Gerard Aalders

Uit de nieuwe editie: Adieu Oranjes! Maar wat dan wél?

//

In dit zomernummer van De Republikein wordt de vraag naar de republikeinse zaak omgedraaid: stel dat de Oranjes vertrokken zijn, en de republiek werkelijkheid is, wat dan? Dat is nog geen gemakkelijke vraag.

 

Want er zijn dan wel weinig soorten monarchieën – variërend van absoluut tot parlementair gecontroleerd – maar er zijn zoveel varianten aan presidentieel leiderschap, dat de keuze tussen die verschillende republikeinse staatsvormen er een is van appels en peren. Toch doet dit nummer van De Republikein een poging na te denken over de toekomst.

 

APPELS EN PEREN

 

Zo geeft de sociaalhistoricus Paul Damen aan dat bij alle modellen het inderdaad appels en peren blijft, en dat aan de andere kant, bij overname van het Duitse model van de parlementaire republiek, met een president die eigenlijk niets heeft in te brengen, dat weinig verschilt van de positie van de koning hier. Zij het, uiteraard, dat die zich wel degelijk macht en privileges heeft toegeëigend, reden te meer om hem af te zetten.

De emeritus hoogleraar rechten Ulli d’Oliveira schetst de verschillende juridische scenario’s die tot een republiek zouden kunnen leiden, waarbij ingrijpende wijziging van de Grondwet nog wel het minste probleem zou zijn. Ries Roowaan en Maurits van den Toorn, beiden historicus, zoomen in op het meest dichtstbijzijnde stelsel, dat in de Verenigde Staten, waar het systeem in wankel evenwicht tussen de verschillende machten af en toe doormoddert, maar wél overeind blijft. Toch is het totaal ongeschikt voor ons land.

 

STOFZUIGER

 

Jarenlang China-correspondent Jan van der Putten zet uiteen waarom China zich dan wel een volksrepubliek noemt, maar dat er allesbehalve enige inspraak van dat volk aan te pas komt. In zijn bijdrage, een longread, schetst de journalist Syp Wynia, jarenlang aan Elsevier’s verbonden, dat de teloorgang van de Oranjes steeds meer aan de oppervlakte komt, maar de regering-Rutte eigenlijk niets doet om dat te voorkomen.

De publicist Roel van Duijn beschrijft hoe de eerste boeren- en arbeidersstaat, de Sovjet-Unie, thans Rusland, niet eens meer een consistente ideologie bezit om de dictatuur te legitimeren. Classicus Anton van Hooff duikt in het verleden, en geeft aan dat vanaf de oudheid de ene republiek niet de andere is. Striptekenaar Gabriël Kousbroek tenslotte is van mening dat de huidige monarch beter kan vervangen worden door een verbouwde stofzuiger – niemand zou, mits het apparaat goed is geïnstrueerd, enig verschil bemerken. Vaste cartoonist Joep Bertrams vreest dat de huidige koning het begrip ‘podcast’ niet helemaal bevatten kan.

 

KONING RIJK

 

En verder biedt De Republikein uiteraard de vaste rubrieken aan. Op de pagina’s Rep & Roer, waar monarchieën in de lengte of breedte worden doorgezaagd, o.a. de vraag naar de erfelijke Oranje-obesitas, waarom Prins Harry zich steeds weer in de nesten werkt, en sowieso de begrafenis van zijn grootmoeder Elisabeth onbedoelde ellende aanrichtte, waarom royaltywatcher Jeroen Snel beter snel kan zwijgen over Oranje badpakken, en minister Kaag haar krokodillentranen voor zich moet houden.

Voorts een spreadpagina met de in Scheveningen gelande Willem I, waarmee alle ellende begonnen is, omdat hij de tot koning gebombardeerde, berooide Oranjetelg het begrip ‘koninkrijk’ voornamelijk invulde als ‘koning moet rijk worden’. Ulli d’Oliveira vraagt zich af welke chicanes er indertijd aan te pas moesten komen om de buitenlandse prinses Emma toch tot koningin te kunnen maken.

 

BBB

Bij de achtergrondverhalen valt van NIO-historicus Gerard Aalders te lezen hoe tijdens het Lockheed-schandaal door premier Den Uyl toch nog zeer veel onder het royale tapijt geveegd moest worden om de monarchie te redden. Over het heden schrijft publicist August Hans den Boef een analyse over de winst van de BoerBurgerBeweging en wat er allemaal rammelt aan hun programma en strategie. Uiteraard treft u in dit nummer de columns aan van Gerard Aalders, Henk Westbroek en ‘Republiek’-voorzitter Floris Müller.

 

Mis geen enkele editie meer van dit unieke kwartaalblad en neem een abonnement.

 

Dagkoers monarchie daalt

/

Willem-Alexander schijnt zich niet druk te maken om zijn dalende populariteit. Net als moeder Beatrix doet hij peilingen af als onbelangrijk. Het zijn maar dagkoersen. Je moet het over een langere termijn zien. Bovendien zou het passen in de huidige lage waardering voor overheid en politiek.
Tekst: Gerard Aalders
Het is bekend dat er drie soorten leugens zijn. Gewone leugens, gemene leugens én het valste van het valste: statistieken. Lichtelijk overdreven wellicht, maar in enquêtes over het koningshuis wordt, met afstand, wél de domste vraag gesteld die een enquêteur kan bedenken. ‘Hoe vindt u dat de koning heeft geregeerd?’ De koning maakt deel uit van de regering, maar hij draagt geen regeringsverantwoordelijkheid en van zijn opvattingen mogen we niets weten. De vraag kan dus simpelweg niet beantwoord worden. Dat kan alleen de minister-president. Hij is de enige die weet wat de koning ergens van vindt (áls hij al een mening heeft).
Hoe de koning denkt is het geheim van Noordeinde. Alleen Rutte kent het antwoord, maar hij moet vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid zijn mond houden. Rutte vindt dat trouwens geen probleem, want hij is altijd bereid de koning ter wille te zijn. Het koningspaar had zich geen beter schoothondje kunnen wensen. En als hij klem komt te zitten keft hij: ‘privé’. Zo gauw Rutte iets privé verklaart wil hij er niets meer over zeggen.
De koning ‘regeert’ niet, maar wat zien de geënquêteerden dan voor ‘regeren’ aan? Lachen, handjes geven, zwaaien, lintjes knippen en vooral aardig doen. Tsjonge, wat wordt er fantastisch geregeerd als Wim-Alex een schouderklap uitdeelt en Máxima haar liefste glimlach opzet. Dát is zo ongeveer de wijze waarop de onderdanen het optreden van het staatshoofd en zijn vrouw beoordelen.
Zou zijn slinkende aanhang er wel eens bij stilstaan dat in de monarchie de geboorte boven talent prevaleert? Capaciteiten of begaafdheden spelen geen enkele rol. Als eerstgeboren kind van de koning wordt je automatisch staatshoofd.
Het is natuurlijk raar dat we niets mogen weten van de politieke denkbeelden van de koning als hij die – naast wat gedachten over sport – mocht hebben. Het centrum van ons staatsbestel is een blinde vlek omdat er een man zit die boven de partijen zou staan, daarom geen mening geeft en – hoewel volwassen – zelfs niet voor zijn eigen daden verantwoordelijk is.
De vraag hoe de koning ‘regeert’ is dus een absoluut mysterie. Daarentegen is de vraag wie een republiek verkiest boven een monarchie wel glashelder te beantwoorden. Vooral jongeren kiezen voor de republiek en dat zou het koningshuis moeten verontrusten.
De voornaamste taak van de koning is het ondertekenen van wetten en Koninklijke Besluiten (KB’s). Hij hoeft ze niet eens te lezen; er zit een korte samenvatting bij, maar ook die kan hij rustig overslaan. Hij benoemt en ontslaat ministers en staatssecretarissen bij KB. Als het kabinet de rit uitzit, is hij er een keer in de vier jaar mee bezig. De kans op een burn out is minimaal.
Als een kabinet voortijdig sneuvelt, moet hij zijn benoemingskunstje nog eens doen. Commissarissen van de Koning benoemt hij voor zes jaar en ook daarvan zal hij niet overspannen raken, want de twaalf ambtsdragers treden niet allemaal tegelijk aan of af. Verder neemt hij geloofsbrieven van nieuwe ambassadeurs in ontvangst en leest hij – al dan niet hakkelend – de troonrede voor. Werk- en (uitgaande) staatsbezoeken zijn initiatieven van de koning zelf. Als hij zich op dat terrein inspant is dat zijn vrije keus.
Dat hij drie maanden vakantie per jaar neemt, laat ook zien dat het met de werkdruk wel los loopt. Hij moet tijdens zijn vakantie wel wat handtekeningen zetten, maar dat kan via de Ipad. Hij zou zich door de neerwaartse peiling toch wat zorgen moeten maken om zijn luizenbaan.

Lockheed: Den Uyl verzweeg twee ton smeergeld

Het Lockheed-schandaal dat Nederland vanaf de zomer van 1976 jarenlang op zijn kop zette, draaide om corruptie, smeergeld en wapenhandel. De affaire bracht de regeringen van de Verenigde Staten, Japan en een aantal West-Europese landen in grote verlegenheid. En toenmalig prinsgemaal Bernhard in grote problemen. Om erger te voorkomen veegde premier Den Uyl twee ton additioneel smeergeld van Lockheed’s concurrent Northrop onder het tapijt.

Tekst Gerard Aalders

In Den Haag zoemde begin 1976 ‘het gerucht’ rond dat prins Bernhard zich had laten omkopen door straaljagerfabrikant Lockheed. Aanvankelijk weigerde iedereen, het kabinet-Den Uyl incluis, de berichten uit Washington te geloven. Dat de echtgenoot van koningin Juliana corrupt zou zijn, dat was ondenkbaar.

Den Uyl stelde desondanks een onderzoeksteam in, de ‘Commissie van Drie’, om de affaire te onderzoeken. Het ondenkbare bleek toch denkbaar. De commissie vond zulke sterke aanwijzingen dat het kabinet onder ogen moest zien dat de prins inderdaad corrupt was. Het probleem was echter dat Bernhard, ondanks zijn belofte om mee te werken, alle schuld ontkende. Het kabinet durfde daarom de stap hem daadwerkelijk te beschuldigen niet aan. Van meet af aan was trouwens besloten dat van een rechtszaak geen sprake kon zijn.

 

Victor Baarn

De Commissie van Drie heeft drie gevallen gedocumenteerd. Het eerste betrof een JetStar die Lockheed Bernhard cadeau wilde doen. Hij weigerde omdat hij het toestel zou moeten registreren. De prins prefereerde een miljoen dollar op zijn geheime Zwitserse bankrekening, wat laat zien dat hij heel goed wist hoe hij met zwart geld moest omgaan. Tegenover de Commissie van Drie ontkende hij dat miljoen te hebben ontvangen.

Het tweede geval staat bekend als ‘Victor Baarn’. Naar overtuiging van de commissie was dat een schuilnaam van Bernhard. Het ging om 100.000 dollar smeergeld op naam van ‘Victor Baarn’, maar Bernhard beweerde van niets te weten. Het eerste geval (het miljoen) gaf hij later wel toe in een interview met de Volkskrant. Hij zou dat bedrag hebben geschonken aan het Wereld Natuur Fonds (WNF). Maar in de boeken van het WNF viel zijn ‘gift’ niet te traceren. En corruptie blijft corruptie, ook als je het geld weggeeft aan een goed doel.

In het derde geval eiste Bernhard een bedrag van tussen de vier en de zes miljoen dollar, wat Lockheed te gortig vond. De commissie ontdekte twee handgeschreven brieven van Bernhard waarin hij bij Lockheed om miljoenen bedelde. Bernhard beweerde ditmaal zich niet te kunnen herinneren de brieven ooit te hebben geschreven, hoewel ze slechts een jaar oud waren.

Den Uyl heeft het laatste geval aangegrepen om zich uit de affaire te redden. De andere twee zaken bleef Bernhard ontkennen, maar die brieven uit het derde geval bewezen dat hij wel degelijk om geld had gevraagd. Alleen had hij het nooit ontvangen. Dat ging ook niet omdat iedereen die er bij Lockheed toe deed in die tijd door een speciale onderzoekscommissie van de Amerikaanse Senaat onder leiding van Frank Church werd verhoord. De smeergeldmachinerie van Lockheed was tijdelijk tot stilstand gebracht.

 

‘Volstrekt onaanvaardbaar’

Voor premier Den Uyl was het derde geval ideaal. Bernhard had wel de intentie getoond steekpenningen van Lockheed te willen. Hij had er zelfs om gevraagd, maar het geld had hij nooit daadwerkelijk gekregen. In de woorden van Joop den Uyl had hij zich ‘toegankelijk getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen’ en had hij zich ‘laten verleiden tot het nemen van initiatieven die volstrekt onaanvaardbaar waren’.

In Het Lockheed Schandaal (2011) besteed ik ruim aandacht aan landen waar politici en ministers smeergeld van Lockheed hebben aangenomen. Zonder uitzondering en zonder aanzien des persoons werden ze tot gevangenisstraffen veroordeeld. Bernhards ‘straf’ bestond uit een ‘dringend verzoek’ voortaan geen militair uniform meer te dragen. Dat ging maar een paar jaar goed. Daarna verscheen hij soms weer in uniform. Het buitenland heeft die gang van zaken met verbazing gadegeslagen. De RVD maakt er zich tot op de dag van vandaag als volgt vanaf:

‘Medio jaren 70 bleek dat de Amerikaanse vliegtuigfabrikant Lockheed in diverse landen regeringsfunctionarissen had benaderd, teneinde bepaalde aankopen te stimuleren. Hierbij werd ook de naam van Prins Bernhard in zijn functie van inspecteur-generaal der krijgsmacht genoemd. In 1976 stelde het kabinet-Den Uyl de Commissie van Drie in om onderzoek te doen naar eventuele betrokkenheid van Prins Bernhard hierbij. Naar aanleiding van het onderzoek legde de Prins zijn militaire functie neer.’

Den Uyl is Bernhard ook in dit geval zeer ter wille geweest door hem te waarschuwen met onmiddellijke ingang voor zijn functie van inspecteur-generaal der krijgsmacht te bedanken. Bernhard kon zo de eer aan zichzelf houden en ‘eervol’ ontslagen worden. Een afgedwongen ontslag kan nooit eervol zijn, maar die schande bleef de prins dankzij Den Uyl bespaard.

 

Omkoping elders

De omkoping van volksvertegenwoordigers, militairen, politici en regerings- en bedrijfsfunctionarissen leidde tot politieke onrust en argwaan jegens overheden, de krijgsmacht en multinationale bedrijven. Ook in Duitsland, waar Franz Josef Strauss minister van defensie was. Vermoedelijk heeft Strauss de bui zien hangen, want op zijn departement was geen document meer over Lockheed te vinden. Alle stukken waren vernietigd. Dat kon onmogelijk toeval zijn, maar bij gebrek aan bewijzen verscheen in Duitsland niemand voor de rechter.

In België was ook de vraag gerezen of de 122 Lockheed Starfighters volgens de regels waren aangeschaft. Jean-Pierre Bonsang, de Belgische agent van Lockheed, had die vraag kunnen beantwoorden maar hij stierf kort voordat de hoorzittingen van de Amerikaanse senaat begonnen. Direct na zijn overlijden hebben vertegenwoordigers van Lockheed zijn bureau zo grondig ‘gekuist’ dat er niets meer was te vinden. Net als in de Duitse Bondsrepubliek bleef het daarom bij vermoedens en verdenkingen, maar het ontbrak aan hard bewijs in de vorm van documenten.

In het Midden-Oosten speelde de Lockheed-affaire een minder opvallende rol. Perzië, het huidige Iran, en Saudi-Arabië, twee spreekwoordelijk corrupte monarchieën, laten zich door corruptie, ook al is die grootschalig, niet van de wijs brengen.

In Japan ontketende ‘Lockheed’ een storm van verontwaardiging. Zonder aanzien des persoons moesten verdachten uit het bedrijfsleven en de politiek zich voor de rechter verantwoorden. In Italië, dat op het gebied van corruptie toch wel wat gewend was, gebeurde dat ook. De aandacht voor het Lockheed-schandaal was wereldwijd zo groot, dat het niet mogelijk zou zijn geweest de zaak met de traditionele mantel der liefde te bedekken. In beide landen vielen zware gevangenisstraffen.

Corruptie doodgewoon

In Nederland veroorzaakte Lockheed een schok onder zowel de bevolking als in politieke kringen. Men kon het niet geloven of men weigerde het te geloven. Prins Bernhard, de ‘oorlogsheld’, de ‘ambassadeur van het bedrijfsleven’, de vleesgeworden charme; het kón gewoon niet waar zijn.

Toen bleek dat de beschuldigingen niet uit de lucht waren gegrepen, kwam dat hard aan, maar het vertrouwen in Bernhard werd er nauwelijks door aangetast. Velen (ook in de politiek) vonden dat de prins door alle publiciteit al voldoende was gestraft. Dat corruptie een misdrijf was waarop een maximale gevangenisstraf van zes jaar stond was natuurlijk waar, maar Bernhard op zijn corrupte gedrag aanspreken vond vrijwel iedereen te ver gaan en bovendien onnodig omdat Juliana er ook onder zou lijden en ze had het toch al zo zwaar.

Met de monarchie in het geding toonde zowel de politiek als de bevolking zich bereid dit staaltje van rechtsongelijkheid te accepteren. De prins straffen, zoals dat in andere landen was gebeurd, stuitte op weerstand. Nederland voelde meer voor een benadering zoals die gebruikelijk was in monarchieën als Saudi-Arabië en Perzië, waar corruptie doodgewoon was.

De PvdA van Den Uyl vreesde dat een harde aanpak van Bernhard de partij grote schade zou toebrengen en reageerde – op een uitzondering na – mild op de prinselijke corruptie. De confessionele partijen hadden vanuit hun traditionele liefde voor het koningshuis evenmin behoefte aan ingrijpen. Alle partijen, behalve de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP), vonden dat een koningscrisis koste wat kost moest worden voorkomen. Juliana had gedreigd met aftreden als haar man naar de gevangenis moest en Beatrix zou dan geweigerd hebben (beweerde ze) haar moeder op te volgen. Een constitutionele crisis zou het gevolg zijn geweest. Dreigen met zo’n crisis is de Oranjes wel toevertrouwd. Het is een effectief drukmiddel dat praktisch altijd het gewenste resultaat oplevert.

Met de schrik vrij

Dat de prins met zijn gedrag het belang van de Nederlandse staat had geschaad en afbreuk had gedaan aan ons internationaal aanzien deed er evenmin toe. Politiek Den Haag (met uitzondering van de PSP) beschouwde de omkoopbaarheid van de prins niet zozeer als een juridisch (wat het was) dan wel als een politiek probleem.

Hans Teengs Gerritsen, met wie Bernhard bevriend was, en ir. F. Besançon, directeur van de KLM (1953-1974), waar Bernhard commissaris was geweest, profiteerden van de milde houding jegens Bernhard, die zelf overigens nooit heeft begrepen waarom men zich zo druk maakte over de paar centen die hij had ontvangen voor zijn diensten. Zo ging dat toch in het bedrijfsleven? Als hij spijt heeft gehad, heeft hij het ‘verdomd goed’ verborgen weten te houden, stelde een vriend van de prins.

Teengs Gerritsen vertegenwoordigde Lockheed, maar hij had zijn commissiegeld op een geheime Zwitserse bankrekening laten storten en daarmee belasting ontdoken. Wat betreft Besançon bestond er geen twijfel dat hij $ 25.000 van de vliegtuigfabrikant als smeergeld had geïncasseerd, maar hij bleef, net als Teengs Gerritsen, tegenover de Commissie van Drie zijn schuld ontkennen. Daarmee was voor de commissie de kous af. Het ging niet aan de ontkenningen van prins Bernhard wél en die van Besançon niet te accepteren. Van het aangekondigde FIOD-onderzoek naar Teengs Gerritsen is niets meer vernomen. Net als Besançon kwam hij met de schrik vrij.

 

Probleem opgelost

Een rechtszaak tegen beiden zou de schijnwerpers weer vol op Bernhard en zijn corrupte gedrag hebben gezet. Dat moest vanzelfsprekend worden voorkomen. Het kabinet heeft bij het Lockheeddebat in de Tweede Kamer niets aan het toeval overgelaten. Den Uyl heeft uitgebreid geanticipeerd op mogelijke vragen over Besançon en Teengs Gerritsen. Een klokkenluider had de FIOD op het onderzoek naar Teengs Gerritsen gezet, maar de man zou volstrekt onbetrouwbaar zijn geweest en daarom was het onderzoek gestaakt. En als Besançon ter sprake kwam zou Justitieminister Dries van Agt vragen pareren met de opmerking dat wat er rondom de KLM-directeur speelde niets te maken had ‘met de gebeurtenissen met betrekking tot Z.K.H. Prins Bernhard’.

Vanwege het hogere doel, het aanzien van de monarchie, deed de belastingontduiking van Teengs Gerritsen en de corruptie van Besançon er niet toe en werd en passant de rechtsgelijkheid te grabbel gegooid. Onder geen beding mocht de monarchie schade oplopen.

Dat was ook de reden dat de 100.000 dollar smeergeld die vliegtuigfabrikant Northrop aan Bernhard had betaald door Den Uyl werd verzwegen. Twee schandalen tegelijk viel niet te behappen. De premier bedacht dat de Commissie van Drie opdracht had gekregen Lockheed te onderzoeken. Northrop kwam in de onderzoeksopdracht niet voor, probleem opgelost. De monarchie was gered en de PvdA zou niet onder de kwestie lijden.

 

Gerard Aalders is historicus

Themanummer: de Ster der Schande

//

De deze week verschenen nieuwe editie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap is een themanummer  ter herdenking van de invoering van de Jodenster in Nederland,  80 jaar geleden op 2 mei 1942. Een serie verhalen over ambtelijke collaboratie, Joods verzet en koninklijke schuld.  Gerard Aalders  schrijft over de vlucht van Wilhelmina in mei 1940. Die was niet alleen in strijd met de Grondwet, ze was ook een geschenk uit de hemel voor de Duitse troepen. Anders dan de vorstin later wilde doen geloven, was haar vertrek tot in de puntjes voorbereid. Aan het lot van de Joden in Nederland besteedde ze nauwelijks aandacht. ‘Tijdens haar vierendertig praatjes heeft Wilhelmina het concreet slechts driemaal over joden gehad en dan ook nog terloops.’ Lees het complete verhaal via deze link.

René Zwaap vergelijkt de inbreng van Wilhelmina’s tijdens de bezettingsjaren met die van collega-monarchen, zoals de Deense koning Christian X.  Deze mocht dan wel niet op zijn paard door Kopenhagen rondrijden met een Jodenster op zijn uniform, zoals een populaire mythe wil, hij noteerde wel in zijn dagboek: ‘Als je de onmenselijke behandeling van de Joden ziet, niet alleen in Duitsland maar ook in de bezette landen, begin je je zorgen te maken dat die eis ook ons wordt opgelegd, maar we moeten dit krachtig afwijzen op grond van de bescherming die zij genieten onder de Deense Grondwet. Ik heb verklaard dat ik niet zou instemmen met een dergelijke behandeling van Deense burgers. Als dat toch wordt geëist, zouden we er het beste aan doen allemaal een Davidster te dragen.’

Nederland heeft consciëntieuze, ijverige, zorgvuldige ambtenaren die consciëntieus, ijverig en zorgvuldig hun taken vervullen. Dat deden ze ook vroeger al, voor 10 mei 1940, en ook na die datum, toen daar in opdracht van de Duitse bezetter nieuwe taken bijkwamen, zoals het registreren van Joden. Maurits van den Toorn schrijft over de dunne lijn tussen ‘accomodatie’ en collaboratie. Verzet vanuit de ambtenarij was spaarzaam. ‘Ook het latere opstellen van adressenlijsten van Joden, als voorbereiding op de deportatie, stuitte niet op groot protest of verzet; slechts één burgemeester weigerde medewerking en werd ontslagen. SG Frederiks, eindverantwoordelijke voor de bevolkingsregisters, liet niet van zich horen. Hij protesteerde vervolgens wél toen de Duitsers enkele maanden later alle niet-Joodse mannen wilden registreren voor de Arbeitseinsatz. Er was duidelijk verschil tussen Joodse en ‘gewone’ Nederlanders. Het beeld is niet anders bij de politie waar het vuile werk werd opgeknapt: Joden ophalen, bij razzia’s oppakken, bewaken en begeleiden naar Westerbork of Vught. Confronterender werk dan achter een bureau in de anonimiteit adreslijsten opstellen, maar desondanks werk dat de grote meerderheid van de politiemensen bleef uitvoeren. Een Amsterdamse rechercheur verklaarde na de oorlog: “Aan de Jodenarrestaties heeft 90 procent van de Amsterdamse politie meegedaan. De cellen hebben dag en nacht vol met Joden gezeten zodat er voor criminele gevangenen geen plaats was. Voor zware misdadigers heb iksoms geen arrestantenwagen kunnen krijgen, maar wanneer er Joden gereden moesten worden, werd er niet gesaboteerd, maar stond de wagen klaar”.’

Paul Damen over het meest bekende, defamerende merkteken voor een heel volk: de gele, zeshoekige Jodenster met daarin ten overvloede het woord ‘Jood’. Hoe een nauwelijks bekend embleem een brandmerk werd. ’s middags op 29 april 1942 werd de Joodse Raad van de invoering op de hoogte gesteld, terwijl vrijwel tegelijk de avondkranten al meldden dat die verplicht was. Waarop die Joodse Raad binnen vijf dagen welgeteld 569.355 Jodensterren moest verspreiden. ‘Iedere Jood moest verplicht vier sterren afnemen, voor vier cent per stuk waarmee de Joodse Raad weer nieuwe sterren kon fabriceren, plus een ‘textielpunt’. Wie de ster niet droeg, kreeg zes maanden cel of een boete van hoogstens duizend gulden. Dat viel dan wel mee, denkt u, maar nee: die straf was hoog genoeg om meteen naar het oostenafgevoerd te worden, in de praktijk dus een doodvonnis. De ster moest ook zichtbaar op borsthoogte aan jas, jurk of trui worden vastgenaaid. Maar hoe wisten die Duitsers dan dat een niet-drager niet ook een Jood was? Er moeten enkele duizenden Nederlandse Joden geweest zijn die het risico namen en weigerden met een ster te lopen.’

In een interview herinnert de 88-jarige oud-politica van D66 Anneke Goudsmit zich de dag dat ze haar Jodenster afdeed en in het Amsterdamse Amstelkanaal gooide. ‘Het was 23 juni 1943. Ik was 9 jaar oud en liep samen met mijn broer en de vrouw bij wie we zouden onderduiken in Amsterdam richting het onderduikadres aan de Koninginneweg. We mochten onderduiken in de woning van het jonge echtpaar. Mijn vader had die mensen via een collega bereid gevonden. We konden niet samen met onze ouders onderduiken, dat werd te gevaarlijk geacht, vandaar dat onze onderduikmoeder ons naar het huis begeleidde. Bij de Jan van Goyenkade zei onze nieuwe tante dat we onze sterren nu wel mochten afdoen. Ik zie het ding nog in het kanaal dwarrelen en in het water wegdrijven. Ik kan me nog goed herinneren hoe trots ik toen was. Het voelde als een bevrijding, alsof ik de controle over mijn eigen leven terugkreeg.’ Ze blikt ook terug op haar aanvaringen met minister Van Agt over de voorgenomen vrijlating van de ‘Drie van Breda’, waartegen zij groot protest organiseerde.

De opvatting dat de Nederlandse Joden zich in ‘40-‘45 als lammeren naar de slachtbank lieten voeren berust op gebrekkig historisch inzicht. In werkelijkheid was er sprake van fel verzet. Historicus Ben Braber over de slag tussen Joodse knokploegen en de nazi’s in Amsterdam anno februari 1941. ‘Het verzet van Joden nam veel vormen aan. Ze getuigden van hun geloof of cultuur. Ze lieten zich niet terroriseren. Ze vochten terug. Ze protesteerden. Ze schreven voor illegale bladen en hielpen die te verspreiden, vaak met groot risico voor eigen veiligheid. Ze onttrokken zich aan de deportatie. Bijna 30.000 Joden doken onder, ondanks de Duitse overmacht, de collaboratie van overheidsinstanties, algemene organisaties en individuen, en de onverschilligheid of het gebrek aan betrokkenheid die bij niet-Joden overheersten. Ze zetten organisaties op om elkaar bij te staan. Ze hielpen opgepakte Joden ontsnappen uit deportatietreinen en concentratiekampen. Ze probeerden de deportatie te ontregelen met brandbommen en aanslagen. Ze vormden of sloten zich aan bij niet-Joodse verzetsgroepen– een relatief groot aantal deed dat in vergelijking met niet-Joden. Joden behoorden ook tot de voortrekkers van gewapend verzet.’

Het Weinreb-rapport van 1976 was vernietigend voor de reputatie van de Joodse verzetsman Friedrich Weinreb, maar steeds duidelijker wordt dat de onderzoekers van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie toentertijd waren behept met een tunnelvisie en zich bezondigden aan manipulaties en geschiedvervalsing. De affaire-Weinreb is hard toe aan een cold case-team, betoogt René Zwaap. Lees het hele verhaal via deze link.

Historicus Thomas von der Dunk over de vervalste pas die zijn overgrootmoeder het leven redde en andere vormen van verzet van zijn familie.

Sinds 2020 spelden demonstranten tegen het corona-beleid een Jodenster op om hun ongenoegen over de regeringsmaatregelen kenbaar te maken. Het is geen exclusief Nederlands fenomeen, ook in andere landen gebruiken sommige anti-vaxxers de gele davidster. Bart Gruson wilde weten wat hen beweegt.

Door het Konzentrationslager-syndroom (KZ-syndroom) te scharen onder het koepelbegrip ‘post-traumatische stressstoornis’ (PTSS) ging de psychiatrie in de loop der decennia over tot bagatellisering van de Shoah, stelt medisch historicus Leo van Bergen.

Ries Roowaan schrijft over de Jodenster die Harry Mulisch prominent op zijn werkkamer had hangen. Die was van zijn moeder Alice geweest, een medewerkster van de Joodse Raad. Zijn vader Kurt Mulisch werd in 1941 directeur personeelszaken van Lippmann, Rosenthal & Co, beter bekend als de Liro-bank of ook wel de Duitse roofbank, waar de Joden hun bezittingen moesten onderbrengen. Alice dreigde in het voorjaar van 1944 op transport te worden gesteld, maar Mulisch vader wist  haar vrij te praten bij de Duitse autoriteiten. Kurts achtergrond en vooral zijn betrekking bij de roofbank redde het leven van Alice, zoals het ook Harry bescherming bood: ‘Mijn moeder en ik moeten hem allebei dankbaar zijn dat hij fout was’, schreef Mulisch over zijn vader.

Paul Damen staat stil bij de pijnlijke affaire rond het cold case-team dat een Joodse notaris beschuldigde van het verraad van Anne Frank. ‘Ja, Anne Frank, een Joodse heilige. Alles wat haar omringt is heilig, zelf het ultieme slachtoffer. En dus lucratief, meende uitgeverij Ambo Anthos met haar beoogde bestseller Het Verraad van Anne Frank. Het liep even anders.’

De enige vrouw die na de oorlog in Nederland werd geëxecuteerd vanwege samenwerking met de Duitsers was de Joodse Ans van Dijk. Haar verklaring dat ze puur uit doodsangst voor de Sicherheitsdienst had gehandeld werd door haar rechters niet geloofd. Haar eveneens Joodse partner-in-crime Branca Simons bracht het er wel levend vanaf. Historicus Paul van de Water beschreef hun levens in het deze maand verschenen boek Foute Vrouwen.

René van Rooij schreef een boek over het huwelijk van zijn ouders op 4 november 1942 in Utrecht. Het was tot 1945 het laatste Joodse huwelijk in Nederland dat in een synagoge werd gesloten.

Naast de Jodenster deelden de nazi’s driehoeken uit aan andere ongewenste minderheidsgroepen. De Roma en Sinti kregen een zwarte driehoek. Van hen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog naar schatting 1,5 miljoen vermoord. Nog altijd gelden zij in Europa als de zondebok. Els de Groen zette zich als EU-parlementariër intensief voor hen in.

Verder in dit nummer: Roel van Duijn roept de EU op de smeekbede van de Oekraïense president Zelensky voor een versneld lidmaatschap van zijn land te honoreren, historicus Jan Postma over de inschattingsfout van oud-patriotten die leide tot de vestiging van de Oranje-monarchie,  columns van Henk Westbroek en Floris Müller en de Appeltjes van Oranje over de Joodse anarchist Alexander Cohen en het moordmysterie rond ‘Koning Gorilla’.

Mis geen enkele editie meer van dit unieke kwartaalblad en neem een abonnement.

 

De meest overschatte koningin

/

De vlucht van Wilhelmina in mei 1940 was niet alleen in strijd met de Grondwet, ze was ook een geschenk uit de hemel voor de Duitse troepen. Anders dan de vorstin later wilde doen geloven, was haar vertrek tot in de puntjes voorbereid. Aan het lot van de Joden in Nederland besteedde ze nauwelijks aandacht.

 

Tekst Gerard Aalders

 

De koninklijke familie vluchtte al enkele dagen na de Duitse overval naar Engeland.

Juliana en haar twee dochters vertrokken eerst, een dag later gevolgd door Wilhelmina en het gehele kabinet. Twee dagen voor het uitbreken van de oorlog, op 10 mei 1940, had prinses Juliana nog beweerd dat zij en haar familie nooit zouden vluchten als er gevaar dreigde. Oranjes lieten het land niet in de steek.

In feite hebben ze niet anders gedaan, zodra er gevaar dreigde: Willem de Zwijger en stadhouder Willem V, de vader van koning Willem I, kozen in respectievelijk 1567 en 1795 ook al het hazenpad en zelfs ten tijde van Troelstra’s vermeende revolutiepoging in 1918 stond het vluchtkoffertje van Wilhelmina en haar dochter klaar. Hier werd een eeuwenoude traditie voortgezet.

 

Verraad

Een groot deel van de bevolking toonde zich verbitterd over haar vlucht. Portretten van de koningin werden bij het vuilnis gezet en koninklijke ridderordes weggegooid. Velen vonden het een schande dat de Koninklijke Familie was gevlucht, terwijl soldaten nog hun leven waagden in de strijd tegen de Duitsers. De vlucht van koningin Wilhelmina was slecht voor het moreel. Velen hadden er maar een woord voor: verraad.

Wilhelmina heeft dat naderhand pas aangevoeld. In haar autobiografie, Eenzaam maar niet alleen, die ze na de oorlog schreef, beweert ze dat ze het liefst samen met haar soldaten in de strijd tegen de ‘Moffen’ was gesneuveld. Maar ja, alles was anders gelopen dan ze had gedacht. Ze was zich ‘ten volle bewust’ van de ‘verbijsterende indruk’, die haar vertrek had gemaakt, maar ze had het gedaan omdat het landsbelang het eiste. Uitsluitend daarom – en daarom alleen – had ze zich verplicht gevoeld te vertrekken. Als mensen er schande van spraken dan moest dat maar. Ze had slechts gedaan wat ze als haar plicht zag: Nederland ontvluchten om het vanuit Londen te kunnen bevrijden.

Wilhelmina was geschrokken van de reacties op haar vlucht. Ze was gewend dat het volk alles van haar accepteerde en wat ze deed toejuichte. Het was zaak haar geschonden imago weer op te poetsen. Dat is uitstekend gelukt, dankzij een rammelend verhaaltje dat de Oranje-aanhang – weer helemaal getrouw de traditie – gretig slikte.

Wilhelmina liet zich per auto naar Hoek van Holland brengen. De dappere Juliana die had beweerd nooit te zullen vluchten, zat toen al hoog en droog met Bernhard en haar beide dochters in Londen. Tot haar verrassing zag Wilhelmina bij aankomst in de Hoek een Engelse torpedobootjager, de H.M.S. Hereward, aangemeerd liggen. Klaar voor vertrek.

De vraag is natuurlijk of die boot daar inderdaad zomaar lag –zoals Wilhelmina suggereert – of dat die door de Britse regering was gestuurd om haar op te halen. Dat laatste was het geval. Documenten uit Britse overheidsarchieven laten zien dat haar vlucht naar Engeland was voorbereid.

 

Zeeland

Hare Majesteit ging aan boord van de Hereward – die lag daar toch maar te liggen – en ze vertelde de kapitein dat ze naar Zeeland wilde. Dwars door de mijnenvelden heen. De kapitein vond het blijkbaar volstrekt normaal dat hij plotseling de Nederlandse koningin aan boord kreeg, die hem op de koop toe ook nog bevelen gaf.

Eenmaal onderweg wilde Wilhelmina contact opnemen met de commandant van de troepen in Zeeland, maar de kapitein verbood dat. Het was tegen zijn instructies. Ze heeft nog indringend op hem ingepraat, maar de kapitein bleef onverbiddelijk. ‘Goede raad was duur’, herinnerde Wilhelmina zich in Eenzaam maar niet alleen. Terug naar Hoek van Holland kon niet (waarom wordt niet duidelijk), maar ze kon evenmin door naar Zeeland. Toen besloot ze om maar gelijk naar Engeland over te steken.

Volgens Wilhelmina mocht de kapitein haar volgens zijn instructies wel naar Engeland brengen, maar niet naar Zeeland. Dat impliceert dat de kapitein wel degelijk zijn orders heeft gehad en dat de Hereward niet toevallig in Hoek van Holland lag aangemeerd, zoals Wilhelmina ons probeert wijs te maken.

 

Dubbele bron

Thijs Booy, persoonlijk secretaris van Wilhelmina, heeft het vluchtverhaal ook beschreven in zijn boek De levensavond van Wilhelmina. Dat komt geheel overeen met dat van Wilhelmina. Mooi, een dubbele bron. Het verhaal van de koningin zal dus wel kloppen? Nou nee.

Booy was er zelf niet bij in 1940. Hij trad pas in 1953 bij Wilhelmina in dienst. Alles wat Booy over de koningin schrijft van vóór 1953 komt vrijwel zeker rechtstreeks uit de koker van zijn bazin. Hij trad ook op als ghostwriter bij Eenzaam maar niet alleen, dus hij kende haar verhalen uit den treure.

Wilhelmina had enorm moeite met schrijven, weten we van Booy; haar spelling beheerste ze evenmin vlekkeloos. Booy wel, en bovendien kon hij aardig vertellen. Tenminste, als je bereid bent zijn gedweep met zijn werkgever voor lief te nemen.

Volgens Booy zou Wilhelmina nooit een voet aan boord van het Engelse schip hebben gezet, als ze had geweten dat ze in Engeland terecht zou komen. Na aankomst in Harwich had ze geweigerd door te reizen naar Londen. Vanuit die kustplaats kon ze immers gemakkelijk weer snel terug naar Nederland om haar volk bij te staan, want dat was haar plan (beweerde ze).

Haar begeleiders hebben haar bij wijze van spreken de trein naar Londen in moeten sleuren. Het klinkt allemaal niet overtuigend. Eerst een klaarliggende boot in Hoek van Holland en dan plotseling ook nog een klaarstaande trein naar Londen, waar ze wordt opgewacht – alweer toevallig – door een erewacht om haar te verwelkomen. Het is allemaal té toevallig om nog toeval te kunnen zijn.

Maar er is meer: de particulier secretaris van Wilhelmina, François Van ’t Sant, heeft ruim op tijd uitgebreide voorbereidingen voor een snel vertrek naar het buitenland getroffen voor het geval Nederland zou worden aangevallen. Lange tijd was Bordeaux in Frankrijk het reisdoel, maar tenslotte zou het Engeland worden.

Het staat eveneens vast dat Wilhelmina Van ’t Sant opdracht heeft gegeven haar in ballingschap te volgen, als het zover mocht komen. Financieel had ze haar vlucht ook voorbereid, zodat ze in ballingschap niet op een houtje hoefde te bijten. Kortom: Wilhelmina is met voorbedachten rade en volgens een voorbereid plan gevlucht.

 

Gruwelijke tijd

Als we Booy mogen geloven, brak er in Londen een gruwelijke tijd voor Wilhelmina aan. Ze had weliswaar nooit in een gevangenis of concentratiekamp gezeten, noch honger of kou geleden en al helemaal niet in de vuurlinie aan het front gevochten. Maar toch, beweert Booy, had ze tijdens de oorlog van alle Nederlanders het zwaarst geleden. Ze had zich zó ingeleefd in de vreselijke omstandigheden van haar landgenoten, zó onvoorstelbaar intens meegeleefd dat het leed van haar landgenoten haar eigen, persoonlijke leed was geworden. Daarom keerde ze volgens Booy naar Nederland terug ‘met duizenden doden op haar rug, verdronken strijders ter zee, gefusilleerde illegalen en vergaste joden’.

In haar toespraken voor radio Oranje heeft ze het echter nauwelijks over het lot van de joden gesproken. Wilhelmina heeft er een gewoonte van gemaakt geen controversiële onderwerpen aan te snijden. Zelden zei ze iets opruiends. Het meest opzwependst waarop we haar voor de microfoon van radio Oranje kunnen betrappen was: ‘Slaat den Nazi op den kop’. Of Hitler van die ferme taal is geschrokken, weten we bij gebrek aan bronnen niet.

Wilhelmina was bang dat als mensen letterlijk gehoor zouden geven aan oproepen tot daadwerkelijk verzet – wat tot represaillemaatregelen zou kunnen leiden – zij de schuld zou krijgen van eventuele executies. Dat wilde ze in geen geval. Haar enige doel was – hoe dan ook – terugkeren op de troon. Dat kon alleen als Hitler werd verslagen. Persoonlijk heeft Wilhelmina geen enkele bijdrage aan de bevrijding geleverd. Het leger, de luchtmacht en de marine van de regering in ballingschap waren te verwaarlozen. Voor de bevrijding van Nederland is Wilhelmina van geen betekenis geweest, al zou je het tegendeel gaan geloven als je de aan haar gewijde hagiografieën leest.

Wilhelmina was volkomen afhankelijk van Churchill en Roosevelt en die lieten zich allebei niets gelegen liggen aan een mevrouw die zo pijnlijk duidelijk had gemaakt dat ze van internationale politiek en van het oorlogsverloop niets begreep. Ze namen Wilhelmina niet serieus, al werd dat natuurlijk nooit hardop gezegd.  Eelco van Kleffens, de minister van Buitenlandse Zaken in ballingschap, kon volgens zijn dagboeken bij tijd en wijle nauwelijks een gevoel van schaamte jegens Wilhelmina onderdrukken.

De vlucht was ook in strijd met de Grondwet. Die verbiedt namelijk dat de regering zijn zetel naar het buitenland verplaatst. Nederlands-Indië bijvoorbeeld had wel gekund, maar dat vond Wilhelmina niets. Ze is nooit van haar leven in Indië geweest. Ze vond het daar te warm en het was te ver weg. Smetvrees speelde eveneens een belangrijke rol. Je had daar in de Oost snel een enge ziekte te pakken. Londen lag haar beter, dus bleef ze daar.

Prinses Juliana werd met haar beide kinderen doorgestuurd naar Canada. De reden is duidelijk, al werd ook dat nooit hardop gezegd: de kroonprinses en haar kinderen mochten niet het geringste gevaar lopen. De hoogste prioriteit van ieder vorstenhuis is immers zijn eigen voortbestaan.  De kans om door een Duitse bom in Engeland te worden getroffen was minimaal, maar in Canada nihil. Dus verhuisde kroonprinses Juliana met Beatrix en Irene naar Canada.

Prins Bernhard bleef bij zijn schoonmoeder in Londen achter, waar volgens Wilhelmina zijn hulp hard nodig was om Nederland te bevrijden. Maar evenmin als de koningin zelf, heeft prins Bernhard – alle heldhaftige verhalen ten spijt – iets voor de bevrijding van Nederland betekend. Niet dat hij het niet druk had, maar dat betrof in de eerste plaats vrouwen, drank en uitgaan. De Britse koning Edward VI heeft ooit opgemerkt dat Bernhard de enige was die van de oorlog heeft genoten.

Had Wilhelmina en haar familie dan in Nederland moeten blijven? Waarom niet?

De Deense koning vluchtte niet en liet zich iedere dag in Kopenhagen zien. Dat hield de moed erin. Zijn optreden werd door de bevolking gewaardeerd.

De vlucht van Wilhelmina was slecht voor het moreel van de soldaten die nog doorvochten. Voor de Duitse invallers was het daarentegen een geschenk. Door te vluchten straal je uit dat de strijd is verloren. Een land zonder regering raakt snel stuurloos, wat het gemakkelijk maakt het te bezetten.

Dat Wilhelmina niets snapte van internationale politiek en het oorlogsverloop wordt duidelijk als we kijken naar het moment waarop ze verwachtte terug te kunnen keren naar Nederland. Tot en met eind 1941 heeft ze zich – compleet blind voor de feiten – buitengewoon optimistisch uitgelaten over de eindoverwinning. Zo zag ze op 20 maart 1941 ‘aan de kim de overwinning dagen’. Op 30 juli 1941 had ze het over ‘de laatste loodjes’, terwijl ze nog op 24 december 1941 glashard verkondigde: ‘We zien het tijdstip van de eindoverwinning dagen’. De rest van de wereld zag dat absoluut niet, want het ging de Duitsers en de Japanners op de slagvelden in die periode van de oorlog juist zeer voor de wind.

Amerika was de schok van Pearl Harbor nog niet eens te boven en de Japanse aanval op Nederlands-Indië moest nog beginnen (januari 1942). Opmerkelijk is dat Wilhelmina zelf heilig geloofde in de onzin die ze uitkraamde.

Het antwoord van Wilhelmina op de wereldwijd woedende oorlog waren – bij gebrek aan leger, luchtmacht en marine – radiopraatjes. In totaal heeft ze er vierendertig gehouden, die allemaal ongeveer 10 minuten duurden. Dat is zes uur spreektijd in vijf jaar oorlog.

Daar win je geen oorlog mee, al hebben historici als Loe de Jong en Cees Fasseur haar speeches een immense invloed toegedicht, zonder overigens ook maar een spoor van bewijs te leveren.

Jonge historici als Onno Sinke en Jord Schaap komen op grond van analyse van haar toespraken tot geheel andere conclusies. Schaap vindt ze vooral ‘langdradig’. Wilhelmina reeg woorden aaneen tot ellenlange monsterzinnen. Voor de microfoon struikelde ze dan over haar eigen woorden en ze wist een zin dan niet meer tot een goed einde te brengen.

 

Oorlogsleider

Aan het lot van de joden in het bezette vaderland heeft ze nauwelijks aandacht besteed. Zelfs Fasseur kon dat niet ontkennen. Maar hij had wel een zwaarwegend ‘excuus’. Als verdediging voerde hij aan dat ook andere oorlogsleiders als Roosevelt en Churchill zich terughoudend hadden opgesteld. Wilhelmina als oorlogsleider; je moet maar durven. Tijdens haar vierendertig praatjes heeft Wilhelmina het concreet slechts driemaal over joden gehad en dan ook nog terloops.

En buiten de radio om? Bekommerde ze zich dan wel om haar joodse landgenoten? Jazeker, ze had zelfs een favoriet: de verzetsman en Engelandvaarder Sally Noach. Maar hij was ook de enige. Voor iemand als journaliste en classica Henriëtte Boas, eveneens Sally Noach Engelandvaarder (en na de oorlog befaamd als ingezonden brievenschrijfster te Badhoevedorp) kon ze weinig interesse opbrengen.

Alle Engelandvaarders gingen na aankomst in Londen bij Wilhelmina op de thee. Zo ook mevrouw Boas, die net als iedereen vooraf strenge, protocollaire instructies had gekregen. De belangrijkste: zeg nooit ‘nee’ tegen de koningin en richt in géén geval het woord tot haar.

Na de vraag van Hare Majesteit hoe het met haar ging te hebben beantwoord, kon Boas zich niet inhouden en zei spontaan: ‘Ja Majesteit, maar met de Joden in Nederland gaat het niet goed.’ Wilhelmina stond abrupt op. ‘Dat heb ik u niet gevraagd’ en ging de volgende in de rij lastigvallen met haar obligate hoe-is-het-met-u-vraag.

 

Verder in deze editie…

 

Dit verhaal is onderdeel van een themanummer van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap ter herdenking van de invoering van de Jodenster in Nederland, op 2 mei 1942.Een themanummer over ambtelijke collaboratie, Joods verzet en koninklijke schuld.  René Zwaap vergelijkt de inbreng van Wilhelmina’s tijdens de bezettingsjaren met die van collega-monarchen, zoals de Deense koning Christian X.  Deze mocht dan wel niet op zijn paard door Kopenhagen rondrijden met een Jodenster op zijn uniform, zoals een populaire mythe wil, hij noteerde wel in zijn dagboek: ‘Als je de onmenselijke behandeling van de Joden ziet, niet alleen in Duitsland maar ook in de bezette landen, begin je je zorgen te maken dat die eis ook ons wordt opgelegd, maar we moeten dit krachtig afwijzen op grond van de bescherming die zij genieten onder de Deense Grondwet. Ik heb verklaard dat ik niet zou instemmen met een dergelijke behandeling van Deense burgers. Als dat toch wordt geëist, zouden we er het beste aan doen allemaal een Davidster te dragen.’

Nederland heeft consciëntieuze, ijverige, zorgvuldige ambtenaren die consciëntieus, ijverig en zorgvuldig hun taken vervullen. Dat deden ze ook vroeger al, voor 10 mei 1940, en ook na die datum, toen daar in opdracht van de Duitse bezetter nieuwe taken bijkwamen, zoals het registreren van Joden. Maurits van den Toorn schrijft over de dunne lijn tussen ‘accomodatie’ en collaboratie. Verzet vanuit de ambtenarij was spaarzaam. ‘Ook het latere opstellen van adressenlijsten van Joden, als voorbereiding op de deportatie, stuitte niet op groot protest of verzet; slechts één burgemeester weigerde medewerking en werd ontslagen. SG Frederiks, eindverantwoordelijke voor de bevolkingsregisters, liet niet van zich horen. Hij protesteerde vervolgens wél toen de Duitsers enkele maanden later alle niet-Joodse mannen wilden registreren voor de Arbeitseinsatz. Er was duidelijk verschil tussen Joodse en ‘gewone’ Nederlanders. Het beeld is niet anders bij de politie waar het vuile werk werd opgeknapt: Joden ophalen, bij razzia’s oppakken, bewaken en begeleiden naar Westerbork of Vught. Confronterender werk dan achter een bureau in de anonimiteit adreslijsten opstellen, maar desondanks werk dat de grote meerderheid van de politiemensen bleef uitvoeren. Een Amsterdamse rechercheur verklaarde na de oorlog: ‘Aan de Jodenarrestaties heeft 90 procent van de Amsterdamse politie meegedaan. De cellen hebben dag en nacht vol met Joden gezeten zodat er voor criminele gevangenen geen plaats was. Voor zware misdadigers heb iksoms geen arrestantenwagen kunnen krijgen, maar wanneer er Joden gereden moesten worden, werd er niet gesaboteerd, maar stond de wagen klaar.’

Paul Damen over het meest bekende, defamerende merkteken voor een heel volk: de gele, zeshoekige Jodenster met daarin ten overvloede het woord ‘Jood’. Hoe een nauwelijks bekend embleem een brandmerk werd. ’s middags op 29 april 1942 werd de Joodse Raad van de invoering op de hoogte gesteld, terwijl vrijwel tegelijk de avondkranten al meldden datdie verplicht was. Waarop die Joodse Raad binnen vijf dagen welgeteld 569.355 Jodensterren moest verspreiden. ‘Iedere Jood moest verplicht vier sterren afnemen, voor vier cent per stuk waarmee de Joodse Raad weer nieuwe sterren kon fabriceren, plus een ‘textielpunt’. Wie de ster niet droeg, kreeg zes maanden cel of een boete van hoogstens duizend gulden. Dat viel dan wel mee, denkt u, maar nee: die straf was hoog genoeg om meteen naar het oostenafgevoerd te worden, in de praktijk dus een doodvonnis. De ster moest ook zichtbaar op borsthoogte aan jas, jurk of trui worden vastgenaaid. Maar hoe wisten die Duitsers dan dat een niet-drager niet ook een Jood was? Er moeten enkele duizenden Nederlandse Joden geweest zijn die het risico namen en weigerden met een ster te lopen.’

In een interview herinnert de 88-jarige oud-politica van D66 Anneke Goudsmit zich de dag dat ze haar Jodenster afdeed en in het Amsterdamse Amstelkanaal gooide. ‘Het was 23 juni 1943. Ik was 9 jaar oud en liep samen met mijn broer en de vrouw bij wie we zouden onderduiken in Amsterdam richting het onderduikadres aan de Koninginneweg. We mochten onderduiken in de woning van het jonge echtpaar. Mijn vader had die mensen via een collega bereid gevonden. We konden niet samen met onze ouders onderduiken, dat werd te gevaarlijk geacht, vandaar dat onze onderduikmoeder ons naar het huis begeleidde. Bij de Jan van Goyenkade zei onze nieuwe tante dat we onze sterren nu wel mochten afdoen. Ik zie het ding nog in het kanaal dwarrelen en in het water wegdrijven. Ik kan me nog goed herinneren hoe trots ik toen was. Het voelde als een bevrijding, alsof ik de controle over mijn eigen leven terugkreeg.’Ze blikt ook terug op haar aanvaringen met minister Van Agt over de voorgenomen vrijlating van de ‘Drie van Breda’.

De opvatting dat de Nederlandse Joden zich in ‘40-‘45 als lammeren naar de slachtbank lieten voeren berust op gebrekkig historisch inzicht. In werkelijkheid was er sprake van fel verzet. Historicus Ben Braber over de slag tussen Joodse knokploegen en de nazi’s in Amsterdam anno februari 1941. ‘Het verzet van Joden nam veel vormen aan. Ze getuigden van hun geloof of cultuur. Ze lieten zich niet terroriseren. Ze vochten terug. Ze protesteerden. Ze schreven voor illegale bladen en hielpen die te verspreiden, vaak met groot risico voor eigen veiligheid. Ze onttrokken zich aan de deportatie. Bijna 30.000 Joden doken onder, ondanks de Duitse overmacht, de collaboratie van overheidsinstanties, algemene organisaties en individuen, en de onverschilligheid of het gebrek aan betrokkenheid die bij niet-Joden overheersten. Ze zetten organisaties op om elkaar bij te staan. Ze hielpen opgepakte Joden ontsnappen uit deportatietreinen en concentratiekampen. Ze probeerden de deportatie te ontregelen metbrandbommen en aanslagen. Ze vormden of sloten zich aan bij niet-Joodse verzetsgroepen– een relatief groot aantal deed dat in vergelijking met niet-Joden. Joden behoorden ook tot de voortrekkers van gewapend verzet.’

Het Weinreb-rapport van 1976 was vernietigend voor de reputaite van de Joodse verzetsman Friedrich Weinreb, maar steeds duidelijker wordt dat de onderzoekers van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie toenterwijd waren behept met een tunnelvisie en zich bezondigden aan manipulaties en geschiedvervalsing. De affaire-Weinreb is hard toe aan een cold case-team, betoogt René Zwaap. Lees het hele verhaal via deze link.

Historicus Thomas von der Dunk over de vervalste pas die zijn overgrootmoeder het leven redde en andere vormen van verzet van zijn familie.

Sinds 2020 spelden demonstranten tegen het corona-beleid een Jodenster op om hun ongenoegen over de regeringsmaatregelen kenbaar te maken. Het is geen exclusief Nederlands fenomeen, ook in andere landen gebruiken sommige anti-vaxxers de gele davidster. Bart Gruson wilde weten wat hen beweegt.

Door het Konzentrationslager-syndroom (KZ-syndroom) te scharen onder het koepelbegrip ‘post-traumatische stressstoornis’ (PTSS) ging de psychiatrie in de loop der decennia over tot bagatellisering van de Shoah, stelt medisch historicus Leo van Bergen.

Ries Roowaan schrijft over de Jodenster die Harry Mulisch prominent op zijn werkkamer had hangen. Die was van zijn moeder Alice geweest, een medewerkster van de Joodse Raad. Zijn vader Kurt Mulisch werd in 1941 directeur personeelszaken van Lippmann, Rosenthal & Co, beter bekend als de Liro-bank of ook wel de Duitse roofbank, waar de Joden hun bezittingen moesten onderbrengen. Alice dreigde in het voorjaar van 1944 op transport te worden gesteld, maar Mulisch vader wist  haar vrij te praten bij de Duitse autoriteiten. Kurts achtergrond en vooral zijn betrekking bij de roofbank redde het leven van Alice, zoals het ook Harry bescherming bood: ‘Mijn moeder en ik moeten hem allebei dankbaar zijn dat hij fout was’, schreef Mulisch over zijn vader.

Paul Damen staat stil bij de pijnlijke affaire rond het cold case-team dat een Joodse notaris beschuldigde van het verraad van Anne Frank. ‘Ja, Anne Frank, een Joodse heilige. Alles wat haar omringt is heilig, zelf het ultieme slachtoffer. En dus lucratief, meende uitgeverij Ambo Anthos met haar beoogde bestseller Het Verraad van Anne Frank. Het liep even anders.’

De enige vrouw die na de oorlog in Nederland werd geëxecuteerd vanwege samenwerking met de Duitsers was de Joodse Ans van Dijk. Haar verklaring dat ze puur uit doodsangst voor de Sicherheitsdienst had gehandeld werd door haar rechters niet geloofd. Haar eveneens Joodse partner-in-crime Branca Simons bracht het er wel levend vanaf. Historicus Paul van de Water beschreef hun levens in het deze maand verschenen boek Foute Vrouwen.

René van Rooij schreef een boek over het huwelijk van zijn ouders op 4 november 1942 in Utrecht. Het was tot 1945 het laatste Joodse huwelijk in Nederland dat in een synagoge werd gesloten.

Naast de Jodenster deelden de nazi’s driehoeken uit aan andere ongewenste minderheidsgroepen. De Roma en Sinti kregen een zwarte driehoek. Van hen werden tijdens de Tweede Wereldoorlog naar schatting 1,5 miljoen vermoord. Nog altijd gelden zij in Europa als de zondebok. Els de Groen zette zich als EU-parlementariër intensief voor hen in.

Verder in dit nummer: Roel van Duijn roept de EU op de smeekbede van de Oekraïense president Zelensky voor een versneld lidmaatschap van zijn land te honoreren, historicus Jan Postma over de inschattingsfout van oud-patriotten die leide tot de vestiging van de Oranje-monarchie,  columns van Henk Westbroek en Floris Müller en de Appeltjes van Oranje over de Joodse anarchist Alexander Cohen en het moordmysterie rond ‘Koning Gorilla’.

Mis geen enkele editie meer van dit unieke kwartaalblad en neem een abonnement.

 

De Republikein nr 4 2021: Afscheid van de Gouden Koets & Protest op het Loo

/
Heden is verschenen de nieuwe editie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. De gerenommeerde jurist-republikein Ulli Jessurun d’ Oliveira ontvouwt zijn exit-strategie voor Amalia en haar zusjes. Volgens hem moeten ouders die hun kinderen klaarstomen voor het koningschap als enige beroepsoptie eigenijk uit de ouderlijke macht worden ontzet. Hij biedt de kroonprinses en de rest van de ‘Triple A’ een sierlijke juridische uitweg uit hun gouden kooi. Ze hoeven enkel te opteren voor de Argentijnse nationaliteit. Verder een gesprek met historicus Stephan Malinowski over de nieuwe ‘Historikerstreit’ in Duitsland om de restitutie-eisen van het Huis Hohenzollern, de collaboratie van het ex-koningsgeslacht met de nazi’s en de juridische klopjacht die het hoofd van het Huis tegen hem en collega’s voert als zij dat verleden oprakelen. ‘Hohenzollern heeft met zijn claims een Doos van Pandorra geopend.’ Jack Jan Wirken over het koloniale trauma in het klatergoud van de Gouden Koets. Aangaande de eindbestemming van het rijtuig is nu een advies aan koning en premier ingediend. Nooit meer gebruiken op Prinsjesdag en opbergen in een museum. Schril blijft het dat de dankbare ‘huldebrengers’ uit de overzeese gebiedsdelen die op de koets staan afgebeeld indertijd met één pennenstreek van hun Nederlandse nationaliteit werden beroofd. Schrijfster en ex-europarlementariër Els de Groen begaf zich tussen de demonstranten op kroondomein Het Loo , die hun ijver zagen beloond met een forse bekeuring van twijfelachtig karakter. Zij vraagt zich af hoe groot de ecologische footprint van Willem-Alexander is: zeker is die ‘king size’. Columnist Gerard Aalders reflecteert op het jongste staatsbezoek aan Noorwegen: ‘Voor vrouwen die nog meer hebben gezopen en gesnoven dan Mette-Marit, is zij een symbool van hoop’. Maurits van den Toorn onderzoekt de waarachtigheid van de steeds meer gecultiveerde inzet van burgerschap als smeerolie van een vastgelopen politiek systeem. ‘Burgerinitiatieven worden vooral omhelsd als ze aansluiten bij de wensen van de gemeente.’ René Zwaap over het drama van Walter Winchell, de razende reporter die de strijd aanbond met America First, de beweging die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog aandrong op een aparte vrede tussen de VS en nazi-Duitsland en zelf ook fascistische elementen had. Zijn hechte band met FBI-chef J. Edgar Hoover grensde aan het onbetamelijke en kostte mogelijk het leven aan Winchells enige zoon. In Philip Roth’s distopische succesroman The Plot Against America, over een fascistische machtsovername in de VS anno 1940, speelt Walter Winchell echter niet voor niets een heldenrol. Adel-kenner Titus von Bönninghausen over de DNA-salon in Paleis Huis ten Bosch en het genealogische gehossel van het koninklijk paar. Naar de letter van het adelwezen is alles aan de koninklijke titelatuur fictie, en ook de Baskische roots van het huis van Zorreguieta komen neer op verzinsels, blijkt bij het doorvlooien van de beide stambomen. Provo-oprichter Roel van Duijn kreeg Thierry Baudet aan de lijn over zijn kritiek op de complottheorieën waarin de FvD-leider grossiert en besloot tot een weerwoord in boekvorm. Onze Rotterdamse huisdichter Manuel Kneepkens krijgt uitgeversadvies voor een Houellebecq-roman op z’n Hollands: over een polderrepubliek met een ‘shariah light’. Onder professoren in coronatijd: Ricus van der Kwast over de Belgische ‘geluksprofessor’ Lieven Annemans, met zijn feitenvrije wetenschap een van de favoriete geleerden in de kringen van Willem Engel’s Viruswaanzin (in tegenstelling tot Annemans ultieme tegenvoeter Marc van Ranst), en Sjoerd de Jong presenteert een nieuw avontuur van ‘complotprofessor’ Karel, die voor de rechtbank op zoek gaat naar de chip in het hoofd van de koning. In de kelder van het Darwin-museum in Moskou deed kunstenaar Fredie Beckmans een curieuze ontdekking. Aldaar rust, opgezet en al, de laatste hond van Stalin. Jachthond Milka was een geschenk van koningin Wilhelmina. Gastcolumniste Daniela Hooghiemstra voorziet een toekomstige machtgreep van het Huis van de Oranje Postcodeloterij. Henk Westbroek verklaart nu ook de jacht op het volk voor geopend op de Kroondomeinen en Republiek-voorzitter Floris Müller kapittelt ANP-hoofdredacteur Freek Staps om diens gebrek aan verzet tegen de Mediacode. Classicus Anton van Hooff beschrijft de 16e eeuwse renaissance van de tirannenmoord en vergelijkt deze met de motivatie van de latere anarchistische koningsmoordenaars en jihadisten. Boekrecensies van Het Brusselse moeras. Achter de schermen van de macht in Europa van Tijn Sadée en Bert van Slooten en Friso; het tragische leven van Johan Willem Friso door Ronald de Graaf . En natuurlijk De Blik van Joep Bertrams.

Column Gerard Aalders: De waanzin van Wilhelmina

/

Na D-day lanceerde Wilhelmina het idee om de Duitse bevolking in de grensstreken met Nederland, gezinnen met kinderen niet uitgezonderd, te deporteren naar een of andere verre uithoek. Gelukkig nam geen enkele geallieerde bondgenoot haar serieus.

Tekst Gerard Aalders

Wilhelmina ging er als een haas vandoor toen er nog soldaten in haar naam sneuvelden. Het was een welbewuste actie, die slecht viel bij de bevolking en dus breidde Hare Majesteit er een mouw aan. Ze schreef in haar memoires dat ze het liefst samen met haar soldaten op de Grebbeberg was gesneuveld, maar helaas was dat lot haar niet gegund. De vlucht naar Engeland, beweerde ze, was een samenloop van omstandigheden geweest. Een monumentale leugen, die de bevolking grif accepteerde.

Als we Oranjegezinde historici mogen geloven, heeft de vorstin ons vanuit Londen door de oorlog gesleept. Haar radiopraatjes voor radio Oranje besloegen in totaal 6 uur. Nog afgezien dat dat weinig is over vijf jaar oorlog, win je er geen oorlog mee. De Parlementaire Enquêtecommissie (PEC) die het Londense regeringsbeleid onderzocht, noemde haar vertrek een van de belangrijkste beslissingen uit de oorlogsperiode. Ze had in ballingschap het prestige van Nederland bewaakt (daar win je evenmin een oorlog mee) en ze had ‘de invloed van Nederland in de bondgenootschappelijke beraadslagingen verzekerd’, wat pure kolder is.

Mevrouw had geen flauw idee van wat er zich afspeelde. Ze dacht binnen enkele maanden in Nederland terug te zijn, maar schoof dat telkens weer – ingehaald door de werkelijkheid – een aantal maanden op. Pas na een paar jaar begon het haar te dagen. Van internationale politiek had ze geen benul; ook nooit gehad trouwens. Haar hooggeprezen ‘invloed’ op de belangrijkste bondgenoten was pure fantasie. Churchill sprak ze twee keer per jaar. De Amerikaanse president Roosevelt nog minder. Roosevelt bepaalde het beleid en zelfs Churchill had maar naar hem te luisteren, afhankelijk als hij was van de Amerikaanse materiële en financiële steun. Stalin sprak ze nooit. Ze haatte de Sovjet-Unie. Toen Nederland in 1934 voor toetreding van Rusland tot de Volkenbond wilde stemmen, dreigde ze met aftreden. Ze kreeg haar zin.

Politiek onbenul
Wilhelmina ging in 1942 bij Roosevelt op bezoek, samen met haar minister van Buitenlandse Zaken Eelco van Kleffens. Ze wilde met Roosevelt over de toekomstige vrede praten, maar daar had Roosevelt geen zin in. Naar buiten toe pretendeerde hij grote bewondering voor Wilhelmina te hebben, maar in werkelijkheid vond hij haar een raar, over het paard getild mens en een absolute nul op het gebied van internationale politiek.

Roosevelt arriveerde veel te laat voor hun gesprek. Niet omdat dat hij ‘scared to death’ voor haar was, zoals de mythe wil, maar omdat hij zijn tijd wel beter kon besteden. Eenmaal gearriveerd liet hij Wilhelmina en haar minister nauwelijks aan het woord. Hij verkoos de tijd te vullen met anekdotes uit zijn presidentschap. Op het laatst roerde hij enkele politieke onderwerpen aan, maar deed dat zo vaag dat Wilhelmina noch Van Kleffens een idee had waar hij eigenlijk naar toe wilde, hetgeen ongetwijfeld Roosevelts bedoeling is geweest.

Na D-day lanceerde Wilhelmina het idee om de Duitse bevolking in de grensstreken met Nederland te deporteren naar een of andere verre uithoek. Het waren vast allemaal nazi’s en die wilde ze niet in haar buurt. Dus moesten al die ‘rotmoffen’, gezinnen met kinderen niet uitgezonderd, op transport. Of Van Kleffens dat even wilde regelen met de Britten en Amerikanen. Haar plan zou deel moeten uitmaken van de capitulatievoorwaarden.

Van Kleffens vond het een idioot voorstel – het ging ten slotte om de verbanning van miljoenen mensen – en noteerde: ‘Jawel, jawel, het is immers zoo reëel gedacht en zoo simpel van uitvoering.’

Wilhelmina heeft haar waandenkbeeld in enkele brieven ook bij Roosevelt aangekaart. Ze kreeg niet eens antwoord. Zijn stilzwijgen benadrukt nog eens dat hij Hare Majesteit niet serieus nam. Een wijs man.

Waardeer deze column!

Als je deze column waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -

75 jaar bevrijd en nu weer bezet?

In de nieuwe editie van tijdschrift De Republikein veel aandacht voor twee hoofdthema’s: corona en 75 jaar bevrijding.

In zijn redactionele inleiding zoekt hoofdredacteur René Zwaap een verband tussen toen en nu: ‘Zijn er in het koninkrijk der Nederlanden parallellen te trekken tussen de Duitse invasie in mei 1940 en de invasie van het corona-virus in maart 2020? Laten we eens zien hoe ver we komen. In beide gevallen was de gehele natie ondanks alle waarschuwingen toch totaal verrast toen het eenmaal zo ver was. In beide gevallen had het volk eerder van de hoge autoriteiten te horen gekregen dat men rustig slapen kon gaan. In 1940 ging men ervan uit dat het land veilig verscholen was achter de Waterlinie en de Peelstelling, maar hielden die verdedigingswerken het in werkelijkheid nog geen dag uit. Anno 2020 was er iets soortgelijks aan de hand met de verzekering van premier Rutte dat de strategie van de groepsimmuniteit verlossing zou bieden.’

Corona betekent kroon, en dat brengt columnist Manuel Kneepkens op gedachten: ‘Het oranje-virus heeft onze democratie geestelijk besmet zoals het corona-virus thans bezig is dat met ons allen fysiek te doen.’ Nu er een massieve lintjesregen te verwachten valt voor ‘de helden van de zorg’ wordt het tijd dat het Nederlandse decoratiesysteem op de helling gaat. Ook mensen die niet staan te springen om een koninklijke onderscheiding moeten de waardering kunnen krijgen die hen toekomt. Hij komt met het voorstel voor deze categorie een ereboom te planten, een ecologisch verantwoord Ridderbos.

Na D-day lanceerde Wilhelmina het idee om de Duitse bevolking in de grensstreken met Nederland, gezinnen met kinderen niet uitgezonderd, te deporteren naar een of andere verre uithoek. Gelukkig nam geen enkele geallieerde bondgenoot haar serieus. Columnist Gerard Aalders over de waandenkbeelden van Wilhelmina.

Meer dan zes miljoen mensen keken vrijdag 20 maart volgens de Stichting Kijkonderzoek naar de koninklijke coronaspeech. Een week nadat premier Rutte het land had toegesproken werd de tijd rijp geacht voor een toespraak van Willem-Alexander via alle beschikbare kanalen. Maar hoe effectief was dat? En waarom werden negatieve reacties op de facebookpagina van het Koninklijk Huis door de RVD weggecensureerd?

Emeritus-hoogleraar geschiedenis Wijnand Mijhardt licht zijn pleidooi voor eerherstel voor de door de Oranje-geschiedschrijving verdonkeremaande Bataafse Republiek toe. Hij verdiept zich ook in hedendaagse republikeinse ideologieën, zoals het idee voor een Europese republiek van de Duitse politieke filosofe Ulrike Guérot . Mijnhardt: ‘Guérot’s pleidooi voor een republikeins Europa waarin de volkswil gestalte moet krijgen, is een meeslepende vorm van wishful thinking maar vereist nog veel denkwerk om aanvaardbaar te worden. Mooi is wel dat haar bezwaren tegen de natiestaat geen kritiekloze omhelzing van het federale model met zich meebrengen. Guérot’s keuze voor kleine politieke eenheden zoals de stad – ook in het vroegmoderne Nederland de kern van het republikanisme – geeft aan dat zij begrijpt waar de mensheid het meest behoefte aan heeft: een overzichtelijk, lokaal geworteld dagelijks leven.’

De innige band tussen leger en koningshuis wordt ieder jaar op 4 en 5 mei breeduit uitgevent. Het is tijd om in onze democratische rechtsstaat Dodenherdenking te demilitariseren, vindt August Hans den Boef. ‘Het project van Nederland als democratische rechtsstaat blijft onvoltooid zolang de hoogste publieke functie slechts erfelijk is en bovendien voorbehouden aan de leden van één familie. En dan hebben we het nog niet over het perverse misverstand dat al deze leden daardoor zonder enige uitzondering over singuliere eigenschappen beschikken, die hen bij uitstek geschikt maken om niet alleen boven de partijen, maar ook boven de burgers te staan. Maatschappelijk ingrijpender nog dan dit oranjepopulisme is de parallelstructuur met eigen privileges, die slechts voor militaire beroepsgroepen en instituties bestaat’. Sinds 1945 heeft de overheid door allerlei besluiten, van lintjes tot Dodenherdenking, de militaire lobby gefaciliteerd, aldus de auteur. ‘Bezie bijvoorbeeld de hiërarchie van onze koninklijke onderscheidingen. De prijsdieren vormen drie categorieën: staatshoofden, militairen en gewone burgers. Dat is wel even schrikken voor wie meent dat de Nederlandse samenleving egalitaristisch is. De twee hoogste onderscheidingen zijn voorbehouden aan militairen, dan wel aan ons erfelijk staatshoofd zelf en zijn peers‘.

Voor Nederland is 10 mei 1940 de belangrijkste datum in de twintigste eeuw. De Tweede Wereldoorlog was op dat moment al meer dan een half jaar aan de gang, maar gevochten werd er nauwelijks. Tijdgenoten noemden die merkwaardige periode de phoney war, der Sitzkriegdrôle de guerre. Historicus Ries Roowaan over een vergeten pauzenummer van de wereldbrand.

Journalist Rob Bakker publiceerde met het onlangs verschenen Boekhouders van de Holocaust een complete inventarisatie van de medewerking die het Nederlandse ambtelijke apparaat tussen 1940 en 1945 verleende aan de moord op meer dan 100.000 mensen. Desgevraagd omschrijft hij de excuses die premier Rutte daar onlangs voor aanbood als ‘erg mager’. Rob Bakker: ‘Rutte maakte op geen enkele manier duidelijk hoe sterk het gehele ambtelijke apparaat betrokken was bij de registratie en deportaties. De SG’s protesteerden wel tegen de gedwongen Arbeitseinsatz van niet-Joodse Nederlanders, maar niet tegen de deportaties van de Joden. Daarmee werd een gehele bevolkingsgroep willens en wetens afgeschreven en niet meer als deel van het Nederlandse volk beschouwd en behandeld. De Jodenvervolging en deportaties werden als iets beschouwd wat de Nederlandse ambtenaren niet aanging; dat was voor de verantwoording van de Duitsers. Joden werden gezien als een aparte bevolkingsgroep en werden niet gerekend tot het algemene landsbelang, zowel politiek als uit menselijk oogpunt gezien’. Daarnaast aandacht voor het verband tussen de hoge mate van ambtelijke collaboratie en de ongrondwettelijke vlucht van koningin Wilhelmina in mei 1940.

Ko Smit schrijft over het complot tegen generaal Reynders, de opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, die vlak voor de Duitse inval op aandrang van koningin Wilhelmina het veld moest ruimen. Had dat te maken met de weigering van de generaal om mee te werken aan de vluchtplannen van het koningshuis?

Meer dan drie miljoen bezoekers trok de musical Soldaat van Oranje. De autobiografie van Erik Hazelhoff Roelfzema is daarmee uitgegroeid tot de hoogmis van het Oranje-evangelie. Maar hoe heldhaftig was diens betrokkenheid bij de planning van een naoorlogse staatsgreep in 1947, inclusief een moordaanslag op PvdA-coryfee Koos Vorrink? Bart Gruson kan zich betere vaderlandse oorlogshelden voorstellen.

Tergend langzaam kwam het kabinet-Rutte uit de startblokken voor actie tegen het corona-virus. Kritiek op het beleid wordt als een gebrek aan solidariteit gezien. Maar het wordt tijd de ogen te openen voor de consequenties van wekenlange bestuurlijke lethargie, schrijft Ricus van der Kwast, die zijn hart vasthoudt voor de komende weken. ‘Bang ben ik dat de maatregelen niet alleen twee maanden te laat genomen zijn, maar dat men ook twee maanden te vroeg de teugels weer laat vieren, terwijl de WHO, epidemiologen en andere modelleerders juist voor versoepeling waarschuwen omdat er op dit moment geen enkele aanwijzing is dat al meer dan zeg 10 procent van de bevolking immuun is’.

Voormalig Europarlementariër Els de Groen beschrijft het corona-virus als de ultieme test voor bestuurlijke vaardigheden. ‘Het ontmaskert presidenten die het virus bagatelliseren, ontmaskert premier Orbán die beweert het virus te knechten door de democratie af te schaffen, ontmaskert populisten die er xenofobie mee aanwakkeren’.
Wat Europa – bij uitstek Europa met haar diversiteit, haar cultuur, gewelddadige historie en democratische ambities – kan redden is samenwerking, zo stelt ze. ‘Geen versplintering en verspilling meer, maar saamhorigheid. Dan verslaan we niet slechts corona, maar ook het egoïsme en de visieloosheid die eraan ten grondslag liggen’.

Paul Damen dook in de mortaliteitsgeschiedenis van het Huis van Oranje-Nassau. Veel vertegenwoordigers van de dynastie werden getroffen door het dodelijke pokkenvirus, maar specialiteit van het huis werd toch sterven aan uiterst sneue grillen van het noodlot. ‘Je kan veel van het coronavirus zeggen, maar het doet wél aan diversiteit. Koning, keizer, admiraal, corona pakt ze allemaal. Ooit was dat anders: besmettelijke ziekten roeiden half Europa uit, maar de Oranjes bleven gespaard. Ons latere vorstenhuis vond vaker originelere methoden voor de voleinding van het leven’.

Al 50 jaar geleden waarschuwde het gedistingeerde wetenschappelijke duo Paul R. Ehrlich en Anne H. Ehrlich voor het verband tussen overbevolking, toegenomen mobiliteit, klimaatverandering en nieuwe dodelijke virussen. In hun in 1970 verschenen boek Population, Environment, Resources werd precies voorspeld waar de wereld nu mee kampt. Roel van Duijn over de dovemansoren van de politiek en de machinaties die nu op het wereldpolitieke toneel in het spel zijn om de democratie te beknotten.

De primitiefste levensvorm, het virus, heeft de homo sapiens, de meest ontwikkelde levensvorm, gevonden als een vehikel voor zelfvermeerdering, aldus een analyse van de Sloveense filosoof Slavoj Žižek. De mens blijkt niet minder fragiel dan de ooit uitgestorven dodo of dinosaurus. Is dit dan het echte einde van de geschiedenis, vraagt Raymond van den Boogaard zich af in een beschouwing over ‘de politiek van de angst’.

Dan twee artikelen over de wereld na corona. Het land lijkt in een staat van beleg. In de media is nauwelijks aandacht voor andere onderwerpen dan het coronavirus. De woordkeuze herinnert aan oorlogsverslaggeving, waarbij het verloop van het front en het aantal slachtoffers de belangrijkste onderwerpen vormen. Het houdt ons dag en nacht bezig, maar hoe zal straks de vrede eruit zien? Ries Roowaan tast de mogelijkheden af. ‘Volgens menig commentator is het coronavirus de externe schok die het neoliberalisme naar de schroothoop zal verwijzen. Dat is enigszins voorbarig maar feit is dat er al jaren onvrede over het marktfetisjisme bestaat. Hoe diep dat inmiddels zit, moge blijken uit het gemak waarmee in diverse landen de overheid geld rondstrooit. Elke aarzeling wordt weggewuifd. De hoogste bedragen zijn nog niet hoog genoeg. Of het werkelijk voldoende zal zijn, moeten we overigens maar afwachten’.

Mark Blaisse ziet in dit verband grote gevaren voor de democratische orde. ‘Zorgelijk is de manier waarop democratische regeringen menen van de ene dag op de andere noodmaatregelen te mogen nemen die onze vrijheid ernstig beperken. Dat de noodtoestand om strenge maatregelen vraagt, zoals uitgaansverbod en desnoods een lockdown, is begrijpelijk, maar het gaat wel heel ver als de overheid bepaalt dat alle mobiele telefoons mogen worden gevolgd in naam van de publieke veiligheid. In naam van diezelfde zogenaamde veiligheid gaan grenzen dicht, worden winkels, scholen, theaters en universiteiten gesloten, gaan crèches op slot, maar niemand wordt daarbij geconsulteerd. In sommige Europese landen mogen per decreet niet meer dan twee mensen met elkaar op straat aangetroffen worden. Deze decreten worden zonder parlementaire goedkeuring genomen. De plotseling oppermachtige regering deelt vrijwel alle lakens uit. Wij, de burgers, hebben het nakijken en worden misdadig genoemd als we ons niet schikken.’

Columnist Hans Maessen, voorzitter van het Republikeins Genootschap, buigt zich dit keer over het initiatief om te komen tot de oprichting van de Partij voor de Republiek.

In de rubriek Appeltjes van Oranje dit keer aandacht voor het dubbelspel van Felix Kersten. In 1950 kreeg deze Finse manueel therapeut een hoge onderscheiding uit handen van prins Bernhard vanwege zijn verdiensten voor het Nederlandse volk. ‘Het is moeilijk woorden te vinden voor alles wat u voor het Nederlandse volk gedaan heeft’, sprak Bernhard bij die gelegenheid. Daarbij ging het erom dat Kersten het Nederlandse volk tijdens de bezetting voor deportatie naar Polen zou hebben behoed. Maar er zat een luchtje aan dit lintje. Kersten was tijdens de oorlogsjaren de vertrouweling van SS-chef Heinrich Himmler en na de oorlog spande hij zich in om om Duitse oorlogsmisdadigers uit Nederlandse gevangenschap te krijgen door minister Donker van Justitie te chanteren.

Maurits van den Toorn recenseert het boek Op verzoek van hare majesteit van Frans Becker en Tamara Becker, over SDAP-kroonprins Wiardi Beckman. Kort voor de bevrijding in 1945 kwam deze in Dachau om het leven, na begin 1942 te zijn opgepakt bij een poging om naar Engeland te komen. Daarnaast ook aandacht voor In dienst van de nazi’s. Gewone mensen als gewelddadige collaborateurs van de hand van Paul van de Water.

Thrillerspecialist Gijs Korevaar beveelt drie spannende boeken aan waar een virus de hoofdrol speelt, Quarantaine van Erk Betten. World War Z van Max Brooks en Schone Slaapsters van horrorspecialist Stephen King.

Verluchtigd met illustraties van Joep Bertrams en Gabriel Kousbroek.

Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Republiek Amsterdam contra het Oranje-huis

/

VERS VAN DE PERS

Blijf immuun voor het kroon-virus en lees het nieuwe nummer van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. Paul Damen schrijft over eeuwen strijd tussen Mokum en Oranje. Wat resteert veertig jaar na Geen Woning, Geen Kroning nog van de republiek Amsterdam? En wanneer krijgt Amsterdam het stadspaleis op de Dam terug?

Een verse column van Gerard Aalders over het gehossel met het regeringsvliegtuig door Willem Alexander en Rutte, die hun privéreis naar de Bilderberg in Montreux onterecht afschoven op de belastingbetaler. Ridder van Oranje Nassau Roel van Duijn schrijft over de geneugten van een lintje, kunstenaar Fredie Beckmans legt zijn paleisverbod uit, Thom de Lagh ontmoette ex-krakerskoning Rooie Pietje, die afscheid neemt van zijn stad. Ries Roowaan over de republikeinse inborst van Harry Mulisch, August Hans den Boef dook in het werk van Multatuli en trof daar tal van verwensingen aan het adres van het ‘wormstekige huis van Oranje’. Maurits van den Toorn over de mislukte aanslag op Amsterdam door stadhouder Willem II.
Manuel Kneepkens over de gevolgen van een niet-rechtszaak: het besluit van premier Den Uyl over Bernhard niet te laten vervolgen wegens de steekpenningen die hij van Lockheed en Northrop had aangenomen sloeg een gat in de rechtsstaat.
Anton van Hooff herschrijft de Grondwet op republikeinse leest.
Van het republikeins front: de geboorte van de Partij voor de Republiek.
Boekrecensie: Katholiek in de Republiek van Catarina Lenarduzzi.
Plus: Nationaal Monument op de Dam dubbel fout, Thomas von der Dunk over koninklijke inteelt en Ries Roowaan over Europa na de brexit.

Plus: de Blik van Joep Bertrams, illustraties van Gabriel Kousbroek.

Nr. 1/2020 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Voorbij Trump, met Sjoerd de Jong over Gonzo in het Witte Huis & Els de Groen over Europees Trumpisme

VERS VAN DE PERS

De Trump-special van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap. Over de nachtmerrie waarin de Amerikaanse politiek is beland, een verkenning van Trumpisme en narcistisch leiderschap in Europa en recepten tegen het extreem-rechtse reveil.

Sjoerd de Jong las het spraakmakende boek Freak Kingdom. Hunter S.Thompsons Manic Ten Year Crusade Against American Fascism, waarin Timothy Denevi de in 2005 overleden journalistieke outlaw Hunter S. Thompson neerzet als een profeet van het Trump-tijdperk en tegelijkertijd als degene die al dit onheil had kunnen voorkomen als hij niet voortijdig een eind aan zijn leven had gemaakt. ‘Stel dat de legendarische gonzo-journalist nog had kunnen twitteren’, aldus de Jong, ‘had hij dan met een stroom woeste berichten van 180 tekens, getikt in het holst van de nacht en in walmen van drank en hasj, kunnen voorkomen dat Donald Trump president was geworden? Was impeachment dan niet nodig geweest? Had het gekkenhuis waarin Amerika door toedoen van de maniak-president is beland, compleet met geraas en getier over landverraad, spionage en burgeroorlog, kunnen worden voorkomen?’ Timothy Denevi lijkt het te geloven, maar De Jong toont zich minder overtuigd. Er zat meer Trump in Thompson dan men zou hopen, en in feite deed met Donald Trump Gonzo zijn intrede in het Witte Huis. De Jong breekt een lans voor de klassieke onderzoeksjournalistiek: ´Feit is dat Thompson allang school heeft gemaakt, ook in Nederland. Kranten en sites staan bol van journalisten die hun ik beschouwen als het beste knaapje om hun bloedstollende verhaal aan op te hangen. Of die als mini-Thompsons de lezer vergasten op gesjochten ontboezemingen over hun seks, drank-en drugsleven – en over de prangende vraag wie ze een racist, fascist, Gutmensch of gewoon een lul vinden. Zet Twitter op een kier en het gebrul en gejank komt je tegemoet van bloggers die zich als bronstige bavianen op de borst staan te roffelen om zich dan weer jammerend eigenhandig aan het kruis van het vrije woord te spijkeren. Tourette is in die wereld geen aandoening, maar een diploma. Dus méér gonzo, tegen de Über-gonzo in het Witte Huis? Nee, dank u´.

Boris Johnson in het Verenigd Koninkrijk, Viktor Orbán in Hongarije, Bojko Borisov in Bulgarije, Thierry Baudet in Nederland en de rij gaat nog veel verder. Maakt het Trumpisme school in Europa? Ex-Europarlementariër en schrijfster Els de Groen ging op zoek naar de Trumpisten van Europa en doet tegelijkertijd een poging tot definitie van dit politieke fenomeen. Een Trumpist, aldus De Groen, is een narcist in een leidinggevende functie. `Zoals een populist de spreekbuis wordt van een groep en groepsbelangen nastreeft en een verlicht despoot het algemeen belang wil dienen door ieders spreekbuis te zijn, zo laat een Trumpist zich leiden door eigenbelang: het enige belang dat hij kent´. Maar een narcistische leider is een contradictio in terminis. ´Het gaat om mensen met een persoonlijkheidsstoornis die anderen manipuleren, maar die op hun beurt ook weer gemanipuleerd kunnen worden door krachten achter de schermen.´

De Italiaanse dichter en mensenrechtenactivist Roberto Malini legt uit wat de Italiaanse Trump-kloon Matteo Salvini, alias ´Selfini´, beweegt: tomeloze geldingsdrang van een lege persoonlijkheid. Salvini is zeker schatplichtig aan Mussolini, die net als hij gaarne zijn viriliteit tentoonstelde in zwembroek aan het strand. ´Ondanks de lessen van beide Wereldoorlogen is Europa nog steeds gevoelig voor de propaganda van narcisten in badkleding´, waarschuwt Malini. ´Net als Mussolini benadrukken populisten en nieuw rechts de waarden van vaderland en familie, nationale tradities en “heilige grenzen”. Ze presenteren zichzelf als de vertegenwoordigers van het gewone volk en in hun vaak schreeuwend voorgedragen speeches oreren zij over rechtvaardigheid, justitie en zelfs religie. Salvini kust publiekelijk de rozenkrans en smeekt de bescherming af van de heilige maagd voor zijn politieke programma’s. Moe van slechte politiek, corruptie, de crisis van de ideologieën en waarden, raakt een toenemend percentage van burgers in de ban van zulke verhalen, gebracht door iemand die zij zien als „een man uit één stuk“. Zo verandert narcisme van een individuele conditie in een algemene, collectieve toestand´.

Gijs Korevaar sprak met de Nederlandse politicoloog Cas Mudde, die doceert aan de Universiteit van Georgia, en onlangs zijn boek The far right today presenteerde, waarin hij methoden aandraagt om de overheersing van het extreem-rechtse discours in de huidige politieke verhoudingen te doorbreken. In de ogen van Mudde is het grootste probleem van deze tijd het ideologische vacuüm waarin de liberale democratie verkeert. Tegenover het rechts-radicale geluid staat nauwelijks een aanlokkelijk alternatief. Mudde betoogt ook dat Donald Trump veel minder de outsider is in zijn eigen Republikeinse Partij dan velen vermoeden. Mudde: ‘Het is absoluut niet waar dat Trump de Republikeinse partij heeft gekidnapt. Hij werkt precies de agenda van rechts af. Republikeinen storen zich misschien wel aan zijn tweets en aan zijn vulgaire taalgebruik, maar ze zijn het wel eens met wat hij doet.´

Maurits van den Toorn verdiept zich in het fenomeen van de impeachment in de VS. Impeachmentprocedures kunnen voor praktisch alle publieke ambten worden gevoerd, zowel op federaal als op staatsniveau. Dat heeft de afgelopen twee eeuwen enkele tientallen keren tot afzettingen van rechters, ministers en gouverneurs geleid. Zo heel uitzonderlijk is de procedure dus niet, maar er is nog nooit een Amerikaanse president door een impeachment afgezet. Van den Toorn: ´Tot dusverre is er ook nog maar vier keer een impeachmentprocedure tegen een president in gang gezet: tegen James Buchanan in 1860, tegen Andrew Johnson in 1868, tegen Richard Nixon in 1974 en tegen Bill Clinton 1998. Bij Buchanan werd in 1860 een onderzoek gestart, maar ondanks de corruptie in zijn regering werden geen impeachable offenses gevonden; er kwam dus geen formele impeachment. Bij Johnson gebeurde dat wel (wegens misbruik van het ambt), maar de benodigde twee derde meerderheid in Senaat werd nét niet gehaald. Bij Nixon liep het onderzoek naar impeachable offenses, maar voor een formeel besluit kon worden genomen om daadwerkelijk over te gaan tot impeachment, hield hij de eer aan zichzelf en stapte op. Clinton kreeg geen impeachmentprocedure aan de broek wegens zijn gerommel met stagiaire Monica Lewinsky, zoals vaak wordt gedacht – dat was vooral een kwestie van slechte smaak – maar omdat hij tijdens het onderzoek daarnaar onder ede had gelogen en de rechtsgang had belemmerd. Uiteindelijk haalde het voorstel in de Senaat niet eens een meerderheid. Als overigens één Amerikaanse president een impeachment had “verdiend”, dan is het wel Ronald Reagan vanwege de Iran-Contra-affaire´.

Jelle Jeensma las zes in Nederlandse vertaling verschenen boeken vol explosieve en meestal anonieme getuigenissen die samen een onthutsend beeld schetsen van de meest controversiële president in de geschiedenis van de Verenigde Staten. In de boeken van Michael Wolff, Bob Woodward, James Comey, Craig Unger en Luke Harding blijkt de Amerikaanse politiek in een nachtmerrie beland. Het Witte Huis is in de greep van sjoemelende sjacheraars, Russische maffiosi, uitgerangeerde generaals en een president die regelmatig in razernij vervalt. Boerenslim is Trump wel. Op een doortrapte manier speelt hij de kongsi’s in zijn omgeving uit. Verdeel en heers is zijn adagium. Woodward citeert een paar keer een uitspraak van Trump: ‘Echte macht is angst’. Als Michael Wolff tegen Trump’s gewezen vertrouweling Steve Bannon zegt dat Trump kwetsbaar was omdat hij veertig jaar de baas was geweest van wat steeds meer een semi-criminele onderneming bleek te zijn, zegt die grinnikend: ‘Ik denk dat we “semi” wel kunnen laten zitten´.

Waar Lyndon B. Johnson, Richard Nixon en vooral ook George W. Bush immer konden rekenen op harde protestsongs vanuit de Amerikaanse tegencultuur, blijft het bij Donald J. Trump tot nu toe beangstigend stil uit die hoek. August Hans den Boef schrijft over een mooie traditie waar de klad in kwam, en behandelt onder meer Country Joe & The Fish, The Fugs, Frank Zappa and The Mothers of Invention en Neil Young, die speciaal voor George W. Bush het lied Let´s Impeach The President schreef, maar in het geval van Donald Trump tot nu toe mysterieus stil bleef. Ligt dat wellicht aan het feit dat de Canadese bard enige jaren terug nog in zaken wilde gaan met zijn toenmalige fan Trump, die tijdens zijn rally´s ook nog eens Youngs Keep On Rocking In The Free World door de stadions laat galmen?

In een column buigt Ries Roowaan zich over de echte Amerikaanse nachtmerrie: het eten in hotels. ´Het ontbijt bestaat in de regel uit eieren in diverse schijngestalten, fruitsalade uit blik, ranzige bacon, cornflakes, wit toastbrood, slappe koffie, aardappelen, onduidelijke worstjes en nog wat culinaire wangedrochten – een ensemble dat zich het beste laat omschrijven als een parodie op het Engelse ontbijt. Het servies en de koffiekopjes zijn van piepschuim. Voor het snijden, lepelen en prikken is de hotelgast aangewezen op vliegtuigbestek en staat voor de uitdaging met een slap plastic mes gekoelde boter op gammel toastbrood te smeren. Het is wel makkelijk opruimen: alles gaat gewoon in de vuilnisbak. Afwassen drukt immers slechts op de winst´. En dan hebben die arme Amerikanen ook nog eens de duurste gezondheidszorg ter wereld.

Hoe krijg je een uiterst stabiel genie aan het wankelen, vraagt Ricus van der Kwast zich af. Hij vreest dat de obsessie van de kritische media voor Trump het omgekeerde effect heeft. Hoe meer hij wordt bespot, des te sterker hij wordt. En dus bepleit hij een andere aanpak. ‘Trump moet meer geprezen worden, juist door zijn tegenstanders. Niet overdreven, maar gemeend, want af en toe geeft een beslissing, een grap of een gebaar van hem daar best aanleiding toe. Het zal hem uit zijn evenwicht brengen. Nuances nemen de wind uit zijn zeilen. Zonder strijd, zonder wraakgevoelens, zonder media-aandacht is The Donald als een vis op het droge. Hij zal langzaam wegkwijnen. Misschien trekt hij zich zelfs eigener beweging terug‘.


EN VERDER IN DIT NUMMER

Is het haalbaar een oordeel van de rechter uit te lokken over de vraag of de Koning te veel (onverenigbare) bevoegdheden heeft? Die vraag legde het Republikeins Genootschap voor aan de jonge jurist Ewout Jansen, ex-adviseur van de Hoge Raad en ook bekend als cabaretier. Tegenover De Republikein licht Jansen zijn onderzoek toe. Hij wijst erop dat de Koning voorzitter is van de Raad van State, die de regering adviseert over wetgeving. Daarnaast staat de Koning aan het hoofd van de regering. Jansen: ‘Als voorzitter van de Raad van State adviseert de Koning dus zichzelf. Bovendien benoemt en ontslaat de Koning de leden van de regering. Ook alle rechters in Nederland moeten worden benoemd en ontslagen door de Koning. Daarnaast is de Raad van State – behalve een adviesorgaan over wetgeving – ook de hoogste bestuursrechter in Nederland’. Hij concludeert: ‘Wie niets weet van de theorie en de praktijk van Nederlandse staatsinrichting en enkel de Grondwet leest, kan niet anders dan concluderen dat de Koning de absolute macht heeft in Nederland´.

In zijn redactionele inleiding staat De Republikein-hoofdredacteur René Zwaap stil bij de indrukwekkende rede die hoogleraar vergelijkende wetenschapsgeschiedenis Wijnand W. Mijnhardt hield bij zijn afscheid van de Universiteit van Utrecht. Mijnhardt bepleitte bij die gelegenheid eerherstel voor de Bataafse Republiek en reanimatie van het republikeinse gedachtengoed in Nederland. Mijnhardt: ´Ik droom vaak hoe mooi het zou zijn ons opnieuw te laten inspireren door de rijkdom van een opgefrist laat achttiende-eeuws vaderlands republikanisme en het koekoeksjong van de liberale monarchie uit ons nest te verbannen. Behalve geraffineerde dynastieke politiek en eigenbaat, respectloze omgang met constituties en vluchtig, als nationale symboliek verpakt volksvermaak, heeft de Oranjemonarchie ons weinig gebracht en bij een sociaal republikanisme hebben we veel te winnen.’ Zo’n oproep mag niet onbeantwoord blijven, aldus Zwaap. ´Daarom zal De Republikein in de eerstvolgende editie een aanzet leveren tot zowel een republikeinse Grondwet als tot een beginselprogramma van een nieuwe republikeinse partij in de lijn van Mijnhardt. Mis het niet!´

In zijn vaste column voor De Republikein staat Roel van Duijn stil bij het 50-jarige jubileum van de Kabouterbeweging, die in Amsterdam met de Kabouterpartij in 1970 zijn intrede maakte in de gemeenteraad en ook de Oranjevrijstaat in het leven riep, vrij van koningshuis en consumptiemaatschappij. De boodschap van de Kabouters heeft niet aan zeggingskracht ingeboet en maakt anno 2019 internationaal school.

Incompetentie is de koning van de doofpot, aldus de analyse van onze huisjurist H.U. Jessurun d´Oliveira van de estafette van lek- en lakschandalen bij de diverse Haagse departementen, waar ambtenaren die uit de school klappen over misstanden op de ambtelijke werkvloer worden beschuldigd van schending van het ambtsgeheim en worden verketterd. Inmiddels haalde minister Grapperhaus van Justitie bakzeil met zijn voornemen om een ambtenaar die had gelekt over onrechtmatige beïnvloeding van het WODC te vervolgen. Jessurun d´Oliveira neemt het voor de klokkenluiders op. Sterker nog: ´Ambtenaren hebben soms de plicht aangifte te doen van ambtsmisdrijven‘. Hij gaat ook in op de schandalen rond de onrechtmatige stopzetting van kinderopvangtoelagen bij de Belastingdienst en bij de verdachte toestanden op Buitenlandse Zaken, waar ambtenaren weer niet genoeg weglakten uit WOB-documenten, zodat plotseling bekend werd dat het ministerie strijdgroepen in het buitenland ondersteunt die volgens het Openbaar Ministerie als terroristische organisaties worden gebrandmerkt.

In zijn vaste column voor De Republikein verdiept historicus Gerard Aalders zich ditmaal in de mededeling van de Rijksvoorlichtingsdienst dat de koning op buitenlandse handelsmissies de ene na de andere miljardenorder binnensleept voor het nationale bedrijfsleven.

Ries Roowaan schrijft over Nigel Farage, de Britse Trump-kloon die de Britten opscheepte met Brexit, maar wiens eigen politieke loopbaan dankzij het districtenstelsel nooit verder reikte dan het Europees Parlement.

Waarom hullen officieren van justitie, verdedigers en rechters zich nog steeds in middeleeuwse geleerdenkleding? ´Uit die toga´s!´, bepleit classicus Anton van Hooff. ´In de openbare ruimte dienen uniformen ter (h)erkenning van gezagsdragers, maar in de rechtszaal is geen misverstand mogelijk. Daar leiden de toga’s tot een misplaatst afdwingen van respect en het misverstand dat aanklagers en advocaten tot de rechterlijke macht behoren´.

In de rubriek Appeltjes van Oranje aandacht voor de erotische escapades van Prins Hendrik, de grootste schuinsmarcheerder die het Nederlandse koningshuis heeft voortgebracht. Het seksschandaal rond de Britse prins Andrew verbleekt bij de levenswandel van prins Hendrik, die zich niet alleen bediende van prostitue(e)s van beiderlei kunne, maar zich ook nog eens vergreep aan de jeugdige padvinders waar hij als erevoorzitter van de Nederlandse scouting makkelijk toegang toe had. ´Het leven van prins Hendrik was één groot seksschandaal´.

‘Impeach de koning!’ In zijn vaste column buigt Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen zich over de wenselijkheid dat de Nederlandse Grondwet zou voorzien in een afzetclausule voor de koning. Willem-Alexander voldoet royaal aan de voorwaarden: ´Hij vangt dubbele inkomsten voor zijn meubeltjes, declareert verkeerd, maakt misbruik van hem ter beschikking staande gebouwen en voertuigen, verkoopt staatseigendom voor eigen gewin, enzovoort. Iedere andere burger dan de koning zou voor dergelijke vergrijpen gegarandeerd voor schut gaan´.

Twee boekbesprekingen completeren dit nummer. Maurits van den Toorn bespreekt Mathijs van de Waardts biografie van Dirk Donker Curtius, De man van 1848. Donker Curtius (1792-1864) was zowel een politieke straatvechter als een heer, zowel een republikein als een vertrouweling van koning Willem II. Zijn bijdrage aan het slagen van de Grondwet van 1848, die de absolute monarchie aan banden legde, werd schromelijk onderschat ten gunste van de mythe rond Thorbecke, maar Van de Waardt vult deze lacune voorbeeldig op.

Paul Damen las Rutger Bregmans De meeste mensen deugen met stijgende ergernis. ´Bregmans boek doet nogal denken aan een aflevering van Discovery Channel´, merkt hij op. ´Na Bregmans boek is mij nog steeds niet duidelijk welke mensen deugen, en waarom. Alleen weet ik wél: dit boek deugt voor geen donder´.

Plus: de Blik van Joep Bertrams, illustraties van Gabriel Kousbroek en cartoons van Ardy Beld.

Nr. 4/2019 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.