelijk en zo intensief wordt geïnterpreteerd, van de kleinste details tot aan de kosmische dwarsverbanden. Hun interpreterende werk omspant de hele aarde, zij zoeken naar de meest verafgelegen bronnen, ze analyseren overgangen en ritmes en de verbuigingen in de parafrasering, registreren de kleine veranderingen en discussiëren over beeld en boodschap en betekenis. Iets dat woorden zo kan opladen, dat kan alleen maar literatuur zijn.


Katarina Holländer (1964) is een Tsjechisch-Zwitserse publiciste, kunsthistorica en curator. Haar meest recente boekpublicatie over het werk van Dylan was in 2015 in de bundel ‘Jukebox. Jewkbox! Ein jüdisches Jahrhundert auf Schellack & Vinyl’, naar de gelijknamige tentoonstelling van het Oostenrijkse Jüdisches Museum Hohenems in samenwerking met het Jüdisches Museum van München, curator Hanno Loewy.

Gedichten voor deze tijd: Oom Sam

Oom Sam

Oom Sam heeft zijn loden

tranen geweend

De diepe wonden

van de vergetenen

hebben wilde stormen

woede opgeleverd

Onder een koude zon oogst het Westen

de grote elegie

van vitriool

De grote elegie van Donald,

pas gekozen

(Haat,

Kruis,

Leugen.)

Oom Sam ligt doodgevroren

op de korenvlakten

Zijn borst

doorzeefd met korenblauw

Zijn hart

doorboord met warme wormen

Thom deLagh

XI/2016

(heel vrij naar Lorca)

Van de voorzitter

Waarde lezers,

Het Huis van Oranje maakte in de afgelopen periode moeilijke momenten door, maar dat betekent nog niet dat er voor tijdschrift De Republikein gouden tijden zijn aangebroken. Het aantal betalende abonnees van dit magazine beweegt zich nog altijd rond de 500, onvoldoende om al onze plannen met betrekking tot het tijdschrift te verwezenlijken. Maar het is niet allemaal kommer en kwel. De Stichting De Republikein prijst zich gelukkig met de nieuwe redactie, bestaande uit ervaren journalisten die zich onbezoldigd inzetten om de discussie over de toekomst van de Nederlandse staatsinrichting te voeden met rationele argumenten.

Verleden jaar hebben wij de lezers gevraagd om De Republikein financieel te ondersteunen en velen van u hebben daaraan gehoor gegeven, waarvoor nogmaals onze dank. Mede dankzij uw steun hebben wij een goedbezochte bijeenkomst kunnen organiseren over Europees burgerschap. Tevens zijn wij door u in staat gesteld om de website zodanig te vernieuwen dat deze voldoet aan de eisen van deze tijd. Zo kan de bezoeker stukken uit vorige afleveringen van het blad online raadplegen en informatie vinden omtrent actuele ontwikkelingen in zaken die onze staatsinrichting betreffen.

Niettemin willen in deze feestmaand opnieuw een beroep doen op uw vrijgevigheid. Onze stichting sluit dit boekjaar af met een miniem positief saldo. Het Nieuw Republikeins Genootschap financiert het onderzoek dat onze redactie gaat uitvoeren naar de kosten en baten van ons koningshuis, maar wij zouden zelf in het komende jaar ook meer ruimte willen bieden aan onderzoeksjournalistieke projecten. Bovendien vraagt de vernieuwde website om aanvullende investeringen. Tenslotte willen wij u vragen om in deze feestmaand te overwegen of u een vriendin, vriend, familielid of zakenrelatie niet blij kunt maken met een cadeauabonnement à raison van € 25. Ons maakt u daar zeker blij mee.

Wij hopen dat u het komende jaar weer veel inspiratie zult putten uit de artikelen in De Republikein en wij wensen u namens redactie en bestuur een voorspoedig 2017!

Bart Gruson, voorzitter stichting De Republikein

Uw bijdrage is welkom op rekeningnummer NL83 TRIO 0198 0774 91, t.n.v. Stichting De Republikein.