nieuws - Page 7

ME zoekt Kalverstraat

Tekst Ries Roowaan

Het was een zonnige dag in april, onwaarschijnlijk mooi voor de tijd van het jaar. In de stad was het al jaren onrustig. Politie en krakers waren gevangen in een geweldsspiraal waaruit geen van beide partijen nog leek te kunnen ontsnappen. Pantserwagens tussen de huizen, brandende barricaden, opengebroken plaveisel: het herinnerde aan straatgevechten zoals die alleen in het buitenland voorkwamen. Sinds enkele maanden vormde niet langer de zoveelste ontruiming maar de inhuldiging van Beatrix het anker van de confrontatie. Overal in de stad was dezelfde leuze te zien: geen woning, geen kroning.

In de ochtend toog ik met enkele vrienden naar de binnenstad, niet om deel te nemen aan de protesten, maar om te kijken. We waren jong, net student en wisten zeker dat er ook jaren later nog over gepraat zou worden. De eerste aanwijzing dat er een serieuze krachtmeting op til was, zagen we nog voor het middaguur in een steegje niet ver van de Dam: radicalen, anarchisten, autonomen, krakers, sommigen met zwarte doeken voor hun gezicht, anderen met een integraalhelm op het hoofd, pikhouweel over de schouder en linnen tasjes met klinkers in de hand – klaar voor het gevecht met de hermandad. Bijna loodrecht boven ons cirkelde een politiehelikopter. We maakten ons rap uit de voeten om niet tussen de fronten te geraken. Even verderop stond een rijtje mobiele eenheid met de bekende uitrusting: blauw gevechtspak, soldatenlaarzen, witte helm met vizier, rieten schild en de wapenstok. Het beloofde een lange dag te worden.

Uit het hele land kwam versterking: elk politiekorps stuurde een contingent agenten naar de hoofdstad. Op de daken rondom de Dam lagen scherpschutters. Het avondjournaal liet een stad in oorlog zien: traangas, stenen die door de lucht vlogen, de politie die de controle volledig kwijt was, ME-eenheden die zoekraakten en door de stad doolden, soms zelfs op eigen houtje de strijd aangingen. Gaandeweg werd het een enorme chaos, maar midden op de dag scheen de zon. Hooguit hoorden we af en toe in de verte sirenes en wat gejoel. Een jaargenote vertelde dat ze het staartje van de schermutselingen in de buurt van het Waterlooplein had gezien. Haar medelijden gold de politiepaarden. Er lagen zoveel klinkers op de Blauwbrug dat ze niet meer normaal konden manoeuvreren en nauwelijks nog in bedwang waren te houden. Dat was alles, dichter bij het vuur kwamen we niet.

Aan het eind van de middag besloten we eerst nog wat te drinken alvorens huiswaarts te keren. Niet lang nadat we in een café aan het Rokin, geïnspireerd door het mooie weer, een pastis met ijs hadden besteld, renden ME’ers in volle vaart van recht naar links, in de richting van de Dam, opgejaagd door een troep krakers. Even later golfde het naar de andere kant: de relschoppers gingen van links naar rechts over het Rokin, nu achtervolgd door de ME. De caféhouder deed de deur op slot, om te voorkomen dat een van beide partijen bij hem trachtte te schuilen en zijn lokaal het strijdtoneel zou worden. Jaren later hoorde ik dat meerdere helikopters met eenheden van de mariniers op weg waren naar de hoofdstad om de koninklijke familie en de hoogwaardigheidsbekleders in de Nieuwe Kerk te beschermen, desnoods met onversneden oorlogsgeweld: het cordon om de Dam mocht onder geen beding worden doorbroken.
Uiteindelijk kwamen de golven tot rust, de mariniers keerden halverwege om en de cafébaas deed de deur van het slot. Het was tijd om naar huis te gaan. Mijn benen voelden loom als nooit tevoren. Na een lange dag in de stad had de Franse anijslikeur er dubbel en dwars ingehakt. We slenterden in de richting van de Munt, in de hoop via een zijstraatje bij de bushalte te komen. Voor de eerstvolgende steeg stonden twee agenten in uniform geposteerd. Een van hen legde met zwaar Limburgs accent uit dat de hele binnenstad voor onbepaalde tijd was afgesloten. Ik keek over zijn schouder, zag de Kalverstraat nog geen dertig meter verderop en daarachter de Nieuwezijds Voorburgwal. Niets aan de hand, alles leek kalm.

‘Kunnen we niet gewoon via de Kalverstraat? Het ziet er rustig uit.’

‘Wij zijn hier niet bekend’, zei de tweede agent met een even sterk Limburgs accent, ‘waar precies is de Kalverstraat?’

Lees ook: Kraker Rooie Pietje kijkt terug op 30 april 1980

Column Henk Westbroek: Ons en hun volkslied

Op koningsdag moesten u en ik op het afgesproken tijdstip uit het raam hangen of in de deur staan om uit volle borst ons volkslied te zingen. Was het plan. Zouden we de response mogen opvatten als een niet-bindend referendum over de populariteit van ons vorstenhuis? Dan bleek die kleiner dan Oranjegezinden gewoon zijn te beweren. Maar zelfs als het een wél bindend referendum was, zouden de bestuurlijke lakeien de uitslag weglachen.

Ik heb een Engelse vrouw die niet koningsgezind is, maar het Britse volkslied wel het mooiste op aarde vindt. Geen voldoende reden om haar daarvoor weg te doen, vind ik.

Het majestueuze van het Engelse volkslied is dat het dat van ons melodisch naar de kroon steekt. Wat de tekst betreft is het een gelijkspel; het een is net zo onbenullig als het ander. Dat van ons kent u ongetwijfeld uit uw hoofd. Het Britse wellicht niet.’God bless our noble king’, luidt de eerste zin ervan. Dat is een klap in het gezicht van ongelovigen. Maar ongelovigen telden in de tijd dat het populair werd (zo rond 1745) niet mee en mochten eigenlijk niet eens volwaardig bestaan. Ook als ze van het verkeerde kerkgenootschap waren, want dat viel ook onder ongelovig zijn.

Over de oorsprong van het Britse volkslied is veel geschreven. Het is zeker dat het al bestond jaren voordat Händel het schreef. Dat klinkt gek, maar in die tijd was het gebruikelijk om bestaande liedjes om te bouwen tot een nieuwe compositie. Wie de basis van het Britse volkslied schreef wordt betwist, want succes heeft vele vaders en moeders. De leukste en aan populariteit winnende theorie is dat het Engelse volkslied gebaseerd is op een Frans muziekje.

Dat zit zo.

Lodewijk de veertiende had een fistel in zijn anus, die hem gruwelijk veel pijn deed en waardoor hij niet meer zitten kon. Hij gaf een hofarts – die zoals gebruikelijk in die tijd vooreerst kapper was – de opdracht een operatie te bedenken om zijn anus fistelvrij te maken. Zo’n operatie bestond namelijk niet. Deze kapper experimenteerde een half jaar op personen die geen blauw bloed bezaten en opereerde daarna de koning pas. Ook zonder verdoving. Na drie uur was hij klaar en een maand later bleek de operatie volledig geslaagd; de koning kon zijn achterwerk weer zonder terughoudendheid gebruiken.

De Franse hofcomponist Jean-Baptiste Lully componeerde een plechtig muziekstuk ter ere van deze succesvolle medische ingreep, dat een paar keer aan het hof werd uitgevoerd en vervolgens snel vergeten werd. Want elke keer als het uitgevoerd werd, voelde de koning naast opluchting ook zijn anuspijn weer. Händel, die graag in muziekarchieven snuffelde om inspiratie op te doen, kreeg dat muziekstuk tientallen jaren later, toen hij aan het Franse hof verbleef, onder ogen en bewerkte het tot het Engelse volkslied. Let wel, niemand in Engeland kende het origineel.

Toen mijn vrouw dat Engelse volkslied onlangs neuriede bracht ik haar in herinnering dat het oorspronkelijk een lied was ter ere van een pijnloze stoelgang van de Franse Zonnekoning. ‘Maar dit schijtlied is heel wat mooier dan dat van jullie’, zei ze. Dat klopt dan wel weer.

Henk Westbroek is zanger, liedjesschrijver, muziekproducent, radio- en televisiepresentator, ex-politicus en bovenal een uitgesproken republikein.

De stinkende wonden van de zachte Corona-heelmeesters


Tergend langzaam kwam het kabinet-Rutte uit de startblokken voor actie tegen het corona-virus. Kritiek op het beleid wordt als een gebrek aan solidariteit gezien. Maar het wordt tijd de ogen te openen voor de consequenties van wekenlange bestuurlijke lethargie.

Tekst Ricus van der Kwast
Illustratie Gabriel Kousbroek

1.

Eind februari, een eenwigheid geleden in coronatijden, stuitte ik op de Global Health Security (GHS) Index uit 2019. De GHS-index is een lijst met een zeker gezag. Het is een project van de Nuclear Threat Initiative, het Johns Hopkins Center for Health and Security en The Economist Intelligence Unit, met advies van 21 erkende experts uit 13 landen. De studie meet voor 195 landen de mate waarin ze gewapend zijn tegen een pandemie en brengt zo noodzakelijke verbeteringen in kaart.

2019 markeerde de eerste editie. De lijst werd aangevoerd door de Verenigde Staten, gevolgd door Groot-Brittannië. Nederland stond op een keurige derde plaats. Ik vraag me af wat zo’n hoge klassering met je doet. Ga je tevreden achterover leunen, bekommer je je niet langer om je IC-beddenbestand, laat je je inkoopprocedures aansloffen? Het lijkt erop.

Op 31 december 2019 meldt de World Health Organization (WHO) dat er in Wuhan een onbekend virus is opgedoken dat longklachten geeft. De ziekte is te voorkomen en te beheersen, melden de lokale Chinese autoriteiten aanvankelijk. Op 22 januari 2020 besluit China Wuhan en omgeving af te grendelen van de buitenwereld. Ruim 40 miljoen mensen gaan in quarantaine. Het hele land gaat op 24 januari op een verlengde vakantie, tot en met 10 februari.

Midden februari komen de epidemiologen Ira Longini, Mark Lipsitch en Gabriel Leung elk met schattingen dat binnen een jaar 40 tot 80 procent van de wereldbevolking besmet zal raken met COVID-19, zoals het virus inmiddels gedoopt is. De WHO en anderen hebben dan al aanwijzingen dat het steftecijfer 1-2 procent bedraagt, 10 tot 20 keer zo hoog als bij een normale griepuitbraak.

Combineer die getallen, stel dat 50 procent van de wereldbevolking besmet raakt, en je komt uit op 40 tot 80 miljoen doden, als er niet vroeg en streng wordt ingegrepen. Je weet nu wat er op het spel staat.

De week daarop meldt Italië ineens 14 besmettingsgevallen in één Lombardisch dorp. Uiterlijk die dag, 21 februari, weet elk land dat het in actie moet schieten. Ga d’r maar aan staan: een nieuw virus, er is geen vaccin, onzekerheid alom en je moet een beleid uitstippelen.

Toch kun je je vastklampen aan een paar zekerheden. De groei van het aantal infecties zal direct exponentieel gaan. En je vertraagt die groei door de kans te verkleinen, door contact te minimaliseren, door isolement. Het zijn wetmatigheden, gedicteerd door statistiek en natuurwetenschap. Daarnaast heb je nog het Chinese voorbeeld: een maand ontkenning en toen moest het land op slot.

De economie zal een flinke opduvel krijgen. Maar die opduvel zal nog erger zijn als je aarzelt of gefaseerd te werk gaat. Bekijk daarvoor eens deze grafiek.

Economische schade in beeld (Ricus van der Kwast)
De figuur schetst voor twee hypothetische scenario’s de economische schade in de tijd. In scenario 1 sluit je na de uitbraak al je niet-essentiële economie totdat het virus is uitgewoed. In het tweede scenario ga je stapsgewijs te werk. Je sluit een deel van je activiteiten, gaat weer open, totdat een toename van het aantal zieken je weer tot een ingreep noopt, enzovoorts.

Het eerste scenario lijkt pijnlijk: de economie voelt direct een pijnscheut die 3 keer zo heftig is als in het tweede scenario. Dat scenario lijkt veel vriendelijker, glooiender. Maar de economische effecten duren in dit voorbeeld 8 keer zo lang en ook de totale economische schade (vergelijk het oppervlak onder beide curves maar) is echt meer dan 1,5 keer zo groot, om nog maar te zwijgen van de gevolgen op het aantal slachtoffers. Met een beetje geluk heb je wel bereikt dat een deel van de schade is uitgesteld tot na de verkiezingen.

Zijn we echt zo zeker dat deze verzonnen figuur onwaarschijnlijk is? Bekijk het anders: zou China echt uit overdreven voorzichtigheid zijn economie grotendeels gestopt hebben? Ik hoor nooit een Chinees spreekwoord waarin me niet ergens in een bijzin veel geld wordt toegewenst.

2.

De belangen van volksgezondheid en economie wezen vanaf het begin dezelfde richting uit. Maar nee, het Westen deed nog even niets. En toen het op gang kwam, zaten de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Nederland in de staart van het peloton. Hun beleid ging door een fase van ontkenning (ruwweg 2 maanden), onderschatting (2-3 weken), voordat er medio maart een U-bocht genomen werd om nog te redden wat er te redden viel.

De waardering voor hun leiders heeft hier niet onder geleden. Integendeel. Donald Trump oogstte de hoogste waardering sinds zijn aantreden. Ook Boris Johnson zag, nog voordat hij ziek uitviel, zijn rapportcijfer met 5 procentpunten stijgen. Mark Rutte zag dat meer dan 60 procent van de bevolking nu tevreden was over zijn kabinet, tegenover ruim 40 procent de maand daarvoor. Zo goed als de populariteit van Emmanuel Macron, Giuseppe Conte, Angela Merkel en alle andere regeringsleiders in die eerste maand alleen maar toenam.

Het is tekenend voor een tijd van crisis. Angstig en onzeker willen we ons scharen achter een leider die ons de weg wijst. Elk land zoekt zijn eigen Churchill. Maar het is veel te vroeg om te weten of er in deze crisis ergens een Churchill opstaat. We weten niet wie voldoende stabiel is, visie heeft en ook nog eens een dosis geluk op zijn weg vindt. Zonder de Tweede Wereldoorlog was Winston Churchill een middelmatig politicus gebleven en was zijn naam waarschijnlijk voor altijd verbonden geweest aan de Dardanellenveldtocht.

Dat populariteit piekt als het erom spant, weten we. Dat het geen garantie is voor eeuwigdurende roem verrast evenmin. John F. Kennedy en de invasie van de Varkensbaai, Jimmy Carter en de Iraanse gijzelingscrisis, George W. Bush en de Irakoorlog, stuk voor stuk historische fiasco’s, maar de populariteit van de zittende president rees aanvankelijk steeds de pan uit.

Rallying around the flag, noemen ze het in de VS. Het komt overal voor, ook Nederland ontkomt er niet aan. Maar er zit een schaduwkant aan dat fenomeen die ik niet verwacht had. Het valt je pas op als je je losrukt van de nieuwsblogs die over elkaar heen buitelen: je hoort nauwelijks kritiek meer. Althans niet op nationaal beleid. Oppositiepartijen houden zich overal gedeisd: dit is niet het moment om te scoren.

Kritiek op andere landen is er te over. Elk land vindt wel een land waar nog meer aangeklungeld wordt. België verbaast zich over Nederland, Nederland over Groot-Brittannië, Groot-Brittannië over Zweden, China verbaast zich over iedereen, iedereen over Bolsonaro, en Bolsonaro over Goerbangoeli Berdymoechammedov. Turkmenistan, die laatste.

3.

In die cruciale weken in maart lopen er in Nederland duizenden exact geschoolde mensen rond die hun ogen uitwrijven van verbazing. Ze zien dat virologen ineens het alleenrecht op rekenmodellen hebben. Ze zien dat verdachte besmettingsgevallen niet getest worden, dat Nederland als één van de weinige westerse landen het aantal genezingen niet rapporteert, dat ook het aantal doden fors wordt onderschat. Ze zien dat het RIVM dan toch wil starten om de besmettingsgraad van de bevolking in kaart te brengen, maar dat staakt omdat de website niet meer werkt.

Ze vragen zich af waarin Nederland precies verschilt van Xi Jinpings China als het RIVM begin maart met droge ogen en zonder te meten durft te beweren dat de situatie onder controle is, het virus in Brabant is opgesloten en dat het een verdere uitbraak nog hoopt te voorkomen. Dat virus is dan al in vrijwel elk Europees land opgedoken.

Maar de buitenstaanders houden wijselijk hun mond. Voor minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid horen ze immers thuis op de tribune, samen met die miljoenen betweterige bondscoaches. Als ze niet uitkijken, zijn zij ook de hobbyvirologen waar NRC-journalist Marc Hijink het op gemunt heeft, of moeten ze zich het advies van de schrijvende huisarts Joost Zaat in de Volkskrant aantrekken: porno kijken en verder je mond houden.

Kritiek op het beleid, als is ze nog zo opbouwend, wordt als een gebrek aan solidariteit gezien, bijna een gevaar voor de volksgezondheid. Van een afstand bekeken doet het vreemd aan: een argeloze bevolking die voorlopig te vuur en te zwaard het zigzag-beleid van haar leiders verdedigt. Tegelijk wordt ze bedot als nooit tevoren door diezelfde leiders. Die lijken voornamelijk bezig om een rookgordijn op te trekken om het eigen falen aan het zicht te onttrekken.

Op 2 maart is er volgens de regering geen enkel signaal dat er al een tekort aan beschermingsmiddelen is opgetreden. Het duurt enkele dagen voordat er een tekort aan alles is: beademingsapparatuur, gelaatsmaskers, testen, bedden, verzorgend personeel. Als op 6 maart de eerste coronapatiënt in Nederland overlijdt, vermoedt minister De Jonge dat dit niet het laatste sterfgeval zal zijn. Op 13 maart betoogt de minister-president dat er geen enkele goede reden bestaat om scholen te sluiten. Twee dagen later sluiten de scholen.
Je krijgt een ongemakkelijk gevoel als je de rol ziet die de wetenschap wordt toebedeeld. Die wordt belichaamd door Jaap van Dissel, hoofd infectieziektebestrijding van het RIVM. Het heeft er veel van weg dat Van Dissel, vast een bekwaam man, bij elke bocht van het kabinetsbeleid daar argumenten bij moet verzinnen. Zolang we geen tests hebben, zijn tests niet nodig. Zolang we geen mondmaskers hebben, zijn ze niet nodig en zelfs gevaarlijk.

We luisteren even niet naar andere epidemiologen, niet naar het WHO, we kijken niet naar landen met aantoonbaar betere resultaten bij het remmen van de virusuitbraak. Die vinden dat concept van groepsimmuniteit in deze fase maar een gevaarlijke gok.

Natuurlijk weet het RIVM beter. Al in 2006 had het voorspeld dat bij de uitbraak van een nieuw virus binnen drie maanden één kwart van de bevolking ziek zou worden en 40.000 Nederlanders zouden sterven. Zou het zijn zienswijze sindsdien drastisch veranderd hebben en het daarom nu wat rustiger aan doen? De aanpak vandaag lijkt niet op een draaiboek waarop het 14 jaar gestudeerd heeft.

Ondertussen lijkt de pers zo meegezogen in een maalstroom van groter en kleiner nieuws dat ze geen kritische kik op het beleid meer geeft. Een hoofdredactioneel commentaar van NRC-Handelsblad op 21-03-20 illustreert dit. Het stuk is een nauwelijks verholen oproep om zonder te morren het kabinetsbeleid te steunen, welke kant dat ook op gaat. Het dogma dat de gezondheid van bevolking en economie haaks op elkaar staan is al voor zoete koek geslikt. Wie nu al zegt dat het kabinet verkeerd zat met zijn laissez faire aanpak, overschat zijn eigen voorspellende gave, luidt de boodschap.

Nee! Dit is niet het terrein van vage toekomstmodellen. Je zult het nooit over kunnen doen, maar je zult altijd zeker weten dat die wekenlange lethargie mensenlevens gekost heeft. Er is geen twijfel. Waarom? Omdat er wiskunde in de wereld is.

4.

Begrijp me goed: het gaat mij er niet om dat getalm en geblunder er eens goed in te wrijven. Goed, je hebt je verslapen. Je hebt de epidemie eerst voor een Chinees, toen voor een Italiaans probleem versleten. Je bent wakker geschrokken en bent de verkeerde kant uitgerend. Je hebt te laat maskers besteld. Je hebt de verkeerde maskers besteld. Met het bestellen van beademingsapparatuur wachtte je nog even tot midden maart. Het kan allemaal gebeuren. Maar wat onvergeeflijk is, is dat je niet leert van je fouten, dat je ze probeert te verdoezelen, dat je ze zelfs opfleurt met termen als ‘intelligente lockdown’ en ‘volwassen democratie’. Alsof wij, gidslanders, nog meer zelfvertrouwen nodig hebben.

Straks zullen er politici opstaan die bloed ruiken, een enkeling hoopt dat zijn naam aan een enquêtecommissie blijft kleven. De pers zal uit haar comateuze coronaroutine ontwaken en over schandalen en wanbeleid berichten.

Mij zal dat een zorg zijn. Het gaat erom dat die fouten niet meer gemaakt worden, dat er nog bijgestuurd wordt waar dat kan. Nog is het niet te laat: nog steeds kunnen er mensenlevens gered worden en kan de economische schade worden beperkt. Het gaat, kortom, om beter leiderschap.

Mark Rutte en alle westerse regeringsleiders zullen hun eigen rol moeten overdenken. Je wordt geen Winston Churchill door een buste van de man in je ovale kantoor neer te zetten, en evenmin door met je handen op je rug kordaat voor de troepen uit te benen of hele zinnen uit zijn redevoeringen in je eigen verhaal te verwerken.

Dat hele Churchill-model zit trouwens aardig in de weg. Dit is geen Blitzkrieg met een zichtbare vijand. Toen moest je mensen mobiliseren, nu moet je ze motiveren om op de bank te blijven zitten. Dat vereist een fundamenteel andere aanpak. Nu helpt het juist als je onzekerheid toont, fouten toegeeft en je mensen af en toe de stuipen op het lijf jaagt.

Bruno Bruins die in elkaar zakt, Boris Johnson die geveld wordt: zover mag het nooit komen, maar je kunt alleen maar vaststellen dat die tragische gebeurtenissen meer gedaan hebben om mensen in hun kot te houden dan de zoveelste opzwepende speech.

Beter leiderschap betekent dat je je eigen organisatie doorlicht en durft in te grijpen. Dat je je ook durft af te vragen of je zelf wel tegen je baan bent opgewassen en een stap opzij zet als het antwoord negatief is. Dat zou pas staatsmanschap zijn. Churchilliaans haast.

In crisistijd moet hokjesdenken overboord. Dus verwelkom je kennis en expertise van buitenaf. Je ziet het niet als een bedreiging. Waarom geen doorgewinterde crisismanager aan het hoofd van ziekenhuizen? Waarom niet ondernemers en inkopers met jarenlange ervaring in het importeren van technische goederen uit Azië inschakelen in plaats van te vertrouwen op je eigen vermolmde kanalen die zich laten inpakken door de eerste de beste spammailer? En je mobiliseert wetenschappers uit andere vakgebieden, je stimuleert ze om samen te werken met je eigen instituten en je zet ze niet weg als hobbyvirologen. Maar het duurt zo lang voordat hier iets op gang komt dat het er steeds meer op lijkt dat er wel erg veel te verbergen valt.

Het betekent ook dat dat je meer dan ooit op Europese samenwerking inzet. Juist nu moet je beleid op elkaar afstemmen, informatie uitwisselen. Dat is niet wat je in die eerste crisismaanden ziet. Iedereen verschanst zich in nationale bastions, en Nederland meer dan wie dan ook. Dat is levensgevaarlijk en iets waar alleen verblinde eurosceptici blij van kunnen worden. Je ziet grensoverschrijdende hamsteraars, Buitenlandse Zaken dat twee weken te laat komt met negatieve reisadviezen. Er zijn patiënten vanuit Bergamo naar Palermo vervoerd. Als je diezelfde afstand naar het noorden aflegt, zit je in Denemarken: er zijn meer dan tien landen die dichterbij liggen. Als de scherven van deze crisis zijn opgeveegd, zal bovendien blijken dat elk land zoveel aan kracht en aanzien heeft ingeboet dat het de ander broodnodig heeft.

Het vermogen jezelf en je organisatie tegen het licht te houden, hulp van buitenaf te accepteren, samenwerking over de grenzen na te streven: het zijn essentiële punten op de checklist voor goed leiderschap. Ze zijn nog steeds niet afgevinkt.

Maar er gaat nog een voorwaarde aan vooraf waaraan niet voldaan is. Het is duidelijk dat je het aantal besmettingsgevallen in kaart moet brengen om de omvang van de crisis en het effect van je maatregelen te kennen. Veel te lang bagatelliseren regering en RIVM het belang van testen.

Er duikt zelfs serieus commentaar op dat het aantal doden een betere indicatie is om op te varen. De doden betreuren we en hun aantallen vormen straks een triest gegeven in de geschiedenisboeken. Maar nee, je neemt geen beslissingen op basis van een getal aan het einde van de rit, weken later. Iedereen die een blauwe maandag naar fysische of chemische processen gekeken heeft, weet dat je aan het begin van de curve moet kijken, dat je hier de toenamesnelheid van het aantal besmettingen moet kennen. Dáárop stuur je, alleen zo speel je kort op de bal.

Er zijn lichtpuntjes. Op 7 april waarschuwt Mark Rutte voor het te vroeg versoepelen van de corona-maatregelen. Hij lijkt om en spreekt eindelijk over de schijntegenstelling tussen volksgezondheid en economie. Diezelfde dag uit Jaap van Dissel zich in eendere bewoordingen. Hij pleit bovendien voor een uitbreiding van het aantal testen.

En zo komen we alsnog in de buurt van wat we bijna twee maanden eerder hadden kunnen doen met veel minder verstrekkende gevolgen: een totale lockdown, isoleren van besmette gevallen, testen en verzamelen van gegevens, totdat er nergens meer een vuurhaard opflakkert.

Al gauw doven die positieve signalen uit. De bevolking wordt ongeduldig, voorzichtig steekt kritiek de kop op. De regeerders zien dat hun populariteit tanende is. Er is sprake van een exit-strategie, niet zo maar één, maar een verstandige, en ik hou mijn hart vast. Ineens worden er wel experts bijgesleept, die bijvoorbeeld in recordtijd corona-apps moeten ontwikkelen, dichttimmeren, selecteren. Je voelt dat zij de zondebokken van straks zijn.

Bang ben ik dat onze beleidsmakers zich nu laten leiden door de publieke opinie, als coole ouders die hun zeurende kinderen willen plezieren, maar al weten dat ze straks samen op de blaren zullen zitten.

Bang ben ik dat de maatregelen niet alleen twee maanden te laat genomen zijn, maar dat men ook twee maanden te vroeg de teugels weer laat vieren, terwijl de WHO, epidemiologen en andere modelleerders juist voor versoepeling waarschuwen omdat er op dit moment geen enkele aanwijzing is dat al meer dan zeg 10% van de bevolking immuun is .
Maar ik zet mijn angsten opzij. Het zal nu goed gaan, geblunderd is er al genoeg.

Nog even huiver ik als ik lees dat Nederland een exit-strategie voorbereidt, niet zomaar één, maar een verstandige exit-strategie. Maar ik wuif mijn twijfels weg. Het zal nu goed gaan, geblunderd is er al genoeg. We gaan het zien de komende maanden. Misschien zien we het ook terug in de nieuwe GHS-index.

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -

Publicist en chemisch technoloog Ricus van der Kwast is een vaste medewerker van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht en burgerschap

Illustratie Gabriel Kousbroek
1 mei a.s. presenteert De Republikein een speciale editie gewijd aan de politieke gevolgen van de Corona-catastrofe, aangevuld met artikelen waarin wordt stilgestaan bij 75 jaar bevrijding. Met bijdragen van o.m. Roel van Duijn, Gerard Aalders, Manuel Kneepkens, Els de Groen, Raymond van den Boogaard, Paul Damen, Maurits van den Toorn, Gijs Korevaar, August Hans den Boef, Mark Blaisse, Ricus van der Kwast, Hans Maessen, Bart Gruson, Ries Roowaan en René Zwaap. Mis geen editie van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Podcast: Meindert Fennema over het republikeinse onvermogen van de Tweede Kamer

/

In de nieuwe Podcast van De Republikein spreken Bart Gruson en Jack-Jan Wirken met politicoloog Meindert Fennema over het onvermogen van het Nederlandse politieke bestel om een heldere lijn ten faveure van de (her)invoering van de republiek te volgen. Ook de vertegenwoordigers van GroenLinks en de Socialistische Partij, die geacht worden tegen de monarchie te zijn, gingen maar wat gretig in op de uitnodiging om ten paleize op audiëntie verschijnen voor een rondje brainstormen met de koning en zijn echtgenote. Waarom maken de diverse progressieve volksvertegenwoordigers zichzelf wijs dat een openlijk anti-monarchistische koers neerkomt op politieke zelfmoord? Emeritus-hoogleraar politieke theorie Fennema, gewezen politicus namens GroenLinks, houdt een pleidooi voor het geleidelijk aan afbreken van de privileges van het koningshuis.

Republiek Amsterdam contra het Oranje-huis

/

VERS VAN DE PERS

Blijf immuun voor het kroon-virus en lees het nieuwe nummer van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. Paul Damen schrijft over eeuwen strijd tussen Mokum en Oranje. Wat resteert veertig jaar na Geen Woning, Geen Kroning nog van de republiek Amsterdam? En wanneer krijgt Amsterdam het stadspaleis op de Dam terug?

Een verse column van Gerard Aalders over het gehossel met het regeringsvliegtuig door Willem Alexander en Rutte, die hun privéreis naar de Bilderberg in Montreux onterecht afschoven op de belastingbetaler. Ridder van Oranje Nassau Roel van Duijn schrijft over de geneugten van een lintje, kunstenaar Fredie Beckmans legt zijn paleisverbod uit, Thom de Lagh ontmoette ex-krakerskoning Rooie Pietje, die afscheid neemt van zijn stad. Ries Roowaan over de republikeinse inborst van Harry Mulisch, August Hans den Boef dook in het werk van Multatuli en trof daar tal van verwensingen aan het adres van het ‘wormstekige huis van Oranje’. Maurits van den Toorn over de mislukte aanslag op Amsterdam door stadhouder Willem II.
Manuel Kneepkens over de gevolgen van een niet-rechtszaak: het besluit van premier Den Uyl over Bernhard niet te laten vervolgen wegens de steekpenningen die hij van Lockheed en Northrop had aangenomen sloeg een gat in de rechtsstaat.
Anton van Hooff herschrijft de Grondwet op republikeinse leest.
Van het republikeins front: de geboorte van de Partij voor de Republiek.
Boekrecensie: Katholiek in de Republiek van Catarina Lenarduzzi.
Plus: Nationaal Monument op de Dam dubbel fout, Thomas von der Dunk over koninklijke inteelt en Ries Roowaan over Europa na de brexit.

Plus: de Blik van Joep Bertrams, illustraties van Gabriel Kousbroek.

Nr. 1/2020 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Podcast: Roel van Duijn over het Oranje-Comité De Parel van de Jordaan

/

In de nieuwe Podcast van tijdschrift De Republikein vertelt ex-Provo Roel van Duijn over de protesten in Amsterdam anno 1966 tegen het huwelijk van Beatrix met Claus, die door zijn verleden bij Wehrmacht en Hitler-Jugend niet geschikt werd geacht als gemaal van de toekomstige Nederlandse koningin. Het alternatieve Oranje-Comité De Parel van De Jordaan sprak een woordje mee in de wereldpers.

‘Republikeinen, doe uw plicht!’

Nederland is rijp voor een partij die het koekoeksjong van de liberale monarchie uit het nest verwijdert en het sociaal republikanisme van de 18e eeuw terug op de politieke agenda plaatst.

Tekst: René Zwaap
Illustratie: Joep Bertrams

De rede die Wijnand W. Mijnhardt op vrijdag 27 september jl. uitsprak bij zijn emeritaat als
hoogleraar vergelijkende wetenschapsgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht verdient aandacht van iedere rechtgeaarde republikein. Eloquent en vol hartstocht neemt Mijnhardt zijn gehoor mee op een vogelvlucht door de Nederlandse geschiedenis. Zijn betoog is toegespitst op de vraag hoe het toch mogelijk was dat de hooggestemde idealen van een land dat werd geboren als republiek werden geofferd op het altaar van nationale monarchale eenheid onder de Oranje-kroon.

Mijnhardt breekt een lans voor eerherstel voor de republikeinen van de achttiende eeuw. ‘De Bataafse Revolutie van eind achttiende eeuw schiep de mooiste grondwet die Nederland ooit heeft gekend: de Staatsregeling, het enige moment uit de Nederlandse geschiedenis waarop sociale beschavingsidealen en lonkende culturele verten samenvloeiden in een politiek staatsontwerp’.

Met de terugkeer van de Oranjes na de val van Napoleon begon het Grote Retoucheren. ‘Hier ligt het begin van de presentatie in schrille kleuren van de achttiende eeuw als een ongelukseeuw, van de Nederlandse Verlichting als het “absolute niets” en van de verguizing van patriotten en Bataven. In zo’n context kon de monarchie voortreffelijk als nieuw begin dienen. […] Duidelijk is wel dat legio Nederlandse historici zich aan vele gradaties van byzantinisme hebben schuldig gemaakt. Creatief weglaten was daarbij een prachtig hulpmiddel. Ook vandaag nog wordt de monarchie ondersteund door pluimstrijkende elites. Politici en hoge ambtenaren doen er nog steeds goed aan zich met gepaste deferentie de onvermijdelijkheid van het Oranjehuis eigen te maken.’

Deze kongsi heeft de wind er ook nu nog stevig onder. Mijnhardt: ‘Behalve wat periodieke peilingen van de media is er geen recent serieus wetenschappelijk onderzoek voorhanden naar de houdbaarheid van de monarchie of de populariteit van het vorstenhuis. Klaarblijkelijk wordt dat type onderzoek in Nederland niet gepast geacht.’

Mijnhardt sluit met een visioen. ‘Ik droom vaak hoe mooi het zou zijn ons opnieuw te laten inspireren door de rijkdom van een opgefrist laat achttiende-eeuws vaderlands republikanisme en het koekoeksjong van de liberale monarchie uit ons nest te verbannen. Behalve geraffineerde dynastieke politiek en eigenbaat, respectloze omgang met constituties en vluchtig, als nationale symboliek verpakt volksvermaak, heeft de Oranjemonarchie ons weinig gebracht en bij een sociaal republikanisme hebben we veel te winnen.’ Hij citeert de republikeinse feministe Mietje Hulshoff, die zich in 1806 keerde tegen het koningschap van Lodewijk Napoleon en dat moest bekopen met twee jaar opsluiting in het Verbeterhuis (ze vertrok uiteindelijk naar de VS omdat ze ook niet onder een Oranjemonarchie wilde leven): ‘Republikeinen, doe uw plicht.’

Zo’n oproep mag niet onbeantwoord blijven. Daarom zal De Republikein in de eerstvolgende editie een aanzet leveren tot zowel een republikeinse Grondwet als tot een beginselprogramma van een nieuwe republikeinse partij in de lijn van Mijnhardt. Mis het niet!

Uit: De Republikein nr 4/2019, zie voor de gehele inhoud deze link.

René Zwaap is hoofdredacteur van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap

Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement

‘Volgens onze Grondwet heeft de Koning de absolute macht’

Is het haalbaar een oordeel van de rechter uit te lokken over de vraag of de Koning te veel (onverenigbare) bevoegdheden heeft? Die vraag legde het Republikeins Genootschap voor aan de jonge jurist Ewout Jansen, ex-adviseur van de Hoge Raad en ook bekend als cabaretier. Tegenover De Republikein licht hij zijn bevindingen toe.

Tekst René Zwaap

Ewout Jansen begint met een gedachte-experiment. ‘Stel dat ik een geschil heb met Jeroen Pauw. Ik wil een uitspraak van de rechter en kom er achter dat ik weliswaar een procedure kan beginnen, maar dat de rechter benoemd is door Jeroen Pauw en bij die gelegenheid ook trouw heeft gezworen aan Jeroen Pauw. Overigens kan ik alleen procederen met behulp van een advocaat, die bij zijn benoeming bij de rechtbank, ook trouw moest zweren aan Jeroen Pauw. Boven het hoofd van de rechter hangt in de zittingszaal een foto van Jeroen Pauw. Als ik de uitspraak van de rechter lees staat er boven: “In naam van Jeroen Pauw”. Indien het een bestuursrechtelijke procedure betreft, is Jeroen Pauw bovendien de voorzitter van het hoogste rechterlijke college dat over de zaak gaat oordelen. Ik mag me weliswaar beroepen op algemene regels, maar die regels zijn alleen geldig indien Jeroen Pauw ze heeft bekrachtigd. Jeroen Pauw is ook voorzitter van een orgaan dat – tot in het kleinste detail – over de regels heeft geadviseerd. Bovenaan elke regel die ik kan inroepen staat: “De groeten van Jeroen Pauw”. Onderaan elke regel staat een handtekening van Jeroen Pauw. Jeroen Pauw staat aan het hoofd van de regering die de regels heeft opgesteld en Jeroen Pauw benoemt en ontslaat ook zelf de leden van de regering. Als ik dan bezorgd de vraag stel of ik dan wel een eerlijk proces ga krijgen, is het antwoord dat Jeroen Pauw gewoon een fantastisch fijne vent is en dat ik me zorgen maak over formaliteiten waar Jeroen Pauw in de praktijk geen belangstelling voor heeft. Ook wordt me dan uitgelegd dat het traditie is dat Jeroen Pauw zijn bevoegdheden niet gebruikt om benoemingen of wetgeving tegen te houden en dat Jeroen Pauw vroeger nog veel meer macht had dan nu en alleen onder zware druk zijn huidige bevoegdheden heeft geaccepteerd. Bovendien is het niet alleen Jeroen Pauw die bevoegdheden heeft, maar gelden ook andere formele eisen waar Jeroen Pauw buiten staat. Als ik dan vraag of ik misschien mag controleren of Jeroen Pauw echt geen gebruik maakt van zijn bevoegdheden dan is het antwoord dat dit niet kan, maar dat ik er toch alle vertrouwen in kan hebben dat Jeroen Pauw geen misbruik maakt van zijn positie en in de praktijk een ceremoniële rol’.
Dit alles klinkt een beetje raar? Vervang ‘Jeroen Pauw’ door ‘de Koning’ en we zijn middenin de staatsrechtelijke realiteit van Nederland anno 2019. Jansen: ‘Wie niets weet van de theorie en de praktijk van Nederlandse staatsinrichting en enkel de Grondwet leest, kan niet anders dan concluderen dat de Koning de absolute macht heeft in Nederland. Artikel 82 van de Grondwet bepaalt bijvoorbeeld dat wetsvoorstellen kunnen worden ingediend “door of vanwege” de Koning en lijkt juist te waarborgen dat de Koning wel degelijk ook zelf een eigen wetgevende bevoegdheid heeft zonder tussenkomst van anderen. Er is geen wet, die geldig kan worden, zonder bekrachtiging door Koning. Sterker nog: pas na instemming van de Koning treden wetten in werking. Ook belangrijke (“koninklijke”) besluiten kunnen alleen genomen worden met instemming van de Koning. Daar komt bij dat Koning voorzitter is van de Raad van State, die adviseert over wetgeving en de regering moet motiveren wat er met die adviezen gebeurt om te waarborgen dat de adviezen tot wijzigingen leiden; indien de wetgever iets over het hoofd heeft gezien. Hierdoor heeft de Raad van State veel invloed op wetgeving’.

Koning van het recht
Daarnaast staat de Koning aan het hoofd van de regering. Jansen: ‘ Als voorzitter van de Raad van State adviseert de Koning dus zichzelf. Bovendien benoemt en ontslaat de Koning de leden van de regering. Ook alle rechters in Nederland moeten worden benoemd en ontslagen door de Koning. Daarnaast is de Raad van State – behalve een adviesorgaan over wetgeving – ook de hoogste bestuursrechter in Nederland. In elke rechtszaal hangt een portret hangt van de Koning. Boven elke rechterlijke uitspraak staat “In naam van de Koning.”. Boven elke wet staat een groet van de Koning aan de lezer. Rechters moeten bij de gelegenheid van hun benoeming trouw zweren aan de Koning om in functie te kunnen treden. Ook advocaten moeten trouw zweren aan de Koning om in functie te kunnen treden. Maar de Koning is evengoed ook partij in rechtszaken. Denk maar aan al die zaken tegen media die hij aanklaagt vanwege schending van zijn privacy of die van zijn familie. Die zaken worden steevast door de media verloren. Maar in hoeverre is daar nog sprake van onafhankelijke rechtspraak? Daar heeft de Koning toch echt de schijn tegen. En als je die praktijk afzet tegen een reeks van uitspraken van het Europees Hof van de Rechten van de Mens over de gewenste onpartijdigheid van de rechter, zou je daar best een zaak van kunnen maken’.

Public Interest Litigation (PIL)
Door de Urgenda-zaak en de SGP-zaak is plots veel ruimte gekomen voor zogenaamde Public Interest Litigation (PIL). ‘Dit zijn vrij abstracte rechtszaken tegen de Staat. De SGP-zaak betrof een een – in zekere zin – vergelijkbaar staatskundig grondrechtelijk probleem; namelijk het ontbreken van passief kiesrecht voor vrouwen binnen de SGP. De bevoegdheden van de Koning zijn in feite een ook zo’n constitutionele “fout” van de wetgever. De bevoegdheden van de Koning zijn immers – met name vanuit de rechtspraak bekeken – onverenigbaar, omdat ze te veel aan alle kanten van de Trias Politica zitten. Oud-minister Struycken heeft bovendien verklaard dat de koningin na de Tweede Wereldoorlog (door bekrachtiging te onthouden) executies heeft afgedwongen, terwijl het kabinet gratie wou verlenen en later (voor ernstigere oorlogsmisdrijven) de doodstraf verhinderde vanwege principiële bezwaren. De bevoegdheden van de Koning zijn dus niet alleen maar ceremonieel. De rechter kan geen opdracht geven aan de overheid om betere wetgeving te maken, maar is wel bereid een algemene verplichting op te leggen om te bevorderen dat wordt voldaan aan de eisen van grondrechten in internationale verdragen’.

Dit artikel verscheen in nr 4/2019 van De Republikein. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement

Podcast: Alles over Meubeltjes-Gate

Nieuw: de republikeinse Podcast, ditmaal over Meubeltjes-gate, over de dubbel gedeclareerde inboedel van de koninklijke paleizen. ‘Razend ingewikkelde’ materie volgens premier Rutte, dus speciaal voor hem nog eens in alle rust uitgelegd. Een productie van Bart Gruson, met medewerking van jurist Jack Jan Wirken, prominent lid van het Republikeins Genootschap. (Illustratie: Gabriel Kousbroek)

‘Wilhelmina gaf order voor Horst Wessellied’

Als een detective ontrafelt Albert van der Schoot in zijn boek Kapitein Walther Boer en het galaconcert hoe het kon gebeuren dat op het huwelijksfeest van Juliana en Bernhard in 1937 in Den Haag plotseling het Horst Wessellied klonk.

Tekst:René Zwaap

De verwevenheid van de Duitse royalty met het Derde Rijk kwam in Nederland schril aan het licht op 5 januari 1937, toen tijdens ‘de Eere-avond’ in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen in Den Haag twee dagen voor het huwelijk aan Juliana en Bernhard in tegenwoordigheid van het bruidspaar en koningin Wilhelmina uit de orkestbak van het Residentie Orkest plotseling het Horst Wessellied weerklonk. De diverse Duitse gasten deden daar demonstratief de Hitler-groet bij. Tot dan toe gold het Horst Wessellied – een gedicht geschreven door een jong SA-lid die in 1930 was vermoord door een communistische knokploeg – in Nederland als uiterst omstreden en soms werd er ook door de politie ingegrepen als het werd gespeeld. Hitler had de eerste strofe (met de beginregel ‘die Fahnen hoch’) in 1933 onderdeel gemaakt van de nationaalhymne het Deutschlandlied. In de diplomatieke zenuwenoorlog tussen Nederland en Duitsland in aanloop naar het huwelijk was door het kabinet-Colijn besloten dat het lied niet in deze vorm mocht worden gespeeld tijdens de plechtigheid. Toch gebeurde dat.

In zijn recent verschenen boek Kapitein Walther Boer en het galaconcert reconstrueert Albert van der Schoot, voormalig docent esthetica en cultuurfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam, deze affaire nauwgezet. Natuurlijk ontbreekt ook de beruchte foto niet, waarop de hoge Duitse gasten de Hitler-groet brengen. ‘Het waren niet alleen familieleden van Bernhard die de opkomst van Hitler met instemming begroetten’, schrijft Van der Schoot. ‘Onder de bruiloftsgasten vinden we ook Juliana’s achterneef Friedrich Franz, erfgroothertog van Mecklenburg. Die sloot zich in 1931 aan bij de NSDAP, en kort daarna bij de SS. Ten tijde van het huwelijk van Juliana heeft hij de rang van SS-Obersturmführer bereikt. Een paar jaar later zal hij in het bezette Denemarken (het land waarvan zijn tante Alexandrine dan koningin is!) voor de SS gaan werken. Zijn zusje Thyra is een van de bruidsmeisjes. Een neef van Wilhelmina, Jozias van Waldeck en Pyrmont, maakte carrière in de Waffen-SS en werd generaal in Hitlers leger. Zijn vader, een jongere broer van koningin Emma, is degene die op de foto van de koninklijke loge met de meeste overtuiging de rechterarm strekt. Wilhelmina’s zwager hertog Adolf Friedrich van Mecklenburg, die ook als huwelijksgetuige optrad, was niet alleen lid van de NSDAP, maar ook met Hitler en Goering persoonlijk bevriend. Op de foto staat hij rechts van Wilhelmina. In Duitsland was hij een invloedrijk figuur, die zijn internationale contacten gebruikte voor het behartigen van de belangen van het Derde Rijk. In de jaren voor Hitlers machtsovername werd hij genoemd als mogelijke opvolger van de oude president Hindenburg.En wat in Nederland ook na de oorlog nooit echt is doorgedrongen: Juliana’s eigen vader, prins Hendrik, heeft Hitler na diens machtsovername aangeboden de belangen van het Derde Rijk in Nederland te behartigen – waarvoor hij van Hitler wel een vergoeding van 7,5 miljoen gulden wenste te ontvangen. Het was Hitler zelf die later melding maakte van dit aanbod – dat nooit gematerialiseerd kon worden, omdat Hendrik kort daarna overleed’.

Knieval voor het Derde Rijk
Het is de verdienste van Van der Schoot dat hij deze symbolisch zo belangrijke gebeurtenis – in feite maakte Nederland hier een knieval voor het Derde Rijk – volledig ontrafelt. Eigenlijk zou het orkest volstaan met het Wilhelmus en het Volkslied van Lippe, maar op het allerlaatste moment, tijdens de generale repetitie, kregen de orkestleden te horen dat de regering anders had beschikt. Nog voor het concert begon, op de ochtend van 5 januari, meldde het socialistische dagblad Het Volk uit de mond van Peter van Anrooy, de dirigent van dienst, dat hij ‘zeker geen bezwaar had een lied van het Duitse volk te dirigeren, echter wel om een lied te spelen, dat niet aan het volk behoort, maar aan een partij, die onder de tonen van dat lied andersdenkenden en Joden vervolgt en mishandelt en de vrijheid van het Nederlandse volk bedreigt’.

Nadat Van Anrooy had geweigerd werd de opdracht vergeven aan kapitein Walther Boer, een musicoloog van naam en kapelmeester van de Koninklijke Militaire Kapel en bovenal een trouwe Oranje-aanhanger. Het verhaal dat deze lid was van de NSB blijkt overigens een verzinsel. Van der Schoot : ‘Terwijl de klok doortikte, gingen de orkestleden in beraad. Uiteindelijk liet concertmeester Sam Swaap weten dat twintig orkestleden volhardden in het besluit het Horst Wessellied niet te spelen’.

Concertmeester Swaap, die later als jood in Westerbork en Theresienstadt belandde, zou tijdens het spelen van het Horst Wessellied zeer demonstratief met zijn viool onder de arm voor het publiek gaan staan, zo blijkt uit een passage in het conceptverslag van het organiserend comité over de roerige avond. Dit terwijl de nazi-aanhangers in de koninklijke loge zowel bij het Deutschlandlied als het Wilhelmus de Hitler-groet brachten. Van der Schoot: ‘Aan de ene kant klinkt het protest van Sam Swaap te onwaarschijnlijk om te geloven dat het werkelijk heeft plaatsgevonden. Er is geen andere bron bekend die het bevestigt. Maar de betrokkenen zijn ook over de andere gebeurtenissen op die avond erg zwijgzaam gebleven, zowel voor als na de oorlog. Het lijkt alsof men er niet graag meer aan herinnerd wilde worden. En als het protest van Swaap niet werkelijk had plaatsgevonden, hoe zou het dan in deze tekst beschreven kunnen zijn? Maar in de definitieve versie heeft het Comité kennelijk gebruik gemaakt van het volledige doodzwijgen van deze protestdaad in de verslaggeving, om de actie van de concertmeester ook zelf maar te verdoezelen’.

Tot de op dag van vandaag wordt ook gezwegen over wie nu de opdracht heeft gegeven om het Horst Wessellied toch te laten spelen. Wel is er een brief van Adolf Friedrich van Mecklenburg aan Hitler, een paar weken na het huwelijkfeest. Daarin verzekert hij Hitler dat Bernhard ervoor heeft gezorgd, ‘dat de Duitse volksliederen, het Deutschlandlied én het Horst Wessellied, met nadrukkelijk vertoon (‘ostentativ’) gespeeld zijn tijdens de huwelijksplechtigheden, en wel bij het galaconcert in aanwezigheid van de koningin en alle hoogwaardigheidsbekleders en andere gasten’.

De werkelijke opdrachtgever van het nazistische Wunschkonzert was echter koningin Wihelmina, al mag dat ook zoveel jaar na dato nog altijd niet officieel worden gezegd. De aanwijzingen die Van der Schoot daarvoor vond, kunnen echter tot geen andere conclusie leiden. ‘Koningin heeft zelf daarin de hand gehad’, staat in de notulen van het organiserend comité te lezen over de repertoirekeuze. Daarmee verliest Wihemina’s latere imago als ‘moeder van het verzet’ toch veel van zijn glans. In het nu opgevlamde debat over het duivelspakt van de Duitse adel met het Derde Rijk zal er ook aan Nederlandse zijde nog veel kritisch zelfinzicht gevraagd worden om deze loden historische erfenis nu eindelijk vrij van taboes onder ogen te zien.

Het boek Kapitein Walther Boer en het galaconcert van Albert van der Schoot is direct bij de uitgever te bestellen via deze link.

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -
1 5 6 7 8 9 11