CIA

Professor Karel zoekt de chip van de koning

‘Complotprofessor’ Karel spant een rechtszaak aan tegen de Staat der Nederlanden ter openbaarmaking van de chip van de koning.

 

Tekst Sjoerd de Jong

Illustratie Gabriel Kousbroek

 

We waren halverwege de zitting toen de pepermunt begon te werken. Ik beet keihard op mijn tong, het tabletje knakte doormidden. ’Godverdomme, wat is dat spul scherp’, riep ik naar mijn adjudant, terwijl ik een mondvol witte brokjes uitspuugde naar de perstribune. ‘Is het soms een nieuwe, slinkse manier om vaccins toe te dienen? Waar heb je die krengen gekocht, bij Hugo de Jonge, in familieverpakking? Bij kleingrutter D. Gommers?’

Mijn adjudant haalde zijn schouders op. ‘Wat maakt het uit, professor’, zei hij, ‘fucked zijn we toch’. Hij begon te oreren over de nieuwe transgenderwetgeving die eraan zat te komen, het einde van de menselijke beschaving. ‘Geloof me, professor, straks zijn we allemaal non-binaire robots met blauw haar, op onze knietjes prevelend voor het altaar van Bill Gates.’

Ik zweeg, lichtelijk verontrust. Begon mijn adjudant nu ook al te twijfelen aan de Goede Zaak? Waren we dan radeloos en reddeloos verloren? Peinzend staarde ik naar het portret van de jonge koning achter de rechter. In zijn ogen herkende ik iets van mijn vertwijfeling. Hij had de benevelde blik van een Rotterdamse student die na een kroegentocht de laatste nachtbus nakijkt. Hij kan nog zien hoe zijn vrienden, die de bus wel hebben gehaald, hem vanaf de achterbank lachend toezwaaien. Hoe moet hij nu thuiskomen?

Je vraagt je af hoe de man het volhoudt. Nou ja, het antwoord is duidelijk. Het moet komen door de chip die bij hem is geplaatst, direct achter de hersenschors waar alle relevante informatie uit de Winkler Prins, de serie Groten Aller Tijden en andere onmisbare naslagwerken wordt opgeslagen en geanalyseerd. Je kunt dat ook zien aan zijn ogen, die dof worden bij het naderen van met name journalisten en vreemd oplichten als zijn vrouw in de buurt is. Allemaal voorgeprogrammeerd, natuurlijk.

Hoewel ik aan de technische details nog steeds twijfel. Want zoals ik leerde in mijn jarenlange ervaring als verslaggever en correspondent voor wereldwijde media, moet je altijd een slag om de arm houden. Maakt niet uit waarover – maar hou die slag, achter de arm wel te verstaan. De Deep State deinst immers nergens voor terug, en het zou me niet verbazen als achter informatie van mijn – goed ingevoerde – bronnen toch weer desinformatie schuilgaat. Dus dat we worden misleid over de aard van de misleiding. Ik bedoel, het hele idee van een ‘hersenschors’ klinkt mij in de oren, als je er even over nadenkt, als iets dat is verzonnen door een CIA-agent. Hoezo ‘schors’? Zit er behalve een balk in ons oog ook nog een boom in ons hoofd? Moeten we dat geloven?

 

Hersenoperatie afgewezen

Goed, we zullen het voorlopig niet weten. Misschien wel nooit. Want onze eerste eis – een hersenoperatie bij de koning om de chip te verwijderen – werd direct door de rechter afgewezen. Ondanks de spijkerharde medische garanties in ons verzoek en het genereuze aanbod van gratis danstherapie in het kader van zijn revalidatie. De rechter vond dat we voor de operatie – ik verzin het niet – ten onrechte een beroep deden op de WOB. Onbegrijpelijk. Als er nu iets onder de Wet Openbaarheid van Bestuur moet vallen, is dat wel het brein van het staatshoofd. Hoe dan ook, het oordeel van de rechter zegt ook iets: die chip zit er, dat staat wel vast. In het koninklijke hoofd.

Maar wat was er opeens met mijn adjudant? Ik had het kunnen zien aankomen. In zijn jonge jaren, op een kleinschalig gymnasium in Rotterdam, was hij een doorzetter geweest – urenlang kon hij ’s nachts docenten uit hun bed bellen, gewoon om ze te treiteren. Vooral op de kale gymleraar had hij het voorzien, een man die zijn handen of in elk geval zijn ogen niet kon thuishouden in de meisjeskleedkamer, het heilige der heiligen. Lag het daaraan dat hij sindsdien gefascineerd was geraakt door de naderende ondergang van de beschaving, de Grote Afrekening die ons te wachten stond?

Maar nu keek ik van de koning naar hem, mijn adjudant, en naar zijn geblokte vlinderdas. Waar kwam die opeens vandaan? Een vlinderstrik is een fuck you van wufte couturiers naar elk maatschappelijk engagement. Ik droeg zo’n ding nooit meer, sinds de mondiale noodsituatie tot me was doorgedrongen. Open boordje, overhemd, jasje – akkoord. Maar totale mentale focus, mensen. Aan de slag. Geen tijd te verliezen met frivole kledij!

 

Psychedelische stoffen

Was hij dus nog wel te vertrouwen? Ik huiverde bij de gedachte en besloot me te concentreren op de monoloog van de rechter, die nu was beland bij onze twaalfde eis. Ook ongegrond. Nee, we kregen geen toestemming de garderobe van Máxima en de prinsesjes te laten onderzoeken door een helderziende op psychedelische stoffen. Het verbaasde me niet. De markt voor helderziendheid is verpest door Uri Geller met zijn lepeltjes. Niets meer aan te doen.

In de metro terug namen we het vonnis door. Natuurlijk had de rechter ook al onze andere vorderingen afgewezen. Zelfs het intens humanitaire voorstel om het Griekse zomerverblijf van de koning te verbouwen tot opvangcentrum voor Syrische vluchtelingen, een kleine moeite. Ook ons voorstel om de Gouden Koets te herdopen tot ‘Gouden Kooi’ – een semantische nuance die niemand iets zou kosten – werd achteloos terzijde geschoven.

Het meest beschamende nog wel was zijn regelrechte en totaal onberedeneerde afwijzing van onze hoofdeis: onmiddellijke sloop van het Paleis op de Dam en de bouw van de Professor Karel Volksuniversiteit aldaar. De magistraat zag er niks in, ondanks de tot op de komma uitgewerkte begroting voor deze toch zo hoogst noodzakelijke verdedigingslinie tegen de indoctrinatie van met name de bloem der natie door de massamedia. Ook de aanvullende eis op verzoek van mijn massale achterban – de toevoeging van een gebeeldhouwde beeltenis van mijzelf aan het Monument op de Dam (met de tekst ‘Professor Karel weet raad’) – werd zonder ook maar het begin van een argumentatie arrogant afgewezen.

Breedbeeld-tv

Op station Amstel haalde ik in een kiosk twee blikjes bier en plastic bekers, om de teleurstelling wat te verzachten. We liepen naar het eind van het winderige perron, tegenover het oude Philips-gebouw. Bijna twintig jaar geleden had een 59-jarige inwoner van Uithoorn zich in die toren door het hoofd geschoten – volgens het officiële verhaal. Eerst had hij er achttien mensen gegijzeld, uit protest tegen de introductie van breedbeeld-tv. Hij had ontdekt dat kijkers werden gemanipuleerd met verborgen boodschappen via de zwarte stroken onderin het tv-beeld. Goed gezien! Een vooruitziende blik van de man uit Uithoorn die de autoriteiten uiteraard niet konden tolereren. Ik trok mijn blikje bier open en hief het bruisend naar de toren. ‘Respect, vriend’, zei ik. ‘Jij had het door. En het was nog maar het begin.’

Toen het bier op was liepen we door de lege stationshal, op weg naar onze lunchafspraak in een etablissement om de hoek. We zouden er een gewezen radioloog van een Haags hospitaal ontmoeten die ons had gebeld na een oproep in ons tijdschrift (‘Spreek U Uit Over De Koninklijke Chip’). Hij zei te beschikken over hoogst gevoelige informatie, die zou uitwijzen dat de chip bij de aanstaande koning op last van zijn moeder al op zeer jeugdige leeftijd was geïmplanteerd, gezien zijn ongeregelde gedrag op het voetbalveld. Zijn team verloor zelfs tegen junior-verenigingen uit Rotterdam-Zuid.

Van andere bronnen hadden we al gehoord over de sportieve wanprestaties van de kroonprins en het ongenoegen van zijn moeder erover, dus we waren geïntrigeerd. We wisten dat zulke chips uit voorzorg waren gemaakt voor tal van Oranjes, maar nog niet precies welke aanleiding bij hem de doorslag had gegeven om te zeggen: ‘Okay, genoeg, nu gaat de chip erin!’ Ten slotte was ons bekend dat enkele digitaal uitgedaagde leden van de koninklijke familie de software aanzagen voor microfoontjes, of zelfs spijkers. Haha, die Oranjes! Maar dit zou dus wel eens het sluitstuk kunnen zijn van ons onderzoek. Je weet nooit waar een lead naar leidt – bovendien hadden we honger.

‘Laten we nog wat te drinken meepakken’, zei mijn adjudant toen we de AH To Go in de stationshal passeerden. Hij beefde een beetje – nog steeds van slag door de totalitaire onwil van de rechter om de redelijkheid van onze eisen in te zien. Maar ik had haast. ‘Kom op’, zei ik. ’Het is vlakbij. Straks kun je drinken wat je wilt. Ook wodka, of tomatensap. Kijkt niemand van op, daar– allemaal yuppen en woke miljonairs met een hoodie.’

Maar hij slofte de winkel al binnen en begon met beide handen blikjes bier uit het rek te pakken. Hij draaide zich om met armen vol blikjes en liep naar de zelfscankassa, klaar voor de Start-knop.

‘Ben je helemaal gek geworden!’, siste ik. Ik wees naar het apparaat en duwde hem terug naar het rek. ‘Scan één zo’n blikje en de halve inlichtingenwereld weet alles van je, niet alleen je pincode!’ Hij knikte, alsof hij het begreep. Met tegenzin rommelde hij de blikjes terug in de rij. ‘Het is maar bier’, bromde hij teleurgesteld. Meende hij dat? ‘Niets is “maar” iets in deze business’, sprak ik vermanend. ‘Trouwens, bier drinken is de minste van onze zorgen. Het gaat om de toekomst van homo sapiens.’

 

QR-slavenketting

We staken het verkeersplein over naar het eetlokaal. Mijn adjudant stootte me aan, hij voorzag een complicatie. ‘Hoe komen we binnen, weer door het raam?’ Uiteraard hadden we geen QR-code, die slavenketting op zakformaat van de tot-gevaccineerden-gemaakten. Bij een eerdere ontmoeting in hetzelfde etablissement – met een voormalige groenbrigadier van Paleis Soestdijk die in de loop der jaren een indrukwekkende verzameling sigarenbandjes van Prins Bernhard bij elkaar had geprikt – waren we erin geslaagd door een keukenraam naar binnen te klimmen. Het was niet voor herhaling vatbaar.

‘Maak je geen zorgen’’, zei ik, ‘aan alles is gedacht.’ Op de achterkant van twee Zwaluw-luciferdoosjes had ik nauwkeurig zwarte vierkantjes getekend, in de vorm van een QR-code. Ik gaf hem een van de doosjes. ‘We laten gewoon dit zien en lopen door.’ Mijn adjudant tuurde verbluft naar het doosje. Hij was duidelijk onder de indruk. Of niet? ‘Wacht even professor’, begon hij, ‘het punt van die code is dat ze hem willen scannen. Dan vallen we door de mand!’

Ik begon te lachen. Hoe bang kan een mens zijn om niks? Ik nam een lucifer uit het doosje en streek hem aan. De vlam walmde ons in het gezicht. ‘Hoe zou je dit dan noemen? Het werkt toch? Niemand die het verschil ziet. Kijk, we weten allemaal dat corona bullshit is, en de enige manier om dat te overbluffen is met nog grotere bullshit.’

Bij de ingang van het restaurant hielden we onze luciferdoosjes omhoog. Er stond niemand aan de deur, diep in het lokaal wenkte een ober. ‘Zie je wel’, zei ik, ‘het gaat erom dat je het spel meespeelt, dát is wat ze willen. De rest doet er niet toe. Denk aan de film Spartacus: zolang slaven zich gedragen als slaven, vinden de powers that be het best. Ze wéten tenslotte dat het allemaal fake is, ze hebben het zelf uit hun duim gezogen! Ja, als iedereen dapper zou opstaan en zou zeggen “IK ben professor Karel” wordt het een heel andere ball game. Die tijd komt nog!’

De radioloog zat aan een tafeltje bij het raam. Een kleine, kalende man in een vaalgroen maatpak, met een goudgerand brilletje en een plastic map voor zich. Hij roerde in een glas thee. Warempel, ook hij droeg een vlinderstrik! Wat was hier aan de hand? Terwijl ik tegenover hem plaatsnam staarde ik gebiologeerd naar het onder zijn kin bungelende symbool van kleinburgerlijke zelfingenomenheid. ‘Het zal toch niet waar zijn’, mompelde ik voor me uit, in de hoop dat mijn adjudant me niet zou horen. Hij was net weer rustig.

De man begon nerveus aan zijn strik te plukken en schraapte een paar keer zijn keel. Ik kon me niet inhouden. ‘Waarom bent u zo nerveus?’, vroeg ik. ‘Trouwens, bent u niet wat te lichtzinnig gekleed, gezien de barre tijden waarin we leven?’ Hij keek me vragend aan en haalde zijn schouders op. Mijn adjudant kuchte. ‘Zullen we ter zake komen?’ stelde de man voor. Ik voelde agressie opkomen. Kwam het door die strik, of door de manier waarop hij in zijn glas thee bleef roeren, telkens lichtjes tegen het glas tikkend? Wilde hij daarmee suggereren dat hij beschaafder was dan wij?

Dat zou een gotspe zijn. Als jarenlange correspondent in Japan heb ik complexe theeceremonies meegemaakt waarbij zijn getik tegen het glas afsteekt als een plastic polshorloge bij de Big Ben. Of als een kindersnotje bij de Fat Boy, die de Amerikanen op Nagasaki wierpen om… Nou ja, ik dwaal af.

Ik tapte met een wijsvinger op het mapje dat de radioloog voor zich had liggen. ‘Wat is dit? It better be good, mijn beste. We komen net van de rechtbank. Ik hoop dat u meer te bieden heeft.’ De radioloog boog zich voorover. ‘Maakt u zich geen zorgen. Dit… (nu tapte hij op het mapje).. is dynamiet.’ Ik voelde de aderen in mijn nek opzwellen. Zou het? Ik keek peilend naar mijn adjudant. Hij geeuwde, rekte zich uit en wenkte een ober.

 

Staatsgeheim

De radioloog wees op het mapje. ‘Wat hier in zit is staatsgeheim, dat begrijpt u’, zei hij. Hij legde uit dat hij via radiologische contacten in het bezit was gekomen van foto’s van het gebit van de koning, gemaakt bij tandartsbezoek in zijn studententijd. Gave foto’s, waarop alles te zien was. Oude en nieuwe vullingen, aangetast glazuur, dopjes van bierflessen, een rafelig stuk zijde (mogelijk afkomstig van een jurk). De radioloog raakte enthousiast van zijn eigen uitleg en begon door de glimmende foto’s in het mapje te bladeren. ‘Kijk hier: een heel oud honingdropje. Een uniformknoop! Je vraagt je af wat die jongen uitspookte in militaire dienst.’ Hij schoof een foto over de tafel. ‘En kijk dit: stukjes chips. Paprika. Hoe onsmakelijk.’

Ik trommelde met twee vingers op tafel. ‘Ja, heel aardig allemaal. Maar wat zegt het nu over de chip? Zijn er metaalsporen in het gebit te zien? Het logo van Microsoft?’ De ober bracht onze drankjes, wierp een schuine blik op een van de gebitsfoto’s en maakte zich uit de voeten. ‘Daar kunnen we het later over hebben’, fluisterde de radioloog, ‘als we het eens zijn over de prijs.’ Hij schoof de foto terug in het mapje. We zwegen.

Daar was het. De prijs. Het was te verwachten. In plaats van een patriot hadden we een profiteur tegenover ons, een man die beter wilde worden van onze noodsituatie als mensheid. Aan de andere kant, als deze foto’s het bewijs leverden van die chip waren we een eind verder op weg naar de waarheid over de wereldsamenzwering van cynische, transhumane miljardairs! Ik pakte een servetje en depte mijn voorhoofd. ‘Nou, weet u’, zei ik, ‘geld is het minste van onze zorgen. Maar waar had u aan gedacht? Voor zulke informatie bestaan geen richtlijnen van Sotheby’s of de CIA. Het is wat de gek ervoor geeft, en ik kan u één ding verzekeren: gek zijn we niet.’

De radioloog sloeg het mapje dicht. ‘Vijf miljoen’, zei hij. ‘We hebben het hier over informatie die het einde van de Nederlandse monarchie kan betekenen – in uw handen. Die mag wat kosten. Terwijl de boel instort, wil ik rustig op mijn Thaise eiland kunnen zitten. Dat kunt u me niet kwalijk nemen.’ Hij glimlachte. Ik keek voor advies naar mijn adjudant, die de glazen bier al achterover had geslagen en was begonnen aan de wijn.

‘Op hoeveel zitten we met Totaal Gestoord, qua verkochte oplage?’, vroeg ik hem achter mijn hand. Hij keek op van zijn glas en fronste zijn wenkbrauwen – dat zei genoeg.

Dit riep om daadkracht. Ik weet niet wat me beving, maar opeens kwam alles samen: de achteloze manier waarop de rechter al onze vorderingen had afgewezen, de verdachte dood van de ziener in de Philips-toren, de zelfscan-kassa die mijn adjudant bijna had verleid, het lauwe bier op het winderige perron, het tikkende lepeltje van de radiologische profiteur.

‘Okay, luister’, zei ik tegen de radioloog, ‘kent u dat nummer van Lou Reed?’ Hij keek me niet-begrijpend aan. Ik boog me naar hem toe en gromde: ‘Hoor eens, mannetje, jij wilt dus een walk on the wild side? Met je gebitsfoto’s en je Thaise eiland!’ Ik greep hem bij zijn vlinderstrik, trok hem over de tafel en sloeg met mijn andere hand het lepeltje uit zijn theeglas. Het rinkelde door de zaak. ‘Zie je dit?’ siste ik. ‘Lepel ik zo je ogen mee uit je schedel. Leg ik ze naast de rekening. Heb ik geleerd van de Yakuza waar ik tussen woonde in Tokio. Fijne jongens. Snijden zo je hoofd af en zetten het op je romp voor je het in de gaten hebt. Je blijft gewoon je rijst eten. Totdat je merkt dat die korrels er meteen weer uitvallen. Ja, want je bent dood. Begrijp je?’

De radioloog schoot overeind, rukte zich los en strompelde naar achteren, weg van de tafel. ‘Jullie zijn totaal gestoord! Ik dacht dat ik link bezig was, maar jullie zijn echt ver heen!’ Hij slingerde de zaak uit, het mapje onder zijn arm. De ober keek hem geschrokken na. Twee borden met Italiaanse broodjes zalm stonden op de bar.

‘Wat was er eigenlijk aan de hand’, vroeg mijn adjudant terwijl hij zich de laatste wijn inschonk. ‘Was er een probleem?’

Terug in het station trokken we twee kroketten. Somber tuurden we in de luikjes van de FEBO. ‘Niet echt een productieve middag’, zei mijn adjudant, aangeschoten van de wijn. ‘Maar ik heb er wel iets van geleerd. Dit kan écht niet meer.’ Met een vloeiend gebaar deed zijn vlinderstrik af en deponeerde deze in een vuilnisbak, tussen de mondkapjes. ‘Toch jammer van die foto’s’, mompelde hij.

Geeft niks, zei ik. Gebitsfoto’s? De koning heeft toch geen tanden.

 

 

Professor Karel weet raad (22): Op de bres voor de jeugdcultuur

Professor Karel dicht de kloof tussen burger en wetenschap. In deze aflevering neemt de onverschrokken wetenschapper het op voor de jeugdcultuur in haar strijd tegen het totalitaire corona-beleid en staat hij stil bij zijn eigen ervaringen op Pinkpop.  

 

Tekst en illustraties: Sjoerd de Jong

 

Yo knappe kop,

Ik schrijf even snel een briefje, kom namelijk net terug uit het politiebureau in Heerenveen en moet zo naar mijn advocaat. Dat komt, ik ben met mijn crew vannacht opgepakt omdat we een feestje hadden gebouwd bij het knooppunt Joure, voor een man of vierhonderd. Gewoon een nachtje lekker hakken onder een viaduct weet je wel, met mobiele apparatuur. Mag niet wegens corona, natuurlijk. Ja, dag! Ik hoor van vrienden dat u het ook helemaal zat bent en raad weet, dus nou ja: wat moet ik doen? Aan mijn advocaat, een of andere geitenwollensokkenfiguur uit de Kringloopwinkel heb ik niks, want die kent niet eens het verschil tussen ambient en techno.

Hellup!

DJ Turd

 

Eh, dit is een interessant vraagstuk. We moeten er even goed naar kijken, want wij kunnen iets leren van alle aspecten van de crisis die wij nu beleven. Nu zijn mijn eigen ervaringen met dergelijke muziekfeesten enigszins beperkt, al heb ik er natuurlijk wel over nagedacht. Dat kan men nalezen in mijn analyse van het festival bij Woodstock, dat een CIA-operatie bleek om jonge generaties onder invloed te brengen van geest-verminderende middelen.

Persoonlijk heb ik slechts enkele van deze bijeenkomsten bezocht, als ik het mij goed herinner het laatst het Pinkpop-festival in 1978. Ik kon dat festivalterrein enige uren bezichtigen, omdat ik het passeerde onderweg naar Aken om een gerucht na te gaan over smokkel in genetisch gemanipuleerde huisdieren door de lokale Grünen. Toen ik langsreed was op het podium een ensemble dat werd aangekondigd als Moeders Mooiste een lied aan het uitvoeren over geologische breuken, zo meende ik te horen. Ik verstond althans iets over ,,een stuk van de rots’’ in de tekst, die overigens kundig werd voorgedragen door een niet onaantrekkelijke zwarte dame. Ik ben uitgestapt en heb het terrein betreden voor nadere visuele observatie, mijn jasje losjes over de schouder geslagen. Binnen korte tijd betrapte ik mijzelf erop dat ik tamelijk vooraan bij het podium de tekst met de bevallige zangeres stond mee te neuriën. Net als de jongere festivalbezoekers naast mij reageerde ik met groot enthousiasme toen zij, in de ban van haar voordracht, haar blouse uittrok en het optreden voltooide in wat ik waarnam als, overigens discreet, ondergoed. Wonderlijk, hoe men gegrepen kan worden door muzikale genres waar men zich gewoonlijk verre van houdt! Ik raakte zelfs zozeer in extase dat omstanders mij op de schouders namen en over het terrein rondleidden, mij onderwijl besprenkelend met diverse biersoorten. Juichend brachten zij mij terug naar mijn auto, waar ik de volgende ochtend met een wat zwaar hoofd ontwaakte. Sindsdien leg ik mij weer toe op klassieke muziek. Het gerucht over de dierensmokkel door de Grünen bleek overigens loos, waarschijnlijk een opzetje van de Duitse politie in het kader van Rasterfahndung naar extremistische netwerken.

Niettemin, het was een gedenkwaardige ervaring. Ik moet daar wel meteen bij zeggen dat dit Pinkpop-festival, zoals ik later heb vastgesteld, beschikte over alle benodigde vergunningen, zodat de vergelijking met uw feest niet geheel opgaat. Dat het verkrijgen van zulke toestemming geen sinecure is werd mij duidelijk toen ik in mijn onderzoek stuitte op een rechtszaak in Californië om het houden van een festival nabij de boerderij van de gefortuneerde popzanger Neil Young. De heer Young, die optrad bij Woodstock maar niet geporteerd was voor een herhaling daarvan bij hem om de hoek, liet er als getuige-deskundige voor de rechtbank geen twijfel aan bestaan: dergelijke feesten gaan gepaard met onmatig drugs- en alcoholgebruik, vandalisme, openbare zedeloosheid en ook steevast met luide muziek. Dat feest ging dus niet door.

Dan uw situatie. Kijk, u bent de dupe van de totalitaire maatregelen van onze overheid, zoals wij allemaal. Die maatregelen hebben niets van doen met een of andere pandemie, maar zijn bedoeld om ons te censureren en aan banden te leggen. Uiteraard hoort daarbij dat muziek dient te worden uitgebannen, dat is een van de eerste ingrepen in een dictatuur. Denkt u aan de Talibaan, die het gebruik van radio’s verboden, of aan de fundamentalisten van Al Shabaab in Mali, die overal gitaren en andere muziekinstrumenten kapot sloegen. Rutte en Van Dissel doen hier niet voor onder, mind you!

Het is nodig en ook moedig dat u zich daartegen verzet. Al moet ik zeggen dat u een tamelijk groot risico nam, het knooppunt bij Joure is volgens informatie van de ANWB recent goed onderhouden, waardoor het moeilijk is voor grote groepen om er te schuilen. Wat kan ik nu voor u betekenen? Om te beginnen kan ik u enkele locaties aanbevelen langs de ringweg-Zuid om Rotterdam die zich volgens mijn bronnen in het Jeugdwerk beter lenen voor clandestiene muzikale groepsvorming – mits u bereid bent enige sonates van Bach in uw repertoire op te nemen. Kunt u mij daarnaast in contact brengen met de zangeres die mij destijds op het Pinkpop-festival imponeerde met haar vertolking van geologische rock? Heeft u haar telefoonnummer? Ik heb het idee dat wij haar expertise kunnen gebruiken, mocht het tot een rechtszaak komen. Blijft u intussen vooral uit de buurt van artiesten zoals de heer Young die ongetwijfeld de zijde van Rutte en Van Dissel zullen kiezen!

 

 

Help professor Karel door de winter!

Als je professor Karel wilt bijstaan in zijn eenzame kruistocht tegen de Deep State  en dat  wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je hem nog veel meer. Zo help je mee de censuur te doorbreken..

Mijn gekozen donatie € -

Complotprofessor Karel weet raad (4): De verborgen boodschappen van Mark Rutte

Onze immer waakzame complotprofessor Karel zat maandag ook aan de beeldbuis gekleefd om de Corona-persconferentie van premier Rutte te analyseren op signalen die voor anderen verborgen blijven. Deel 4 van de serie waarin de koene wetenschapper ingaat op brandende kwesties vanuit zijn achterban.

Tekst en illustratie: Sjoerd de Jong

Yo professor Karel,

Hoe gaat het net u? Hopelijk goed. Met mij niet zo. Dat komt, ik zie er geen gat meer in door die nieuwe corona-maatregelen. Kijk, op zich is het best fijn dat ik nu al maanden sommige mensen niet hoef te zien, dat komt door wat ik heb meegemaakt, daar zal ik u verder niet mee lastig vallen. Maar waar ik dus echt gestrest van raak, is dat het café waar ik zeg maar dans, want ik heb dus geen zin in een studielening, dat dat nu al om 10 uur dicht moet. Ik bedoel, hallo? Dan begin ik er net een beetje in te komen, weet je.

Mijn vraag aan u is: kan ik hier nog soort van onderuit? Of krijg ik dan meteen zeg maar de corona-politie op mijn dak? Helpt het misschien als ik de hele tijd wel een mondkapje om hou? Wat denkt u?

Dus dat.
Tiffany

Ja, deze maatregelen geven aan dat men volledig de greep op de zaak aan het verliezen is. Ik weet niet of iedereen het heeft gezien of beseft, maar mij viel op dat Rutte tijdens de persconferentie maandag opeens een hand door zijn haar haalde. Dat betekent dat hij ten einde raad is. Doorwoelen van het kapsel, met een bepaald aantal vingers en in een bepaalde richting, is een bekend signaal in bepaalde geheime genootschappen, zeg maar een soort van S.O.S. Ook dat dit keer door Rutte expliciet de kappersbranche werd genoemd, wijst daarop.

Maar we moeten niet uitsluiten dat er meer achter zit. Want om op de vraag van deze jongedame – althans, dat neem ik aan – in te gaan, het is natuurlijk geen toeval dat juist de jeugd opnieuw de dupe wordt van deze maatregelen. Als je een beetje verstand hebt van geschiedenis, dan weet je dat regeringen er alles aan doen om de jeugd te manipuleren. Kijk eens naar Wit-Rusland, waar jongeren volgens mijn informatie door de CIA en EU via mondkapjes opruiende middelen krijgen toegediend zonder dat ze het weten. Daar lees je natuurlijk niets over in de media, nietwaar, maar het is goed mogelijk dat ons ook zoiets te wachten staat. Het is ook niet zo’n hele grote stap van een kapje om je mond naar een chip in je kop, daar gaat het om.

Okay, wat de concrete vraag betreft moet ik toegeven dat het alweer een tijdje geleden is dat ik een dergelijke dansgelegenheid heb bezocht, als ik de vraag van de jongedame goed begrijp. Tijdens mijn jaren als journalist in Azië nam ik wel geregeld een kijkje in bepaalde clubs, omdat je daar de soort van mensen treft dat in de deep state de dienst uitmaakt, zeg maar. Ik ben er mee gestopt omdat ik op een avond begon te vermoeden dat men iets door mijn drankje deed; na het twaalfde glas begon alles voor mijn ogen te draaien!

Maar goed, ik begrijp het probleem. Je moet je realiseren dat de tijden ook wel sterk zijn veranderd. In mijn jeugd zaten we in het weekend soms urenlang op een telefooncel, dat was avontuurlijk genoeg. Of, als we echt spanning zochten, op een elektriciteitshuisje. Ja, er werd wel eens wat bij gedronken en gerookt, moet ik toegeven, soms een sigaar, maar dat was bijzaak.

Dat is nu allemaal totaal anders. De techniek staat niet stil, ook niet die van het manipuleren, begrijp je. Daarom sluit ik niet uit dat er in die oekazes – zo mag je het toch gerust noemen – ook telkens sprake is van ‘het licht aandoen’, eerst om middernacht en nu dus al om 22.00 uur. Van knipperende lampen is allang vastgesteld dat men ervan onder hypnose kan raken. Dat is mij overkomen in Hong Kong, in een club waar ik destijds onderzoek deed naar infiltratie van de gokwereld door geheime diensten. Ik heb het bloknoot bewaard dat ik toen bij me had, maar door de trancetoestand waar ik in geraakte staat mij niet meer precies bij wat ik bedoelde met ‘Mossad = 356/7 & NAVO $$$ -35, !!! mits 75 % (NMP x EU)’. Dat was natuurlijk ook de opzet.

Hou er dus rekening mee, jongedame, dat het licht in uw club wordt gebruikt voor mentale herprogrammering, zeker in combinatie met het mondkapje. Ik kan u het beste aanraden op E-Bay of Marktplaats op zoek te gaan naar een betrouwbare, maar betaalbare antieke telefooncel. Daar kunt u opklimmen, met uw matties. U bent er veilig voor licht én straling. Overigens, mocht er naar de cel worden gebeld terwijl u erop zit: niet opnemen!

<

Gezond Verstand: complotprofessor Karel legt het nog één keer uit

De kloof tussen wetenschap en burger wordt gedicht door een nieuwe fenomeen in universitair Nederland: de complotprofessor. Professor Karel, grootmeester van de grondige analyse, deconstrueert in Café Wereldleed tot in de finesses de kunstmatig geregisseerde werkelijkheid waarin we leven. Wat speelt er werkelijk bij de duidelijk kunstmatige corona-pandemie? Welke totalitaire bedoelingen zijn hier in het spel? Wat is de rol van de CIA, de Mossad en de NSA? En wat deed de chimpansee Ham in outer space?

 
Tekst en illustraties: Sjoerd de Jong

Waar waren we gebleven? O ja, ik zei het vorige keer al: je moet gewoon niet geloven wat ze je vertellen. Het klópt niet. Nog beter: geloof liever niets. Denk om te beginnen na: hoe weten we dit? Wat weten we? Nou ja, we weten één ding zeker: het officiële verhaal klopt niet. We worden belazerd.

Onlangs had ik die leuke jongen met dat lange haar op bezoek, je weet wel die dansleraar die het officiële verhaal ook niet gelooft. Ik bedoel, een soort griep die zo gevaarlijk zou zijn dat de halve wereld zichzelf opsluit, wie gelooft dat? Dan kun je net zo goed geloven dat een handjevol terroristen het World Trade Center in New York heeft laten instorten, of iets dergelijks. Hoe naïef kun je zijn? Dan ken je gewoon de feiten niet. En die liggen voor het oprapen!

Ik heb hem toen ook uitgelegd, die jongen met dat lange haar bedoel ik, dat ze in Washington en Den Haag waarschijnlijk denken dat we echt gek zijn. Ja, ‘complotdenker’ heet je dan. Dat is natuurlijk een doorzichtige poging van the powers that be om je onschadelijk te maken. Maar de agressie waarmee dat gebeurt, geeft wel aan dat ze bang worden. Begrijpelijk, want je voelt dat de zaak kantelt. De mensen geloven het niet meer. Ik had het laatst nog bij de groenteboer, een heel simpele man, die zei opeens: ik geloof het gewoon niet meer. Het is fake. Dus ja, we gaan de goeie kant op.

Laten we dat voor de kijkers nog eens wat proberen uit te diepen, okee?

Dan moet je eerst goed kijken: wat weten we eigenlijk wél? Wat zijn de feiten? Een voorbeeld. We wéten dat Joop den Uyl geen villa had in België. Dus dat klopt al niet. Maar dan moet je meteen vragen: waar had hij dan wél een villa? En wie heeft daar belang bij? Je moet je eigen onderzoek doen. Veel lezen ook. Ik heb over die villa bijvoorbeeld dagenlang Funda bekeken, of hoe heet dat: over mijn scherm laten rollen. Dan zie je meteen al dat het niet kan kloppen, want je kunt daar zelf variabele prijzen invullen. Hoe kan dat nou? Zo werkt het niet als je een huis koopt. Dus dat klopt al niet.

Super-Reptiel
Nog iets anders, wat hier mogelijk ook mee samenhangt. Ik hoor steeds vaker mensen die er verstand van hebben zeggen dat de Aarde in werkelijkheid, dus buiten de voorgeschreven werkelijkheid, wordt gemanipuleerd door een buitenaards Wezen, een soort super-Reptiel. Die leuke dansleraar had het er pas ook al over. Dat Reptiel zou het brein van wereldleiders als Merkel, Bush, Obama en wie weet ook Mark Rutte hebben overgenomen. Dat van Rutte is maar een kleine moeite, denk ik dan, maar goed.

Kijk, ik kan die zaak niet beoordelen. Ik moet eerst alle publicaties erover eens bestuderen. Ik zeg je wel, op het eerste gezicht lijkt het me wat vergezocht. En je weet, ik wil altijd eerst de feiten zien. Aan de andere kant, het zou wel heel veel verklaren. Want je hoort internationaal nu opeens, heel wonderlijk, weer van alles over ruimtevaart, met die Space Force van Trump. En we weten dat sommige astronauten gek zijn geworden na hun terugkeer op Aarde – als ze tenminste ooit echt weg waren. Dus hoe komt dat? Is dat toeval?

Daar komt nog iets bij. Dat is dit. Waarom heeft de NASA in 1961 eigenlijk eerst een chimpansee de ruimte in gestuurd, en waar kwam die vandaan? En wat dééd die daar in de ruimte? Dat wéten we niet, want de aap, Ham heette hij, heeft nooit een interview gegeven. Vreemd, niet? Nu ja, dan denk ik meteen aan het volgende. In onze eerdere uitzendingen hebben we het al vaak gehad over de rol die non human animals zouden spelen bij epidemieën – volgens de zogenaamde experts – maar hoe zit dat precies? Die beestjes verzinnen dat niet zelf, toch? Haha. Kijk, we weten dat de CIA experimenteerde met dieren. Net als Pablo Escobar, de Colombiaanse drugsbaas die er een eigen dierentuin op nahield. Dat is ook niet zo gek, want in een volwassen hippopotamus kun je al snel duizend kilo smokkelen, als je het beest tenminste de grens over kunt krijgen. Laat staan de ruimte in. Maar wie bedenkt zoiets? Die Escobar was natuurlijk ook maar een kruimeldief, hoe kan die opeens de CEO worden van een wereldwijd narcotica-imperium? Dat is onmogelijk! Maar let op: hij trad aan in hetzelfde jaar dat prins Bernhard in opspraak kwam. Want je weet, het Medellín-kartel is opgericht in 1976, toen de steekpenningen van Lockheed in Amerika werden onderzocht. En Bernhard had toen al een hele geschiedenis met dieren zoals we weten. Vooral met dode. Overigens is 1976 ook het jaar dat de Duitsers – en we weten dat Bernhard een Duitser was – op tv met een eigen versie begonnen van Sjef van Oekels Discohoek.

Is dat allemaal toeval, denk je?

Ik denk het niet.

Oekraïense Jeugdjournaal
Dan hebben we het nog niet gehad over Oekraïne. Laten we eens proberen na te gaan wat daar is gebeurd, bij die zogenaamde revolutie die zoals we weten een door de CIA en Brussel gesteunde staatsgreep was. Vorige keer vertelde ik al dat er toen bandopnames uit de studio van het Oekraïense Jeugdjournaal zijn verdwenen en nooit meer zijn opgedoken. We wéten dus niet wat er in die studio is gezegd, op het moment dat MH-17 werd neergeschoten – of laten we zeggen toen MH 17 van de radar verdween. Maar waarom mógen we dat niet weten? Volgens inmiddels verdwenen Oekraïense omroepgidsen zou in dat Jeugdjournaal een documentaire te zien zou zijn geweest over Ham, je weet wel, die NASA-chimpansee waar we het net over hadden. Waarom mocht die niet worden uitgezonden? Is dat toeval?

Waarom is dat zo belangrijk? Nou ja, je moet er rekening mee houden dat Ham getraind was door de CIA, of dat staat wel vast. Volgens sommige bronnen was zijn codenaam in Washington ‘Victor Baarn’, maar dat weten we niet zeker. Hoe dan ook, het zou naïef zijn om te denken dat dit allemaal geen rol speelt. Was er bijvoorbeeld een relatie tussen die aap en Pablo Escobar, die zoals we weten óók contacten had met de CIA? Kijk, ik zeg er wel bij: dit zijn rationale argumenten, geen vastgestelde feiten. Maar goed, die truc kennen we van de Lockheed-zaak. Dat Bernhard corrupt was, mocht toen geen vastgesteld feit heten, om redenen van staatsbelang. En dan is er nog dat fameuze geheime deel van het rapport, dat Den Uyl moet hebben bewaard in een kluis, thuis in zijn villa in België. Wat zeg je? Nee, nou goed, ergens anders kan ook, dat doet er nu even niet toe, dat zijn details. Het gaat erom dat je de grote lijn ziet: we mógen bepaalde dingen gewoon niet weten.

Hoe dan ook. We moeten even terugkomen op die Space Force waar we mee begonnen, want daar hebben we nog niet genoeg over gezegd. Kijk, je kunt ervan uitgaan dat het geen toeval is dat Trump daar nu mee komt. Net nu wij in een soort corona-dictatuur leven én Den Haag beslist over het G5-netwerk. De Amerikanen zijn daar om geopolitieke redenen tegen, maar mogelijk weten ze ook meer van de straling die dat netwerk kan veroorzaken. Vergeet niet, de CIA experimenteerde al in de jaren vijftig met straling, net als met LSD. Dat was het begin van de hippie-cultuur, zoals je weet. Het is dus goed mogelijk dat die is opgezet om juist een rechtse of zelfs fascistische reactie op gang te brengen. Woodstock is dan een false flag operatie geweest, om Reagan en Bush aan de macht te brengen. Nogmaals, we weten het niet zeker, maar het is mógelijk. Denk ook aan Charles Manson en zijn volgelingen, die met een vork teksten krasten in de buik van een van hun slachtoffers. Let op, een vork! Dus dan ben je toch weer bij het officiële verhaal over 9/11, nietwaar, en die zogenaamde terroristen met hun plastic bestek. Je ziet, er is meer aan de hand dan we mogen weten. Trouwens ook meer dan we mogen zeggen, want ik wil niet weer worden gecensureerd, dus om de betrokkenheid van bepaalde partijen moeten we maar een beetje heen praten.

Bill Gates
Maar terug naar die Space Force. Het zou mij niet verbazen als die óók gekocht is door Bill Gates, net als Covid-19. Je kunt namelijk, als je de literatuur een beetje bestudeert zoals ik heb gedaan, vermoeden dat planetaire vaccinatie goed te doen is vanuit de ruimte, met een geprepareerd projectiel. Dat is veel efficiënter dan mensen on the ground één voor één inenten. Je kunt je nu afvragen: wordt dáár misschien aan gewerkt bij die Space Force?
Het zou goed kunnen. Dat zou betekenen dat die banden van het Oekraïense Jeugdjournaal natuurlijk door de VS gewist zijn, want mogelijk heeft de aap Ham daarin zijn mond voorbijgepraat. Dat wissen is geen probleem voor de NSA, dat is een peulenschil voor die jongens. Ja pas op, ongetwijfeld hebben ze ook in de gaten waar wij het nu over hebben, dus voor de zekerheid kun je straks beter een andere route nemen naar huis. Nou ja, op den duur maakt dat allemaal niet uit en vinden ze je toch wel. Maar je kunt het ze moeilijk maken. En intussen blijven hopen – en ik zie daar al tekenen van – dat het grote publiek kritischer naar het officiële verhaal gaat kijken. Zoals wij.

Nog even over die chimpansee, want nu komen we bij de kern. Chimpansees hebben zoals je weet een fijn afgesteld alarmsysteem om hun soortgenoten te waarschuwen voor reptielen. Dat zou kunnen verklaren waarom nu juist deze aap de ruimte ingeschoten moest worden. Nietwaar? Het is dus mogelijk dat de CIA, al dan niet samen met het World Wildlife Fund van Bernhard, ruimtevaart heeft gebruikt als false flag operatie om het op een akkoordje te gooien met het Reptiel. Dat mogen wij natuurlijk niet weten. Naar de inhoud van die deal kunnen we ook alleen maar gissen. Je vermoedt wel een verband met corona en Bill Gates. Overigens geeft het ook te denken dat het bestaan van die villa van Den Uyl nog steeds zo hardnekkig wordt ontkend, dus het is mogelijk dat hij er een afschrift van had in zijn kluis. Het lijkt me in elk geval geen toeval dat zijn opvolger Kok direct zijn ideologische veren ging staan afschudden.

Ja, we kunnen er eindeloos over praten, maar okee, ik geloof dat we voor deze keer wel voldoende hebben behandeld. Volgende keer zal ik wat dieper ingaan op dat Reptiel en welke rol die mogelijk speelde bij het ‘ontsnappen’ van Covid-19 uit dat Chinese laboratorium. Overigens is dat virus niets nieuws. Tijdens Woodstock werd al gewaarschuwd voor Covid-19 dat verwerkt zou zijn in LSD die gratis werd uitgedeeld door pruik dragende mannen, vermoedelijk CIA-agenten. Dat gebeurde tijdens de show van Crosby, Stills, Nash & Young. En van Young weten we dat hij nauwe banden had met Charles Manson en, althans volgens sommige bronnen, gitaar speelt met een vork.

Allemaal toeval? Geen redelijk mens zal dat toch nog geloven. Dan leef je echt in een ander universum. Kortom, blijf zelf nadenken, zeg ik tegen de kijkers. En loop een blokje om, onderweg naar huis.

Sjoerd de Jong is de gefabriceerde naam van een journalist, werkzaam in de mainstream media, die de echte feiten afdoet als ‘complotten’.

De Thyssens: bankiers van Oranje en het Derde Rijk

De Duitse dynastie van industriële en bankiers Thyssen koesterde nauwe banden met het Nederlandse koningshuis. Daardoor kon het imperium van de Thyssens na 1945 worden gered, ondanks de grote steun die zij aan het Hitler-regime hadden geboden.

Tekst René Zwaap
Beeld: Archief David Litchfield, auteur van ‘Art Macabre’

‘Ik voel me miserabeler dan ik me ooit voelde in mijn leven’, schreef de schatrijke Duitse staalmagnaat en bankier August Thyssen in 1900. ‘Ik zie al mijn hoop vernietigd omdat mijn kinderen van plan zijn alles wat ik heb bereikt op de meest onwaardige en niet te bevatten wijze voor hun eigen doeleinden in te zetten en dat ook zullen doen’.

Hij zat er niet ver naast. Weliswaar zouden zijn zoons Fritz en Heinrich (zoon August jr. wilde niet erg deugen voor het zakenleven) het imperium van hun vader, die in 1926 overleed, nog verder uitbouwen tot een wereldomspannend imperium van staalfabrieken, mijnen, banken, handelshuizen, scheepswerven, gasfabrieken, scheepvaartlijnen en wat al niet meer; zij zetten hun geld daarbij ook op de heerschappij van Hitler’s NSDAP en op de Duitse herbewapening – met alle catastrofale gevolgen van dien. Het imperium van de Thyssens dreigde in 1945 met het Derde Rijk ten onder te gaan, maar mede dankzij de steun van het Nederlandse koningshuis, de Nederlandse regering en de grote Nederlandse zakenconcerns, verrees het als een feniks uit de as van het plat gebombardeerde nazi-Duitsland.

Wilhelmina en Hendrik

De Thyssens waren niet alleen de bankiers van hooggeplaatste nazi’s, ook de Nederlandse koningin Wilhelmina en haar man Prins Hendrik von Mecklenburg-Schwerin behoorden tot de cliëntèle van hun exclusieve Bank voor Handel en Scheepvaart in Rotterdam. Zo raakten de belangen van het Derde Rijk en die van het Nederlandse koningshuis met elkaar verknoopt. Dit leidde in 1946 tot ‘Operatie Juliana’, een clandestiene Nederlandse militaire actie in de Sovjet-Russische bezettingszone van Berlijn, uitgevoerd op last van prins Bernhard en baron Hans Heinrich Thyssen-Bornemisza, waarbij onder het mom van redding van het Nederlandse kroonvermogen ook het vermogen van de Thyssens werd weggenomen uit de kluizen van de August Thyssen Bank in Berlijn.

Operatie Juliana

De eerste beschrijving van Operatie Juliana in Nederland stamt uit 1991, toen NRC-Handelsblad in twee delen een verhaal over de tot dan toe voor het grote publiek onbekende operatie publiceerde, geschreven door Gerard Mulder, Cees Wiebes en Bert Zeeman. Daarin wordt het verloop van Operatie Juliana tamelijk indringend geschetst aan de hand van dan net vrijgegeven materiaal uit met name Amerikaanse archieven. Maar de auteurs zien daarbij over het hoofd dat niet alleen een groot pakket aan effecten van de Nederlandse koninklijke familie werd ‘gered’ tijdens Operatie Juliana, maar ook – of beter gezegd juist – de belangen van de Thyssen-familie zelf. Sterker nog: de redding van het Nederlandse koninklijke vermogen uit handen van de Russen schijnt niet meer dan een dekmantel te zijn geweest voor het veiligstellen van het aanzienlijk zwaarder wegende Thyssen-effectenkapitaal.

Twee boeken die in Nederland tot nog toe geen aandacht hebben gekregen, brengen meer licht in deze zaak. Thyssen: Art Macabre (2007) van de hand van de Britse journalist David R.L. Litchfield, geschreven in samenwerking met de Duitse onderzoekster Caroline Schmitz, is mede gebaseerd op een reeks gesprekken van de auteurs met Baron Hans Heinrich ‘Heini’ Thyssen-Bornemisza. Die maakte van zijn hart geen moordkuil en onthulde tal van tot dan toe krampachtig verborgen familiegeheimen. Het andere boek is Die Thyssens: Familie und Vermögen (2016) van de Duitse historica Simone Derix. Die studie verscheen mede dankzij financiële steun van de Fritz Thyssen Stiftung en de Stiftung zur Industriegeschichte Thyssen en is kennelijk vooral bedoeld de ontluisterende bevindingen van Litchfield om te buigen in een gunstiger beeld. Maar ondanks dat pr-element biedt ook het werk van Derix, die toegang had tot de persoonlijke archieven van de familie Thyssen, vele nieuwe inzichten over de financiële en personele dwarsverbanden tussen Oranje-Nassau en de Thyssens.

Bank voor Handel en Scheepvaart

De al gememoreerde profetische gaven van ‘godfather’ August Thyssen, telg uit een katholiek bankiersgeslacht uit het Ruhrgebied, oprichter van de August Thyssenbank en tronend over een machtig industrieel imperium van hoogovens en ijzerfabrieken, kwamen ook tot uiting toen hij in het zicht van de naderende ondergang van het Duitse keizerrijk als slotstuk van de Eerste Wereldoorlog besloot zijn zakelijke belangen veilig te stellen buiten Duitsland. Hij verplaatste de familiebelangen naar de Bank voor Handel en Scheepvaart in Rotterdam. De Thyssens kregen deze aan de Rotterdamse Blaak gevestigde bank in 1918 in handen. De Duitse Weimar-republiek werd na de Eerste Wereldoorlog als strafmaatregel vijf jaar de toegang ontzegd tot de geldmarkten van de geallieerde landen. Door zich in Nederland te vestigen, gecamoufleerd als Nederlandse bank, wisten de Thyssens deze beperking te omzeilen. Niet alleen hun belangen, ook het eigen familievermogen en het beheer over de imposante onroerend goed-portefeuille, kwamen zo in Rotterdam terecht.

Hendrik Kouwenhoven was het brein van de Bank voor Handel en Scheepvaart
Onder leiding van Hendrik Kouwenhoven, de Nederlandse directeur van de Bank voor Handel en Scheepvaart (BHS), ontwikkelt de bank zich in snel tempo tot een holdingmaatschappij met grote belangen in de internationale grondstoffenhandel. Via dochteronderneming Ruilverkeer importeert BHS onder meer op grote schaal ijzererts uit Zweden, waar de Thyssen-staalfabrieken in Duitsland op kunnen draaien. Frankrijk heeft in het kader van het Verdrag van Versailles de Thyssen-mijnen in Elzas-Lotharingen geconfisqueerd. Handelshuis Ruilverkeer voert alleen al tussen 1920 en 1922 voor 100 miljoen aan Goldmark aan ijzererts uit. President C.J. Karel van Aalst van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, op dat moment Nederlands grootste bank met koningin Wilhelmina als grootaandeelhoudster, is volgens Derix actief bij de transacties van Ruilverkeer betrokken. Van mogelijk nog groter belang is de Nederlandse vermogensbeheerder RTK, eveneens in handen van de Thyssens, dat zijn personeel exclusief betrekt van de BHS. De Britse geheime dienst MI6 en de Franse militaire inlichtingendienst krijgen al snel door dat via de BHS de Nederlandse kredietwetgeving ten gunste van Duitsland wordt ingezet en volgen iedere stap van de bank met argusogen.

In 1926, vlak voor de dood van August, fuseren de zes grote Duitse staalproducenten onder leiding van Thyssen tot de Vereinigte Stalhlwerke. Het is, op de Amerikaanse US Steel Corporation na, het grootste staalconcern ter wereld. De benodigde financiering wordt mede geleverd door de Amerikaanse banken Chase, Chemical Bank, National City Bank, J. Henry Schroeder en Dillon Read. De Vereinigte Stahlwerke heeft op het hoogtepunt 200.000 man aan personeel in dienst en is na chemiegigant IG Farben de grootste private werkgever in Duitsland. Fritz Thyssen, zoon van August, presideert over deze staalreus, waarin het belang van de Thyssens 24 procent van de aandelen bedraagt.

Hongaarse adel

Fritz’s broer Heinrich beheert na een herverdeling van de belangen tussen de kinderen van August in 1930 de bankzaken van de dynastie. Vanwege adoptie door de vader van zijn echtgenote, de Hongaarse barones Margit Bornemisza de Kaszón, mag hij zich baron noemen en verkrijgt hij de Hongaarse nationaliteit. In 1918 moet de nieuwbakken baron het Hongaarse familieslot Rohoncz (Duitse naam: Rechnitz) ontvluchten vanwege de – kortstondige – vestiging van een – kortstondige – communistische radenrepubliek onder leiding van Bela Kun. Barones Margit publiceert een dramatisch verslag van de vlucht van de familie, Zes weken onder de rode vlag geheten, en laat daarin geen twijfel bestaan over haar antisemitische sentimenten: ‘De meest agitatoren en de leider van de Bolsjewieken-formaties waren joden, typisch joods uitziende joden met duivelse uitdrukkingen, die leefden van oneerlijke praktijken en de lagere arbeidersklassen geheel in hun macht kregen met hun gewelddadige en woeste welbespraaktheid’.

Baron Heinrich Thyssen-Bornemisza (l) met zijn kinderen Margit, Stephan en Hans-Heinrich, beter bekend als ‘Heini’. Beeld: Archief David Litchfield

In 1919 vestigt baron Heinrich zich met zijn vrouw en hun kinderen Magrit jr., Gabrielle en Stephan in een statig pand aan de Stadhouderslaan 126 in Scheveningen, dicht tegen het Haagse Statenkwartier. Daar wordt in 1921 zoon Hans Heinrich – beter bekend als ‘Heini’ – geboren. Volgens biografe Derix wordt met barones Margit liefdevol opgenomen aan het hof van koningin Wilhelmina. Haar man Heinrich wordt boezemvrienden met prins-gemaal Hendrik, die eigenlijk Heinrich von Mecklenburg-Schwerin heet. Het Nederlandse koningshuis begint ook te beleggen via de Bank voor Handel en Scheepvaart en zijn graag geziene gasten op de soirees van de Thyssen-Bornemisza’s. Tussen baron Heinrich en zijn naamgenoot de Nederlandse prins-gemaal ontstaat een warme vriendschap. Een andere Haagse relatie is Eduard von der Heydt, een Zwitserse bankier en kunstverzamelaar, die in Nederland optreedt als vermogensbeheerder van de Duitse ex-Kaiser Wilhelm II, die in ballingschap in het Nederlandse Doorn verblijft. Von der Heydt’s eigen bank wordt in 1927 overgenomen door de Thyssens, die zo behalve het Nederlandse koningshuis ook de ex-keizerlijke Hohenzollerns tot hun cliëntèle mogen rekenen.

Kapitale kunstcollectie

Onder de hoede van Von der Heydt begint Heinrich Thyssen met het aanleggen van een kapitale kunstcollectie. Aanvankelijk is hij niet erg gelukkig in zijn aankoopbeleid, maar met steun van de Duitse-joodse kunsthistoricus Rudolf Heinemann wordt het na de Wall Street Crash van 1929 en zeker vanaf de machtsbestijging van de nazi’s in 1933 een stuk makkelijker om tegen gunstige prijzen meesterwerken van Bosch, Rembrandt tot Goya aan te schaffen. Het geld komt uit leningen bij de BHS. De collectie komt bekend te staan als de Rohoncz-collectie, maar in werkelijkheid bevinden de kunstwerken zich niet in Hongarije maar in het Zwitserse Lugano, waar Heinrich van prins Leopold van Pruisen Villa Favorita heeft gekocht.

Onder de hoede van prins Hendrik

Het huwelijk tussen Heinrich Thyssen Bornemisza en zijn Hongaarse barones mondt in de jaren ’30 uit in een scheiding. Margit keer terug naar slot Rechnitz, waar haar dochter Margit jr. trouwt met de Hongaarse graaf Ivan Batthyany, en Heinrich vestigt zich in Zwitserland. Hun jongste zoon Heini blijft onder de hoede van prins Hendrik in alleen achter in Scheveningen, omringd door bedienden. Op de Duitse Deutsche Schule in Den Haag, die vanaf 1933 geheel is genazificeerd, krijgt de jonge Thyssen zijn opleiding.

Fritz Thyssen knoopt in 1923 via veldmaarschalk Erich von Ludendorff, nazi-sympathisant van het eerste uur, contacten aan met Adolf Hitler, die hem inlicht over zijn plan tot een staatsgreep tegen de Weimar Republiek. Fritz ondersteunt het coupplan met 110.000 Goldmark, maar de bierhalputsch in München mislukt en Hitler wordt tot vijf jaar cel veroordeeld (waarvan hij maar een fractie uitzit). Fritz treedt toe tot de ultra-nationalistische DNVP, maar via de Amerikaanse Union Banking Corporation, die hij via de BHS in 1924 in handen heeft gekregen, blijven de Thyssens de nazi’s wel sponsoren. In het bestuur van deze Amerikaanse bank treffen we overigens Prescott S. Bush, de vader en grootvader van twee Amerikaanse presidenten.

In 1927 brengen Fritz en Heinrich een bezoek aan de Italiaanse dictator Mussolini. Fritz heeft serieuze problemen met de Duitse fiscus over het onttrekken van kapitaal aan de Duitse belastingen en hij hoopt dat de nazi’s hem van alle rompslomp kunnen ontlasten. In 1928 ontmoet hij Rudolf Hess, de tweede man in de NSDAP, die hem vraagt om een lening van 350.000 Reichsmark voor de bouw van het landelijke partijkantoor van de nazi’s in München, het zogeheten Braune Haus. De lening wordt verstrekt door de Bank voor Handel en Scheepvaart in Rotterdam. De volgende stap zijn drie betalingen van Thyssens Rotterdamse bank van 50.000 Reichsmark elk aan de nazi Herman Göring, die geld nodig heeft om in stijl te kunnen wonen. Göring en Fritz Thyssen delen een passie voor paardenraces en een hechte band onstaat, die Fritz later nog van groot voordeel zal blijken. Göring wordt ook klant van de August Thyssen Bank, die inmiddels is omgevormd tot een dochteronderneming van de Rotterdamse BHS.

Nachtmerrie van nationalisering

De belangrijkste reden voor Fritz om zich te scharen achter de nazi’s is eigenbelang. Binnen de Vereinigte Stalhlwerke moet hij lijdzaam toezien hoe zijn grote tegenstrever Friedrich Flick zich opwerkt tot de grootste aandeelhouder. Het wordt nog erger als Flick in de crisisjaren gedwongen wordt dat aandeel te verkopen aan de Duitse staat. Nationalisering van het staalconglomeraat is een nachtmerrie voor Thyssen. Hij gaat ervan uit dat de nazi’s bereid zijn hem de aandelen van Flick in het staalconglomeraat te verkopen zodra zij aan de macht zijn. Wanneer de NSDAP bij de verkiezingen van 1930 uitgroeit tot de tweede partij van het land, wordt Hitler met alle egards ontvangen door de Thyssens op hun familieslot Landsberg. In 1933 treedt Fritz als partijlid toe tot de NSDAP en hij krijgt een zetel namens de nazi’s in de Reichstag. Hjalmar Schacht, ook een cliënt van de August Thyssen Bank en een persoonlijke vriend van Fritz, geeft als president-directeur van de Reichsbank toestemming dat Thyssen de aandelen in de Vereinigte Stahlwerke die in handen van de staat zijn beland, terug mag kopen. Toch is Fritz diep teleurgesteld wanneer het door hem opgerichte Instituut voor Corporatieve Zaken geen werkelijke macht krijgt toebedeeld in de economische pikorde van het Derde Rijk. Hij kritiseert de Führer openlijk dat deze zich niet aan zijn beloftes houdt. ‘Ik heb jou nooit iets beloofd’, houdt Hitler Thyssen voor tijdens een privé-audiëntie. ‘Er is niets waar ik jou dankbaar moet zijn. Wat jij deed voor mijn beweging was voor je eigen voordeel en kan je afschrijven als een verzekeringspremie’. Fritz stuur zijn kinderen naar Argentinië en sluist daar ook een deel van zijn kapitaal heen via zijn beleggingsfonds Faminta, gevestigd in het Zwiterse Glarus.

Hollands Trust Kantoor

Broer Heinrich begint zijn schilderijenverzameling, die inmiddels 300 werken telt, uit Duitsland richting Zwitserland te verplaatsen, alwaar zijn kapitale Vila Favorita aan het Meer van Lugano uitkomst biedt. Zijn Hollands Trust Kantoor verwerft in 1933 voor 160.000 Reichsmark ook het kapitale landgoed annex paardenstoeterij Erlenhof bij Bad Homburg van de joodse papiermagnaat Moritz James Oppenheimer, die in gevangenschap door de nazi’s gedwongen wordt zijn faillissement aan te vragen. Na een onaangename episode aan de Duits-Zwitserse grens, waarbij de Duitse grenswachten de Hongaarse baron onderwerpen aan een vernederende visitatie, besluit Heinrich echter dat hij geen stap op Duitse bodem meer wil doen. Na de Anschluss in 1938 van Oostenrijk bij nazi-Duitsland besluit hij slot Rechnitz – dat met de nieuwe grenzen van na de Eerste Wereldoorlog op Oostenrijks grondgebied is komen te liggen – te schenken aan zijn dochter Magrit jr., die daar samen met haar echtgenoot en haar moeder een grote paardenfokkerij onderhoudt. Wanneer de SS ruimte opeist in het slot, zijn moeder en dochter meer dan in hun nopjes.

In 1938 trouwt Heinrich’s dochter Gabrielle met de Nederlandse baron Adolphe Bentick, een hoge adviseur van het Nederlandse ministerie van Financiën. De familie van Gabrielle is niet verrukt van de partnerkeuze. Broer Heini, zo schrijft Litchfield, beschouwt het als een gelegenheidshuwelijk ‘omdat de Bentincks geen geld hadden’ – een gebrek dat snel wordt goedgemaakt door de vader van de bruid, die Bentinck een half miljoen gulden schenkt als bruidsschat. Die investering zal zich later ruim terugverdienen.

Hermann Goering en baron Thyssen tijdens de Duitse Derby van 1936. Beeld: Archief David Litchfield

In 1939 beginnen de nazi’s nerveus te worden over de grote kapitaalstromen die de Thyssens naar het buitenland pompen. Fritz voelt nattigheid als hij tijdens een vakantie in de Oostenrijkse Alpen per telegram wordt ontboden in de Reichstag en besluit in plaats daarvan naar Zwitserland te rijden. Dezelfde dag roept Hitler de oorlog tegen Polen uit. Göring gaat over tot het confisqueren van het aandelenpakket van Fritz in de Vereinigte Stalhlwerke en plaatst die onder het beheer van de deelstaat Pruisen, waarover hij zelf de scepter zwaait. Degene die het praktische beheer van het belang van Fritz uitvoert, is de Duitse baron Kurt von Schröder, SS-officier en bankier, die eens in de zoveel maanden neerstrijkt in Zürich, Lugano en Davos om te vergaderen met Heinrich en diens zoon Heini, die inmiddels van Den Haag naar Zwitserland is overgekomen. Göring is de Thyssens zeker niet onwelgezind, want het belang van Fritz in de August Thyssen Bank (25 procent) komt in handen van zijn broer Heinrich. Bovendien stuurt Göring Fritz een telegram waarin hij persoonlijk zijn veiligheid garandeert, mocht hij terug willen komen in Duitsland. Volgens Derix zijn de nazi’s woedend wanneer zij ontdekken dat de waarde van de zakelijke belangen die Fritz heeft ondergebracht in de investeringsmaatschappij Holland-American Investment Corporation (HAIC) niet 1,5 miljoen mark bedraagt, zoals aan hen gemeld en door hen goedgekeurd, maar 100 tot 130 miljoen Reichsmark.


‘Compromis met het kwaad’

In zijn zelfverkozen Zwitserse ballingschap acht Fritz Thyssen het nu opportuun om zich te profileren als een verklaard tegenstander van het Hitler-regime. Hij schrijft een open brief aan Hitler: ‘Mijn enige vergissing was dat ik geloofde in u, Adolf Hitler, de Führer, en in de beweging waaraan u leiding gaf’. Het Britse persbureau Exchange Telegraph Press Agency onthult dat Fritz Thyssen de NSDAP in twaalf jaar tijd aan 62 miljoen Reichmark heeft geholpen. De New York Times toont zich niet erg geïmponeerd van het berouw: ‘Zijn echte fout was dat hij een compromis met het kwaad aanging in de hoop zijn eigen miljoenen te redden. De wereld zal weinig sympathie over hebben voor zo’n man’.

Villa Favorita aan het Meer van Lugano werd in de jaren ’30 de uitwijkplek van de Thyssens

In 1941 verschijnt van de hand van Fritz Thyssen het boek I Paid Hitler, gepresenteerd als het relaas van een spijtoptant, opgesteld in samenwerking met de Amerikaanse uitgever Emery Reves. Wanneer het boek uitkomt ontkent Thyssen in alle toonaarden dat hij het boek heeft geschreven, hetgeen begrijpelijk is, want hij bevindt zich dan al in Duitse gevangenschap. Terugkerend van een vakantie aan de Côte d’Azur weigert Zwitserland Thyssen en zijn vrouw toegang tot het land, en uiteindelijk overhandigt de Franse politie het echtpaar in december 1940 aan de Gestapo. Fritz en zijn vrouw Amélie krijgen in gevangenschap wel een VIP-behandeling in een vijfsterrenkliniek in Neubabelsberg bij Berlijn, waar ze beschikken over een eigen auto met chauffeur en iedere dag kunnen lunchen in de hoofdstad.

Dwangarbeiders
Ondanks alle complicaties gaat het het Thyssen-imperium in 1942 nog steeds voor de wind, ook met dank aan de buitenlandse dwangarbeiders die het nazi-regime levert aan het concern. Heinrich Thyssens kolenmijn in Walsum kan beschikken over twee dwangarbeiders per één reguliere arbeider, een record in de mijnsector. Frits staaldivisie August Thyssen Hütte bouwt negen kampen voor krijgsgevangenen en zeventien kampen voor dwangarbeiders en sluit 1942 af met een totale jaaromzet van meer dan 400 miljoen Reichsmark, met twee procent dividend voor de aandeelhouders. Het Thyssen-bedrijf Seismos levert geavanceerde mortiergranaatsystemen aan het Derde Rijk. Heinrich’s zoon Stephan is als ingenieur en als bestuursvoorzitter nauw betrokken bij de ontwikkelaar van dit wapentuig. Stephan vervult dezelfde rollen bij de Maschinen- und Apparatebau AG (MABAG) in Nordhausen, dat gemoeid is met de ontwikkeling van lanceerinrichtingen voor V1 en V2-langeafstandswapens in het Harzgebergte, met de massale inzet van 10.000 dwangarbeiders uit het concentratiekamp Buchenwald. Volgens Thyssen-biograaf Litchfield investeren de Thyssens via de Bank voor Handel en Scheepvaart dan wel de August Thyssen Bank in deze ‘wonderwapens’, waarmee Hitler het verloop van de oorlog tot de laatste snik dacht te kunnen keren. Blijkbaar had Stephan Thyssen, die opgeleid was aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology, talent op het gebied van ontwikkeling van moderne wapens. Dat bleek wel toen zijn ex-vrouw Ilyana tussen 1956 en 1960 een hele reeks patenten op haar naam liet registreren voor hoogst geavanceerde mortiersystemen. Aangezien zij slechts over werkervaring in een patisserie beschikte, moet worden betwijfeld of de barones die wapens zelf had uitgevonden. Overigens was baron Stephan ‘Förderndes Mitglied der SS’, aldus biografe Derix, hetgeen betekende dat hij niet in actieve dienst was, maar de SS financieel ondersteunde.

Ook de Thyssen-bedrijven Düsseldorf-Reisholz en Oberbilker Stahl leveren op grote schaal wapens aan de strijdkrachten van nazi-Duitsland. De Vulkan-werf in Bremen produceert tot 1945 nog 68 U-boten en 178 grote dieselmotoren voor de Duitse marine. Thyssengas komt met 6 procent dividend over een winst van 6 miljoen Reichsmark en de Bank voor Handel en de Scheepvaart meldt trots een boekwinst van 3 miljoen gulden. Kortom, de Thyssens lopen binnen dankzij het Derde Rijk, maar kunnen zich dankzij Fritz’s detentie en Heinrich’s status als Hongaarse baron in Zwitserland wel beroepen op niet-actieve deelname aan het Hitler-regime.

Kouwenhoven rebelleert

Een kink in de kabel voor de broers komt wanneer Hendrik Jozef Kouwenhoven, de Nederlandse topman van de Bank voor Handel en Scheepvaart, op last van de Thyssens het veld moet ruimen voor twee nieuwe, nazivriendelijke directieleden uit Duitsland. Die besluiten dat de aandelen die de bank beheert – inclusief die van het Nederlandse koningshuis – om veiligheidredenen dienen te worden overgeplaatst naar de August Thyssen Bank in Berlijn. Kouwenhoven voelt zich gepasseerd en ziet de verplaatsing van de aandelen naar Berlijn bovendien als een plundering van de Nederlandse economie. Van de weeromstuit begint hij tegen de Duitsers te praten over de financiële constructies waarmee Heinrich en Fritz Thyssen geld wegsluizen voor de Duitse fiscus.

De dood van bankier Hendrik Kouwenhoven in 1948 kwam de Thyssens niet ongelegen.

In de woorden van Heini Thyssen tegenover Litchfield: ‘De Duitsers kwamen achter onze belastingontduiking dankzij Kouwenhoven, die ons verried. Mijn vader [Heinrich Thyssen-rz] had altijd volgehouden dat hij en zijn broer nooit zaken met elkaar deden, maar ze waren overeengekomen dat mijn vader gas zou kopen van de hoogovens van Oom Fritz en hem water zou verkopen om het staal te koelen. In de zakelijke scheiding tussen de boers in 1930, was afgesproken dat het water te overwaarderen en de winst in Nederland uit te keren om zo de Duitse belastingen te ontwijken. Helaas behoorde Kouwenhoven tot een protestantse sekte die verordonneerde dat haar volgelingen niet mochten liegen. Dus hij begon allerlei dingen te vertellen, in feite de hele waarheid over de bankrekeningen van mijn vader en mijn oom en hoe die waren georganiseerd. Daarom werd hij vervangen in het bestuur van de BHS’.

In mei 1943 worden Fritz Thyssen en zijn vrouw overgeplaatst van Berlijn naar concentratiekamp Sachsenhausen. De VIP-behandeling is nog steeds niet geheel teneinde: ze hoeven geen gevangenenkleding te dragen, beschikken over een eigen huisje met tuin en krijgen hetzelfde eten als de SS-bewakers. Intussen hebben de Amerikaanse autoriteiten er lucht van gekregen dat de Union Banking Corporation op Broadway in New York een Thyssen-bank is, die honderd procent in handen is van de Bank voor Handel en Scheepvaart, en dat Fritz Thyssen via die bank zijn geld naar Argentinië pompt. De Bank voor Handel en Scheepvaart wordt vanaf dat moment als een Duitse bank beschouwd door de Amerikanen en de rekeningen van de Union Bank worden – tijdelijk – bevroren in het kader van de wet die Trading with the Enemy verbiedt.

In 1944 ontmoet de 25-jarige Heini Thyssen, die door zijn vader Heinrich als enige erfgenaam van diens kapitaal is benoemd, in het Zwitserse Lausanne de 19-jarige Hongaarse prinses Theresa zur Lippe Biesterfeld Weissenfeld, een nicht van de Nederlandse prins Bernhard. In 1946 komt tot een huwelijk, dat van grote waarde zou blijken te zijn voor de Thyssens.

Zijn huwelijk met Theresa zur Lippe Biesterfeld-Weissenfeld in 1946 bezorgde Heini Thyssen-Bornemisza de onontbeerlijke steun van prins Bernhard.

Macaber feest

In mei 1945 organiseert Heini’s zus Magrit samen met haar Hongaarse man baron Ivan Batthyany op hun kasteel Rechnitz in Oostenrijk op de nacht voor Palmzondag een macaber feest voor zo’n veertig officieren van de aldaar gelegerde SS-troepen, die in afwachting zijn van het oprukkende Rode Leger. Naast Wein, Weib und Gesang staat op het feestprogramma een jachtpartij op verhongerde Joodse dwangarbeiders, die in de buurt verdedigingswerken moeten bouwen. De feestgasten krijgen jachtgeweren en pistolen overhandigd en mogen zich uitleven. Tweehonderd mensen worden die nacht in koelen bloede doodgeschoten. De massamoord wordt na de oorlog bekend vanwege de verklaringen van ooggetuigen die zich verborgen hadden weten te houden. Nooit wordt iemand veroordeeld voor het bloedbad van Rechnitz.

Barones Margit Thyssen-Bornemisza-Batthyany op haar slot Rechnitz, waar in mei 1945 een bloederige jachtpartij op Joodse dwangarbeiders werd gehouden.

In Duitsland worden Fritz en Amélie Thyssen overgeplaatst van Sachsenhausen naar Buchenwald en vervolgens Dachau en concentratiekamp Reichenau, om uiteindelijk samen met ex-Deutsche Bank-president Hjalmar Schacht, prins Leopold van Pruisen, prins Philip van Hessen, de Franse ex-premier Leon Blum, prins Xavier Bourbon-Parma, de Hongaarse ex-president Horty, een neef van Churchill en nog een hele reeks VIP-gevangenen door de Amerikanen te worden bevrijd. Binnen enkele jaren wordt Fritz met dank aan zijn Amerikaanse connecties met succes gedenazificeerd. De Thyssens schuiven aanvankelijk Heinrichs oudste zoon Stephan – de SS-man – naar voren als de nieuwe sterke man van het familieconcern. Stephan presenteert zichzelf als statenloos, maar heeft gedurende de hele oorlog in Duitsland verbleven, waardoor de complicatie ontstaat dat het onder hem ressorterende concern in Nederlandse staatshanden zou moeten komen, Kapitein-luitenant ter zee J.H. Zeeman van de Nederlandse Militaire Missie krijgt opdracht de nationaliteit van Stephan Thyssen. In oktober 1948 werpt Zeeman in zijn rapport aan de superieuren de vraag op of ‘behandeling van de onderwerpelijke zaak niet het gevaar zou kunnen ontstaan dat bepaalde Nederlandsche belangen, te weten die van de Bank voor Handel en Scheepvaart, worden geschaad’. Heeft hij lucht gekregen van het SS-lidmaatschap van de Thyssen-troonovolger? Zeeman krijgt in ieder geval het bevel uit den Haag onmiddellijk een punt te zetten achter zijn speurwerk naar het verleden van Stephan Thyssen. Diens jongere broer Hans Heinrich – de in Scheveningen geboren ‘Heini’- wordt formeel nu de nieuwe leider van de dynastie.

Met nazi-Duitsland verslagen wordt het nu de taak van Heini als de nieuwe sterke man van de Thyssen-dynastie het imperium van de dynastie veilig te stellen. Inmiddels heeft de Nederlanse regering via het Beheersinstituut de controle over de Bank voor Handel en Scheepvaart in handen genomen en Hendrik Kouwenhoven is daar in ere hersteld. Heini’s belangrijkste adviseur in zijn campagne om de bank weer in handen van de Thyssens te krijgen van de Nederlanders is de accountant Jakob Kraayenhoff, die voor zowel olieconcern Shell als het Nederlandse koninklijk huis werkt (zijn firma Klynveld, Kraayenhoff & Co groeide in de jaren ’80 uit tot KPMG, een van de vier grootste accountantbureaus in de wereld). Een belangrijke rol speelt ook P.W. Kamphuisen, een advocaat die leiding had over het chemieconcern Akzo. Van strategisch voordeel in het onderhandelingsproces is Heini’s zwager Adolphe Bentinck, die in 1946 promoveert tot ambassadeur in Londen. Een andere troefkaart is zijn vrouw gravin Theresa, die als familielid van prins Bernhard directe toegang heeft tot het Nederlandse hof. Maar de grootste troefkaart van de Thyssens is het grote pakket aandelen van het Nederlandse kroonvermogen dat van de BHS naar de August Thyssen Bank in Berlijn is gebracht. Door aandelen ongeschonden terug te brengen naar Nederland, hopen de Thyssens hun Rotterdamse bank weer van de Nederlandse regering in handen te krijgen. Probleem is dat de August Thyssen Bank aan de Behrenstrasse, waar de papieren sinds najaar 1942 liggen opgeslagen in kluizen, in het door de Russen bezette stadsdeel ligt. De bank heeft brand- en waterschade opgelopen, is al diverse malen geplunderd, de bankrekeningen en de daarop liggende vermogens zijn in beslag genomen, het personeel is naar huis gestuurd, maar wonderwel hebben de Russen de waardepapieren in de hoofdkluis laten liggen.

In augustus 1946 trekt een Nederlandse militaire missie, bestaand uit vertegenwoordigers van Royal Dutch Shell, Philips en Akzo, die van prins Bernhard een militaire rang krijgen toebedeeld omdat de stad voor burgers gesloten is, naar Berlijn. Onder leiding van Philips-medewerker Dick Swart slagen ze erin door te dringen tot de Russische bezettingszone in Berlijn.Ze kopen de Russische bewakers om en kunnen de aandelen van de koninklijke familie en de Thyssens in een legertruck te laden en terugbrengen naar Nederland. Swart krijgt als dank voor de reddingsactie een managersfunctie bij de Thyssen-Bornemisza Groep. Thyssen-biograaf Litchfield schrijft in zijn boek: ‘De wetenschap dat grote Nederlandse ondernemingen samen een illegale daad hadden verricht, waarvan zij, de Thyssen-Bornemisza’s en hun eigen koninklijke familie zouden profiteren, was niet iets waar de Nederlandse regering mee te koop liep. Dus werd toegestaan dat de aandelen stilletjes teruggingen naar de Bank voor Handel en Scheepvaart. Terwijl de bank officieel nog was overgenomen door de Nederlanders, twijfelde niemand er in ernst aan dat het slechts een kwestie van tijd was eer er een passend imposant Nederlands bestuur was gerekruteerd, de inbeslagname werd ingetrokken en de bank kon worden teruggeven aan de Thyssen-Bornemisza’s’. En dat was precies wat er gebeurde.

Volgens Derix duikt het codebegrip ‘Operatie Juliana’ voor het eerst op in een brief van Heini aan een Duitse bankconnectie in Berlijn en is deze bedoeld de Russische censuur te misleiden. Heini heeft het daarin over ‘pakketten’, die ‘aan het oude adres’ moeten gezonden’, ‘zodat Juliana ook iets krijgt’. ‘Ik trouw eind van deze maand haar nicht’, vult de jonge baron daarbij aan. Volgens Derix staat het codewoord hier niet alleen voor de Nederlandse kroonprinses, maar voor alle zaken van de BHS ‘die met Nederland te maken hebben’.

‘Hoogst onverantwoordelijke daad’

Heini Thyssen mocht er tegenover zijn biograaf Litchfield graag over opscheppen dat hij persoonlijk in Nederlands legeruniform had deelgenomen aan Operatie Juliana. Minder geamuseerd was BHS-directeur Kouwenhoven, die samen met een collega-directeur een brief op poten schreef aan de Nederlandse minister van Economische Zaken over ‘een hoogst onverantwoordelijke daad tegenover een natie met wie wij niet in staat van oorlog zijn’. Minister Lieftinck van Financiën gelastte een onderzoek, maar zag daar al snel wijselijk van af, kennelijk gewaarschuwd voor het ontketenen van een internationaal politiek schandaal. Dezelfde Lieftinck doet Heini Thyssen twee jaar later een genereus aanbod, aldus Heini tegenover Litchfield. Zijn vader Heinrich had voor de oorlog ter financiering van zijn kunstcollectie een krediet van 32 miljoen gulden opgenomen bij de Bank voor Handel en Scheepvaart. De Nederlandse regering, nu eigenaar van de BHS, wilde dat geld terug. Lieftinck had daarbij echter een ruil in gedachten, aldus Heini tegenover Litchfield. ‘Hij bood aan de schuld te laten dekken door dividend betaald over onze aandelen in Koninklijke Olie. Het was ongelofelijk. Wat hij in feite deed was dat hij mijn vaders schuld kwijtschold en mij genoeg geld liet om mijn broers aandeel in de bank te kopen’. Litchfield vermoedt dat Heini hier de rol van ambassadeur Bentinck bewust verzweeg. ‘Los van de vraag wie verantwoordelijk was, is het onwaarschijnlijk dat het Nederlandse publiek het feit zou waarderen dat zij de kunstcollectie van Thyssen-Bornemisza heeft gesubsidieerd’.

In 1947 zorgt Prins Bernhard ervoor dat de BHS niet langer onder controle staat van het Nederlandse Beheer Instituut. Onder zijn regie komen er in de Raad van Toezicht twee vertrouwelingen van het hof, ex-Shell-directeur J.M. de Booy en ex-burgemeester van Den Haag S.J.R. De Monchy. Daarnaast treden graaf Adolph Bentinck en de Haagse advocaat J. Coert sr. aan. De laatste werkte al voor de Thyssens. Zijn zoon J. Coert jr. van het Commissariaat-Generaal voor de Nederlandsche Economische Belangen in Duitsland was deelnemers aan Operatie Juliana. Andere vertrouwelingen van Bernhard in het bestuur van de bank zijn Horatius Albarda, directeur van de Nederlandse Handel-Maatschappij, Herman Carel Hintzen van het Rotterdamse assurantiekantoor Mees & Zonen en de Nijmeegse hoogleraar strafrecht Pieter Wihelmus Kamphuisen. De 11-koppige raad bestaat statutair uit zeven Nederlanders en vier vertrouwelingen van Thyssen-Bornemisza. Directeur wordt Dick Swart, de leider van Operatie Juliana. Dankzij deze groep krijgen de Thyssens de controle terug over hun bank en wordt hun imperium gered van de ondergang. In de woorden van Simone Derix: ‘De reorganisatie creëerde de voorwaarden op basis waarvan Nederland de daaropvolgende decennia weer de financiële draaischijf van de ondernemingen van Thyssen-Bornemisza kon worden’.

De Amerikaanse en de Britse autoriteiten waren inmiddels op de hoogte van Operatie Juliana, maar zagen van verdere stappen af. In 1947 ging de Nederlandse regering over tot het legaliseren van gesmokkelde waardepapieren, zodat Operatie Juliana met terugwerkende kracht werd goedgekeurd. De plotselinge dood van Hendrik Kouwenhoven bij een bezoek aan New York in 1948 kwam als een grote opluchting voor Heini, zoals hij tegenover Litchfield bekende. De Thyssens vreesden dat hij zijn kenis over de banden van hun imperium met nazi-Duitsland zou gaan delen met de buitenwereld.

Even succesvol is Heini in Amerika, waar er nog altijd het probleem is van de verdenkingen tegen de BHS-dochter Union Bank Corporation in New York wegens het wegsluizen van vermogen van hoofdrolspelers van het Derde Rijk. Een hogere voorzienigheid zorgt ervoor dat Heini in 1946 zijn KLM-vlucht naar New York mist – het toestel stort onderweg neer en alle inzittenden komen om het leven. Bij zijn aanvraag van zijn Amerikaanse visum bestaat Heini te verklaren: ‘Vanaf het begin van het oprijzen naar de macht van de nazi’s, en zeker vanaf 1938, was het beleid van de ondernemingen van dr. Heinrch Thyssen-Bornemisza’s ondernemingen erop gericht de nazi herbewapening te miminaliseren’. Hetgeen een gotspe mag heten, maar met steun van de Amerikaanse advocaat John Foster Dulles en diens broer Allen Dulles, hoofd van de CIA-voorloper Office of Strategic Services in Bern, weet Heini ook hier succes te boeken. Er waren ook te veel invloedrijke Amerikanen in het bestuur van de Union Bank – denk aan Prescott Bush – betrokken om deze in het openbaar af te serveren als een nazi-bank.

Bernhard bemiddelt bij Vaticaan

De banden tussen Heini en prins Bernhard worden door dit alles meer dan hecht. Simone Derix schrijft dat het aan de persoonlijke bemiddeling van Bernhard bij het Vaticaan te danken is dat Heini en Theresa zur Lippe-Biesterfeld-Weissenfeld in 1965 toestemming krijgen tot ontbinding van hun huwelijk. Ook is Heini een vast bezoeker en financier van Bernhard Bilderberg-conferenties en was hij ook niet te beroerd de Nederlandse prins-gemaal te verblijden met een door hem georganiseerde kunstveiling ten bate van het Wereldnatuurfonds, gehouden op 7 december 1988 bij de Londense vestiging van veilinghuis Sotheby’s. In 1995 verkrijgt Heini op een grote party te zijner ere in Madrid de hoge Nederlandse onderscheiding van commandeur in de Orde van Oranje-Nassau vanwege zijn ‘culturele verdiensten’.

De Bank voor Handel en Scheepvaart werd nadat ze weer in handen kwam van de Thyssens omgedoopt tot de Thyssen Bornemisza Group (TBG), een van de grootste investeringsmaatschappijen ter wereld. De groep belegt onder meer in de Nederlandse scheepsbouw, maar ook in Australische schapenfarms, plasticproductie, oliehandel en glasproductie. De omzet van de in Curação geregistreerd staande TBG loopt in de miljarden. Nog altijd heeft de TBG een vestiging in Nederland, in Amstelveen. Het ThyssenKrupp-consortium is nog altijd een van de grootste industriële conglomeraten van Duitsland.

In 1993 verkocht baron Thyssen-Bornemisza zijn kunstcollectie aan het koninkrijk Spanje. Zevenhonderd van zijn schilderijen kwamen te hangen in het Thyssen-Museum in Madrid. De prijs: 350 miljoen dollar, eigenlijk bijna het dubbele wanneer de kosten worden meegerekend van de renovatie van de paleizen waarin de collectie kwam te hangen, de advocatenkosten, de transportkosten en niet te vergeten de provisie voor de gulle gever. Tot dan toe had de baron zijn geliefde werken van Rembrandt, Van Gogh, Holbein, Rubens, Botticelli, Goya en ga zo maar door vooral opgeslagen in zijn villa in Lugano. Toenmalig Spaans koning Juan Carlos zette zich persoonlijk in voor de komst van de collectie, waar ook in Frankrijk en Duitsland belangstelling was, terwijl de Zwitsers de collectie ongaarne uit hun land zagen verdwijnen.

Baron Heini wees er fijntjes op dat de collectie in 1988 door Sotheby’s op een waarde van 1,2 miljard dollar was geschat en kwam daarom tot de conclusie dat ‘de collectie dan wel niet aan Spanje was gedoneerd, maar toch zeker geen deal met winstoogmerk’ was geweest. Hij had er alleen maar de erfenis voor zijn kinderen – in feite alleen adoptiekinderen uit de eerdere huwelijken van zijn vijf echtgenoten in successie, alleen dochter Francesca, getrouwd met de Habsburger troonopvolger Karl is zijn kind van vlees en bloed – mee willen financieren, plus de leningen op basis waarvan hij nog meer kunst had gekocht. Kortom, de baron zag zichzelf als een weldoener van het Spaanse volk. Maar toen zijn biograaf Litchfield hem op de man af vroeg of hij in de positie van de Spaanse staat ook zou hebben ingestemd met de aankoop, was zijn antwoord ‘nee’. Uiteindelijk was de verkoop met zoveel randvoorwaarden omgeven dat de Spanjaarden dan wel eigenaar zijn van de 700 meesterwerken, maar geen rechten hebben die te verkopen of te ruilen.

‘Je hebt hen eigenlijk 600 miljoen dollar laten betalen om voor eeuwig op je schilderijen te passen’, concludeerde de biograaf. ‘Eigenlijk “bezitten”ze die schilderijen helemaal niet, is het niet, Heini?’

De baron giechelde in zijn glas rode wijn. ‘Nee, eigenlijk niet’.

Dat Lichtfield Hans-Heinrich baron Thyssen-Bornemisza de Kaszón in de jaren ’90 zo uitgebreid te spreken kreeg in zijn villa aan de Costa Brava, was volgens hem vooral te danken aan de voorliefde van de baron voor rode wijn. Litchfield: ‘Heini woonde met zijn vijfde vrouw Carmen ‘Tita’ Cervera, een voormalige Spaanse schoonheidskoningin, in een villa die de vorige echtgenoot van Tita, Tarzan-acteur Lex Barker, had laten bouwen. Hij zat verlegen om gezelschap, want dan mocht hij van zijn echtgenote meer vino tinto drinken. Naarmate hij meer dronk, werd hij loslippiger. Hij was geestig en charmant, maar nam het ook niet al te nauw met de waarheid. Via zijn dochter was ik met hem in contact gekomen om zijn biografie te schrijven, maar het werd me al snel duidelijk dat de baron meer geïnteresseerd was in het proces van zijn biografie uitbesteden dan aan in het daadwerkelijke schrijven ervan. Ik schat dat hij minstens vijf andere schrijvers ook opdracht heeft gegeven voor zijn hagiografie, en uiteindelijk verscheen er geen enkele’. Ook niet die van Litchfield, die zijn opdracht weliswaar in 2001, een jaar voor de dood van de baron, vervulde, maar dat manuscript zag nooit het daglicht.

Na de dood van Thyssen zette Litchfield zich samen met de Duitse onderzoekster Caroline Schmitz tot een geschiedschrijving van de hele Thyssen-dynastie op basis van de talrijke onthullingen die de baron hem had gedaan. Het boek werd door critici onthaald als éen handboek voor revolutie’. Litchfield: ‘Ik denk dat Heini echt in zijn maag zat met datgene wat zijn familie had uitgespookt en dat hij zijn kant van het verhaal echt kwijt wilde. Ik denk dat hij zijn familie wilde straffen voor hun ongeremde hebzucht’.

Daarbij hield de baron wel in de gaten dat hij zelf zo positief mogelijk in het verhaal zou verschijnen. Zo vertelde hij Lichtfield over zijn innige vriendschap als scholier in Den Haag met een joodse medeleerling op de Duitse school in de residentie. Deze Rafael Birnbaum was een neef van de opperrabbijn van Berlijn en werd in 1933 van de door nazi’s overgenomen school verwijderd. Heini tegenover Litchfield: ‘Hij was erg intelligent en voordat hij vertrok deden we ons huiswerk samen. Hij verzamelde ook postzegels. Nadat Rafael was vertrokken, bleef ik hem bezoeken en we speelden schaken en dammen bij hem thuis. Zijn familie was erg aardig en gastvrij. We gingen ook vaak naar de duinen om te wandelen en we spraken veel over politiek. Tijdens onze gesprekken spraken we over een complot om Hitler te vermoorden. Hij wilde dat ik mijn oom Fritz gebruikte om dichtbij de Führer te komen, en we wogen onze verschillende mogelijkheden hoe hem te doden tegen elkaar af. Toen we afscheid namen van elkaar herinner ik me dat hij zei dat de nazi’s alle Joden zouden vermoorden. Zijn eigen familie inbegrepen. Ze hadden nergens om te gaan. Ik probeerde hem op te vrolijken en kon niet werkelijk geloven dat zoiets onmenselijks werkelijk kon gebeuren’.

Litchfield sprak echter ook een Hongaarse vriend van de baron, Josi Groh, die dit relaas afdeed als een mythe: ‘Ik kan me niet herinneren dat Heini daar ooit over sprak voor 1983, toen hij er plotseling over begon. Tegen die tijd begon Hein anti-nazi te worden. In de dertig, veertig jaar dat ik met hem opging heb ik hem nooit iets horen zeggen over deze schoolvriend’.

Dit verhaal verscheen oorspronkelijk in De Republikein nr. 2 van 2018.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -