nieuws - Page 8

Maximale reputatieschade voor Den Haag als hoofdstad van internationaal recht

In zijn verdediging van de omstreden ontmoeting tussen Máxima en de Saoedische kroonprins Bin Salman maakte minister Blok van Buitenlandse Zaken een ernstige constitutionele fout, aldus Gerard van der Zwan. De Nederlandse campagne om Den Haag te positioneren als epicentrum van internationaal recht liep een geduchte knauw op.

Tekst: Gerard van der Zwan

In juli vond er in Tokio een gesprek plaats tussen Máxima en kroonprins Mohammad bin Salman van Saoedi-Arabië. Dit gesprek ontlokte veel kritiek. Bin Salman wordt na onderzoek door de Verenigde Naties immers verantwoordelijk gehouden voor de moord op de journalist Jamal Ahmad Khashoggi. Deze verdween op 2 oktober 2018 nadat hij het Saoedi-Arabische consulaat in Istanbul in Turkije was binnengegaan. Hij werd in het consulaat vermoord en zijn lichaam werd in stukken gezaagd en dat alles onder de verantwoordelijkheid van kroonprins Bin Salman. Dat Máxima met een dergelijke figuur simpelweg een gezellig gesprek houdt is voor velen niet acceptabel, te meer daar ze de moord op Khashoggi ook niet aan de orde stelde. De kritiek kwam niet alleen uit de Lage Landen zelf, maar ook uit de Verenigde Naties, de organisatie waarvoor Máxima werkzaamheden zegt te verrichten als ‘Speciale pleitbezorger van de VN secretaris-generaal voor inclusieve financiering voor ontwikkeling’.

Geconfronteerd met deze kritiek stelde het kabinet zich bij monde van minister van Buitenlandse Zaken Blok op het standpunt dat het gesprek dat Máxima voerde met Bin Salman noodzakelijk was vanuit de functie die zij vervult. De minister verklaarde daarnaast dat hij zich ‘niet wil bemoeien met de agenda van Máxima’.

Met deze opmerking maakte de minister een constitutionele fout. Hij gaat – voor wat betreft het buitenlandse deel – wel degelijk over de agenda van Máxima. Hij is hiervoor immers ‘ministerieel verantwoordelijk’. Daarnaast merkte minister Blok over het gesprek tussen Máxima en Bin Salman op: ‘Als de koningin niet met vertegenwoordigers mag spreken van landen die de mensenrechten schenden, kan zij haar functie niet uitoefenen.’ Daar heeft minister Blok op zich gelijk in. Personen in dienst van de Verengde Naties komen in situaties terecht dat ze foute mensen ontmoeten. Maar die gesprekken vinden altijd buiten het zicht van de camera’s plaats en die functionarissen spreken hooguit met ambtenaren van een fout regime. Om het concreet te maken: wanneer een functionaris van de Verenigde Naties overleg wil voeren met Saoedi-Arabië spreekt deze persoon met een ambtenaar, maar nooit met kroonprins Bin Salman, zeker niet wanneer die functionaris een vrouw is. Het feit dat Máxima een gesprek met de Saoedische kroonprins voerde, had dus niets te maken met het gegeven dat zij een functie binnen de Verenigde Naties vervult, maar alles met het feit dat zij de echtgenote is van het Nederlandse staatshoofd.

Gesprek misbruikt

Sterker nog: in het gesprek is deze kroonprins er uiteraard van uitgegaan dat hij sprak met de koningin van Nederland, want zo wordt zij gepresenteerd. Dat dit staatsrechtelijk volkomen onjuist is en dat de titel ‘koningin’ slechts een aanspreektitel is, die nuance ontgaat iedereen in het buitenland. De conclusie van minister Blok dat functionarissen van de Verenigde Naties nu eenmaal ook met foute personen spreken is dus onjuist. In het betreffende gesprek sprak er geen functionaris van de Verenigde Naties met de foute kroonprins, maar de echtgenote van het Nederlandse staatshoofd. Is dat erg? Ja. Saoedi-Arabië en meer in het bijzonder de kroonprins staan sinds de moord op Khashoggi in een kwalijke reuk. Nette landen willen eigenlijk met dit land zo min mogelijk te maken hebben. En uitgerekend de Nederlandse koningin gaat met de kroonprins in gesprek. Saoedi-Arabië ge- en misbruikte het gesprek door het via alle media die het land maar ten dienste staan de wereld in te sturen. Op deze manier poogde het regime zich een wat netter imago te verwerven. Máxima – met in haar voetspoor het Nederlandse kabinet – faciliteerde dit streven. Het koninkrijk Saoedi-Arabië heeft internationaal gescoord met dit gesprek met hulp van het koninkrijk Nederland, maar wil de bevolking van Nederland dat?

Het is evident dat het gesprek van Máxima met kroonprins Bin Salman niet in het belang is van Nederland. Ons land komt zo op lijstjes te staan van landen die goede relaties onderhouden met landen die systematisch de mensenrechten schenden. Het kwam ons land ook vanuit de Verenigde Naties op veel kritiek te staan. Nederland profileert zich graag als een land dat internationaal opkomt voor mensenrechten. Ons land streeft ernaar om internationale gerechtshoven in Nederland te vestigen om zo Den Haag uit te doen groeien tot de juridische hoofdstad van de wereld. Men is daar succesvol in geweest: momenteel herbergt Nederland het Internationaal Hof van Justitie van de VN, het Internationaal Strafhof en het Joegoslavië Tribunaal. Het streven Nederland als rechtsstaat te positioneren en Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld verhoudt zich niet met pogingen tot het publicitair witwassen van foute regimes.

Kortom: deze fout van het koningshuis schaadt de belangen van Nederland. Dat het kabinet en de ministers dit niet wisten te voorkomen en ook niet van plan zijn dat in de toekomst te proberen toont aan dat zij weigeren invulling te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheden waarvoor zij zijn aangesteld.

Het probleem is eenvoudig op te lossen: schaf de monarchie in Nederland af, wordt weer de Republiek die we eeuwenlang waren. Kies een president die, wanneer hij of zij het niet goed doet, gewoon na vier jaar niet wordt herkozen. Zo simpel is het!

Gerard van der Zwan was werkzaam in de internationale verhoudingen

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -

Duitse demonen

Met de miljoenenclaims vanuit het huis der Hohenzollerns voor restitutie van door de DDR onteigend bezit staat de innige samenwerking van de voormalige Duitse vorstenhuizen met het Derde Rijk vol in het nieuws.

Tekst : René Zwaap

Honderd jaar na de proclamatie van de republiek van Weimar is het Pruisische vorstengeslacht Hohenzollern terug op de politieke bühne. Georg Friedrich Prinz von Preussen, achter-achter-kleinzoon van de laatste Duitse Kaiser Wilhelm II, bestookt de Duitse overheden met miljoenenclaims voor destijds door de DDR onteigende paleizen en ander onroerend goed, als ook voor onteigende kunstschatten, geld en aandelen. Zijn claims behelzen tienduizenden objecten uit de collecties van de Stiftung Preußische Schlösser und Gärten, de Stiftung Preußischer Kulturbesitz en het Duitse Historische Museum in Berlijn. Ook eist de prins het eeuwigdurende woonrecht op in diverse paleizen, waaronder Cecilienhof, het 176 kamers tellende slot bij Postdam, waar in 1945 met de conferentie van Potsdam de toekomst van Duitsland werd bezegeld door Truman, Churchill en Stalin. Het paleis werd indertijd gebouwd voor de Pruisische kroonprins Wilhelm, zoon van Wilhelm II, en bleef ook na de proclamatie van de republiek en het daaropvolgende Derde Rijk privébezit van de Hohenzollerns, totdat zij in 1945 vluchtten voor de Russische troepen.
De eerste claim, in 2015, à raison van 1,2 miljoen euro, werd afgewezen door de Duitse deelstaat Brandenburg, die zich beriep op een wetsartikel dat compensatie van door de DDR doorgevoerde onteigeningen niet wordt verleend wanneer de eisende partij het nationaal-socialisme in belangrijke mate heeft ondersteund. De deelstaatsregering steunde daarbij op een preadvies van de gerenommeerde Duitse historicus Stephan Malinowski, auteur van de in 2003 verschenen dissertatie Vom König zum Führer, Sozialer Niedergang und politische Radikalisierung im deutschen Adel zwischen Kaiserreich und NS-Staat. Daarin wordt de samenwerking tussen het Pruisische en vele andere Duitse vorstenhuizen met de nazi’s uitvoerig gedocumenteerd. Prins Georg wenste zich niet bij de afwijzing neer te leggen en ging in beroep bij het Verwaltungsgericht in Potsdam. Tegelijkertijd klaagde hij Malinowski aan omdat deze in zijn – nog niet door de rechtbank vrijgegeven – preadvies (een zogeheten ‘Gutachten’ ) de privésfeer van zijn familie zou hebben geschonden. Beide processen moeten nog voor de rechter worden uitgevochten. Daarmee wordt de positie van de Duitse royalty in het Derde Rijk straks inzet van een grote juridische krachtmeting.

Geschokt
Historicus Malinowski, die doceert aan universiteit van Edinburgh, reageerde geschokt op de aanklacht van de prins. De samenwerking van de Hohenzollern-clan met het Hitler-regime behoort nu niet bepaald tot de geheime compartimenten van de Duitse geschiedschrijving. Ex-kroonprins Wilhelm, die na de Duitse nederlaag tijdens de Eerste Wereldoorlog ook nog een tijdje in Nederland was gedetineerd op het eiland Wieringen, wilde in 1932 nog deelnemen aan de Duitse presidentsverkiezingen namens alle rechtse partijen, inclusief de NSDAP, waarbij Hitler dan zijn kanselier zou worden. Dat plan ging alleen niet door omdat zijn vader in Doorn dat verbood. Want dan had zijn zoon trouw aan de republiek moeten zweren en waren de kansen op herstel van de troon verkeken. Dat weerhield de ex-kroonprins er niet van om zijn steun aan Hitler krachtig te betuigen. Hij was te zien in het uniform van de SA en nam deel aan de beruchte Tag von Potsdam op 21 maart 1933, een demonstratieve plechtigheid waarbij vertegenwoordigers van de oude orde van het voormalige keizerrijk de nieuwbakken kanselier Hitler in het zonnetje zetten. Aan de gevierde Amerikaanse operazangeres Geraldine Farrar schreef prins Wilhelm wat voor geniale man de Führer was, door eerst de arbeidersbeweging te verslaan en ‘nu nog het een en ander op te ruimen’. Op dat moment waren de eerste duizenden Duitsers al opgesloten in een concentratiekamp.

Een andere zoon van de ex-Kaiser, prins August Wilhelm, beter bekend als ‘Auwi’, trad in 1930 toe tot de NSDAP, en deelde op partijdagen gekleed in het uniform van Standartenführer van de SA als Reichsredner het podium met Hitler, Goebbels en Goering. Auwi‘s zoon Alexander Ferdinand was ook lid van de nazipartij. Tot aan 1945 vond Malinoswski niet één verklaring van een prominente Hohenzollern waarin afstand werd genomen van het nazistische gedachtengoed. Een kleinzoon van de ex-Kaiser, Louis Ferdinand, tweede zoon van ex-kroonprins Wilhelm, schijnt in de verte iets van doen te hebben gehad met de mislukte aanslag op Hitler in 1944. Aan dat al dan niet vermeende wapenfeit klemt prins Georg zich nu ostentatief vast in een poging het imago van zijn Huis op te fleuren. Hetgeen niet mag verbloemen dat ook Kaiser Wilhelm na zijn vlucht naar Nederland zich bezondigde aan antisemitische tirades in zijn correspondentie en Hitler tot zijn dood in 1941 met gelukstelegrammen bestookte voor de behaalde successen op de slagvelden van Polen en Frankrijk. Malinoswki weet in zijn studie te melden dat Hermine Reuss, de tweede vrouw van de ex-Kaiser in Doorn, al vanaf de jaren twintig optrad als verwoed bruggenbouwer tussen de nazi’s en het Hohenzollern-huis. Hetgeen niet verwonderlijk mag heten, daar haar zonen uit haar eerste huwelijk ook lid waren van de NSDAP.

Hofleverancier van de nazi’s
Niet alleen de Hohenzollerns hadden na het verlies van hun koninklijke status hun kaarten gezet op de nazi’s. Vele familiehoofden van voormalig regerende vorstenhuizen in Duitsland traden toe tot de NSDAP. Het aantal prinsen en prinsessen was overstelpend. In dat verband is het opvallend hoeveel leden van het huis van Lippe, waar de Nederlandse prins Bernhard ook toe gerekend mag worden (eigenlijk als graaf, maar dankzij een gunst van zijn oom, Fürst Leopold van Lippe, vanaf 1916 als prins) toetraden tot de nazipartij. In zijn standaardwerk Royals and the Reich, the princes von Hessen in Nazi Germany (2006) turft Jonathan Petropulous maar liefst twintig nazi’s onder de Lippes (en dan vergeet hij nog Bernhard daarbij op te tellen). Daarmee mag dit geslacht, verdeeld over diverse linies, gerust hofleverancier van het nationaal-socialisme worden genoemd. Opvallend vroeg, in 1928, was de toetreding tot de NSDAP en de SA van Bernhards neef Ernst zur Lippe, die was voorbestemd de troon van Lippe te bestijgen. Daarmee was hij was de eerste officiële Erbprinz in nazi-gelederen.

Neurenberg

In zijn geautoriseerde biografie door Antonius John (getiteld Philipp von Boeselager, Freiherr, Verschwörer, Demokrat, 1994) noemt Philip von Boeselager, een aristocraat die deelnam aan het complot tegen Hitler door de groep militairen rond Von Stauffenberg, de toetreding van de erfprins van Lippe tot de NSDAP van groot belang voor de nazi’s. Hij herinnert eraan dat bij de processen van Neurenberg de verdediging van de SS, die als organisatie werd aangeklaagd, aanvoerde dat de adel toch werd gezien als ‘het fatsoenlijke deel der bevolking’ en dat de SS-vrijwilligers zonder blauw bloed dus niet kwalijk kon worden genomen dat zij het voorbeeld van al die prinsen hadden gevolgd.

Hierbij mag niet onvermeld blijven dat ook het lidmaatschap van Bernhard van de Reiter SS opdook bij diezelfde processen van Neurenberg. De Amerikaanse militair historicus Paul J. Wilson schrijft in zijn boek Himmler’s cavalry, the equestrian SS 1930-1945 (2000) dat het aan Bernards lidmaatschap te wijten was dat juist dit elite-onderdeel van de SS als enige wist te ontkomen aan een veroordeling als criminele organisatie. Wilson: ‘Waffen-SS-generaal Paul Haussner, een fanatieke verdediger van de Waffen-SS, stelde geruchten te hebben gehoord dat de Reiter-SS was vrijgesproken omdat een internationaal bekend (maar verder niet nader genoemd) persoon er deel van had uitgemaakt wiens veroordeling zou geleid kunnen hebben tot beschamende politieke problemen. Hij verwees zonder enige twijfel naar prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld, de Nederlandse prins-gemaal, ooit actief lid van het Ruiterregiment 7 in Berlijn. Een ander lid van de SS gaf aan dat de vrijspraak nogal gelukkig was, anders zou de Nederlandse prins tot misdadiger zijn bestempeld’ .

Lees ook het artikel Duitse vorstenhuizen een eeuw later van Titus von Bönninghausen

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -

Roel van Duijn over Thierry Baudet: De grootste complotdenker van het land op weg naar de macht

Oud-gangmaker van Provo en de Kabouters Roel van Duijn buigt zich over het electorale succes van Thierry Baudet en signaleert alarmerende overeenkomsten tussen diens complottheorieën en de Dolkstootlegende die in het Duitsland van het Interbellum een extreemrechtse nachtmerrie tot leven wekte.

Tekst: Roel van Duijn

De zege van Thierry Baudet onthult dat Nederland minstens een-en-eenkwart miljoen kiezers heeft die gevoelig voor complottheorieën zijn. Complotfantasieën over de verborgen heerschappij van de Illuminaten, de Aliens, over de Twin Towers gieren als een orkaan door het internet. Op de vleugels van de internationale opkomst van deze glinsterende verzinzels vliegt Baudet hoog.

Eén ding hebben die legenden gemeen: een boosaardige elite vergrijpt zich heimelijk aan het onschuldige volk.
De belangrijkste thema’s van Baudets verkiezingscampagne waren de ‘klimaatwaanzin’ en ‘door het kartel bewust uitgelokte immigratie’. Twee politieke complottheorieën, die op diezelfde orkaan meevliegen:
1. Baudet gooit een uit de lucht gegrepen theorie tegen het klimaatprobleem, dat volgens vrijwel alle wetenschappers verslechtert door menselijk gedrag. Zijn anti-klimaat propaganda heeft geen andere onderbouwing dan indrukwekkende handgebaren en vage verwijzing naar onjuiste voorspellingen van andere rampen, zoals de zondvloed. Klimaatverandering is een linkse mythe die er volgens hem toe dient om mensen te laten betalen voor een onzinnige en peperdure energietransitie. Hij presenteert het als een links complot om gewone, onschuldige mensen geld uit de zak te kloppen.
Zijn ‘theorie’ bevordert een sfeer waarin loze geruchten kunnen bloeien, zoals dat het ijs op de polen juist gróeit.

Waarom trappen zoveel mensen in deze politieke complottheorie? Vermoedelijk uit weerzin tegen bijvoorbeeld de stijgende energiekosten, die inderdaad onrechtvaardig toegedeeld worden. Baudet beseft die zuigkracht en gebruikt deze irreële, maar zalvende complotmoes om er macht door te krijgen.
2. Zijn andere thema is de instroom van ‘honderdduizenden immigranten per jaar’, alweer een verzonnen getal. Hij voegt er een scheutje gifdrank aan toe, als zou de elite de immigratie bewust uitlokken ‘om de boreale beschaving te ondermijnen’. Is dit verhaal slechts een een boreaal borrelpraatje? Nee, ook dit boze sprookje van Baudet is een bewust gelanceerde complottheorie met aanspraak op de macht.
Dit nummer uit zijn campagne drijft op zijn verlangen naar de soevereine staat, met het eigen volk als drager van die soevereiniteit. Hij verlangt hij dat ieder volk op zijn eigen plek blijft en er nu weer naar terugkeert. Een onmogelijke ontmenging van volkeren in een wereld die snel naar vermenging tendeert. Baudet streeft met zijn complottheorie naar een onmogelijke utopie.
Waarom slaat dit verlangen naar het verleden, het lokkertje uit deze tweede complottheorie toch aan? Angst voor de vreemdeling en voor de nieuwe multiculturele realiteit doet wonderen. Die angst is ook de oorzaak voor de ontvankelijkheid voor spookachtige, onbewezen theorieën. Die angst, samen met de teleurstellingen over de achterblijvende lonen, verklaart waarom Baudet, met zijn veel wildere complottheorieën dan ooit die van Fortuyn of Wilders, zo hoog kan scoren.
Wat veel Baudetkiezers niet beseffen is dat hij deel uitmaakt van een wereldwijde beweging die overal schermt met deze complottheorieën, en daarbij graag samenwerkt met dictator Poetin. Mensen zoals de Duitse AfD-politicus Björn Höcke die evenals Baudet de mond vol heeft over ‘de renaissance’ van de ‘beschavingsfamilie’, en met dat laatste het witte ras bedoelen.

Baudet is geen Hitler, maar bedient zich van dezelfde intellectuele fraude

Wat niemand schijnt te zien is dat de FvD-leider zijn complottheorieën gebruikt om een manier die overeenkomst vertoont met de Dolkstoot-legende. Dat was de complottheorie waarmee de Duitse legerleiding en de jonge Hitlerbeweging na de Eerste Wereldoorlog de schuld voor de militaire nederlaag afschoven op de ‘dolkstoot in de rug’: van Joden en linksen. Ook die elites bezwendelden zogenaamd in het verborgene het gewone volk omwille van eigen gewin. In die dramatische dolkstootlegende is zowat het hele Duitse volk gestonken. Baudet is geen Hitler, maar zijn propagandatechniek bedient zich van dezelfde intellectuele fraude.
In hun onwetendheid over de ziekmakende verleiding van complottheorieën tonen de Forum-kiezers zich weerloos. Zolang deze gefrustreerde kiezers zijn complottheorieën niet doorzien ligt de weg naar de macht voor Thierry open.

Roel van Duijn is schrijver en ex-politicus. Zijn laatste boek is Een zoon voor de Führer, de nazi-utopie van Julia op ten Noort.

Dit artikel verscheen in aflevering 2 van jaar gang 15 van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis en wetenschap. Voor de gehele inhoud van de betreffende editie volg deze link.

Het bouwwerk van de EU moet nu echt af, en snel ook

Het bouwwerk van de EU moet nu echt af, en snel ook, aldus Ricus van der Kwast in een essay waarin hij de euroscepsis van Thierry Baudet en Derk-Jan Eppink fileert als een economische zelfmoordstrategie.

Tekst: Ricus van der Kwast

Twee, hooguit drie uur met de auto en ik ben in Amsterdam, Parijs of Düsseldorf. Binnen een straal van amper honderd kilometer van mijn huis vind ik grond waarop de landstaal Nederlands, Frans, Duits of Letzeburgs is, Vlaams en Waals nog daargelaten. Ik woon midden in Europa, houd ik me dan voor. En zo houd ik, stadsmens, het weer even uit in dat diep verdoken gehucht waar ik al veel te lang woon.

Nu al de helft van mijn werkende leven heb ik mijn kantoor in meer dan één land tegelijk. Een echte Europeaan, werd me toegevoegd als ik iets over mezelf vertelde. Ik kon daar weinig mee. Ik hield van de schoonheid en het spel in Italië, van de stille slimheid in België, van de Hollandse daadkracht, en die lijst kon ik nog een stuk langer maken. Maar het waren altijd de verschillen die me fascineerden, de overeenkomsten zag ik niet. Het echte Europa, wat was dat?

Hoe vaak ik Kaas van Willem Elsschot ook herlees, er zitten scènes in die me steeds weer doen knikken en grinniken. Er is het moment waarop Frans Laarmans zich moet haasten om zijn twintig ton Edammer kazen in ontvangst te nemen en er een veilig heenkomen voor moet zoeken. Enkele pagina’s verderop weet Laarmans met één klap op tafel de importtarieven op Hollandse kaas te halveren. Kaas is in 1933 geschreven en is voor mij, klein ondernemer als Laarmans en nauwelijks succesvoller, heel herkenbaar. Inklaren, wachtgeld, opslag, importtarieven, de hele papierwinkel, ik kan er van meepraten. Behalve dat je voor Nederland nu Thailand, China of Saoedi-Arabië moet lezen.

Kanarie in de kolenmijn
Een ondernemer is als een kanarie in de kolenmijn. Lang voordat anderen daar lucht van krijgen, voelt hij de politieke, sociale en economische veranderingen die op til zijn. Ondernemers zijn mensen die de grenzen opzoeken, ook letterlijk, zoals de Nederlandse boeren die na de val van het communisme massaal hun heil in Polen zochten. Ondernemers bouwen iets op, vaak uit het niets, en gaan daarbij risico’s aan. Voordat je het weet blijf je met die kazen in je kelder zitten.

Vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie was een uitkomst voor zo iemand als ik. Het betekende niet alleen paspoortloos reizen, maar ook dat je je kon vestigen waar je wilde binnen de EU. En vrij verkeer van goederen betekende dat importtarieven en douanecontroles tot het verleden behoorden. Bovendien was het afgelopen met per land verschillende verpakkingseisen, accreditaties, conformiteitsverklaringen. Wie de toelating voor zijn product in één EU-land had, kon voortaan overal binnen de EU aan de slag.

De grootste winst kwam van de invoering van de euro in 2002. Onkostendeclaraties waren niet langer tijdvretende speurtochten naar wisselkoersen, maar rechttoe rechtaan invuloefeningen. Zes portemonnees, ieder voordien met zijn eigen muntsoort, konden bij mij zo de prullenbak in. Voorbij was de tijd van verdampende valuta’s bij elke grensoverschrijdende geldtransactie.

Tegelijk bekropen de eerste twijfels me. Terwijl landen die de founding fathers van de EU waren elkaar nog voorzichtig besnuffelden en probeerden hun administraties en procedures op elkaar af te stemmen, kwamen er in korte tijd twaalf nieuwe lidstaten bij. Hoe meer EU er kwam, des te verder weg leek de Europese gedachte. Nationale overheden, hun ambtenaren, wantrouwden die nieuwe klasse van forensen waartoe ik mijzelf mocht rekenen. Ik zag het, maar hield mijn mond.

Wie als Belg in Nederland woonde, deed dat voor de belastingen. Wie als Nederlander in België woonde, deed dat voor de belastingen. Wie in Luxemburg woonde was sowieso verdacht. Haperende harmonisatie tussen langjarige bondgenoten, buurlanden aan de ene kant, integratie van Polen en Roemenen aan de andere kant: ging het nou te snel of juist te langzaam met die EU?

De bankencrisis van 2008, uitmondend in een economische crisis, hielp niet echt. De geglobaliseerde economie werd verantwoordelijk gehouden; internationale handel moest het ontgelden. Als in het voorjaar van 2010 Griekenland van een bankroet gered moet worden, is voor menigeen de maat vol. Nu moest eindelijk maar eens het nationale belang voorop staan. Een echte Europeaan, dat klonk steeds meer als een verwensing, zoals internationalist of kosmopoliet. De tijd leek nu eerder rijp voor gordijnen, muren en Polen-meldpunten.

Weinig opgeschoten
De migrantenstroom in 2015 deed de rest. Werken over de grens werd voortaan geassocieerd met belastingontduikers, uitkeringsfraudeurs en potentiële terroristen. Zo weinig zijn we vandaag opgeschoten. Het bouwwerk Europa brokkelt al af voordat het overeind staat. Eenwording is niet aan de orde, maar ook afstemming tussen de landen is ver te zoeken. Die kantoren in verschillende landen zijn nodig voor me, maar tegelijk een blok aan mijn been.

Wie in meer dan één land werkt, wordt eerst maar eens overal vol belast en nergens verzekerd, tegen alle EU-regels in. Loonkosten in Europa variëren van 5 €/uur in Bulgarije tot 43 €/uur in Denemarken. Nettosalarissen in buurlanden Nederland en België ontlopen elkaar niet veel. Maar een nettojaarsalaris van 30.000 € all-in kost een Nederlandse werkgever 51.000 € en een Belgische 59.000 €, een verschil van 16%.

Intussen kan de EU politiek geen vuist maken. De Europese economieën verliezen terrein. In 2030 hoort hooguit Duitsland nog bij de tien grootste ter wereld. Van de vijf meest waardevolle firma’s in Europa zijn er drie Zwitsers (Nestlé, Novartis en Roche). Van de twintig grootste technologiebedrijven ter wereld komt er welgeteld één uit Europa (SAP).

Europa glijdt af. Is dit niet het moment waarop we moeten toegeven dat de EU mislukt is? Dat we het project-EU maar beter kunnen afblazen, een kruis erover, een strik eromheen en archiveren voor het nageslacht? Is dit niet het moment waarop ik als euroscepticus uit de kast moet komen?

Nee. Het echte Europa, daar blijf ik mee worstelen. Maar tegen de EU zeg ik volmondig ja, hoe vaak ik ook op haar tekortkomingen gebotst ben. Dat leek een tegenspraak. Er was een praatprogramma van Eva Jinek voor nodig om dat scherp te krijgen. Op 11 april maakten Thierry Baudet, voorman van het Forum voor Democratie, en Derk-Jan Eppink, lijsttrekker voor de Europese verkiezingen van dezelfde partij, er hun opwachting. Het werd een wat tamme vertoning; de heren werden niet echt uitgedaagd. Maar toen Baudet de Europese visie van zijn partij samenvatte, veerde ik op. We zijn voor Europa, maar tegen de EU, klonk het. Helder geformuleerd, en complete kolder.

Hoe kun je nou voor Europa zijn? Europa is een geografische toevalligheid. Hoeveel van die 140 miljoen Russen bij Europa gerekend moeten worden, weten we niet precies. Een deel van Istanboel hoort er bij, Carthago, ooit centraler in het Romeinse Rijk dan pakweg Milaan, dan weer niet. Voor Europa: je kunt net zo goed voor de zon of de maan zijn, en tegen zwarte gaten.

En hoe kun je tegen de EU zijn? Alle frustratie komt juist omdat de EU nog niet af is, vertraagd door de inertie en botweg tegenwerking van de lidstaten. Je kunt eindeloos debatteren over de EU, nostalgisch zwijmelen over vergane glorie en referenda houden, maar aan het eind van de rit zijn er geen levensvatbare alternatieven. Dus voor de EU: ze is onontkoombaar, of we het nou leuk vinden of niet.

Losgeslagen van de werkelijkheid
Niet dat je de EU haar gang kunt laten gaan en dat alles op zijn pootjes terecht komt. De Europese Unie is een loodzwaar bureaucratisch complex geworden, waar verspilling regeert, waar parlementariërs te hoge salarissen en onkostenvergoedingen als schadeloosstelling zien. Maar ze is vooral losgeslagen van de werkelijkheid. Geen zinnig praktijkmens zou bijvoorbeeld Griekenland in zijn staatsschuldencrisis zo de duimschroeven hebben aangedraaid. Je bent dolblij als je van een nagenoeg failliete club de helft van je vorderingen terugkrijgt. Over interesten maal je al helemaal niet.

De EU heeft met haar rigide opstelling Griekenland in de armen van China gedreven

De EU heeft met haar rigide opstelling Griekenland in de armen van China gedreven, dat maar al te graag de portemonnee trok. De haven van Piraeus, de snelst groeiende haven van Europa, is vandaag in Chinese handen. De EU heeft haar eigen positie ondergraven.

Het profiel van de hedendaagse politicus past niet meer bij de eisen van een steeds meer verbonden wereld. Een onevenredig groot deel van de politici is jurist. En juristen trekken juristen aan als collega’s en opvolgers. Rechten is zo ongeveer het nationale vak bij uitstek. Maar ook andere politici lijken zich niet echt van de internationale dimensie van hun baan bewust te zijn. Het was al omineus dat Helmut Kohl en François Mitterrand, aartsvaders van de EU zoals we die vandaag kennen, allebei monoglot waren.

Profvoetballers, magazijnbeheerders van logistieke firma’s en eigenlijk een flink deel van de beroepsbevolking hebben vandaag meer buitenland in hun baan dan een politicus. Maar die politicus wil zich in het Europees Parlement laten verkiezen. Dat wringt.

Die kloof tussen politici en hun achterban wordt natuurlijk erkend. Er is een nieuwe kaste politici die daar vol op inspeelt. Eurosceptici, vrijwel zonder uitzondering. Ze financieren hun activiteiten met EU-gelden. Het Rassemblement National van Marine Le Pen deinst er niet voor terug spookbanen in het leven te roepen om zo nog wat meer fondsen van de EU los te peuteren en knoopt verder de eindjes aan elkaar met bijdragen uit Rusland. De nauwe banden van Alternative für Deutschland, Vlaams Belang, de Oostenrijkse FPÖ, de Italiaanse Lega Nord met Poetin’s Rusland baren zorgen. Ook de goedwillende euroscepticus moet beseffen dat hij kwetsbaar is voor manipulaties die geen enkel ander doel dienen dan Europa uit elkaar te trekken.

Frisse nieuwkomers vind je hier weinig, wel politici die een gat in de markt zagen en die nog verder van de realiteit los zijn dan de conventionele politici. Derk-Jan Eppink vindt bijvoorbeeld dat de Britse economie het uitstekend doet, beter dan die van de eurozone. Elders ziet hij als één van de zegeningen van Brexit een wonderbaarlijke vermindering van regelgeving en papierwinkel. Het zal lang geleden zijn dat Eppink nog met iemand uit het bedrijfsleven gesproken heeft. Als ik vandaag een doos met een blik verf naar Oostenrijk of Frankrijk stuur, kost me dat 100 euro. Stuur ik diezelfde doos naar Zwitserland, dan betaal ik 250 euro. Die extra 150 euro gaan op aan alle papieren formaliteiten die nodig zijn omdat Zwitserland geen EU-lid is, en dat ondanks de prima afspraken die we hebben binnen de Europese Economische Ruimte.

Eppink laat zich er op voorstaan dat hij insider is in de EU, op grond van zijn ervaringen in de Europese commissie en later als Europees parlementslid. Een insider in een ivoren toren, dat lijkt me de beste beschrijving van een buitenstaander. Politici als wereldvreemde buitenstaanders, die de voortgang van het project-EU bepalen of beperken, dat verklaart veel van wat er vandaag aan schort.

Chinese schuldenval
De tijd van de Europese naïviteit is voorbij, horen we dan ineens. De directe aanleiding vormt China, dat zijn zijderoute in steeds meer landen uitrolt. Met het Belt and Road Initiative (BRI) probeert het inmiddels in meer dan zestig landen zijn grip te vergroten op infrastructuur en strategische sectoren. Tegelijk probeert het zijn model van autoritaire, staatsgeleide economie te exporteren, als alternatief voor de westerse liberale democratie.

China gaat het liefst in zee met individuele landen. Het zijn geen overeenkomsten op basis van gelijkwaardigheid, ze dienen om China’s invloed te vergroten. Voor de benodigde investeringen verschaft China kredieten aan die landen. Zo creëert het de ‘debt trap’: een groeiend aantal landen, vooral in Afrika, komt in die wurggreep terecht. In de zogenaamde 16+1-groep heeft China met elf Oost- en Middeneuropese EU-lidstaten en vijf Balkanlanden akkoorden afgesloten. Eendere afspraken hebben Griekenland, Portugal en recentelijk Italië met China gemaakt, ieder afzonderlijk.

Naïef, dat zijn we zeker, de eurosceptici voorop

Naïef, dat zijn we zeker, de eurosceptici voorop, met hun dromen van lieflijke natiestaatjes die allemaal onafhankelijk bloeien. Daarvoor heb je al de geschiedenis van een Zwitserland nodig én moet je iets bijzonders bieden, horloges, banken, geneesmiddelen, dat soort dingen. Met de haven van Rotterdam red je het niet.

Als Donald Trump medio 2017 de VS terugtrekt uit het klimaatakkoord van Parijs, zijn we woedend en verslagen. Maar er heerst ook optimisme binnen de EU. Kranten koppen dat we nu zij aan zij met China gaan optrekken op weg naar nieuwe internationale samenwerkingsverbanden, misschien een nieuwe wereldorde. De kanarie in de kolenmijn, de ondernemer die in China actief is, weet dan al minstens vijftien jaar dat zoiets niet kan werken. Hij weet dat een win-winsituatie een uitgekauwd westers begrip is dat geen Chinees equivalent heeft. Je wordt afgeknepen, je sluit compromissen met je geweten, al is het alleen maar omdat je elke verwijzing naar een sympathiek land als Taiwan moet vermijden, en uiteindelijk verlies je, onherroepelijk. Maar de ondernemer heeft zich niet laten horen. De zangvogel is zijn stem kwijt.

Met buitenstaanders aan het roer en experts die geen kik geven of niet gehoord worden zijn we in de aap gelogeerd.

Wakker geschrokken

‘Then Europe’s long-restrained instinct for self-preservation kicked in.’ Columnist Charlemagne zei het prachtig in de Economist toen hij de stemmingswisseling in Europa beschreef. De Europeaan, oud, moe en mild geworden, dacht niet meer in machtsstructuren, hij had geen leger meer nodig. Hij was vol vertrouwen. Maar hij is wakker geschrokken.

Europa glijdt af, het klopt, het zal achterop raken in de vaart der volkeren. Maar hoe erg is dat precies? De Gouden Eeuw ligt alweer een tijdje achter ons en toch boert Nederland nog best aardig. Dat neemt niet weg dat we zo lang mogelijk moeten zien aan te haken bij het koppeloton en waar we een voorsprong hebben die moeten zien te behouden.

Internationalisering of globalisering is geen uitvinding geweest van neoliberalen of van welke andere economische stroming dan ook, het is een gevolg van technologische vooruitgang. In die wereld is het zaak dat we ons bewust bewust worden van machtsfactor nummer 1: inwoners. Continenten groeien qua welvaartsniveau meer en meer naar elkaar toe. Het aantal inwoners van een land of groep landen bepaalt dan steeds meer de omvang van zijn markt, en daarmee zijn belang in de wereld.

De Europese Unie heeft 513 miljoen inwoners en is nu nog het grootste economische blok ter wereld. In 2050 zal Europa het enige continent ter wereld zijn waarvan de bevolking gekrompen is. De grootste stijger is Afrika: in 2050 zullen er 1,3 miljard Afrikanen bij gekomen zijn. China heeft dat snel begrepen. Maar het is niet de enige. China, India, Turkije, Rusland: sinds 2006 hebben ze allemaal hun handel met Afrika meer dan verdrievoudigd. In diezelfde periode steeg het handelsverkeer tussen de EU en Afrika met een magere 41%. De EU heeft deze boot grotendeels gemist.

Er is nog een tweede kans, maar die wordt nooit als zodanig herkend. Immigratie uit Afrika wordt louter als probleem, als crisis behandeld. Eigenaardig daarbij is dat juist de landen die het hardst leeglopen (Oost-Europa, Italië), het felst gekant lijken tegen immigratie. Natuurlijk: immigratie moet legaal zijn en strikt gecontroleerd verlopen. Maar ook in ons belang moeten we niet beknibbelen op die quota, maar ze eerder flink optrekken. Het zou wel eens de beste kans kunnen zijn om ook in 2050 nog een aantrekkelijk en welvarend werelddeel te zijn.

Meer richtlijnen
De tweede remedie voor de EU lijkt op het oog ook wat controversieel: meer richtlijnen. Ik bedoel dan niet de kleine regels, zoals die – overigens bij elkaar gefantaseerde – richtlijn die de kromtegraad van bananen vastlegt. Nee, ik bedoel de wetgeving op grote gebieden. De EU heeft op dit punt flink het voortouw genomen. Ik denk aan de boetes die Google opgelegd werden vanwege misbruik van zijn marktpositie, aan de General Data Protection Regulation (GDPR) die de privacy van consumenten waarborgt, en aan de digitale regels die het auteursrecht beschermen. In mijn eigen branche is er REACH (Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals), de meest complexe wetgeving in de EU, een wetgeving die alle chemische stoffen die in de EU gebruikt worden betreft.

Het zijn bureaucratische gedrochten die voor alle mogelijke verbeteringen vatbaar zijn – geloof me, ik heb wat gefoeterd op REACH. Maar het initiatief is briljant. Zonder handelsoorlogen te riskeren pas je een subtiele vorm van protectionisme toe. Je dwingt iedereen die actief wil zijn op jouw markt strengere eisen te respecteren, hogere standaards na te streven. Het stimuleert innovatie in technologieondernemingen, versnelt de intrede van een nieuwe, respectvollere generatie social media. Het zet mensen aan om ideeën, producten en processen te ontwikkelen met een betere uitwerking op klimaat, gezondheid en milieu. Middelen voor onderzoek en ontwikkelingen zijn er genoeg. 95% van het geld dat de EU jaarlijks ter beschikking stelt aan regionale ontwikkelingsfondsen wordt niet opgehaald.

Als EU neem je zo het heft in handen. Die markt van 513 miljoen mensen is immers te groot voor anderen om te negeren. Maar kunnen wij al die ambities realiseren met de EU in haar huidige gedaante, met haar huidige structuur?

Halfslachtige schaduwstructuur
Nauwelijks. Allereerst zal de Europese Raad zichzelf zo snel mogelijk moeten opheffen als hij niet langer de geloofwaardigheid van het Europees Parlement wil tarten. Die halfslachtige schaduwstructuur vergroot zo onwillekeurig nog het aantal inbreukprocedures tegen lidstaten en rechtszaken die bij het Europese Hof van Justitie worden aangespannen.

Natuurlijk kunnen de Europese Commissie en het Europees Parlement kleiner, slanker, goedkoper, en daar moet werk van gemaakt worden. Maar bovenal hebben we andere politici nodig, geen gerecyclede Derk-Jan Eppink, maar een praktischere soort. Dit is geen oproep om het parlement dan maar te bevolken met self-made miljonairs en technocraten. Het is wel een oproep om politici te vormen, meertalig het liefst, met heuse internationale ervaring, niet opgedaan in een of andere denktank of op het advieskantoor van een Brusselse lobbyist, maar in het veld, waar je de waarde van geld en de risico’s van je handelen leert inschatten.

Europa, althans een deel daarvan, is wakker geschrokken en heeft een ontluisterende ontdekking gedaan: het draait om macht en knikkers, nog steeds. Het machtsblok-EU, met een half miljard mensen en meer, dat vol inzet op zijn economische politiek, dat moet onze hoogste prioriteit zijn. Alle andere kopzorgen die de EU-burger heeft komen zo vanzelf aan bod, ze zijn er de afgeleide van:

Sociale zekerheid vaart wel bij een florerende economie en kan, zoals Geert Van Istendael in een recent essay in het tijdschrift Rekto:Verso stelde, een jaloersmakend exportproduct zijn.
Klimaat, milieu en gezondheid zijn drijfveren voor onderzoek en essentiële pijlers voor een succesvol economisch beleid.

Immigratie, gecontroleerd, maar continu en stijgend, zorgt ervoor dat we in de tweede helft van deze eeuw geen wegkwijnend bejaardenhuis zijn.
Om je nationale identiteit veilig te stellen heb je een sterke EU nodig. Dat is de beste garantie dat je in de loop van deze eeuw niet kopje onder gaat en dat je natiestaat niet verwordt tot een leeggeplukte toeristische attractie.

Maar we komen alleen van die kopzorgen af als aan de beginvoorwaarde, een krachtige EU met een gezonde economie, voldaan is.

Het EU-bouwwerk staat nog in de steigers, maar moet nu echt af, en snel ook. Het had allemaal sneller gemoeten, hier en daar ook langzamer, in elk geval beter en slimmer. Die discussie is vandaag niet meer belangrijk. Laten we die voorgeschiedenis maar zien als onvermijdelijke groeistuipen. Zo goed als we ons ook niet gek moeten laten maken door incidenten, hoe vervelend ook. Als we ons door de opvliegingen van Donald Trump, immigratiegolven of een tegenvallend loonstrookje in de armen van China of charlatans storten, of isolement verkiezen, zijn dat beslissingen die we de rest van deze eeuw zullen bezuren.

Ik kijk vanuit mijn woonplek uit over een eenzaam weiland. The middle of nowhere. Weer trek ik denkbeeldige cirkels. Midden in Europa, hartje EU, waarom ook niet, ik kan er vrede mee hebben. We zingen het hier nog wel even uit.

Tijd is rijp voor een republikeinse partij die verder kijkt

Het was volgens de Griekse mythe Zeus die vermomd als witte stier het Fenicische prinsesje Europa ontvoerde en zo de basis legde voor het mensensoort dat we tegenwoordig Europeanen noemen. Nog altijd koesteren deze Europeanen een voorliefde voor witte stieren – denk aan Thierry Baudet’s kalverliefde voor Donald Trump, het Hongaarse schrikbewind van Orban, de deprimerende opmars van Marine le Pen en Alternative für Deutschland, het uitzinnige electorale groeiseizoen dat extreem-rechts kan vieren in landen als Roemenië, Bulgarije, Slowakije, Tsjechië, Spanje en Griekenland en het politieke drama van de Brexit.
Tegen die achtergrond lijkt het vraagstuk van de hervorming van de constitutionele monarchie van Nederland tot een democratische republiek nog wel de minste zorg. Maar dat is slechts schijn. Juist in een tijd dat traditionele democratische waarden geen vanzelfsprekendheid meer zijn, en Vladimir Poetin en Steve Bannon ten bate van hun ondermijningscampagne van de Europese Unie via hun facebooktrollen naar verluidt verkiezingen weten te manipuleren in welke gevestigde westerse democratie dan ook, is het van het grootste belang te bewijzen hoe dynamisch en veerkrachtig die democratie in werkelijkheid is, zowel in Europees als in nationaal verband. Zolang het extreem-rechts is dat aan de haal kan gaan met de diepe maatschappelijke onvrede en het revolutionaire sentiment onder zowel boze vijftigers als de jeugd dreigen de Europeanen op de ruggen van white supremacy-voorvechters en ander politiek gespuis te worden meegesleept in een zee van woelingen en afbraak.
Een radicale hervormingsagenda voor het hart van het Nederlandse staatsbestel zou heel goed een antiserum kunnen zijn tegen de onttakeling van de democratische rechtsstaat. Maar dan is het zaak zo’n hervorming te koppelen aan een breder politiek programma. Niet alleen het monopolie van de monarchie dient doorbroken, ook monopolies in macht, kennis en inkomen. De tijd is er rijp voor. In de Eerste Kamer is er met de overwinning van Forum voor Democratie opeens alle ruimte ontstaan voor een herinvoering van het referendum. Zowel FvD als de PVV zijn grote voorstanders van een bindend referendum naar Zwitsers model en natuurlijk hopen dat zij op die manier hun capaciteiten als rattenvangers van de publieke opinie uit te braden. Maar wat als dat nu niet zo is? Wat als het te raadplegen volk verstandiger is dan de rechtse nozems die denken het te kunnen manipuleren? In Zwitserland, dat strikt per referendum wordt geregeerd, is dat nu al jaren het geval. Telkens probeert de Schweizerische Volkspartei met allerlei nare xenofobische voorstellen het soevereine stemvolk te verleiden. Telkens weer krijgt zij het deksel op de neus. Het goed geïnformeerde Zwitserse electoraat lijkt inmiddels onkwetsbaar geworden voor de populistische verleiding. In het al evengoed opgeleide Nederland zou hetzelfde mogelijk moeten zijn. Dan liggen alle wegen open voor een grondige verbouwing van het Nederlandse bestel. Een progressieve republikeinse partij in Nederland – pro-Europees, pro-mensenrechten, pro-duurzaam – zou in dat proces het voortouw kunnen nemen. Wie durft? (René Zwaap, hoofdredacteur De Republikein)

Koningsdag in Amersfoort: Oranje danst op het graf van Johan van Oldenbarnevelt

In 2019 wordt herdacht dat de staatsman Johan van Oldenbarnevelt vierhonderd jaar geleden op het schavot werd onthoofd. De aanstichter van deze gruwelijke gebeurtenis was Maurits, prins van Oranje. Het is daarom onbegrijpelijk dat Koningsdag uitgerekend dit jaar werd gevierd in de geboorteplaats van Van Oldenbarnevelt.

Tekst: Titus von Bönninghausen

Tijdens een bezoek aan de boekwinkel onlangs raakte ik er met iemand aan de praat. Voor ons lag de biografie van Johan van Oldenbarnevelt. Een half woord bleek genoeg te zijn. Want wijzend naar deze publicatie, zei ik tegen de ander: ‘Koningsdag was dit jaar in Amersfoort’. Zijn antwoord: ‘Willem-Alexander heeft alsnog een onvoldoende voor geschiedenis’.

Het is echt onbegrijpelijk, dat de koning zijn verjaardag in 2019 uitgerekend in Amersfoort vierde. De bekendste zoon van die stad is immers Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619). Deze beroemde landsadvocaat werd na een politiek proces vier eeuwen geleden onthoofd. Dit jaar wordt het spraakmakende voorval gememoreerd. De executie gebeurde op aandrijven van prins Maurits (1567-1625). Evenals Willem de Zwijger wordt ook Johan van Oldenbarnevelt ‘Vader des Vaderlands’ genoemd. Door nu de verjaardag van 27 april uitgerekend in Amersfoort te organiseren, was het alsof de koning danste op het graf van deze staatsman. Het voorbereidend comité zal zich onderhand wel realiseren, hoe ongepast de feestelijkheden eigenlijk waren.

Niet alleen Johan van Oldenbarnevelt werd ‘onthalsd’, later ook diens zoon Reinier (1588-1623). Samen met zijn broer Willem had hij de moord op hun vader willen wreken, door een aanslag op prins Maurits te beramen, hetgeen echter voortijdig uitkwam. Reinier werd opgepakt en eveneens onthoofd. De prins van Oranje verleende hem geen gratie. Maar Willem wist te ontkomen. (Hij was heer van Stoutenburg, dat ten oosten van Amersfoort ligt).

Dwaling
Johan van Oldenbarnevelt kreeg met zijn doodvonnis een te zware straf opgelegd, is de heersende opinie. Men kan ook stellen, dat het bij zijn veroordeling om een dwaling ging. Natuurlijk is het één nauwelijks te vergelijken met het ander. Maar was de viering van Koningsdag tijdens het ‘Oldenbarneveltjaar’ in juist Amersfoort ook niet een vorm van dwalen?

Eigenlijk is dwalen een traditie van ons koningshuis. Als voorbeeld kan de koninklijke onderscheidingsvlag dienen, ook banier genoemd. Die werd in 1908 ontworpen. De vlag ziet men wel eens op een paleis, of bevindt zich als een vaantje op een ‘koninklijke’ auto. Het is voornamelijk oranje met een groot, blauw, kruis erop. Nu is de kleur oranje wel begrijpelijk voor een vorstelijk huis met een gelijkluidende naam. Maar waar komt het blauwe kruis vandaan? Het symbool voor het graafschap Nassau is immers een leeuw en voor het prinsdom Orange een hoorn. Een kruis is bij uitstek een christelijk teken. Daarom zal koningin Wilhelmina dit als motief voor de vlag hebben bepaald. Want zij was overtuigd van de bijzondere band tussen God en het Huis van Oranje. (Bedenk daarbij, dat de Nederlandse vorst tijdens de intronisatie niet gezalfd wordt, zoals dit bijvoorbeeld in Engeland wel gebeurt). Aangezien koningin Wilhelmina de laatste van het geslacht Van Oranje-Nassau was, blijkt er voor de buitenstaander echter weinig van die speciale band met God. Integendeel, haar Huis stierf in 1962 uit traditioneel gesproken. Daarin schuilt dus de dwaling. Het valt echter niet op, omdat de regering domweg foezelt met de naam en de titel ‘Van Oranje-Nassau’. (Men laat die via een vrouw vererven, wat ingaat tegen de regels van het traditionele adelsrecht).

En terwijl vervolgens de Oranjes in feite geen kruis in het blazoen hebben, was dit wel het geval bij Johan van Oldenbarnevelt. Op een rood schild voerde zijn familie een zilveren kruis, ofwel ‘ankerkruis’.

LITERATUUR

R. Kemperink en B. Elias (red.): ‘Bruit van d’Eem’, geschiedenis van Amersfoort (2009)
B. Knapen: De man en zijn staat. Johan van Oldenbarnevelt,1547-1619 (2018, herz. editie)
J. Moore: Galg en guillotine, executies door de eeuwen heen (2019)
W. Uitterhoeve: De zaak Oldenbarnevelt, val, proces en executie (2019)
www.jvo2019.nl

Lees ook: Een gerechtelijke moord

Commentaar: Voorbij Baudet

De komeetachtige transformatie van Forum voor Democratie bij de Statenverkiezingen van een groezelig bierkelder-gezelschap tot de grootste partij in de Eerste Kamer heeft een schokgolf veroorzaakt – en terecht. Het is schokkend te zien hoe kwetsbaar een gevestigde democratie in het digitale tijdperk is geworden voor primaire impulsen. Welbeschouwd zijn niet de dolgedraaide gymnasiast Thierry Baudet en de louche advocaat T. Hiddema de glorieuze overwinnaars van deze verkiezingen, maar een zekere Gökmen T., die door zijn pistool leeg te schieten in een Utrechtse tram het hele politieke landschap van Nederland voor de komende jaren grondig heeft verbouwd.

De opmerkelijke hardnekkigheid waarmee de bevoegde autoriteiten de gruweldaad van dit ontspoorde individu hebben versleten voor een terroristische actie is vermoedelijk in hoge mate debet aan de politieke ‘melt down’ die zich vervolgens heeft afgespeeld. Kennelijk hebben instanties als de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) zoveel behoefte aan meer budget dat zij zich deze kans niet wilden laten ontglippen. Door de gedachte aan een terroristische aanslag nadrukkelijk levend te houden, tegen al gezond verstand in, zetten zij de poort wagenwijd open voor het Paard van Troje van Baudet.

De laatste kon aan het eind van de uitslagenavond zijn overwinning vieren met een potsierlijke speech, waarbij hij het niet kon laten een hommage in te bouwen aan Jean Marie le Pen (een man zo fout dat zelfs zijn eigen dochter hem niet publiek durft te citeren) en het bestond ook het broeikaseffect te ontkennen. Wat betreft dat laatste: reeds zestig jaar geleden waarschuwde de fysicus Edward Teller voor het opwarmen van de aarde door het verbranden van fossiele brandstoffen. Nu was Teller uitvinder van de atoombom en de waterstofbom, dus legt diens oordeel iets meer gewicht in de schaal dan dat van de boreale Baudet, wiens conduitestaat op natuurfysisch gebied gebied niet verder gaat dan de uitvinding van de ego-bom. Mocht Nederland in het loop van deze eeuw tot aan de Veluwe onder water lopen, zullen er heel wat FvD-stemmers verhaal bij Baudet komen halen, maar deze is dan vermoedelijk al liggend op zijn vleugel weggepeddeld naar veiliger oorden.

Verongelijke romanticus
Is Nederland nu ook in de greep gekomen van een nieuwe fascistoïde golf? Vele commentaren wijzen in die richting. Ja, Baudet flirt met het gedachtegoed van Oswald Spengler, de favoriete filosoof van de nazi’s, overal ziet hij een links complot, met zijn nationalistische anti-Brussel-agenda kan hij zo in de rij aansluiten bij het extreem-rechtse reveil van Boedapest tot Berlijn. Maar in de kern is hij toch vooral de verongelijkte romanticus, die zijn Weltschmerz heeft opgeblazen tot een politieke agenda.
Baudet’s verschijning op het politieke toneel is in de kern oud-Hollands schuifdeurentoneel. Ook in die zin is hij de rechtmatige erfgenaam van Pim Fortuyn. Blijkbaar bestaat er bij het Nederlandse electoraat een enorm zwak voor politieke dandy’s met Messias-achtige aandriften. Dit type politici doorbreekt de verveling en maakt politiek tot een spektakelstuk. Ze hebben een magnetische aantrekkingskracht op al evenzeer rancuneuze types, van wie er in Nederland genoeg rondlopen. Zo werd Fortuyn geadopteerd door de onroerend goed-patjepeeër Harry Mens, en Baudet en Hiddema op het schild gehesen door de nationale zeiksnor Johan Derksen. Een beetje fascistische partij heeft echter knokploegen, een anti-democratische agenda en nare vlaggen. Thierry Baudet doet het vooralsnog met Mozart-Kugeln en zakjes lavendel. De ervaring met de LPF leert bovendien dat dit soort partijen te maken hebben met een turbo-verdampingsgraad. Aangestuurd als ze worden door de hitte van het moment, vallen ze in de regel al snel ten prooi aan de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Politiek is nu eenmaal geen opera.

Ruimte voor referendum
Dus wordt het tijd de zegeningen te tellen. 79 procent van het Nederlandse electoraat stemde afgelopen woensdag niet op een rechts-nationalistische partij. Tegelijkertijd is er in de Eerste Kamer nu opeens alle ruimte ontstaan voor een herinvoering van het referendum. Zoals bekend maakte D66-minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren verleden jaar een eind aan het raadgevend referendum. Maar tegelijkertijd kondigde ze een wedergeboorte van de volksraadpleging aan, en wel via een bindend referendum. Zowel FvD als de PVV zijn grote voorstanders van een bindend referendum naar Zwitsers model, natuurlijk omdat zij hopen dat zij op die manier hun capaciteiten als rattenvangers van de publieke opinie optimaal denken te kunnen benutten. Maar wat als dat nu niet zo is? Wat als het te raadplegen volk verstandiger is dan de politici die denken het te kunnen manipuleren? In Zwitserland, dat strikt per referendum wordt geregeerd, is dat nu al jaren het geval. Telkens probeert de Schweizerische Volkspartei (SVP) – de politieke broedbroeder van PVV en FvD – met allerlei xenofobische voorstellen het soevereine stemvolk te verleiden. Telkens weer krijgt zij het deksel op de neus. Het goed geïnformeerde Zwitserse electoraat lijkt inmiddels onkwetsbaar geworden voor de populistische verleiding. In het al evengoed opgeleide Nederland zou hetzelfde mogelijk moeten zijn. Voorwaarde is dan wel dat er veel zal moeten worden geïnvesteerd in de bescherming van het publiek tegen propaganda en manipulatie. Alle goedwillende, non-destructieve krachten zullen moeten worden gemobiliseerd. Dan liggen alle wegen open voor een grondige verbouwing van het Nederlandse bestel. Spreiding van kennis, macht en inkomen – die nooit in vervulling gekomen droom van Joop den Uyl – zou dan toch nog binnen handbereik komen. Daarmee zou een nationaal politiek trauma uit de weg geholpen zijn en een kweekvijver voor toekomstige populistische rattenvangers drooggelegd. De traditionele liberaal-conservatieve old boys networks zouden dan immers buitenspel staan. En wie weet, als definitief bewijs voor het bezwijken van de oude orde, zou zelfs de herrijzenis van de Nederlandse republiek mogelijk zijn. Deze betreurenswaardige episode met Thierry Baudet zou uiteindelijk niet meer om het lijf blijken te hebben dan een curieuze pauze-act.

Tekst: René Zwaap
Illustratie: Joep

Koning Historisch Onbenul

De banden tussen het Nederlandse koningshuis en dat van Saoedi-Arabië zijn helemaal niet zo hecht, bezwoer Willem-Alexander de Nederlandse pers in oktober 2018 tijdens een bezoek aan Londen, gevraagd naar een reactie op de moord op Jamal Khashoggi. De koning noemde die liquidatie op de Saoedische ambassade in Istanboel weliswaar ‘verschrikkelijk’, maar voerde vervolgens aan dat hij ‘maar’ één keer op bezoek was geweest in Saoedi-Arabië, en wel in 2015, toen hij vooraan mocht staan bij het rouwbeklag voor de overleden vorst Abdoellah.

Die mededeling was stuitend misleidend. De banden tussen de Oranjes en het huis Al Saud zijn juist zeer hecht, blijkt uit het recent verschenen boek De Saoedi’s – de ongewisse toekomst van een machtige oliestaat van journalist Mark Blaisse.

Die band valt vooral terug te voeren op de Nederlandse Handelsmaatschappij (NHM), het handelshuis waar Koning Willem I een belang van 11 procent in vergaarde en dat later zou opgaan in de ABN Amro. De NHM richtte in 1926 de Saudi al-Hollandi Bank op om de vele pelgrims uit Nederlands-Indië naar de Saoedische bedevaarssteden Mekka en Medina te bedienen.Voor de Saoedi’s was de aanhoudende stroom Nederlandse Hadj-deelnemers een welkome inkomstenbron (de olie moest nog beginnen te vloeien) en daarom stuurde ’s lands eerste koning Ibn Saud zijn zoon prins Faisal in 1926 naar Nederland.

Deze bracht een bezoek aan koningin Wilhelmina op ’t Loo en de NHM aan de Amsterdamse Vijzelstraat. Het beviel de Saoedische prins prima, want in de loop van de jaren dertig kwam hij nog twee keer langs. Zelf opende de Saoedische koning een rekening bij de Saudi al-Hollandi Bank, hetgeen bij de NHM tot de nodige hoofdbrekens leidde aangezien de koning zijn kredieten niet placht af te lossen. Daar stond tegenover dat de NHM als thuisbankier van het Saoedische koningshuis in 1927 een centrale rol kreeg toebedeeld bij de invoering van de nieuwe Saoedische munt, de riyaal.

De Saudi al-Hollandi bank heet tegenwoordig de Allawal Bank, is nauw verbonden aan de nationale oliemaatschappij Aramco en ABN Amro is daar nog steeds aandeelhouder. De ABN Amro is altijd nauw verbonden gebleven aan Oranje en dat maakt de ereplaats voor Willem-Alexander bij het rouwbeklag voor de Saoedische koning ineens een stuk begrijpelijker en zeker geen incident. Zoals ook de aanhoudende stroom steekpenningen vanuit het Nederlandse bedrijfsleven naar het 10.000 prinsen tellende Saoedische koningshuis in ruil voor riante bouwopdrachten ongetwijfeld bijdraagt aan de populariteit van de Nederlandse royals aldaar.

Zoals WA het in Londen aan het Nederlandse journaille voorstelde zou dan ook gezien kunnen worden als boerenbedrog. Of zou hij echt niet beter weten? Tijdens zijn jongste Kerstrede maakte WA ook al zo’n schuiver toen hij zijn ruim 1 miljoen kijkers voorhield dat de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlandse gewesten in 1581 ‘nooit eerder vertoond’ was. De drie Zwitserse oerkantons Schwyz, Uri en Unterwalden deden precies hetzelfde al in 1291! Legendarisch blijft zijn verwijzing naar een ingezonden brief van ex-dictator Videla als een belangrijk inzicht in de Argentijnse verhoudingen. Kortom, het valt heel goed te begrijpen dat WA’s afstudeerscriptie voor zijn studie geschiedenis in Leiden nog steeds wordt behandeld als een gewichtig staatsgeheim.

De monarchie is een Rotterdamse kwestie

Rotterdam is het epicentrum van het Nederlandse republikeinse streven, betoogde oud-fractieleider van de Rotterdamse Stadspartij Manuel Kneepkens op het symposium dat tijdschrift De Republikein in samenwerking met de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam hield in Spui 25 te Amsterdam ter herdenking van het 100-jarige jubileum van de ‘Novembercoup’ van P.J. Troelstra.


Tekst Manuel Kneepkens

Altijd als ik vanuit Rotterdam de metrolijn naar Spijkenisse neem, verheugt zich in mij, zowel de dichter als de republikein, want dan zegt vlak achter Schiedam de RET-omroepster:

Halte Troelstralaan
LINKS uitstappen, a.u.b.

een ware ready made

Elf november is het precies 100 jaar geleden dat Troelstra (vergeefs) de republiek uitriep en hij deed dat … op de Goudse singel in Rotterdam
En plots kwam toen daar in de Metro naar Spijkenisse de gedachte in mij op:
’De monarchie, dat is een Rotterdamse kwestie!’

Wat? De monarchie is dat niet typisch een Amsterdamse kwestie?
Is Amsterdam niet de republiek, die mokt omdat het zijn stadhuis heeft uitgeleend aan een het vorstenhuis van een nabije, zeer lage mogendheid aan zee en …het nooit meer heeft teruggekregen?

En toch zou ik willen beweren de monarchie is primair een Rotterdamse kwestie.

De oranje-monarchie hebben we immers te danken aan Rotterdam. Zullen we de afschaffing van de monarchie ooit ook te danken krijgen aan Rotterdam?

Hoe dan ook, er is dus reden te over om eens naar de op – en ondergang van de monarchie in Nederland te kijken vanuit een Rotterdams perspectief.

Dat doe ik aan de hand van vier Rotterdammers: Gijsbert Karel van Hogendorp, Burgemeester Zimmerman, Pim Fortuyn en… Tom Poes

Gijsbert Karel van Hogendorp

De invoering van de Oranjemonarchie in 1813 in ons staatsbestel was immers een Rotterdams initiatief …Amsterdam had er niets mee te maken.
Die invoering is immers geheel en al het werk geweest van een Rotterdamse zakenman: Gijsbert Karel van Hogendorp
Van Hogendorp had met de edellieden van der Duijn van Maasdam en van Limburg Stirum een Driemanschap gevormd, en uit kracht van dat Driemanschap – een eigenlijk geheel uit de lucht geplukte legitimiteit – Willem Frederik, de zoon van de naar Engeland gevluchte stadhouder Willem V, verzocht naar Nederland te komen en het koningschap te aanvaarden .
Een klein addertje in het gras voor onze Willem was er overigens wel. Van Hogendorp had het ontwerp van een grondwet op zak, dat eenmaal uitgewerkt, Koning Willem geacht werd te ondertekenen.
Van Hogendorps motivatie om een constitutionele monarchie in het leven te roepen was zijn overtuiging dat zo’n monarchie goed zou uitpakken voor het zakenleven, het Rotterdamse zakenleven in het bijzonder.
En op dat punt stelde de nieuwe koning niet teleur.
Willem I is terecht onze geschiedenis ingegaan als ‘de koning-koopman’.

Sommigen van die projecten pakten financieel zeer gunstig uit, zoals de Nederlandse Handelmaatschappij, waarvan de vaak ethisch dubieuze, maar zeer winstgevende activiteiten in Ned. Indië genoegzaam bekend zijn.
Voor het huidige steenrijk zijn van de Oranjes is daar toen de basis gelegd.


Burgemeester Zimmerman

We gaan nu even op zevenmijlslaarzen door de geschiedenis en arriveren in het omineuze jaar 1918. Einde Eerste Wereldoorlog. Revolutionaire woelingen alom. In het verre Rusland sovjetiseert Lenin het Tsarenrijk. En in Duitsland wordt het Keizerrijk afgelost door de Weimarrepubliek.
Zouden de onlusten naar Nederland overslaan? Het Rotterdamse zakenleven maakte zich grote zorgen….
Op zaterdag 9 november 1918, het begin van wat later de Rode Week genoemd zou worden, kreeg Pieter Jelle Troelstra, de leider van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, de SDAP, een telefoontje van havenvakbondsman Arie Heijkoop uit Rotterdam. Deze deed hem verslag van een gesprek, dat hij die dag had gevoerd, met Nijgh, voorzitter van de Rotterdamse werkgevers in de Scheepvaart.
Nijgh hoopte na de Wapenstilstand snel het Rotterdamse handelsverkeer met het Duitse achterland te hervatten en hij wilde die nieuwe handelskansen niet verziekt zien door mogelijke opstandigheid onder de havenarbeiders.

Nijgh toonde zich, tot verbazing van Heijkoop bereid, met de SDAP samen te werken voor een ordelijke machtsoverdracht…
Nijgh introduceerde Heijkoop vervolgens bij de toenmalige burgemeester van Rotterdam Zimmerman. Ook deze achtte het onwaarschijnlijk dat de revolutie bij de Nederlandse grens zou stoppen. En ook hij bleek maar al te bereid aan ‘een ordelijke machtsoverdracht’ mee te werken…

Het ongevraagde aanbod van Rotterdam om samen te werken met de leiding van de SDAP tot overdracht van de macht, heeft Troelstra waarschijnlijk gesterkt in zijn overtuiging dat er in Nederland ook zoiets als een revolutionaire situatie bestond, net als in Duitsland en Rusland.
Dat bleek een vergissing.

Ondanks Troelstra’s vurige toespraken in en buiten het parlement, kwam de revolutie niet echt op gang. Integendeel, er ontstond een succesrijke contrarevolutie!

Op 17 November 1918 werd er een nationaal eerbetoon aan koningin Wilhelmina op het Malieveld georganiseerd. Klokslag èèn uur, die middag, kwam daar het hofrijtuig aan met koningin Wilhelmina en prins Hendrik. Met als vertederende noot, het jonge, geheel in het wit gestoken prinsesje Juliana.

Vlak bij het Malieveld hielden manschappen van het regiment Grenadiers de stoet staande spanden de paarden uit en trokken zelf het rijtuig van de koningin verder!

Vroeger, in de Vaderlandse geschiedenisles op school, is mij altijd voorgehouden dat het hier ‘een spontaan eerbetoon’ betrof. Niets is minder waar! In de Koninklijke Stallen in Den Haag was tevoren dagenlang geoefend…
De Rode Week was gelijk over.

Na de Tweede Wereldoorlog is het uitgerekend de PvdA geweest, de politieke opvolger van de antimonarchistische SDAP, die het Koningshuis telkens weer uit netelige situaties gered heeft. (al bleef binnen die partij een anti-monarchistische onderstroom bestaan…)
Drees redde het Koningshuis in de Hofmans-affaire, Den Uyl in de Lockheed-affaire en Kok in de affaire Zorreguieta.

Rood dat vergeelt wordt oranje…

Pim Fortuyn

In 2002 werd de Rotterdamse zakenman Pim Fortuyn vermoord. Een zzp-er die hard op weg was minister-president van Nederland te worden
Pim Fortuyn was lid van het Republikeins Genootschap van Elsevier-Reed-CEO Pierre Vinken.
Met Fortuyn bleek het anti-monarchistisch denken plots wortel geschoten te hebben aan de rechterkant van het politiek spectrum, waar het toe dan toe onbekend was.
PVV-leider Wilders nam het anti-monarchistische stokje over.

Zo onbegrijpelijk is die vijandigheid van het rechtspopulisme ten opzichte van het Koningshuis overigens niet. Het rechtspopulisme van Fortuyn en Wilders bevindt zich immers onvermijdelijk in concurrentie met het sinds jaar en dag in Nederland bestaande Oranjepopulisme.
Het heeft immers dezelfde grondslag. Er is een ‘Leider’, die zich vereren laat door een niet al te nadenkend ‘Volk’. Die verhouding is niet rationeel, maar diep-emotioneel. Het Fortuynsprookje en het Oranje-sprookje horen tot hetzelfde Sprookjesboek.

Of Fortuyn, eenmaal premier, werkelijk de monarchie aangepakt zou hebben, valt zeer te betwijfelen.
Volgens zijn butler was Fortuyn in de laatste dagen van zijn leven vooral bezig zich druk te maken over het pak dat hij aan zou trekken voor de staatsiefoto met de koningin op de trappen van Huis ten Bosch, na de beëdiging van zijn kabinet…

Tom Poes

Nee, dan heeft de vaderlandse republikein meer aan D66, de partij van de kroonjuwelen. Let op dit veelzeggend monarchistisch taalgebruik! Die partij had tot voor kort drie kroonjuwelen: de gekozen burgemeester, het districtenstelsel en het referendum.
Die regeling van het raadgevend referendum had zo zijn zwakke punten , waardoor types als Baudet er misbruik van hebben kunnen maken. Maar een beetje pientere staatsrechtgeleerde
had dat met gemak kunnen oplossen. Voor die weg is niet gekozen. Uitgerekend
D66 Minister van Binnenlandse Zaken Ollongren schafte doodleuk het raadgevend referendum… af ! Daarmee bracht zij in feite eenderde D66 om zeep. Een ware zelfmoordactie.
Voor het districtenstelsel loopt niemand meer warm, zelfs D66 zelf niet.
Blijft over de gekozen burgemeester
En op dat punt hebben wij republikeinen zowaar wat aan kroonjuwelenpartij D66 !

Wan het is een listig voorstel dat D66 voorstel om te komen tot een gekozen burgemeester
D66 blijkt de Tom Poes figuur ( ‘Verzin een list, Tom Poes’) in een stripverhaal, dat Marten Toonde zou hebben kunnen schrijven:‘Tom Poes en het Kroonjuweel’.
Heer Bommel representeert daarin dan het apolitieke Nederlandse volk, dat maar niet van zijn verslaving aan het erfelijke koningschap weet af te kicken. Maar dat zal toch eens moeten gebeuren. Want het staatshoofd van een ware democratie hoort nu eenmaal gekozen te zijn.
We leven inmiddels in de 21e eeuw. Eens moeten we toch van het erfelijk koningschap af.
Daar helpt geen moedertje lief aan.

Het D66 voorstel is:

Art 131 van de Grondwet wordt gewijzigd. De tekst luidt daarvan nu:

‘De Commissaris van de Koningin en de burgemeester worden bij Koninklijk Besluit benoemd

‘Bij Koninklijk besluit benoemd’ wordt vervangen door ‘ benoeming wordt bij wet geregeld’

De benoeming van de Commissaris van de Koningin, heden Commissaris van de Koning geheten, gaat dus óók uit de Grondwet. Een feit dat tot nu toe weinig aandacht heeft gekregen.
En hoe zou die Commissaris in de toekomst dan wel moeten gaan heten? Commissaris van de Provincie?
Dat is een besmette term. Zo waren onder de Duitse Bezetting de hoofden van de provincie
genaamd. En die toenmalige Commissarissen van de Provincie, dat waren allemaal NSB’ers.
Dus dat gaat niet.
Commissaris van het Volk dan ?
Dat lijkt te veel op een term uit het Sovjet-jargon: de Volkscommissaris.
Dus dat gaat ook niet
Ik pleit voor: gouverneur.
Zo wordt in Limburg van oudsher de Commissaris aangesproken.En in buurstaat België heten alle provinciehoofden zo
Maar als de hoofden van de gemeenten worden gekozen en de hoofden van de provincie eveneens, is dan de logische consequentie niet van dit alles niet , dat óók het hoofd van staat, het staatshoofd, dient te worden gekozen?.

Het antwoord op die deze vraag ( ‘Ja!’) wekt dan al niet meer zo’n consternatie als dat vandaag de dag nog zou hebben. Het niet al te nadenkend Bommelvolk is dan immers inmiddels behoorlijk gewend geraakt aan gekozen staatsbestuurders.
Het zal dan eindelijk, eindelijk een niet-gekozen staatshoofd niet langer als normaal aanvaarden, maar als abnormaal.
Dan zijn we er!
Dan kan mentaal de definitieve stap om af te kicken van ons Koningshuis eindelijk gezet.

Voor Prinses Amalia is dat vast en zeker een hele opluchting. Voor haar betekent het immers ontsnappen aan het korset, waarin men bezig is haar te persen. Namelijk om straks Koningin Beatrix II te moeten zijn.
Zij krijgt dan wat ieder andere Nederlander allang heeft: een vrije beroepskeuze. En ook niet onbelangrijk: een vrije partnerkeuze,
Zij leeft daar door ongetwijfeld nog lang en gelukkig

En zie, aangezeten aan een ‘eenvoudig doch voedzaam maal’ in het aan het volk van Amsterdam teruggegeven Paleis op de Dam zal de eerste President der Nederlanden een toast uitbrengen op de laatste Koning der Nederlanden … ten afscheid.
En daarmee is de Oranje saga – een liefst 200 jaar durend stripverhaal van wisselende kwaliteit– voor goed ten einde.

Eind goed, al goed!

Verbod tot toetsing aan de grondwet beschermt Oranje

Het rechtsstatelijke instrumentarium van Nederland is dringend aan renovatie toe. Om te beginnen met de invoering van een Constitutioneel Hof en de opheffing van artikel 120 uit de Grondwet, het zogeheten ’toetsingsverbod’, waar Femke Halsema zich sterk voor maakte.

Tekst: Gerard van der Zwan

Nederland is een net democratisch land waarin het recht op een juiste wijze zijn beloop heeft en waar de bewoners op voldoende wijze door dat recht en de wetgeving worden beschermd. De meeste mensen die ons land bewonen zullen het daarmee eens zijn. Nederland presenteert zich in de wereld ook als zodanig. Het bevorderen van het ‘rechtsstatelijke’ in de wereld is een prominent kenmerkend onderdeel van ons buitenlands beleid. De stad Den Haag telt een aantal internationale gerechtshoven. Ons land heeft in het verleden actief gelobbyd om die gerechtshoven naar Nederland te krijgen om dit ‘rechtsstatelijke’ te onderstrepen. Nederland is dus een democratische rechtstaat.

Republikeinen – zoals de lezers van dit blad voor het merendeel zullen zijn – zullen hierbij de kanttekening plaatsen dat het simpele feit dat Nederland een monarchie is hieraan afbreuk doet: een land dat een staatshoofd heeft dat niet is gekozen, maar uit één specifieke familie komt, kan zich niet voor honderd procent een democratie noemen. Dat is uiteraard juist, maar wanneer we nu eens het feit dat Nederland nog steeds een monarchie is als een weeffout van de geschiedenis zien waar we nu eenmaal mee opgezadeld zitten, dan zou de conclusie toch kunnen zijn dat Nederland, afgezien van die monarchie, een nette democratische rechtsstaat is. Maar op deze laatste conclusie valt toch wel het een en ander wat af te dingen. Er zijn namelijk wel wat meer eisen te stellen aan een democratische rechtstaat.
In Nederland hebben we periodiek verkiezingen, waarbij we afgevaardigden kiezen die de bevolking vertegenwoordigen. Wanneer we wat meer nauwgezet naar die verkiezingen kijken, valt er iets fundamenteels op. We kiezen de leden voor de Tweede Kamer, we kiezen de leden van de Gemeenteraad, de leden van de Provinciale Staten en de leden van de Waterschappen. Zijn we daarmee een democratie? Ik denk het niet, immers het lijstje van mensen die we niet kiezen – en die we naar mijn mening wel zouden moeten kiezen – is groter dan die we wel kiezen.

Bestuurlijke elite
Wie kiezen we in ons land niet? In zijn algemeenheid kiezen we in ons land alleen personen die de bevolking vertegenwoordigen, maar niet de personen die ons land besturen. In andere landen kiest de bevolking naast personen die de bevolking vertegenwoordigen (zoals de leden van het parlement) ook – soms indirect – de personen die het land besturen, concreet gaat het dan om functies als de burgemeester, de officier van justitie, het hoofd van de politie, de rechter, het hoofd van de provincie, de regering, de minister-president en het staatshoofd. In Nederland wordt geen enkele van deze bestuurders gekozen door de bevolking. In ons land worden deze bestuurders benoemd vanuit een kring van personen, de zogeheten bestuurlijke elite, die uit eigen kring de bestuurders aanstelt, die door de gekozen vertegenwoordigers capabel worden geacht. Pogingen van goedwillende democraten om hierin verandering te brengen en te bevorderen dat ook ons bestuur wordt gedemocratiseerd, wordt door diezelfde bestuurlijke elite in de kiem gesmoord.
Voorbeeld hiervan is het voorstel te komen tot een gekozen burgemeester. Het wetsvoorstel werd ingediend in november 2004, sneuvelde in de Eerste Kamer en werd in mei 2007 ingetrokken. Een tweede voorbeeld is de invoering van een raadgevend referendum, dat in juni 2015 werd ingevoerd en binnenkort weer wordt afgeschaft. Opmerkelijk bij dit raadgevend referendum is dat de mogelijkheid om via een dergelijk referendum de monarchie af te schaffen bij voorbaat in de wet was uitgesloten. Een raadgevend referendum over de monarchie mocht dus niet plaatsvinden. De vraag dringt zich op hoe zeker de bestuurlijke elite in ons land is over de monarchie.

Angsthazerij

Het getuigt van angsthazerij wanneer de bevolking vooraf per definitie zich niet mag uitspreken over de staatsvorm die het heeft opgelegd gekregen. Dit is temeer schrijnend wanneer het ook nog eens gaat over een niet-bindend immers ‘raadgevend’ referendum. Overigens is er in april 2014 door de Eerste Kamer een wetsvoorstel voor een bindend referendum aanvaard. Ook dit wetsvoorstel werd uiteindelijk in tweede lezing door de Tweede Kamer in november 2017 verworpen. Kortom alle pogingen die de laatste jaren in Nederland zijn ondernomen om voortgang te boeken op weg naar meer democratie in ons land zijn systematisch gestrand. Kun je een land dat het bestuur op een dergelijke wijze heeft geregeld een democratische rechtsstaat noemen? De vraag stellen is haar beantwoorden.

Maar er is meer te zeggen over het democratische gehalte van de Nederlandse rechtsstaat. De meeste landen hebben een grondwet. Die grondwet garandeert de inwoners rechtsbescherming, doordat herziening van een grondwet een zware procedure kent en herziening niet wordt overgelaten aan de waan van de dag maar onderhevig is aan een uitgebreide toetsing waarvoor brede steun is vereist onder de bevolking. Ook doordat de regels van zo’n grondwet niet zo makkelijk zijn te wijzigen. Zo dient in Nederland een grondwetswijziging tweemaal door het parlement te worden goedgekeurd, waarbij tussentijdse verkiezingen dienen plaats te vinden. Tevens is bij de tweede behandeling in beide Kamers van het parlement een twee derde meerderheid vereist. Dat is nogal wat, maar wat zegt het, qua democratische rechtsstaat?

Bundesverfassungsgericht

Een belangrijk element in de rechtsbescherming van de bevolking is ook dat wetten, die in een parlement met een meerderheid kunnen worden genomen aan de grondwet kunnen worden getoetst. Een land als Duitsland kent een dergelijk fenomeen in de vorm van het Grondwettelijk Hof (het zogeheten ‘Bundesverfassungsgericht’). Dit in Karlsruhe gevestigde Hof, bestaande uit zestien rechters, heeft tot taak om vast te stellen of wetten in overeenstemming zijn met de grondwet. Iedere burger kan bij dit Hof een zaak aanhangig maken wanneer hij of zij meent dat de overheid zijn basisrechten schendt. De voor de wetgever onwelgevallige uitspraken van het Grondwettelijk Hof zijn tweeledig. Enerzijds is het gevolg dat wetten geen doorgang vinden, anderzijds is het resultaat dat in een aantal gevallen de grondwet wordt gewijzigd, met alle waarborgen die een grondwetsherziening heeft. Dat laatste heeft er toe geleid dat Duitsland één van de meest, zo niet de meest overwogen en zorgvuldig geformuleerde grondwet heeft van alle democratische landen.

Ook Nederland kent een grondwet waarin allerlei waarborgen zijn genoemd. Alles netjes op orde dus in Nederland zou je denken. Niets is echter minder waar. In Nederland is er geen Constitutioneel Hof (zoals in Duitsland het Grondwettelijk Hof), dat wetten aan de grondwet toetst. In Nederland is het de onafhankelijke rechter zelfs verboden om wetten aan de grondwet te toetsen. Artikel 120 van onze grondwet stelt namelijk: ‘De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.’ Daarmee komt de functie van de grondwet als bescherming van burgers op losse schroeven te staan. Is dat erg? Ja, wanneer je een rechtsstaat belangrijk vindt wel. Nu is er door degenen in Nederland die het ontbreken van een Constitutioneel Hof verdedigen – en die zeggen dat ze toch ook een nette democratie nastreven – altijd gezegd dat een dergelijk hof niet nodig is omdat Nederland een aantal waarborgen heeft in het rechtssysteem die zo een Constitutioneel Hof overbodig maken. Laten we deze, mijns inziens ‘zogenaamde’ waarborgen eens doornemen.
Een van die waarborgen zou zijn dat de Raad van State, één van de Hoge Colleges van Staat, het adviesorgaan van de regering dat er zorg voor draagt dat de wetgeving die tot stand komt in Nederland op een juiste wijze gebeurt en in overeenstemming is met de artikelen van de grondwet. De werkelijkheid is echter anders. Wanneer we de laatste jaren bezien dan blijkt dat de regering de uitgebrachte adviezen van de Raad van State steeds meer naast zich neer legt. Kortom van de bewaking van de zuiverheid van de toetsing aan de grondwet is hier niet langer sprake.

Vrijblijvende historische gewoonte

Een ander college dat er voor moet zorgen dat er waarborgen in het Nederlandse systeem van wetgeving zijn verankerd, die de burger en de democratie beschermen, is de Eerste Kamer. Dit college zou in de alledaagse opvatting de zorgvuldigheid van wetgeving beschermen. ‘Komen wetten netjes tot stand?’ Dat zou het leidend motief van de Eerste Kamer zijn. De wetten die tot stand komen zouden door dit college ook met het oog op de grondwet worden getoetst, overigens niet als een bij dit college neergelegde taak, maar als een wat vrijblijvende historisch gegroeide gewoonte. De grote vraag is: vervult dit college deze vrijblijvende historische functie? Reeds geruime tijd is er bij de critici van dit college de opvatting dat de Eerste Kamer, van ‘het geweten van de natie’ zich steeds meer als politiek orgaan heeft ontwikkeld, een kopie dus van de Tweede Kamer. Niet voor niets zit er in de Eerste Kamer menig lid dat in het verleden deel uitmaakte van de Tweede Kamer. Die kritiek is niet onterecht en ook aantoonbaar.

Trein gemist
Op 13 februari 2018 werd in de Eerste Kamer de ‘Wet op de orgaandonatie’ goedgekeurd. Het wetsontwerp voor deze wet was in de Tweede Kamer op 13 september 2016 aanvaard met 75 stemmen vóór en 74 stemmen tegen. Deze meerderheid ontstond omdat er in de Tweede Kamer één lid ontbrak en wel Frank Wassenberg van de Partij voor de Dieren. Het Kamerlid Wassenberg ontbrak bij de stemming omdat hij zijn trein had gemist. Had hij zijn trein wel gehaald dan zou het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zijn gesneuveld, hetgeen het einde van het wetsvoorstel zou zijn geweest. Het – door de gemiste trein – goedgekeurde wetsvoorstel werd vervolgens behandeld in de Eerste Kamer. En wat je als argeloze burger zou verwachten is dat die toevallige meerderheid in de Tweede Kamer (ontstaan door het missen van een trein) een punt van discussie in de Eerste Kamer zou zijn. Maar dat was het niet. Nee, de discussie in de Eerste Kamer ging er over hoe de politici in dit college de wet konden invullen om hun politieke gelijk te krijgen. Een meerderheid in de Eerste Kamer wilde namelijk een wijziging van het voorstel, maar het recht van amendement (dat wil zeggen het recht van wijziging) heeft dit college niet. De Eerste Kamerleden beseften – ook zij zijn immers meer politici dat wetsbewakers – dat wanneer zij wijzigingen zouden willen aanbrengen in het wetsvoorstel, dit zou betekenen dat het wetsvoorstel terug zou moeten worden gestuurd naar de Tweede Kamer om opnieuw te worden behandeld. Maar zij beseften ook dat de kans dat het wetsvoorstel ten tweede male een meerderheid zou halen in de Tweede Kamer erg klein, zo niet nihil was. Er op gokken dat er ook nu weer een Kamerlid net de trein gemist zou hebben, daarop durfden deze politici niet te gokken en daarom deden zij wat zij staatsrechtelijk nooit hadden mogen doen: zij gaven de (gewijzigde) motie (van het lid Nooren e.a.) een andere naam namelijk ‘richtlijn’ . Op deze wijze werd het wetsvoorstel op oneigenlijke wijze door de Eerste Kamer geloodst. En in die hele procedure werd er door geen van de leden van dit Hoge College de vraag gesteld of deze vorm van wetgeving eigenlijk nog wel netjes, rechtsstatelijk en democratisch genoemd kon worden. Daarmee kwam een wet tot stand (waarover ik mij niet uitlaat of ik er voor of tegen ben, daar gaat het hier niet over), die nooit op deze wijze tot stand had mogen komen. Zo een totstandkoming van wetten – afhankelijk van of iemand een trein mist – wil een echte democraat niet.

Politieke aardverschuivingen

De sombere conclusie is dat er in Nederland geen bescherming is van burgers tegen willekeurig aanvaarde wetten. Het politieke landschap is in ons land al lange tijd in beweging. Sinds het begin van deze eeuw verschuiven de uitgebrachte stemmen bij verkiezingen over wisselende partijen. Niet uitgesloten kan worden dat in de toekomst er een onvoorziene politieke aardverschuivingen zou kunnen plaatsvinden. Op een dergelijk moment is een grondwet belangrijk wanneer in het geval dat wetten tot stand zouden dreigen te komen die niet in overeenstemming zijn met de grondwet, getoetst zouden kunnen worden. Maar dat kan in Nederland dus niet. De vraag laat zich stellen waarom dit niet kan, waarom heeft de wetgever de onafhankelijke rechter verboden om wetten aan de grondwet te toetsen? Veel is daar niet over bekend, maar er dringt zich bij mij wel een reden op, die te maken heeft met het feit dat Nederland nog steeds een monarchie is. Het verbod tot toetsing aan de grondwet beschermt de familie van Oranje en houdt tegelijkertijd de schijn hoog dat Nederland een nette democratie is. Wanneer de rechter wel de bevoegdheid zou hebben om wetten aan de grondwet te toetsen, dan zou die rechter al snel tot de conclusie zijn gekomen dat de Nederlandse grondwet niet deugt. Er staan namelijk allerlei bepalingen in die onderling tegenstrijdig zijn en die voor de buitenwereld bedoeld zijn om de schijn op te houden dat het in ons land netjes is geregeld. Om een voorbeeld te noemen. In artikel 3 van de grondwet staat: ‘Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.’ Tegelijkertijd is in dezelfde grondwet het koningschap voorbehouden aan de familie Nassau Dietz. Artikel 24 stelt namelijk: ‘Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van koning Willem I, prins van Oranje-Nassau.’

Bananenmonarchie

De gedachte dringt zich op dat toetsing aan de grondwet niet plaats mag vinden om de monarchie te beschermen en tegelijkertijd het idee hoog te houden dat we een nette democratie zijn. Wat zou er gebeuren wanneer Nederland een Constitutioneel Hof zou hebben? Dan zou de onafhankelijke rechter wel eens een onwelgevallige uitspraak kunnen doen. Er zou wel eens een afgewogen uitspraak kunnen komen dat een keuze nodig is tussen een koninkrijk met erfopvolging dan wel een echte Democratie. Zo een uitspraak zou kunnen inhouden dat de grondwet in Nederland een keuze dient te maken en dat de wetgever er geen teksten in kan zetten dat ‘iedereen verkiesbaar is voor elk ambt’ en er ook in zet dat de het ‘staatshoofd uit één familie komt’. Naar mijn opvatting zou dit wel eens de reden kunnen zijn dat we in Nederland geen Constitutioneel Hof kennen. Op deze wijze kan Nederland zich internationaal presenteren als een nette democratie die het in de grondwet netjes heeft geregeld. Tegelijkertijd blijft Nederland een Bananenmonarchie – of is er in Nederland, bij het gebrek aan een goed klimaat waar bananen gedijen, eerder sprake van een ‘Spruitjesmonarchie’ – die dat ook kan blijven omdat de rechter niet kan toetsten aan de grondwet.

Onmogelijke situatie
Hoe dit probleem op te lossen, is het wel oplosbaar en waar ligt dan een dergelijke oplossing? Nu lijkt dit een onmogelijke situatie en dat is het ook. Zolang een meerderheid van de bevolking de monarchie wel prima vindt of – wat meer waarschijnlijk is – niet belangrijk vindt, is er van de politiek niet veel te verwachten. Ook van de kant van de rechterlijke macht, die zou moeten toezien op de juiste toepassing van de beginselen van de rechtstaat, is geen hulp te verwachten, gezien het verbod tot toetsing aan de grondwet. En daarmee gebeurt er in ons land niets en blijft de dichotomie bestaan dat we een grondwet hebben waarin allerlei mooie dingen staan, terwijl er tegelijkertijd een praktijk is, zoals de ‘Spruitjesmonarchie’ met een erfelijk koningschap, die op bepaalde punten hiermee strijdig is.
Mijn conclusie is dat de kans dat er iets verandert en er ook een discussie ontstaat die kan leiden tot een weloverwogen keuze voor een Republiek bijna nul is. Er moet iets anders gebeuren. Er moet hulp komen van buiten! En dat kan.
Al een aantal jaren woedt er in de Europese Unie een hoogoplopend conflict tussen de Europese Commissie en de lidstaat Polen. Dat conflict gaat over de positie van het Constitutionele Hof in dat land. In Polen probeert de regering controle te verkrijgen over onder andere het Poolse Constitutionele Hof door wetgeving die het mogelijk moet maken rechters te ontslaan of gedwongen te pensioneren. De Europese Commissie, bij monde van vicevoorzitter Frans Timmermans, trekt ten strijde tegen Polen omdat dit land met haar handelwijze in strijd handelt met de Europese Verdragen. Deze Verdragen benadrukken immers de waardegemeenschap die de Unie beoogt te zijn, zoals verwoord in het Verdrag betreffende de Europese Unie in artikel 2: ‘De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtstaat en eerbiediging van de mensenrechten…’

Poolse kwestie

Vanuit de Nederlandse optiek dringt zich de vraag op waarom de Europese Commissie een land als Polen aanspreekt op het beperken van de rol van het Constitutionele Hof, terwijl de Europese Commissie de Nederlandse staat niet aanspreekt op het ‘ontbreken’ in ons land van een Constitutioneel Hof. En dat laatste is naar de inhoud toch een verstrekkender gegeven dan het eerste, immers een beperkte rol is nog altijd beter dan geen rol. Daarom is het vreemd dat de Europese Commissie wel een land als Polen aanspreekt op schending van het Verdrag op grond van die beperkte rol van het Constitutionele Hof, maar Nederland niet aanspreekt op het ontbreken van de rol van een Constitutioneel Hof.

Bovenstaande biedt voor republikeinen ook kansen. De Europese Commissie is op grond van de Europese wetgeving de ‘hoedster van de Verdragen’. Artikel 17 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt: ‘De Commissie bevordert het algemeen belang van de Unie en neemt daartoe passende initiatieven. Zij ziet toe op de toepassing van zowel de Verdragen als de maatregelen die de instellingen krachtens deze Verdragen vaststellen…’

Wanneer de Europese Commissie bij de lidstaten van de Europese Unie activiteiten waarneemt die strijdigheid vertonen met de Europese Verdragen dan moet zij deze lidstaten op die strijdigheid ook aanspreken. Daarna ontstaat er overleg die tot een oplossing kan leiden, zo niet dan dient de Commissie het conflict voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie, dat vervolgens een uitspraak doet. Maar wanneer de Europese Commissie dit niet doet en weigert een procedure te starten? In dat geval kan ook een organisatie of een burger de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie van de EU. In artikel 19 lid 3a van het Unieverdrag is immers bepaald: ‘Het Hof van Justitie van de Europese Unie doet uitspraak overeenkomstig de Verdragen inzake door een lidstaat, een instelling of een natuurlijke of rechtspersoon ingesteld beroep.’


Klare wijn

Uiteindelijk kan een organisatie of een burger, de hierboven gestelde zaak, dus aanhangig maken bij het Hof van Justitie, maar met welk doel? Het doel is om klare wijn te schenken. Niet om, via zo’n procedure, van Nederland een republiek te maken, de kans dat het Hof zijn handen daar aan brand moet niet erg hoog worden ingeschat. Het afschaffen van de monarchie en het weer instellen van de Republiek, daar gaat alleen de bevolking van Nederland over. Waarom dan toch een gang naar de internationale rechter? Omdat Nederland allerlei internationale verdragen heeft ondertekend waar het zich aan dient te houden. Wanneer vastgesteld wordt dat ons land dat niet doet, dan is dat een reden om de internationale rechter te verzoeken om Nederland te dwingen tot een keuze: hetzij een ‘Spruitjesmonarchie’ blijven, dat recht heeft Nederland, maar dan moet Nederland niet langer pretenderen dat het een echte democratie is, daar moet ons land dan van af zien. Wanneer Nederland voor een dergelijke keuze wordt geplaatst mogen we als republikeinen dat als een grote stap voorwaarts beschouwen.

Ik pleit er voor dat het Republikeins Genootschap en De Republikein na de succesvolle samenwerking rond de kosten van het koningshuis, opnieuw de krachten bundelen en bovenstaande problematiek voorleggen aan de Europese Commissie, bij uitstek de hoedster van de Europese Verdragen. Indien de Europese Commissie niet bereid is actie te ondernemen vind ik dat een overeenkomstige klacht tot het Hof van Justitie van de EU moet worden gericht, met het verzoek hierover een uitspraak te doen.

Gerard van der Zwan is econoom en is werkzaam geweest op het gebied van de internationale betrekkingen. Momenteel woont hij afwisselend in Nederland en Duitsland.

Dit artikel verscheen in nr 3/2018 van kwartaaltijdschrift De Republikein. In nr 4/2018 reageert oud-hoogleraar H.U. Jessurun d’Oliveira op het betoog van Gerard van der Zwan, de laatste geeft hierop een weerwoord. De discussie over het grondwettelijke toetsingsverbod is hoogst actueel geworden: weliswaar heeft GroenLinks in de Tweede Kamer het wetsvoorstel van Femke Halsema voor de opheffing van het toetsingsverbod – Artikel 120 van de Grondwet – recent ingetrokken, inmiddels heeft de Commissie-Remkes voorgesteld een Constitutioneel Hof op te richten.