Johan de Witt

Wat is een republiek? De staatsleer van Spinoza, Johan de Witt en Hugo de Groot

In onze wereld is het duidelijk wat een republiek is: een staat met een gekozen hoofd en liefst ook in andere opzichten een democratie, dat wil zeggen een bestel waarin alle macht teruggaat op het volk. Als politieke voorloper ontdekte de eerste Nederlandse Republiek pas gaandeweg dit concept.

Tekst Anton van Hooff

De preambule van de Duitse Grondwet zegt het duidelijk: ‘… het Duitse volk heeft zich krachtens zijn grondwetgevende bevoegdheid deze constitutie gegeven’. Wat in Nederland voor grondwet doorgaat, heeft niet eens zo’n bekentenis tot de democratie. Nog onlangs verbijsterde ik een Amerikaanse studente in mijn gehoor met de mededeling dat de Nederlandse Grondwet geen wet is, waarop de burger zich dus kan beroepen.
Van alle 195 staten in de wereld heeft slecht een handjevol een erfelijk staatshoofd. Geen van de talrijke ex-kolonies die in de twintigste eeuw staat werden werd een monarchie. Veel staten hebben ‘republiek’ in hun naam. Alleen aan de randen van Eurazië komt het monarchale systeem nog voor. In 2006 nodigde Elisabeth II ter gelegenheid van haar zestigjarige queenschap de fossielen naar Londen. De groepsfoto toont de monarchale malaise. Vijf gasten waren allang afgezet. En de Arabische wereld was vertegenwoordigd door types in wier gezelschap een fatsoenlijk mens niet wenst te verkeren. Het is duidelijk dat de monarchie historisch een doodlopende weg is. Niet voor niets zeggen we dat Nederland nog een koninkrijk is.

Wat betekent res publica?
Onder de Republiek werd de staat die sinds het verlaten van Filips II in 1581 ontstond, al gauw bekend. Maar pas de Bataafsche Republiek van 1795 nam het woord in haar naam op. In de zestiende eeuw was ‘republiek’ een open term voor alle niet-feodale staatsverbanden. Van zulke systemen waren er niet veel in het toenmalige Europa. Het bekendst was de Repubblica di Venezia met een gekozen doge. De Latijnse naam Venetiarum Respublica maakte overduidelijk wat het historische voorbeeld was, te weten de Romeinse Republiek. Zo heet in de geschiedschrijving de periode na de afzetting van koning Tarquinius Superbus in 509 vC. Het systeem had twee gekozen en jaarlijks wisselende consuls als hoogste magistraten. Het bestond tot 27 vC, het jaar waarin Augustus monarchale bevoegdheden kreeg ofwel keizer werd.
Het Latijnse res publica is een ruime uitdrukking voor ‘publieke zaak’ of ‘gemeenschap’. Jan de Oude van Nassau, de oudste broer van Willem van Oranje, gebruikte ‘gemeente’ (gemeynte) als synoniem voor Republicque. Een monarchie kon ook als een res publica gelden, mits de vorst maar het algemeen belang behartigde. In de Nederlanden werd die verplichting vastgelegd bij de Blijde Inkomst. Daarnaar werd verwezen in de vloed van geschriften die meekwam in de stroomversnelling van de Nederlandse Revolutie.
De Staten-Generaal besloten op 22 juli 1581 Filips II de rug toe te keren, te verlaten – want hij had zijn Nederlandse schapen in de steek gelaten. Op 26 juli fiatteerden ze de uitvoerige rechtvaardiging van het besluit (Placcaert) goed. Het stuk, een verordening, is door zijn principiële motivering de eerste onafhankelijkheidsverklaring ter wereld. Toch meenden de vroede vaderen nog het niet zonder een landsheer te kunnen stellen. Na de teleurstellende ervaring met François van Anjou, broer van de Franse koning, richtte men de blik naar het westen, naar Elisabeth I. Zij stuurde Leicester, naar de Nederlanden, maar ook zijn missie werd geen succes. Toen begon men zich af te vragen of een vorst zo nodig moest. Konden de Statenvergaderingen het niet alleen af?

Vrancken: het zijn de Staten
In 1587 schreef François Vrancken een stuk van vijf pagina’s met de lange titel Corte Verthooninge van het Recht by den Ridderschap, Edelen, ende Steden van Hollandt ende Westvrieslant van allen ouden tyden in den voorschreven Lande gebruyckt, kortheidshalve aangeduid als Justificatie of Deductie. Het werd als standpunt van de provinciale Staten in 1588 gepubliceerd.
Vrancken betoogde dat de steden van Holland, West-Friesland en Zeeland al achthonderd jaar steeds in goed overleg met de graven hun gewesten bestuurden. Pas in de afgelopen vijftien jaar was door Filips II aan deze ideale verhouding een einde gemaakt. Daarmee waren de fundamentele rechten van de Staten aangetast. Zij spraken namelijk namens de eenheden (steden en adelschap). Het was daarom ondenkbaar dat de Statenleden zich door eigenbelang zouden laten leiden – een aanvechtbare aanspraak. Maar goed, Vrancken stelt vast: ‘Daarom zal iedereen moeten begrijpen dat zij die verklaren dat de soevereiniteit over de landen bij de Staten berust, daarmee niet in het bijzonder bepaalde personen of afgevaardigden van het land bedoelen, maar hun mandatarissen, te weten de edelen en steden van het land die zij uit hoofde van hun mandaat vertegenwoordigen’ (Deductie, par. 20).

Vrancken legde scherper dan het Plakkaat deed, de soevereiniteit bij de Staten. Feitelijk, maar geenszins principieel maakten de Staten-Generaal hun gewesten tot een staat zonder landsheer op 12 april 1588. Toen besloten ze op voorstel van Holland om een Raad van State, een orgaan met een vertrouwde naam, in te stellen en dat tot het hoogste staatsorgaan te maken.
Behendig inspelend op de internationale verhoudingen wist Johan van Oldenbarnevelt vanaf 1588 de Verenigde Nederlanden een plaats onder de Europese staten te bezorgen, maar tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) kwam het tot een uitbarsting tussen hem en Maurits. Het ging niet alleen om de beruchte theologische twist over de goddelijke voorbestemming van het individu, maar er was ook een fundamenteel meningsverschil over de verhouding tussen de Staten en de stadhouder.

Hugo de Groot: wij leven vrij
In de polemiek stond Hugo de Groot, aan de kant van Van Oldenbarnevelt. In 1610 publiceerde hij het Tractaet Vande Oudtheyt vande Batavische nu Hollantsche Republique. Op uiterste creatieve wijze gaat De Groot daarin met het verleden om. De Bataven waren echte inheemsen. Komend uit Hessen vestigden zij zich hier – na het fameuze afzakken van de Rijn – op het onbewoonde eiland tussen de grote rivieren, het Bataveneiland, dat nog steeds naar hen Betuwe heet. Zij namen het gebied in volgens de ‘alder-billickste wet der nature’ volgens welke onbeheerde goederen toekomen aan de vinder. De Bataven, wij Hollanders dus, waren een ‘volck vry van sijnen oorspronck, in een vry landt’, autochtonen in de ware zin van het woord.

Hugo de Groot (1583-1645)
Uit wat de Romeinse geschiedschrijver Tacitus over de Germanen schreef, maakte De Groot op dat de Batavieren een regering van de voortreffelijksten (treffelickesten) hadden – net als de Republiek van zijn tijd. Er waren twee soorten ‘treffelicksten’: aanzienlijksten van oudsher en de gekozenen uit het gewone volk (de verkorenen uyt het gemeene volck), een soort Statenvergadering dus.
Tijdens de middeleeuwen, waaraan De Groot nogal snel voorbij gaat, wisselde het respect van de vorsten voor de vrijheid wel, maar in principe bleef zij van kracht. Ten slotte trad het gezag van de Staten ‘wederom klaerlick aen den dagh’. Toen koning Filips wiens gezag steeds was geëerbiedigd, door smeken noch vermaningen tot een andere gezindheid kon worden gebracht, hebben ten slotte de Staten-Generaal op 26 juli 1581 Filips wegens het schenden van de regeerregels, de iure en de facto van zijn ‘Vorstendom’ vervallen verklaard.
Johan de Witt (1625-1672)
De Witt: macht is niet aangeboren
Tot de nationale mythologie behoort de Groots ontsnapping in een boekenkist uit slot Loevestein (22 maart 1621). ‘Loevestein’ kreeg een politieke betekenis doordat daar in 1650 enkele Staatsgezinden enkele maanden opgesloten zaten, onder wie de vader van Johan de Witt. Na zijn vrijlating zou vader De Witt zijn zoon hebben toegevoegd: ‘Vertrouw nooit een Oranje.’
Door Johan de Witt’s leiding werd in 1654 een einde maakte aan de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654) door de Vrede van Westminster. De overeenkomst kon alleen worden gesloten door een geheim bijvoegsel te aanvaarden, de Acte van Seclusie (Uitsluiting). Daarin beloofden de Staten van Holland dat zij nooit een nakomeling van Willem II tot stadhouder van Holland zouden benoemen.
Toen de zaak uitkwam moest De Witt de stap verdedigen. Hij deed dat in een betoog, Deductie, waarin hij een duidelijker inhoud gaf aan het concept republiek dan Hugo de Groot. In zijn Deductie ofte Declaratie van de Staten van Hollandt en West-Vriesland betoogt De Witt dat het principieel onjuist zou zijn de functie van kapitein- en admiraal-generaal aan het zoontje van Willem II, de later Willem III, toe te kennen. Sommigen hadden daarvoor gepleit, maar ‘hoe zou vrijheid kunnen worden genoemd dat in een Republiek de hoogste waardigheid iemand werd aangeboren? En zou het een bewijs van vrije keus zijn om de hoogste functies aan kinderen toe te wijzen?´(2, 1, 8).
Men moest ‘veeleer de gedachtegang volgen van alle politieke auteurs met gezond verstand dat in een Republiek zulke functies niet zonder aanmerkelijk risico voor de vrijheid kunnen worden toegewezen aan degenen van wie de ouders dezelfde functies tevoren hebben bekleed’ (1,1,9).
Men moest kijken naar landen die als ‘welgestelde en welgevormde Republieken’ hun vrijheid behielden. Daar werd het hoogste ambt nooit gecombineerd met militair bevelhebberschap. De hoogste macht was daar gedeeld. Daar werd geen militaire bevoegdheid voor een langere periode toegekend. Zo deden dat eertijds de Romeinen met hun twee consuls, die ook nog jaarlijks wisselden. ‘Zoals wij dat ook tegenwoordig in deze staat en vooral in de provincie van Holland en West-Friesland bij alle hoge functies navolgen’ (2,126). De Statenleden dienden afstand te nemen van de stelregel ‘dat in een Vrije Republiek de waardigheden van de vaders de zoons enigszins aangeboren zouden zijn’ (2,1,34).
Grote leiders brachten onenigheid in de gemeenschap. Juist de spreiding van macht maakte de sterkte van de Verenigde Nederlanden uit: ‘Dit zijn naar het oordeel van de Staten van Holland de echte banden die de zeven pijlen verbinden die in de klauw van een en dezelfde leeuw moeten worden vastgehouden.’
Natuurlijk hadden de Oranjes het land belangrijke diensten bewezen, maar ze hadden er meer dan genoeg voor teruggekregen, zeker tweehonderd ton goud oftewel twintig miljoen gulden. ‘Bovendien hebben de Oranjevorsten, hun hele familie en aangetrouwden vrijdom van ’s lands belastingen en bijzondere heffingen genoten, wat op een excessive fortune zou komen te staan’ (2,6,5). Het debat over de belastingvoordelen van de Oranjes is dus bepaald niet iets van onze tijd.

De la Court: welvarender in een republiek
Acht jaar na de Deductie, in 1662, verscheen Interest van Holland ofte gronden van Hollands-Welvaren van Pieter de la Court (1618-1685). Hij noemde het een godsgeschenk dat Willem II vroegtijdig overleden was en bij zijn dood geen volwassen nazaat had achtergelaten. Daardoor kon Holland zijn enorme nationale schulden afbetalen; onder het bewind van een stadhouder was het zeker failliet gegaan, want monarchen geven altijd grote sommen geld uit aan de krijgsmacht. Natuurlijk verheerlijken niet alleen ambtenaren, hovelingen en soldaten en allen die zich ook graag door corruptie zouden willen verrijken ‘de Monarchale regeringe, om eigen profijt, ten Hemel, als daar uit nedergedaald zijnde.’ Maar uit De Courts betoog bleek ‘dat de Ingezetenen van een Republik oneindelik gelukkiger zijn, als (= dan) de onderdanen van een land, geregeert door een Heer.’

Baruch Spinoza (1632-1677)
Spinoza: een republiek is democratisch
Spinoza prijst in algemene termen de ‘vrije republiek, libera republica. Opmerkelijk is dat hij in zijn Theologisch-politieke verhandeling de termen democratia en democraticus in positieve zin gebruikt, terwijl antieke filosofen, in het bijzonder Plato, Europa tot na 1800 een afkeer van de volksmacht hadden bezorgd. Volgens Spinoza voldoet alleen democratie aan de eisen van het natuurrecht; het vrije individu draagt uit eigen keuze rechten over aan de staat. Als voorbeeld van een voorbeeldig functionerende democratie geeft hij de stad Amsterdam, ‘die met zijn zo grote groei, en met bewondering van alle naties de vrucht van deze vrijheid geniet, want in deze uiterst welvarende republiek en stad die alle steden van welke natie ook overtreft, leven ook mensen van diverse achtergrond in een hoogste harmonie.’ (Tractatus theologico-politicus, hoofdstuk 20).

We zien dat bij Vrancken, De Groot, De Witt, De la Court en Spinoza zich een staatsleer ontwikkelt die de Republiek ook in staatkundig opzicht in de vroege verlichting plaatst. Laten we die traditie weer oppakken en de republiek herstellen.


Dit artikel is de bewerking van een hoofdstuk uit het onlangs bij uitgeverij Omniboek verschenen Het Plakkaat van Verlatinge. De eerste onafhankelijkheidsverklaring , auteur: Anton van Hooff.

De Republikein nr. 3/2018: Greet Hofmans & Friedrich Weinreb: een paar apart

Uit de inhoud van nr. 3/2018 van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & recht:
René Zwaap over het geheime archief van Greet Hofmans en de manipulaties van het Weinreb-Rapport, Paul Damen over lintjesjager Bernhard, Gerard van der Zwan bepleit een Constitutioneel Hof in Nederland, oud-SG van Financiën Jan Postma rehabiliteert Bataafse patriot Alexander Gogel, Marokkaans journalist Hamid El Mahdaoui wil Willem-Alexander en Nederlandse Staat aanklagen voor wapensmokkel, Anton van Hooff over het republikeinse ideaal bij Hugo de Groot, Johan de Witt en Spinoza, Sjoerd de Jong over de erosie van journalistieke wetten in het Trump-tijdperk, August Hans den Boef over het Jaarboek Oranje 2017, Bart Gruson over de nieuwe Cubaanse Grondwet, Ton van Reen over een koninklijk bezoek aan Limburg, Gijs Korevaar bezoekt de (in vergelijking met Oranje) spotgoedkope Zweedse royals, een column van Manuel Kneepkens over het verlangen naar een Hollandse Houllebecq, een column van Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen vanuit de Alliance of European Republican Movements in Londen en de Appeltjes van Oranje met de liefde tussen Mabel en Ed van Thijn.

Na te bestellen via klantenservice@virtumedia.nl, tel. 085-0407400. Mis geen enkele editie van dit bijzondere tijdschrift en neem een abonnement.

Orangisme versus populisme?

Het anti-koningshuissentiment dreigt in deze bange tijden te worden gekaapt door populisten aan de uiterste rechterzijde. Over wat zij in de plaats van de monarchie zouden willen stellen hoeven we ons geen illusies te maken. Als gevolg van deze dreiging is nu bij velen de illusie ontstaan dat alleen de koning ons scheidt van een populistische dictatuur en dat het koningshuis garant staat voor beschaving. Zij tonen zich daarom allergisch voor het republikeinse streven, net zoals diezelfde bange Hollander direct achter het bankstel springt bij woorden als ‘directe democratie’, ‘volkssoevereiniteit’ of ‘referendum’.

Eeuwen orangistische heerschappij heeft het Nederlandse volk opgezadeld met een ernstig minderwaardigheidscomplex en twijfel aan de eigen handelingsbekwaamheid en het eigen beoordelingsvermogen.

Wat in deze afweging gemakshalve wordt vergeten is dat het orangisme zich dwars door de gehele Nederlandse geschiedenis heen  altijd heeft bediend van alle denkbare populistische machinaties. De machtsbasis van Oranje is gebaseerd op een pact met het gepeupel sinds ‘Vader des Vaderlands’ Willem de Zwijger de sluizen wijd open zette voor de terreur van een protestantse taliban. Het orangisme was nooit iets anders dan een populistisch machtsmiddel. Iedere concessie die het deed aan andere waarden dan primitief eigenbelang moest worden afgedwongen. Van harte ging het nooit.

Het republikeinse streven in Nederland daarentegen valt historisch samen met de hoogste beschavingsidealen. Ik noem in dit verband Hugo de Groot, Spinoza, Johan de Witt, Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Multatuli. Maar de lijst is oneindig veel langer.

Het ware republikeinse streven in Nederland is dan ook niet minder dan een beschavingsmissie, en zie daar het werkveld van dit tijdschrift. ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’ bestaat nu twaalf jaar. Het is indrukwekkend hoeveel journalisten, columnisten, schrijvers, denkers, dichters, historici, sociologen, juristen, filosofen, tekenaars, beeldend kunstenaars e.v.a. geheel belangeloos hun bijdragen leveren aan de continuïteit van deze bijzondere titel. Er is anno 2017 iets aan het gebeuren met het republikeinse streven in Nederland. Het dreigt levensvatbaar te worden!

Daarnaast zijn de banden met het Nieuw Republikeins Genootschap – dat binnenkort zal fuseren met het oudere Republikeinse Genootschap – aangehaald. NRG-voorzitter Hans Maessen werd de vaste columnist van het blad. Er kwam samenwerking op het gebied van een groot onderzoek naar de verborgen kosten van de monarchie waaraan het NRG zich heeft gecommitteerd binnen het verband van de Alliance of European Republican Movements. Dankzij onze webmaster Adriaan Boiten kreeg het blad een geheel vernieuwde website (zie www.derepublikein).

De Republikein heeft alles in zich om uit te groeien tot een volwassen medium. Maar alleen met vrijwilligers lukt dit niet. Een professionaliseringsslag is nodig. Te weinig mensen zijn op de hoogte van het bestaan van dit blad. Te klein is het bereik, te klein de oplage. En daarom doe ik hier een beroep op een ieder die een bijdrage wil leveren aan de groei van dit blad tot een stem die tot in iedere hoek en uithoek van het Koninkrijk kan worden gehoord. U allen heeft nu de unieke kans een bijdrage te leveren aan een grote stap voorwaarts voor republikeins Nederland: een volwassen blad dat een tegengeluid kan bieden aan de steeds meer voor de Gouden Koets gespannen massamedia. De redactie is dankbaar voor iedere suggestie via onze mailadres redactie@rotestsite.nl.

 

Leve de Republiek, leve de Republikein!

 

René Zwaap

Hoofdredacteur ‘De Republikein’

Wie vermoordde de gebroeders De Witt?

In deze aflevering van ‘Van het Republikeins Front’ aandacht voor de onthulling van het monument ter ere van Johan en Cornelis De Witt van Folkert de Jong in Den Haag. Nog altijd zorgt de schuldvraag over wie verantwoordelijk kan worden gesteld voor de moord op de gebroeders voor hoog oplopende emoties.

 Tekst René Zwaap

‘Ultimi barbarorum!’ (‘Ultieme barbaren!’), schreef wijsgeer Spinoza op 20 augustus 1672 trillend van verontwaardiging op een stuk papier in zijn huis aan de Haagse Paviljoengracht nadat even verder, in de Gevangenpoort, de gebroeders Johan en Cornelis de Witt  door een wilde volksmeute waren gedood en aan stukken gescheurd. Hij had het papier als protest willen aanbrengen bij de plek des onheils, maar dat belette zijn huisbaas, tevens vriend, door de deur op slot te gooien. Zo kon de wijsgeer uitrazen zonder ook ten prooi te vallen aan de bloeddorst van de massa. Het was de enige keer in zijn leven dat de stoïcijnse filosoof zijn  zelfbeheersing verloor, zo vertelde Spinoza enige jaren later aan zijn Duitse collega Leibniz.

Historicus Luc Panhuysen, biograaf van de gebroeders De Witt, riep dit moment in herinnering tijdens de bijeenkomst van vrijdag 1 juli jl. in de Haagse Studio Dudok voorafgaand aan de onthulling van  het standbeeld ‘Dutch mechanisms’, waarmee kunstenaar Folkert de Jong een ode brengt aan de onfortuinlijke gebroeders. De les die uit deze episode getrokken kan worden, aldus Panhuysen: ‘Hoed je voor de barbaar in jezelf’.

Luc Panhuysen (l) en Folkert de Jong (r) bij de onthulling van het beeld 'Dutch mechanisms'
Luc Panhuysen (l) en Folkert de Jong (r) bij de onthulling van het beeld ‘Dutch mechanisms’

Schuldvraag

De moord op de Johan de Witt, raadspensionaris (zeg maar: premier) van de Republiek der Verenigde Provinciën en diens broer Cornelis, gedeputeerde voor de vloot (zeg maar minister van de marine) staat nog immer garant voor emoties. De schuldvraag – gebeurde de moord in opdracht van de jonge Willem III, de latere koning van Engeland? – houdt de gemoederen ook anno 2016 nog zeer verdeeld, zo bleek uit een rondvraag onder de aanwezigen. Biograaf Panhuysen liet De Republikein weten dat de moordpartij weliswaar goed georkestreerd was, maar Willem III had er naar zijn mening niet zelf de hand in. ‘Het was meer zoiets wat de nazi’s later “dem Führer entgegen arbeiten” noemden, dat ze handelden in wat zij dachten dat de wens van Hitler was, zonder dat deze er direct opdracht voor had gegeven’.

In naam van Oranje

 Herman de Witt, een directe nazaat van de gebroeders en lid van de snel groeiende vereniging Vrienden van De Witt, wilde van een dergelijke nuancering niets weten.  ‘Natuurlijk zijn Johan en Cornelis op last van Willem III uit de weg geruimd! Willem had de Republiek met zijn oorlogszucht aan de bedelstaf gebracht. Johan stond in zijn weg en moest daarom wijken. Dus liet hij zijn broer arresteren op de valse beschuldiging dat hij een aanslag op hem voorbereidde. De lasteraar Tichelaar, die Cornelis vals had beschuldigd van het moordcomplot, werd later ruim beloond door dezelfde Willem. Het was boze opzet vanaf het begin.  Hij had natuurlijk zijn handlangers, zoals admiraal Cornelis Tromp, die het niet kon uitstaan dat Michiel de Ruyter door toedoen van de De Witten was herbenoemd tot bevelhebber van de vloot. En vlak ook de rol van Fagel niet uit, die uiteindelijk de functie van Johan wist in te pikken. Maar deze moordpartij geschiedde in naam van Oranje!’ Willem III-biograaf Wout Troost, ook aanwezig, toonde zich verbaasd door de hoog oplopende emoties bij de ‘Vrienden van de Witt’, maar hield bij hoog en laag vol dat de koning-stadhouder hier alleen de schijn tegen zich heeft.

Schrijver-columnist Bas Heijne hield een gloedvolle rede waarin hij de moord op de gebroeders De Witt plaatste in de traditie van redeloos populisme die anno 2016 even goed de kop opsteekt. ‘Soms hebben mensen gewoon zin om iets kapot te maken’, aldus Heijne, die de brute wijze waarop de lijken van Johan en Cornelis werden behandeld (hun mannelijke delen opgegeten, hun lichaamsdelen bij opbod verkocht) als een ‘symbolische daad’. Heijne: ‘Door hun lichamen letterlijk te deconstrueren, werden de gebroeders gereduceerd tot een biologische massa. Het was een soort theatraal stilleven, een sculptuur van vlees, met het publiek, dat aanwijzingen stond te gillen bij het schavot waar de lijken van de gebroeders als slachtvee waren opgehangen, als uitvoerend kunstenaar’. Een soort 17e eeuws ‘reaguren’, zo men kunnen zeggen.

‘Ongemakkelijk erfgoed’

Directeur Marco van Baalen van het Haags Historisch Museum vertelde nog altijd in de maag te zitten met de morbide erfenis van die dramatische dag. Zijn collectie telt een doosje met daarin een tong en een vinger (aanvankelijk dat men aan een teen), die aan (een van de) gebroeders worden toegeschreven. ‘Ongemakkelijk erfgoed’, aldus de museumdirecteur. De relieken kwamen in de 19e eeuw in bezit van de gemeente Den Haag, maar deze besloot deze niet publiek te vertonen. Eind 20e eeuw kwam de kentering, maar helemaal zeker dat het hier inderdaad resten van de gebroeders betreffen is men niet. Koolstofdateringen wezen onlangs uit dat de lichaamsdelen inderdaad uit de 17e eeuw stammen, maar een passende DNA-match is er nog altijd niet. Daarvoor moet eerst nog toestemming komen van de nazaten van Johan en Cornelis om monsters uit het familiegraf van de De Witten in Dordrecht te nemen.

 Bataafse vlootvlag

Die onzekerheid was voor kunstenaar Folkert de Jong geen beletsel afgietsels in 3D van de tong en de vinger te verwerken in zijn sculptuur, dat na de bijeenkomst in Dudok plechtig werd onthuld. Het beeld staat op de hoek van het Spui en de Lange Poten, tegenover het Binnenhof, en toont de skeletten van Johan en Cornelis, broederlijk vereend tegen een onzichtbare overmacht. ‘Leve de republiek!’, riep de kunstenaar na de onthulling nog even uit, nadat hij daartoe aangemoedigd was door een aanwezige die de ceremonie opfleurde met een kopie van de officiële vlootvlag van de Bataafse Republiek. Permanent zal het beeld helaas niet te bewonderen zijn. Per 2018 zal het vermoedelijk in depot worden opgeslagen.