René Zwaap - Page 3

Duitse demonen

Met de miljoenenclaims vanuit het huis der Hohenzollerns voor restitutie van door de DDR onteigend bezit staat de innige samenwerking van de voormalige Duitse vorstenhuizen met het Derde Rijk vol in het nieuws.

Tekst : René Zwaap

Honderd jaar na de proclamatie van de republiek van Weimar is het Pruisische vorstengeslacht Hohenzollern terug op de politieke bühne. Georg Friedrich Prinz von Preussen, achter-achter-kleinzoon van de laatste Duitse Kaiser Wilhelm II, bestookt de Duitse overheden met miljoenenclaims voor destijds door de DDR onteigende paleizen en ander onroerend goed, als ook voor onteigende kunstschatten, geld en aandelen. Zijn claims behelzen tienduizenden objecten uit de collecties van de Stiftung Preußische Schlösser und Gärten, de Stiftung Preußischer Kulturbesitz en het Duitse Historische Museum in Berlijn. Ook eist de prins het eeuwigdurende woonrecht op in diverse paleizen, waaronder Cecilienhof, het 176 kamers tellende slot bij Postdam, waar in 1945 met de conferentie van Potsdam de toekomst van Duitsland werd bezegeld door Truman, Churchill en Stalin. Het paleis werd indertijd gebouwd voor de Pruisische kroonprins Wilhelm, zoon van Wilhelm II, en bleef ook na de proclamatie van de republiek en het daaropvolgende Derde Rijk privébezit van de Hohenzollerns, totdat zij in 1945 vluchtten voor de Russische troepen.
De eerste claim, in 2015, à raison van 1,2 miljoen euro, werd afgewezen door de Duitse deelstaat Brandenburg, die zich beriep op een wetsartikel dat compensatie van door de DDR doorgevoerde onteigeningen niet wordt verleend wanneer de eisende partij het nationaal-socialisme in belangrijke mate heeft ondersteund. De deelstaatsregering steunde daarbij op een preadvies van de gerenommeerde Duitse historicus Stephan Malinowski, auteur van de in 2003 verschenen dissertatie Vom König zum Führer, Sozialer Niedergang und politische Radikalisierung im deutschen Adel zwischen Kaiserreich und NS-Staat. Daarin wordt de samenwerking tussen het Pruisische en vele andere Duitse vorstenhuizen met de nazi’s uitvoerig gedocumenteerd. Prins Georg wenste zich niet bij de afwijzing neer te leggen en ging in beroep bij het Verwaltungsgericht in Potsdam. Tegelijkertijd klaagde hij Malinowski aan omdat deze in zijn – nog niet door de rechtbank vrijgegeven – preadvies (een zogeheten ‘Gutachten’ ) de privésfeer van zijn familie zou hebben geschonden. Beide processen moeten nog voor de rechter worden uitgevochten. Daarmee wordt de positie van de Duitse royalty in het Derde Rijk straks inzet van een grote juridische krachtmeting.

Geschokt
Historicus Malinowski, die doceert aan universiteit van Edinburgh, reageerde geschokt op de aanklacht van de prins. De samenwerking van de Hohenzollern-clan met het Hitler-regime behoort nu niet bepaald tot de geheime compartimenten van de Duitse geschiedschrijving. Ex-kroonprins Wilhelm, die na de Duitse nederlaag tijdens de Eerste Wereldoorlog ook nog een tijdje in Nederland was gedetineerd op het eiland Wieringen, wilde in 1932 nog deelnemen aan de Duitse presidentsverkiezingen namens alle rechtse partijen, inclusief de NSDAP, waarbij Hitler dan zijn kanselier zou worden. Dat plan ging alleen niet door omdat zijn vader in Doorn dat verbood. Want dan had zijn zoon trouw aan de republiek moeten zweren en waren de kansen op herstel van de troon verkeken. Dat weerhield de ex-kroonprins er niet van om zijn steun aan Hitler krachtig te betuigen. Hij was te zien in het uniform van de SA en nam deel aan de beruchte Tag von Potsdam op 21 maart 1933, een demonstratieve plechtigheid waarbij vertegenwoordigers van de oude orde van het voormalige keizerrijk de nieuwbakken kanselier Hitler in het zonnetje zetten. Aan de gevierde Amerikaanse operazangeres Geraldine Farrar schreef prins Wilhelm wat voor geniale man de Führer was, door eerst de arbeidersbeweging te verslaan en ‘nu nog het een en ander op te ruimen’. Op dat moment waren de eerste duizenden Duitsers al opgesloten in een concentratiekamp.

Een andere zoon van de ex-Kaiser, prins August Wilhelm, beter bekend als ‘Auwi’, trad in 1930 toe tot de NSDAP, en deelde op partijdagen gekleed in het uniform van Standartenführer van de SA als Reichsredner het podium met Hitler, Goebbels en Goering. Auwi‘s zoon Alexander Ferdinand was ook lid van de nazipartij. Tot aan 1945 vond Malinoswski niet één verklaring van een prominente Hohenzollern waarin afstand werd genomen van het nazistische gedachtengoed. Een kleinzoon van de ex-Kaiser, Louis Ferdinand, tweede zoon van ex-kroonprins Wilhelm, schijnt in de verte iets van doen te hebben gehad met de mislukte aanslag op Hitler in 1944. Aan dat al dan niet vermeende wapenfeit klemt prins Georg zich nu ostentatief vast in een poging het imago van zijn Huis op te fleuren. Hetgeen niet mag verbloemen dat ook Kaiser Wilhelm na zijn vlucht naar Nederland zich bezondigde aan antisemitische tirades in zijn correspondentie en Hitler tot zijn dood in 1941 met gelukstelegrammen bestookte voor de behaalde successen op de slagvelden van Polen en Frankrijk. Malinoswki weet in zijn studie te melden dat Hermine Reuss, de tweede vrouw van de ex-Kaiser in Doorn, al vanaf de jaren twintig optrad als verwoed bruggenbouwer tussen de nazi’s en het Hohenzollern-huis. Hetgeen niet verwonderlijk mag heten, daar haar zonen uit haar eerste huwelijk ook lid waren van de NSDAP.

Hofleverancier van de nazi’s
Niet alleen de Hohenzollerns hadden na het verlies van hun koninklijke status hun kaarten gezet op de nazi’s. Vele familiehoofden van voormalig regerende vorstenhuizen in Duitsland traden toe tot de NSDAP. Het aantal prinsen en prinsessen was overstelpend. In dat verband is het opvallend hoeveel leden van het huis van Lippe, waar de Nederlandse prins Bernhard ook toe gerekend mag worden (eigenlijk als graaf, maar dankzij een gunst van zijn oom, Fürst Leopold van Lippe, vanaf 1916 als prins) toetraden tot de nazipartij. In zijn standaardwerk Royals and the Reich, the princes von Hessen in Nazi Germany (2006) turft Jonathan Petropulous maar liefst twintig nazi’s onder de Lippes (en dan vergeet hij nog Bernhard daarbij op te tellen). Daarmee mag dit geslacht, verdeeld over diverse linies, gerust hofleverancier van het nationaal-socialisme worden genoemd. Opvallend vroeg, in 1928, was de toetreding tot de NSDAP en de SA van Bernhards neef Ernst zur Lippe, die was voorbestemd de troon van Lippe te bestijgen. Daarmee was hij was de eerste officiële Erbprinz in nazi-gelederen.

Neurenberg

In zijn geautoriseerde biografie door Antonius John (getiteld Philipp von Boeselager, Freiherr, Verschwörer, Demokrat, 1994) noemt Philip von Boeselager, een aristocraat die deelnam aan het complot tegen Hitler door de groep militairen rond Von Stauffenberg, de toetreding van de erfprins van Lippe tot de NSDAP van groot belang voor de nazi’s. Hij herinnert eraan dat bij de processen van Neurenberg de verdediging van de SS, die als organisatie werd aangeklaagd, aanvoerde dat de adel toch werd gezien als ‘het fatsoenlijke deel der bevolking’ en dat de SS-vrijwilligers zonder blauw bloed dus niet kwalijk kon worden genomen dat zij het voorbeeld van al die prinsen hadden gevolgd.

Hierbij mag niet onvermeld blijven dat ook het lidmaatschap van Bernhard van de Reiter SS opdook bij diezelfde processen van Neurenberg. De Amerikaanse militair historicus Paul J. Wilson schrijft in zijn boek Himmler’s cavalry, the equestrian SS 1930-1945 (2000) dat het aan Bernards lidmaatschap te wijten was dat juist dit elite-onderdeel van de SS als enige wist te ontkomen aan een veroordeling als criminele organisatie. Wilson: ‘Waffen-SS-generaal Paul Haussner, een fanatieke verdediger van de Waffen-SS, stelde geruchten te hebben gehoord dat de Reiter-SS was vrijgesproken omdat een internationaal bekend (maar verder niet nader genoemd) persoon er deel van had uitgemaakt wiens veroordeling zou geleid kunnen hebben tot beschamende politieke problemen. Hij verwees zonder enige twijfel naar prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld, de Nederlandse prins-gemaal, ooit actief lid van het Ruiterregiment 7 in Berlijn. Een ander lid van de SS gaf aan dat de vrijspraak nogal gelukkig was, anders zou de Nederlandse prins tot misdadiger zijn bestempeld’ .

Lees ook het artikel Duitse vorstenhuizen een eeuw later van Titus von Bönninghausen

Waardeer dit artikel!!

Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -

Duitse demonen, de premature promotie van Ad van Liempt, Máxima contra de mensenrechten

Verrijkt met vaste columns van niemand minder dan historicus Gerard Aalders (uitverkozen tot Republikein van het Jaar 2018) en de legendarische politieke vernieuwer Roel van Duijn (oprichter van Provo, de Kabouters, Oranje Vrijstaat, De Groenen en auteur van een imposant oeuvre) presenteert kwartaaltijdschrift De Republikein – het snelst groeiende tijdschrift van Nederland – nr. 3 van alweer de 15e jaargang. Aalders behandelt de fiscale mores van de Oranje-clan en signaleert dat Máxima als grootgrondbezitter in Argentinië al behoorlijk is geïntegreerd bij haar zuinige schoonfamilie.

Veel aandacht deze keer voor Duitsland, het land dat als geen ander beslissend is voor de toekomst van Europa. Honderd jaar na de oprichting van de republiek van Weimar, tachtig jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog en dertig jaar na de Val van de Muur lijkt de politieke doos van Pandora weer te openen bij de oosterburen. Is de moord op CDU-politicus Walter Lübcke door een aanhanger van Alternative für Deutschland het startsein voor een nieuwe Duitse tragedie? Of weet het land zich ook na het vertrek van Angela Merkel te handhaven als de middelpuntvliedende kracht van een humanistisch en klimaatvriendelijk Europa? Dat zijn de vragen waar een keur van auteurs zich in dit nummer aan waagt.

De hechte band tussen het voormalige keizerlijke huis Hohenzollern en Hitler staat weer volop in de schijnwerpers met de claim die prins Georg van Pruisen van de Hohenzollern-clan legde op tal van paleizen en kunstvoorwerpen in bezit van de Duitse overheid. De Hohenzollerns eisen restitutie van door de DDR onteigend bezit. Zo vordert prins Georg eeuwig woonrecht voor zijn familie van het paleis Cecelienburg in Potsdam, het 174 kamers tellende slot waar in 1945 met de conferentie van Potsdam de toekomst van naoorlogs Duitsland werd bezegeld. De Duitse wet laat voor de claim echter geen ruimte als bewezen kan worden dat het Pruisische vorstengeslacht een vitale rol speelde in het Derde Rijk. Volgens de gerenommeerde Duitse historicus Stephan Malinowski, auteur van een standaardwerk over de samenwerking tussen de Duitse royalty en de NSDAP, leidt het geen twijfel dat de Hohenzollerns een belangrijke steunpilaar waren voor Hitler. De historicus werd echter door prins Georg, de achter-achter-kleinzoon van de laatste Duitse Kaiser Wilhelm II, voor de rechter gedaagd, net als de regering van de deelstaat Brandenburg, dat de eerste claim van de prins à raison van 1,2 miljoen euro had afgewezen. Beide processen moeten nog voor de rechter worden uitgevochten. Daarmee wordt de positie van de Duitse royalty in het Derde Rijk straks inzet van een grote juridische krachtmeting, schrijft hoofdredacteur René Zwaap van De Republikein. In hetzelfde artikel aandacht voor het huis van Lippe, het Duitse adellijke geslacht dat met 21 nazi’s in de gelederen gerust als Hitlers hofleverancier kan worden gezien. Een van hen was de latere prins der Nederlanden Bernhard zur Lippe-Biesterfeld, die volgens naspeuringen van auteur Albert van der Schoot nog lid was van de NSDAP toen hij op 5 januari 1937 in Den Haag in Den Haag zijn aanstaande huwelijk vierde met kroonprinses Juliana. Van der Schoot onderzocht in zijn boek Kapitein Walther Boer en het galaconcert hoe het toch mogelijk was dat tijdens deze plechtige viering het nazistische Horst Wessellied ten gehore kon worden gebracht door het Haagse Residentieorkest, terwijl de Duitse gasten de Hitler-groet brachten. Volgens Van der Schoot is er maar één conclusie mogelijk: het was koningin Wilhelmina zelf die het groene licht gaf voor deze Nederlandse knieval voor het Derde Rijk. Ook ontdekte Van der Schoot dat niet alleen dirigent Peter van Anrooy, maar ook Sam Swaap, de joodse concertmeester van het residentieorkest, openlijk heeft geprotesteerd tegen het spelen van het nazilied.

In zijn debuut als vaste columnist van De Republikein buigt Roel van Duijn zich over de mogelijkheid dat Duitsland straks een groene kanselier krijgt. ‘Het zou een wonder zijn als het in dit land lukt, maar alles wijst erop dat dit wonder dichterbij komt’, schrijft Van Duijn. Hij heeft ook een tip voor de persoon die Merkel namens de Grünen zou kunnen opvolgen: de trefzekere voorzitter van de fractie in de Bondsdag, Katrien Goering-Eckhardt.

De moord op CDU-politicus Walter Lübcke doet het ergste vrezen voor de status van naoorlogs Duitsland als humanitair en democratisch gidsland, schrijft voormalig europarlementariër en auteur Els de Groen. In Dresden en Chemnitz ontluikt een neofascisme dat de stabiele armoe van Honecker idealiseert. De Groen wijst op de gevaren van de ‘Ostalgie’ en staat stil bij de moord op Lübcke, die bekend stond om zijn ruimhartige houding jegens vluchtelingen. Els de Groen: ‘Het is de eerste naoorlogse politieke moord in Duitsland uit rechts-extreme motieven. Duitsland huivert. In het gepolariseerde klimaat – voor en tegen migratie – lopen de spanningen op. Eigenlijk is er sprake van een dubbele crisis. Klimaat als luchtgesteldheid lijdt onder overconsumptie door mensen die het goed hebben, terwijl het sociale klimaat te lijden heeft onder migratie van mensen die het slecht hebben. Het zijn kwesties die bij voorkeur samen opgelost moeten worden, maar dat vereist een Wende veel ingrijpender dan die uit 1989’.

In een kingsize verhaal van schrijfster Katarina Holländer wordt de lezer meegenomen naar begraafplaats Friedrichsruh in de gemeente Aumühle bij het Saksenwoud, alwaar het mausoleum van de ‘IJzeren Kanselier’ Otto von Bismarck dwars door de decennia heen een magische aantrekkingskracht heeft uitgeoefend op foute Duitsers. De begraafplaats blijkt de spiegel van een ganse natie. Hitlers opvolger admiraal Dönitz ligt hier begraven, als ook Georg Ritter von Schönerer, die als een van Hitlers grootste inspiratiebronnen geldt. De begraafplaats is daardoor veranderd in een bedevaartsoord voor neonazi’s en aanhangers van de AfD. Maar ook de RAF had op de begraafplaats een geheim wapendepot. Daarnaast blijkt de onder mysterieuze omstandigheden om het leven gekomen CDU-president van Sleewsijk Holstein Uwe Barschel in Aumühle innige banden te hebben onderhouden met admiraal Dönitz, die het laatste deel van zijn leven in Aumühle sleet, en was de laatste kampcommandant van Auschwitz jaren ondergedoken bij de Von Bismarcks op Friedrichsruh.

Roel van Duijn stuitte in Fulda, de kleine Duitse stad tussen Berlijn en Frankfurt am Main, op een monument voor de Nederlandse koning Willem I, voluit Willem Frederik van Oranien-Nassau (1772-1843), die na de vlucht van zijn vader stadhouder Willem V door Napoleon deze voormalige bisschopsstaat, een kleine vier jaar als compensatie had toegewezen gekregen, samen met Dortmund, Corvey en Weingarten. Een verzameling van kruimelstaatjes die tezamen de pompeuze titel Fürstentum Oranien-Nassau kregen. Een geschenk van de grote Bonaparte aan een verjaagde prins. ‘Waarom in hemelsnaam, kwam de almachtige Franse heerser van Europa op het idee de balling deze op het eerste gezicht bizarre geschenken te geven?’, vraagt Van Duijn zich af. Fulda blijkt de oefenschool van deze verlichte despoot geweest, maar daar, in dat gesloten katholieke staatje, heeft hij nu een aanmerkelijk positievere indruk achtergelaten dan in het huidige Nederland. ‘Ach, had hij maar in Fulda kunnen blijven’, verzucht Van Duijn.

Raymond van den Boogaard bekeek de Duitse superproductie Babylon Berlin, de duurste tv-serie ooit in Europa vervaardigd, waarin de republiek van Weimar met al zijn intriges en interne spanningen herrijst. Van den Boogaard vergelijkt de serie met Rainer Werner Fassbinders legendarische Berlin Alexanderplatz en ziet de opwindende serie als een vorm van postuum eerherstel voor Weimar. ‘Binnen deze nieuwe context wordt de Weimarrepubliek niet langer als een te mijden vreselijk voorbeeld gezien, maar meer als een democratisch Duits experiment dat misschien ook anders en beter had kunnen aflopen’.

Ries Roowaan schrijft over het succes van de Duitse vertaling van J.J. Voskuils ‘soap voor intellectuelen’ Het Bureau. Lang gold Het Bureau onder Duitse uitgevers als onvertaalbaar en te Nederlands. Vertaler Gerd Busse legde zich daar niet bij neer. Ook de oosterburen kunnen nu kennismaken met de ambivalente verhouding van Voskuil tot het Oranjehuis. Vooral een scène waarin toenmalig kroonprinses Beatrix als sekssymbool van een van de hoofdpersonages van het kantoordrama fungeert, werkt ook in het Duits hoogst intrigerend.

Lodewijk Brunt maakt in een lange bespreking korte metten met Ad van Liempt’s veelgeprezen biografie van kampcommandant Gemmeker van het kamp Westerbork. Van Liempt promoveerde bij de Rijksuniversiteit Groningen op dit boek, maar volgens emeritus hoogleraar Brunt heeft de universiteit zichzelf met de promotie danig voor schut gezet. Brunt over het proefschrift van Van Liempt: ‘Een promotiecommissie van enig niveau zou zijn werkstuk pertinent hebben geweigerd als dissertatie. Het project-Gemmeker is gebaseerd op een grote en grove leugen, namelijk dat Ad van Liempt de eerste zou zijn geweest die een biografie schreef over Gemmeker. Zijn voorgangers worden onder de grond geschoffeld, alsof ze nooit bestaan hebben. Hij beklaagt zich over het vele leeswerk dat hij heeft moeten verrichten voor zijn werkstuk, maar al dat leeswerk was al door anderen gedaan, hij heeft er niets inhoudelijks aan bijgedragen. Liefdeloos knip- en plakwerk. De dissertatie is onder de maat, in ieder denkbaar opzicht. Slordig en rommelig, zonder lijn of structuur, geen enkele originele gedachte. Alles wat hij te berde brengt over Gemmeker en het kamp Westerbork, vind je bij eerdere auteurs uitvoerig terug, maar stukken beter: beter geschreven, beter doordacht, beter gedocumenteerd’.

EN VERDER IN DIT NUMMER

Auteur August Hans den Boef buigt zich over drie recente gevallen van ‘Oranje onfatsoen’. De manier waarop koning Willem IV tegenover NOS-koninklijk huis-verslaggeefster Kysia Hekster het omstreden gesprek van Máxima met de Soedische kroonprins Mohamed Bin Salman verdedigde, maakte in de ogen van De Boef een klucht van de ministeriële verantwoordelijkheid. Gerard van der Zwan buigt zich over hetzelfde omstreden gesprek van Máxima en komt tot de conclusie dat Den Haag zijn campagne om uit te groeien tot de hoofdstad van het internationaal recht wel op de buik kan schrijven. ‘Het streven Nederland als rechtsstaat te positioneren en Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld verhoudt zich niet met pogingen tot het publicitair witwassen van foute regimes’.

Is in de ‘Minder Marokkanen’-zaak tegen Geert Wilders inderdaad de trias politica geschonden? Emiritus-hoogleraar H. U. Jessurun d’Oliveira maakt een eind aan een hardnekkig misverstand. ‘Het Openbaar Ministerie, dat beslist over het al dan niet vervolgen van zaken, is gewoon een orgaan van de uitvoerende macht. Weliswaar is het op een zekere afstand van de dagelijkse politiek van het ministerie gezet, maar het is de minister die verantwoordelijk is voor het OM. Daarom kan de minister ingrijpen en opdrachten geven’. Toch vermoedt hij dat er in de zaak koppen zullen rollen.

Tot 1970 bestond er in Nederland stemplicht. Anton van Hooff zou die graag heringevoerd zien, maar niet met boetesystemen of andere dwingelandij. Er zijn zoveel creatievere manieren om de burger naar het stemhokje te bewegen, meent hij.

Maurits van den Toorn bespreekt het boek Het verhaal van de grondwet; zoeken naar wij van de Leidse hoogleraar Staatsrecht Wim Voermans. 189 van de 193 lidstaten van de Verenigde Naties beschikken inmiddels over een geschreven grondwet, maar een garantie voor democratie is dat niet. Ook Noord-Korea, China en andere landen van twijfelachtig democratisch allooi hebben er een. Het Verenigd Koninkrijk, ondanks alles toch een democratie, doet het juist zonder. Voermans schreef er een meeslepend boek over.

Het is voor aanhangers van de republikeinse gedachte in Nederland nog altijd onverteerbaar dat PvdA-premier Joop den Uyl in 1976 besloot prins Bernhard in het Lockheed-schandaal de hand boven het hoofd te houden. In de nieuwe Den Uyl-biografie De Gedrevene reconstrueert journalist en historicus Dik Verkuil de affaire die het koninkrijk op zijn grondvesten deed trillen. Gijs Korevaar sprak met hem. ‘Den Uyl was een beetje bang voor Bernhard’.

Voor zijn spektakelstuk Willem van Oranje trok theatermaker Ab Gietelink van het toneelgezelschap Nomade naar Dillenburg, het Duitse stamslot van de Vader des Vaderlands, en probeerde hij zich te verplaatsen in de volstrekte misère die De Zwijger daar na het aanvankelijke mislukken van de Opstand moet hebben ondergaan. Gietelink vindt de wijze waarop de Nederlandse politiek zich nu afkeert van het Catalaanse onafhankelijkheidsstreven en het referendum in hoge mate in tegenspraak met alles waarvoor Willem van Oranje stond.

De column van Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen is dit keer gewijd aan de Queen en Brexit.

Illustraties van Joep, Fredie Beckmans en Gabriel Kousbroek

Nr. 3/2019 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

Commentaar: Voorbij Baudet

De komeetachtige transformatie van Forum voor Democratie bij de Statenverkiezingen van een groezelig bierkelder-gezelschap tot de grootste partij in de Eerste Kamer heeft een schokgolf veroorzaakt – en terecht. Het is schokkend te zien hoe kwetsbaar een gevestigde democratie in het digitale tijdperk is geworden voor primaire impulsen. Welbeschouwd zijn niet de dolgedraaide gymnasiast Thierry Baudet en de louche advocaat T. Hiddema de glorieuze overwinnaars van deze verkiezingen, maar een zekere Gökmen T., die door zijn pistool leeg te schieten in een Utrechtse tram het hele politieke landschap van Nederland voor de komende jaren grondig heeft verbouwd.

De opmerkelijke hardnekkigheid waarmee de bevoegde autoriteiten de gruweldaad van dit ontspoorde individu hebben versleten voor een terroristische actie is vermoedelijk in hoge mate debet aan de politieke ‘melt down’ die zich vervolgens heeft afgespeeld. Kennelijk hebben instanties als de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) zoveel behoefte aan meer budget dat zij zich deze kans niet wilden laten ontglippen. Door de gedachte aan een terroristische aanslag nadrukkelijk levend te houden, tegen al gezond verstand in, zetten zij de poort wagenwijd open voor het Paard van Troje van Baudet.

De laatste kon aan het eind van de uitslagenavond zijn overwinning vieren met een potsierlijke speech, waarbij hij het niet kon laten een hommage in te bouwen aan Jean Marie le Pen (een man zo fout dat zelfs zijn eigen dochter hem niet publiek durft te citeren) en het bestond ook het broeikaseffect te ontkennen. Wat betreft dat laatste: reeds zestig jaar geleden waarschuwde de fysicus Edward Teller voor het opwarmen van de aarde door het verbranden van fossiele brandstoffen. Nu was Teller uitvinder van de atoombom en de waterstofbom, dus legt diens oordeel iets meer gewicht in de schaal dan dat van de boreale Baudet, wiens conduitestaat op natuurfysisch gebied gebied niet verder gaat dan de uitvinding van de ego-bom. Mocht Nederland in het loop van deze eeuw tot aan de Veluwe onder water lopen, zullen er heel wat FvD-stemmers verhaal bij Baudet komen halen, maar deze is dan vermoedelijk al liggend op zijn vleugel weggepeddeld naar veiliger oorden.

Verongelijke romanticus
Is Nederland nu ook in de greep gekomen van een nieuwe fascistoïde golf? Vele commentaren wijzen in die richting. Ja, Baudet flirt met het gedachtegoed van Oswald Spengler, de favoriete filosoof van de nazi’s, overal ziet hij een links complot, met zijn nationalistische anti-Brussel-agenda kan hij zo in de rij aansluiten bij het extreem-rechtse reveil van Boedapest tot Berlijn. Maar in de kern is hij toch vooral de verongelijkte romanticus, die zijn Weltschmerz heeft opgeblazen tot een politieke agenda.
Baudet’s verschijning op het politieke toneel is in de kern oud-Hollands schuifdeurentoneel. Ook in die zin is hij de rechtmatige erfgenaam van Pim Fortuyn. Blijkbaar bestaat er bij het Nederlandse electoraat een enorm zwak voor politieke dandy’s met Messias-achtige aandriften. Dit type politici doorbreekt de verveling en maakt politiek tot een spektakelstuk. Ze hebben een magnetische aantrekkingskracht op al evenzeer rancuneuze types, van wie er in Nederland genoeg rondlopen. Zo werd Fortuyn geadopteerd door de onroerend goed-patjepeeër Harry Mens, en Baudet en Hiddema op het schild gehesen door de nationale zeiksnor Johan Derksen. Een beetje fascistische partij heeft echter knokploegen, een anti-democratische agenda en nare vlaggen. Thierry Baudet doet het vooralsnog met Mozart-Kugeln en zakjes lavendel. De ervaring met de LPF leert bovendien dat dit soort partijen te maken hebben met een turbo-verdampingsgraad. Aangestuurd als ze worden door de hitte van het moment, vallen ze in de regel al snel ten prooi aan de ondraaglijke lichtheid van het bestaan. Politiek is nu eenmaal geen opera.

Ruimte voor referendum
Dus wordt het tijd de zegeningen te tellen. 79 procent van het Nederlandse electoraat stemde afgelopen woensdag niet op een rechts-nationalistische partij. Tegelijkertijd is er in de Eerste Kamer nu opeens alle ruimte ontstaan voor een herinvoering van het referendum. Zoals bekend maakte D66-minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren verleden jaar een eind aan het raadgevend referendum. Maar tegelijkertijd kondigde ze een wedergeboorte van de volksraadpleging aan, en wel via een bindend referendum. Zowel FvD als de PVV zijn grote voorstanders van een bindend referendum naar Zwitsers model, natuurlijk omdat zij hopen dat zij op die manier hun capaciteiten als rattenvangers van de publieke opinie optimaal denken te kunnen benutten. Maar wat als dat nu niet zo is? Wat als het te raadplegen volk verstandiger is dan de politici die denken het te kunnen manipuleren? In Zwitserland, dat strikt per referendum wordt geregeerd, is dat nu al jaren het geval. Telkens probeert de Schweizerische Volkspartei (SVP) – de politieke broedbroeder van PVV en FvD – met allerlei xenofobische voorstellen het soevereine stemvolk te verleiden. Telkens weer krijgt zij het deksel op de neus. Het goed geïnformeerde Zwitserse electoraat lijkt inmiddels onkwetsbaar geworden voor de populistische verleiding. In het al evengoed opgeleide Nederland zou hetzelfde mogelijk moeten zijn. Voorwaarde is dan wel dat er veel zal moeten worden geïnvesteerd in de bescherming van het publiek tegen propaganda en manipulatie. Alle goedwillende, non-destructieve krachten zullen moeten worden gemobiliseerd. Dan liggen alle wegen open voor een grondige verbouwing van het Nederlandse bestel. Spreiding van kennis, macht en inkomen – die nooit in vervulling gekomen droom van Joop den Uyl – zou dan toch nog binnen handbereik komen. Daarmee zou een nationaal politiek trauma uit de weg geholpen zijn en een kweekvijver voor toekomstige populistische rattenvangers drooggelegd. De traditionele liberaal-conservatieve old boys networks zouden dan immers buitenspel staan. En wie weet, als definitief bewijs voor het bezwijken van de oude orde, zou zelfs de herrijzenis van de Nederlandse republiek mogelijk zijn. Deze betreurenswaardige episode met Thierry Baudet zou uiteindelijk niet meer om het lijf blijken te hebben dan een curieuze pauze-act.

Tekst: René Zwaap
Illustratie: Joep

Koning Historisch Onbenul

De banden tussen het Nederlandse koningshuis en dat van Saoedi-Arabië zijn helemaal niet zo hecht, bezwoer Willem-Alexander de Nederlandse pers in oktober 2018 tijdens een bezoek aan Londen, gevraagd naar een reactie op de moord op Jamal Khashoggi. De koning noemde die liquidatie op de Saoedische ambassade in Istanboel weliswaar ‘verschrikkelijk’, maar voerde vervolgens aan dat hij ‘maar’ één keer op bezoek was geweest in Saoedi-Arabië, en wel in 2015, toen hij vooraan mocht staan bij het rouwbeklag voor de overleden vorst Abdoellah.

Die mededeling was stuitend misleidend. De banden tussen de Oranjes en het huis Al Saud zijn juist zeer hecht, blijkt uit het recent verschenen boek De Saoedi’s – de ongewisse toekomst van een machtige oliestaat van journalist Mark Blaisse.

Die band valt vooral terug te voeren op de Nederlandse Handelsmaatschappij (NHM), het handelshuis waar Koning Willem I een belang van 11 procent in vergaarde en dat later zou opgaan in de ABN Amro. De NHM richtte in 1926 de Saudi al-Hollandi Bank op om de vele pelgrims uit Nederlands-Indië naar de Saoedische bedevaarssteden Mekka en Medina te bedienen.Voor de Saoedi’s was de aanhoudende stroom Nederlandse Hadj-deelnemers een welkome inkomstenbron (de olie moest nog beginnen te vloeien) en daarom stuurde ’s lands eerste koning Ibn Saud zijn zoon prins Faisal in 1926 naar Nederland.

Deze bracht een bezoek aan koningin Wilhelmina op ’t Loo en de NHM aan de Amsterdamse Vijzelstraat. Het beviel de Saoedische prins prima, want in de loop van de jaren dertig kwam hij nog twee keer langs. Zelf opende de Saoedische koning een rekening bij de Saudi al-Hollandi Bank, hetgeen bij de NHM tot de nodige hoofdbrekens leidde aangezien de koning zijn kredieten niet placht af te lossen. Daar stond tegenover dat de NHM als thuisbankier van het Saoedische koningshuis in 1927 een centrale rol kreeg toebedeeld bij de invoering van de nieuwe Saoedische munt, de riyaal.

De Saudi al-Hollandi bank heet tegenwoordig de Allawal Bank, is nauw verbonden aan de nationale oliemaatschappij Aramco en ABN Amro is daar nog steeds aandeelhouder. De ABN Amro is altijd nauw verbonden gebleven aan Oranje en dat maakt de ereplaats voor Willem-Alexander bij het rouwbeklag voor de Saoedische koning ineens een stuk begrijpelijker en zeker geen incident. Zoals ook de aanhoudende stroom steekpenningen vanuit het Nederlandse bedrijfsleven naar het 10.000 prinsen tellende Saoedische koningshuis in ruil voor riante bouwopdrachten ongetwijfeld bijdraagt aan de populariteit van de Nederlandse royals aldaar.

Zoals WA het in Londen aan het Nederlandse journaille voorstelde zou dan ook gezien kunnen worden als boerenbedrog. Of zou hij echt niet beter weten? Tijdens zijn jongste Kerstrede maakte WA ook al zo’n schuiver toen hij zijn ruim 1 miljoen kijkers voorhield dat de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlandse gewesten in 1581 ‘nooit eerder vertoond’ was. De drie Zwitserse oerkantons Schwyz, Uri en Unterwalden deden precies hetzelfde al in 1291! Legendarisch blijft zijn verwijzing naar een ingezonden brief van ex-dictator Videla als een belangrijk inzicht in de Argentijnse verhoudingen. Kortom, het valt heel goed te begrijpen dat WA’s afstudeerscriptie voor zijn studie geschiedenis in Leiden nog steeds wordt behandeld als een gewichtig staatsgeheim.

Revolutie of farce? Frankrijk verruilt sans-culottes voor gele hesjes

In nummer 1/2019 van De Republikein uitgebreid aandacht voor de ontwikkelingen in Frankrijk met de opstand van de ‘gele hesjes’ en de wankele positie van president Macron. Is de protestbeweging de rechtmatige opvolger van de ‘sans-culottes’ van de Franse Revolutie of herhaalt de geschiedenis zich hier als klucht?

Correspondent Peter Vermaas van NRC-Handelsblad bericht exclusief voor De Republikein vanuit Parijs over de parallellen tussen Macron en Lodewijk XVI, en signaleert opmerkelijk restauratieve, zo niet reactionaire tendensen bij de ‘gilets jaunes’, die Macron kritiseren vanwege zijn monarchale regeerstijl maar binnen wier gelederen stemmen opgaan voor herstel van de Franse monarchie. De troonpretendenten van de families Bourbon, D’Orléans en Bonaparte staan al te trappelen in de coulissen.

Sarah Verroen schrijft in een column vanuit Arles over de romantiek van de opstand der gele hesjes. Het is moeilijk niet meegesleept te worden door de intensiteit van het brede volksverzet, schrijft zij.

Staat Frankrijk anno 2019 voor een zelfde kolossaal breekpunt als 230 jaar geleden met de Franse Revolutie? Ricus van der Kwast vergelijkt de gele hesjes van nu met de sans-culottes van destijds en komt tot ontnuchterende conclusies. ‘Het protest heeft geen rationele basis’, oordeelt Van der Kwast. ‘We zien hier het instinct aan het werk van een klasse die zich vastklampt aan zijn verworvenheden, en daarvan geen millimeter wil wijken. Zelfs niet als er een planeet op het spel staat’. Hij pleit voor een normalisering van het Franse presidentschap in een nieuwe republiek, die alweer de zesde in rij zou zijn in Frankrijk.

René Zwaap las het recent verschenen standaardwerk Revolutionaire ideeën, een intellectuele geschiedenis van de Franse revolutie van de vermaarde Britse historicus Jonathan Israel. Deze verzet zich tegen het wijdverbreide beeld dat de Verlichtingsidealen van de Franse Revolutie onvermijdelijk moesten culmineren in de Terreur van Robespierre. In de visie van Jonathan Israel was het Jacobijnse schrikbewind niet het onvermijdelijke gevolg van de democratisch-republikeinse revolutie van 1789, maar het absolute tegendeel ervan. ‘In principieel opzicht was Robespierre de tegenspraak van de Revolutie en niets anders dan de antithese van de Verlichting’, aldus de historicus in deze recent verschenen vertaling van zijn werk.

De Hongaarse filosofe Ágnes Heller stond in Zürich stil bij de 100-jarige herdenking van de moord op Rosa Luxemburg en besteedde daarbij ook aandacht aan de visie van de legendarische activiste op de Franse Revolutie, die deze omschreef als ‘een bloedige en volledig zinloze farce’.

Markies de Sade was gevangene in de Bastille, werd na zijn bevrijding lid van de wetgevende Nationale Conventie en ontsnapte op een haar na aan de guillotine omdat hij in de ogen van Robespierre als tegenstander van de doodstraf te gematigd was. Maar was de libertijn de republiek echt een warm hart toegedaan? Solange Leibovici heeft zo haar bedenkingen.

Raymond van den Boogaard vraagt zich af of nog er rek zit in het beeld dat de Fransen meedragen van Robespierre, de belichaming van de bloedige terreur tijdens de Franse revolutie. In zijn recente biografie schildert Marcel Gauchet het dilemma van Robespierre als een typisch Frans politiek probleem: de moeizame omzetting van een voortreffelijk programma in praktisch beleid.

Het idee van de markies van Condorcet (1743–1794) – een der dragende figuren van de Franse Revolutie – om het koningschap uit te besteden aan een machine, is zeer uitvoerbaar geworden, betoogt Manuel Kneepkens. Meindert Fennema beschrijft hoe Condorcet als voorvechter van gelijke rechten voor vrouwen en afschaffing van de slavernij ook het slachtoffer kon worden van de revolutionaire Terreur.

De Franse revolutie was in grote mate een vrouwenzaak. Proto-feministes als Olympe de Gouges, Pauline Léon en Claire Lacombe speelden een belangrijke rol. Totdat het patriarchaat ook hier de rijen sloot en sommigen van hen het einde vonden onder de guillotine. Bart Gruson over de opkomst en ondergang van de Société des Citoyennes Républicaines Révolutionnaires.

Niemand minder dan Lodewijk XVI hielp mee bij het vervolmaken van de guillotine, het ‘Nationale Scheermes’van de Franse Revolutie. Bedoeld als een egalitair en vrijwel pijnloos strafmiddel, rezen er toch al snel twijfels over de voordelen van onthoofdingsmachine. Niettemin werd de guillotine o.m. ook gebruikt in Zwitserland, Nederland en nazi-Duitsland.

Net als in de Renaissance werd tijdens de Franse Revolutie hevig teruggegrepen op de Antieken. In de schilderkunst kwam het neoclassicisme van David en Lethière in plaats van het frivole rococo, die nu veracht werd als een lichtzinnige hofstijl. De Grieks-Romeinse Oudheid herleefde met de emancipatie van de massa’s.  Classicus Anton van Hooff legt uit dat revolutie niet alleen een omwenteling is, maar ook een terugwenteling.

De opkomst van Madame de Maintenon van dochter van een veroordeelde valsemunter en moordenaar tot echtgenote van Zonnekoning Lodewijk XIV blijft tot de verbeelding spreken. Thomas von der Dunk las haar eerste Nederlandstalige biografie.

En verder in dit nummer:

In het redactioneel commentaar staat hoofdredacteur van De Republikein René Zwaap stil bij de uitspraak van Willem-Alexander dat de banden tussen het Saoedische koninkrijk en het Huis van Oranje helemaal niet zo nauw zijn als gedacht. Die mededeling, gedaan tijdens het koninklijke bezoek aan Londen in oktober 2018 naar aanleiding van de moord op journalist Jamal Khashoggi, was ‘stuitend misleidend’, aldus Zwaap, en hij doopt WA tot ‘Koning Historisch Onbenul’.

Met een budgetoverschrijding van 40 procent (35 miljoen euro begroot, werkelijke kosten 63,1 miljoen euro) is de renovatie van Huis ten Bosch in Den Haag uitgegroeid tot een draconische verliespost van de Nederlandse overheid. Voormalig secretaris-generaal van Financiën Jan Postma heeft een goed idee voor compensatie: openstelling voor het publiek. Ten tijde van de Bataafse Republiek was op last van de toenmalige minister van Financiën Alexander Gogel in de Oranjezaal van Huis Bosch de Nationale Konst-Gallerij gevestigd – de voorloper van het Rijksmuseum – en die traditie kan in ere worden hersteld, aldus Postma in de rubriek ‘Van het republikeins front’.

Vanwege zijn deelname aan de aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister door de verzetsgroep rond Gerrit van der Veen werd Spanjekenner, historicus en romanschrijver Johan Brouwer in 1943 gefusilleerd. Zijn biograaf Hendrik Henrichs werpt een nadere blik op Brouwers inzet voor de Tweede Spaanse Republiek tegen de troepen van Franco. De motieven daarvan waren complexer dan Brouwer zelf deed vermoeden.

Vierhonderd jaar geleden vond op het Binnenhof de onthoofding plaats van Johan van Oldenbarnevelt, lange tijd een van de machtigste mannen van de Republiek der Verenigde Provinciën. In De zaak Oldenbarnevelt geeft historicus Wilfried Uitterhoeve zich moeite te bestrijden dat de veroordeling en daaropvolgende onthoofding van de ex-raadspensionaris moet worden gezien als een gerechtelijke moord. Maar wie zijn werk leest kan zich moeilijk aan die indruk onttrekken, constateert Maurits van den Toorn in zijn bespreking van het boek.

In de rubriek ‘Appeltjes van Oranje’ dit keer aandacht voor de banden tussen Oranje en de absolute monarchie van de Saoedi’s. In zijn boek De Saoedi’s – de ongewisse toekomst van een machtige oliestaat turft journalist Mark Blaisse maar liefst tienduizend prinsen (en zelfs meer dan twintigduizend als alle levende afstammelingen van de eerste koning Ibn Saoed worden meegerekend). Dat is een ideaal broeinest voor paleisintriges en corruptie.  Kroonprins Mohamed bin Salman zette zich in 2015 aan een offensief om al zijn concurrenten binnen de familie uit te schakelen. Dat de kroonprins nu zo makkelijk wegkomt met de moord op zijn criticaster Khashoggi zal hem alleen maar hebben gesterkt in zijn gevoel van onaantastbaarheid.

In zijn vaste column staat Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen dit keer stil bij de noodzaak om de straatnamen in Nederland te ontdoen van alle eerbewijzen aan koningin Wihelmina en prins Bernhard. ‘Al verzetten monarchisten zich tegen naamsveranderingen, ook voor hen geldt dat foute personen geen voorbeeld mogen zijn voor onze kinderen’, stelt hij.

Plus: De Blik van Joep Bertrams, dit keer gewijd aan het surrealistische Belgische vorstenhuis.

 

Nr. 1/2019 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.

 

De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning, aflevering 3

Nederland is een detectiveheld rijker. Dick Stein, voormalig narcotica-agent van Bureau Warmoesstraat, nu part-time actief als warenhuisdetective, houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Een Rotterdammer in Amsterdam met een voorkeur voor jazz, femmes fatales en Feyenoord, niet noodzakelijk in die volgorde. Gewapend met niet meer dan een bruine band judo, enige training in de Krav Maga, de nobele joodse zelfsverdedigingstechniek, gekweld door een zwak hart en achtervolgd door schuldeisers, weet de speurder zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In dit eerste avontuur wordt Stein ingeschakeld ter redding van Vorst & Vaderland. In deel III van dit spannende feuilleton heeft Dick een rendez vous met de lieftallige doch bikkelharde advocate Helga Keller.

AFLEVERING III

EEN AVOND MET HELGA KELLER

Opperbest gestemd verliet Stein café Dolly en zette hij op zijn dienstfiets in de regen koers naar de Keizersgracht voor een rendez-vous met Helga Keller, zijn nieuwe veeleisende liefdesvlam.

Helga Keller was advocate, niet Steins favoriete mensensoort; Duits, niet zijn favoriete nationaliteit; lang, mager en blond, terwijl Stein vrouwen liever donker, rond en een maatje kleiner had. Maar op een of andere manier had het meteen geklikt toen ze elkaar hadden ontmoet in Helga’s kantoor in Zuid, waar deze hyperenergieke dertigster leiding gaf aan een grote praktijk met meer dan twintig advocaten, allen ondergebracht in kleine steriele glazen hokken met tl-licht, als in een juridische legbatterij.

Stein was daar op een dag beland omdat ook de advocaat die zijn ex Trudy had bijgestaan tijdens de scheidingsprocedure onderdeel uitmaakte van deze rechtspraktijk. Stein was verhaal komen halen nadat hij de zoveelste exorbitante eis van Trudy had binnengekregen, had tijdens het onderhoud met de advocaat in kwestie – een arrogante jonge vlerk met een mensonterend dedain voor zijn slachtoffers – zijn zelfbeheersing verloren en in een opwelling een pot met een bonsaiboompje door de glazen wand van diens kantoortje gegooid.

Het was niet de fraaiste episode van zijn leven, maar zo had Stein dus Helga Keller ontmoet. Helga was ondanks haar aanvankelijke ongenoegen met de door Dick aangerichte schade aan haar kantoortuin meteen als een blok voor hem gevallen.

Helga had Berlijn verruild voor Amsterdam nadat ze zich in haar geboorteland niet populair had gemaakt als raadsvrouw van radicale Koerden en andere staatsgevaarlijk geachte types. Ze had gedacht dat ze in Amsterdam, de kasba van Europa, vrijer haar werk zou kunnen doen, zonder voortdurend te worden afgeluisterd en gevolgd door de geheime dienst. Het Germaanse broedervolk is zoals bekend van oudsher nu eenmaal geneigd tot romantische dromerijen en utopische waanvoorstellingen.

De struise blondine stond aan het hoofd van een bloeiend bedrijf dat ze met strakke hand leidde. Ze werkte minstens 14 uur per dag, trainde haar tanige lijf  dagelijks af in zwembad en fitnesszaal, was principieel veganist en gunde zich nauwelijks tijd voor verzetjes. Maar zodra Stein in haar buurt was, verdween dit product van eeuwenlang zorgvuldig gecultiveerde Pruisische tucht als sneeuw voor de zon, en veranderde harde koude Helga in een allesverzengende vulkaan van hartstochtelijke passie, zodanig dat Stein zich altijd de nodige moed moest indrinken alvorens hij het waagde zich bij haar fraai gerestaureerde grachtenpand te melden.

‘Dick!’, riep Helga blij verrast, nadat ze de deur had geopend en zich als een adelaar uit de Alpen op Stein had gestort. ‘Waar bleef je nu al die tijd?’.

Ze was gekleed in een korte leren zwarte rok en mosgroene trui van mohair.

‘Sorry Helga’, zei Stein, terwijl hij zijn zwarte hoornen bril afdeed om de beslagen glazen droog te wrijven met zijn stropdas. ‘Het was een gekkenhuis op het werk vandaag. Ik had niet in de gaten hoe laat het al was’.

‘Kom toch verder, je bent kletsnat’, zei Helga hartelijk, terwijl ze Stein hielp met het uittrekken van zijn regenjas en deze samen met Steins zwarte hoed zorgvuldig ophing aan de kapstok in de lange brede hal. ‘Ik heb je favoriete eten gemaakt: kapusta, Hongaarse zuurkool-soep!’

‘Je bent een vrouw naar mijn hart, Helga’, zei Stein.

Hij liep naar de cd-collectie, die was afgeladen met Bach, Bach nog eens Bach, maar na lang verwoed zoeken vond Stein toch nog iets van zijn gading: een verzamel-cd van Chet Baker, de betreurde trompettist die in 1988 op steenworp afstand van Stein’s kantoor met fatale gevolgen uit het raam  van het Prins Hendrik-hotel was gevallen. Stein werd nog altijd beroerd wanneer hij dacht aan die nacht,  maar Chet’s melancholieke tonen monterden hem toch altijd op, als een zachte lentebries.

Ze aten bij kaarslicht aan de  marmeren tafel bij het grote raam, dat uitzicht bood op de donkere gracht, waar de lichten van de huizen feeëriek weerspiegelden in het stille water. De zuurkoolsoep in paprika smaakte hemels.

‘Je kunt vanavond niet blijven slapen’’, zei Helga. ‘Morgenochtend vroeg moet ik naar Singapore, om een cliënt te bezoeken die daar is opgepakt met een koffer vol heroïne’.

‘De arme stakker’, zei Stein. ‘Zorg wel dat hij op tijd betaalt’.

‘Dat komt wel in orde’, zei Helga. ‘Waar ben jij ondertussen mee bezig?’

‘Ach ja, dat is waar ook’, zei Stein. ‘Ik vroeg me af of je wel eens iets hebt gehoord over  het  Bataafs Bevrijdingsfront, je weet wel, van de Gouden Koets. Ik heb een klant die nogal nieuwsgierig is naar die club’.

‘Wat voor klant is dat?’, vroeg Helga achterdochtig.

‘Een verzekeringsmaatschappij’, jokte Stein. ‘Zij hadden de dekking van de koets op zich genomen’.

Helga lachte. ‘Zelf weet ik er weinig van, maar ik kan wel iets voor je nakijken’, zei ze en voegde de daad bij het woord door te grijpen naar haar flinterdunne I-pad waar ze met een wonderbaarlijk vingervlug gemak op begon te tikken. Stein stelde zich voor dat Mozart op die manier piano moest hebben gespeeld en keek in stille bewondering toe. Zelf was hij in het digitale tijdperk niet een soort Neanderthaler gebleven, die al blij was als hij succesvol een e-mail had verstuurd.

‘Een kennis gaf me de toegangscodes van het landelijk opsporingsregister’, legde Helga uit, met haar blik nog altijd strak gericht op het schermpje voor haar. ‘Wel zo handig. Een kwestie van een paar databestanden aan elkaar koppelen en meestal kom je een heel eind’.

‘Allemachtig’, bracht Stein uit, opverend uit zijn stoel. ‘Die machines maken mijn werk nog eens totaal overbodig…Kun je zoeken op namen? Esther Blom, staat die er bij?’

De blik van Helga stond nu opeens op ijzig. Ze klapte haar machine dicht en keek Stein strak aan.

‘Wat moet jij met Esther Blom?’, vroeg ze indringend.

‘De naam doet de ronde’, antwoordde Stein.

‘Ik doe geen mededelingen over cliënten’, zei Helga op besliste toon terwijl ze haar I-pad resoluut dichtklapte.

Stein voelde een ijzeren gordijn van Teutoonse plichtsbetrachting  tussen hen neerdalen.

‘Dat is te respecteren natuurlijk’, zei hij.

Een pijnlijke stilte volgde, die Stein alleen maar wist te breken door Helga in zijn armen te nemen en haar jodelend van het genot naar het Walhalla voerde.

Maar toen Helga hem uitgeleide deed, voelde Stein op zijn klompen aan dat haar geoefend advocatenbrein een metersdikke muur van professioneel wantrouwen tussen hen had opgeworpen. Hij had zich als een amateur in de kaart laten kijken. Een volgende uitnodiging voor Hongaarse zuurkoolsoep kon hij gevoeglijk op zijn buik schrijven, zo vreesde hij toen hij de deur achter hem in het slot hoorde vallen.

Terwijl hij de nacht in fietste brak een acute stortregen uit over zijn hoofd ter bevestiging van zijn sombere gedachten.

Drijfnat arriveerde Stein terug in zijn steeg.Terwijl hij de trap opliep, hoorde hij zijn trouwe viervoeter Didi, een bejaarde pincherterriër, al vervaarlijk hard blaffen. Daar kon geen inbrekersalarm tegenop.

Enthousiast sprong Didi tegen zijn benen op.

‘Stil maar, dom teefje’, zei Stein, terwijl hij het nerveus blaffende hondje over de kop aaide. Stein opende een blikje hondenvoer, waar Didi zich gelijk tevreden grommend op stortte. Daarna liep hij naar de woonkamer, zette zich aan de houten tafel en begon te lezen in het dossier over Esther Blom.

Stein bekeek eerst de foto’s. Met haar mysterieuze groene ogen en hennarode haar dat in duizend krullen tot haar rug groeide, was Esther Blom het ranke boegbeeld van de op dit gebied weinig bedeelde krakersbeweging van de jaren ’80 geweest, de vlag op de spreekwoordelijke modderschuit. Tegelijkertijd geen dame om mee te sollen. Al op de middelbare school werd ze gearresteerd vanwege het schilderen van een groot hakenkruis op de fabrieken van Philips in Eindhoven, nadat ze in een boek gelezen had dat de gloeilampengigant in de oorlog dikke zaken met de Duitsers deed. Als student in Amsterdam was ze actief in de anti-kernenergiebeweging en het Amsterdams Vrouwen Kraakcollectief. In de jaren ‘90 werd ze verdacht van deelname aan sabotageacties tegen benzinepompstations van Koninklijke Olie als protest tegen het apartheidsregime in Zuid-Afrika, brandstichting bij een groothandel om dezelfde redenen en ook werd haar naam genoemd als lid van een ondergrondse club genaamd ‘Wie o wie’, die onder meer bommen legde bij het huis van een staatssecretaris van Justitie en bij diens ministerie vanwege  het uitzetten van uitgeprocedeerde asielzoekers.  Ze werd een paar maal aangehouden maar tot een formele aanklacht – laat staan een veroordeling – was het nooit gekomen. Esther was met haar indrukwekkende curriculum in het actiewezen ergens op een vaste verdachtenlijst beland van mensen die je als inspecteur onder tijdsdruk altijd van hun bed kon laten lichten om te laten zien dat je in ieder geval ergens mee bezig was.

Stein las verder in het dossier. Na haar Amsterdamse tijd was Esther ontwikkelingswerker geworden in diverse Afrikaanse landen. Vanwege haar curriculum als potentiële staatsvijand besteedden de diverse ambassades de nodige aandacht aan haar activiteiten. In tal van ambtsberichten, die bij het  rapport dat Stein doornam waren ingesloten, werd nauwlettend verslag gedaan van haar handel en wandel. Zo zou Esther in Angola een relatie hebben gehad met een hooggeplaatste Cubaanse militair annex arts die aldaar de zegeningen van de marxistische revolutie had verspreid. De ambassadeur in Zuid-Afrika maakte in een rapportage melding dat Esther tot persona non grata was verklaard op de ambassade omdat ze tijdens een tuinfeest ter ere van Koninginnedag een Deense consul in het zwembad had geduwd. Een diplomatiek conflict tussen de twee Noord-Europese grootheden was ternauwernood voorkomen. Haar laatste door de geheime dienst geregistreerde wapenfeit speelde zich af in Maputo, waar ze namens een NGO een proces had aangespannen tegen VN-militairen die zich hadden vergrepen aan minderjarigen. Esther had de militairen behoorlijk in het nauw gebracht, maar was kennelijk op te veel tenen tegelijk gaan staan, want uiteindelijk werd ze het land uitgewezen. Dat was ongeveer drie jaar voor de actie tegen de Gouden Koets. Wat de rol van Esther daarin zou zijn geweest, maakte het dossier niet duidelijk, al stond er wel expliciet in vermeld dat Esther gelieerd zou zijn aan het Bataafs Bevrijdingsfront. Het bewijs daarvoor zou zijn geleverd door het feit dat het IP-adres van de computer waarmee het pamflet van het BB naar de pers was gestuurd, overeenstemde met dat van de computer waarmee Esther mails had verstuurd.  Maar Stein had inmiddels wel geleerd niet alles te geloven wat gedrukt stond, zeker niet in rapporten van inlichtingendiensten.

Voor het inslapen dacht Stein aan de mooie tijden die hij had beleefd met zijn roodharige krakersprinses. Tijdens hun laatste samenzijn had Esther hem bezworen dat ze hem nooit meer wilde zien. En nu had hij opdracht om haar op te sporen. Ironisch, inderdaad, maar ironie is de brandstof van de planeet Aarde, zoals Dick Stein al lang geleden had ontdekt, en het lachen daarover was hem al lang vergaan.

Lees ook de volgende aflevering van het feuilleton ‘De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning: een voetbalweekend met een onverwachte afloop, via deze link.

De voorgaande aflevering leest u via deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als je dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -

De Avonturen van Dick Stein, privédetective: In Naam van de Koning, aflevering 5

Nederland is een detectiveheld rijker. Dick Stein, voormalig narcotica-agent van Bureau Warmoesstraat, nu part-time actief als warenhuisdetective, houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Een Rotterdammer in Amsterdam met een voorkeur voor jazz, femmes fatales en Feyenoord, niet noodzakelijk in die volgorde. Gewapend met niet meer dan een bruine band judo, enige training in de Krav Maga, de nobele joodse zelfsverdedigingstechniek, gekweld door een zwak hart en achtervolgd door schuldeisers, weet de speurder zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In dit eerste avontuur wordt Stein ingeschakeld ter redding van Vorst & Vaderland. In deel V van dit spannende feuilleton maakt Dick kennis met zijn opdrachtgevers bij de Nationale Veiligheidsdienst.

Test: René Zwaap

Aflevering 5

OP BEZOEK BIJ AFDELING X

Toen Stein de volgende ochtend zijn kantoor betrad, simpel te bereiken met het steile trapje vanuit zijn slaapkamer op zolder, hing majoor Van Tichelen al aan de lijn. ‘Hij heeft al drie keer voor u gebeld, meneer Dick’, zei Fatima, terwijl ze de hoorn van de telefoon met haar hand bedekte. ‘Echt een heel ongeduldig type’.

‘Ja, wat moet je nu weer, Van Tichelen?’, vroeg Stein bars, nadat hij achter zijn bureau had plaatsgenomen.

Majoor Van Tichelen schraapte de keel. ‘Het zou toch wel erg handig zijn als u van ons ruime voorschot een mobiele telefoon zou aanschaffen, meneer Stein’, sprak hij vinnig.

‘O nee, geen sprake van’, zei Stein. ‘Je weet toch wel hoe afluistergevoelig die dingen zijn? Bovendien is het niet handig in mijn beroep als iedereen je maar overal kan bellen. Slecht voor de concentratie’.

‘Nou goed, ik wil graag horen over de voortgang’, zei Van Tichelen. ‘Mijn superieuren willen vandaag een update, vandaar…’

‘Ik volg een paar sporen’, antwoordde Stein. ‘Het gaat allemaal nog wel even duren. Bel me eind van de week maar weer eens.’

‘Eind van de week?’, zei Van Tichelen verschrikt. ‘Nee, nee, uitgesloten! U heeft toch wel begrepen dat dit een zaak is met de hoogst mogelijke urgentie? En dat wij u ook betalen om uw werk urgent te doen?’

‘Hardlopers zijn doodlopers’, zei Stein. ‘Vertel je chefs maar dat ik een paar visjes heb uitgegooid, en dat het nu even wachten is op wat er bijten gaat’.

‘U heeft het dossier inmiddels gelezen, hoop ik?’, vroeg de majoor.

‘Vanzelfsprekend’, zei Stein.

‘Mooi’, zei majoor Van Tichelen. ‘Dan verwacht ik u vanmiddag om 15.00 uur stipt op ons kantoor in Den Haag En zorg dat u ruim van te voren aanwezig bent, de controlemaatregelen bij de ingang zijn grondig’.

Met het geld dat hij eerder had ontvangen betaalde Stein Fatima haar achterstallige salaris, daarnaast gaf hij haar de nodige contanten ter afhandeling van de meest spoedeisende dwangbevelen.

‘Het gaat echt al beter, niet, meneer Dick?’, zei Fatima, blij verrast.

‘Natuurlijk, meisje, dat zei ik je toch?’, zei Stein. ‘Een nieuwe lente, een nieuw geluid’.

In de trein naar Den Haag nam Stein het pamflet ter hand dat het Bataafs Bevrijdingsfront na de aanslag op de Gouden Koets via het internet had verspreid.

‘Nederland ontwaakt!’, luidde de aanhef. ‘Eeuwenlang bent u bedrogen door de Oranje-kliek. Eeuwen van indoctrinatie, propaganda, geschiedvervalsing en manipulatie van de media. Het Bataafs Bevrijdingsfront wil Nederland de weg terug wijzen naar haar natuurlijke staat als republiek. Genoeg = genoeg!’

Het Bataafs Bevrijdingsfront liet zich inspireren door een 18e eeuwse edelman genaamd Joan Derk van der Capellen tot den Pol. Deze schreef een pamflet getiteld ‘Aan het volk van Nederland’, dat een grote rol speelde bij de grote opstand die in de achttiende eeuw tegen de heerschappij van het Huis van Oranje-Nassau uitbrak. De Oranjes waren toen nog slechts stadhouder van de republiek, een soort gouverneur, maar koesterden koninklijke ambities. Dat wilde Van der Capellen tot iedere prijs voorkomen. En om zijn protest tegen de machtsaanspraken van sukkel-stadhouder Willem V historisch te onderbouwen, greep hij terug op de mythe van de Batavieren, een Germaanse stam die ergens rond het jaar 0 op vlotten over de Rijn bij Lobith de Lage Landen binnen waren gezakt. Van der Capellen presenteerde die Batavieren als het Nederlandse oervolk, en vooral als natuurlijke republikeinen, die van wars waren van monarchie. Het Bataafs Bevrijdingsfront citeerde in zijn manifest naar aanleiding van de aanslag op de Gouden Koets rijkelijk uit het pamflet van de Gelderse jonkheer:

‘Zij lieten zich niet regeren door lieden die zichzelf verkozen of door een ander – naar zijn goedvinden – gekozen werden; die bij gevolg niet van hen afhingen, die hun geen rekenschap schuldig waren en waar zij, als ze niet goed regeerden, geen macht over hadden; neen, zij hielden zelf het heft in handen. De voornaamste zaken van hun land deden ze zelf af in hun algemene vergaderingen, waar het gehele volk gewapend bijeenkwam en elke Batavier even veel te zeggen had. Om hen in de oorlog (waar ze bazen in waren) voor te gaan en aan te voeren, kozen ze de dapperste, de wijste, de deugdzaamste uit het midden van hun landgenoten. Zij riepen daarmee geen vreemde prinsen of hertogen, die toch alleen maar om fortuin, dat is om den brode, dienen en doorgaans te machtig zijn om, als zij zich misdragen, naar verdienste gestraft te kunnen worden. Voldeed hun het verkozen opperhoofd, dan lieten zij hem die post houden, zo niet, dan dankten ze hem af. En had hij zijn vaderland verraden, of door zijn aanhangers en creaturen van binnen of door vreemde hulp van buiten getracht zijn Huis machtiger te maken en zich als een Soeverein te gedragen, dan behoef ik u niet te zeggen, hoe die Batavieren zo een zouden hebben getrakteerd!’

Stein had altijd begrepen dat de Batavieren vooral te boek stonden als dronkenlappen die hun vrouwen verdobbelden en hun diensten verkochten aan de hoogste bieder  – karaktereigenschappen die je nog steeds moeiteloos bij de Hollanders kon terugvinden. Voor de rest drukte het Bataafs Bevrijdingsfront zich wel heel braafjes uit, viel hem verder op. Het pamflet leek meer op het werkstuk van een geschiedenisstudent dan van een terroristische beweging.

Ruim op tijd arriveerde Stein bij het hoofdkwartier van de Nationale Veiligheidsdienst, alias ‘de Piramide van Dros’, middenin het centrum van Den Haag gelegen. Stein was er nog nooit eerder geweest en nam zijn tijd om het puntvormige gebouw, opgetrokken uit gewapend beton, staal en donkerblauw plexiglas, eens goed te bekijken. Het een imposant bouwwerk, maar dat mocht ook wel voor het zenuwcentrum van alle inlichtingendiensten die Nederland rijk was.

Stein meldde zich aan bij het loket, in een enorme marmeren hal, waarvan de enige functionele bedoeling kon zijn dat de bezoeker zich heel klein moest voelen. Hij stelde zich zo voor dat Hitlers bouwmeester Albert Speer wel waardering zou hebben kunnen opbrengen voor dit soort binnenhuisarchitectuur. Stein overhandigde op verzoek zijn paspoort aan de beambte van dienst en moest daarna een heel formulier invullen. Van Tichelen had niet overdreven toen hij Stein had gezegd dat de veiligheidsmaatregelen hier stringent waren. Nadat Stein zijn hele hebben en houden op een lopende band door een detector moest laten gaan, volgden een irisscan en een digitale vingerafdruk, daarna moest hij door een hele serie poortjes lopen voor een totale bodyscan. Uiteindelijk kwam hij terecht in een hal waar majoor Van Tichelen hem opwachtte.

‘Keurig op tijd’, zei Van Tichelen, tevreden kijkend op zijn horloge. ‘Volg mij’.

Ze stapten in een lift die hen naar een enorme ondergrondse ruimte bracht waar een hele batterij van computers stond opgesteld, bediend door over het algemeen erg jonge mensen die leken te zijn versmolten met de machines die ze bedienden.

‘Welkom op Afdeling X, meneer Stein, welkom in het alziende oog van Nederland’, zei Van Tichelen trots. ‘Hier zien en horen wij alles. Dit netwerk is aangesloten op een supercomputer die toegang heeft tot al het dataverkeer in binnen- en buitenland. We hebben toegang tot alle telefoons, vast en mobiel, en al het internetverkeer. Onze medewerkers hier verkennen onder duizenden schuilnamen alle sociale media, alle internetfora, alle besloten groepen op Facebook, Skype en ga zo maar door. Zo monitoren we de ziel van de samenleving. Op deze manier sporen we criminele organisaties op, maar ook de zogeheten lone wolfs. We traceren hen, lokken hen uit hun tent als het moet en schakelen ze uit. We hebben aansluiting op alle beveiligingscamera’s in de publieke ruimte en in het zaken- en privédomein. We kunnen kijken in iedere luchthaven, in ieder treinstation, in iedere bus en tram. Daarnaast beschikken we over een uiterst geavanceerd spraakherkenningssysteem dat ons in staat stelt de identiteit van iedere opgenomen stem in het Nederlands taalgebied binnen mum van tijd vast te stellen…Wilt u het eens proberen?’

Van Tichelen stopte bij een bureau en deed Stein een koptelefoon met een microfoontje op zijn hoofd. Stein zuchtte diep.

‘Moet dat nu echt?’, mompelde hij.

Triomfantelijk wees majoor Van Tichelen naar het beeldscherm waarop Stein’s naam verscheen en vervolgens geboorteplaats en – datum, burgerlijke staat en vervolgens zijn hele cv.

‘Leuk speelgoed’, zei Stein. ‘Maar wat koop je ervoor?’

‘Wat koop je ervoor?’, zei de majoor beledigd. ‘Veiligheid, dat koop je ervoor! De antiterrorismewetgeving heeft de poort opengezet naar een samenleving waar veiligheid niet langer een illusie is, meneer Stein. Veiligheid is nu iets dat met moderne technologie kan worden afgedwongen! Deze afdeling kunt u zien als de rioolzuiveringsinstallatie van de menselijke gedachte. Hier registreren we nauwgezet de mentale vervuilingsgraad van het individu, zodat we proactief kunnen optreden wanneer een criminele wens op het punt staat te culmineren in een criminele daad. U wilt niet weten hoeveel terroristische aanslagen we hier al in de kiem hebben weten te smoren. Zonder Afdeling X was onze verdeelde samenleving inmiddels al veranderd in één grote smerige janboel!’

‘Als het zo makkelijk gaat, waarom hebben jullie dat Bataafs Bevrijdingsfront dan niet al lang opgerold?’, merkte Stein op.

Majoor Van Tichelen begon instemmend te knikken. ‘U heeft helemaal gelijk! Geen enkel systeem is 100 procent waterdicht, en dit systeem dus ook niet. Sommige mensen zijn eenvoudigweg nog niet te detecteren via afdeling X. Individuen die niet lijken te bestaan, mensen die dood lijken voor onze meetinstrumenten. Ik beschouw deze categorie als een residu van een vrijwel geheel uitgestorven menssoort. Hoe dan ook vertegenwoordigen deze individuen een zeker veiligheidsrisico. En het goede nieuws – voor u dan, meneer Stein – deze mensen nog bestaan, er ook nog werk is voor types als u. De oude vunzige speurneuzen met hun gleufhoeden en hun regenjassen, die nog spitten in de vuilnisbakken op straat en hun oor te luisteren leggen in de kroegen, loeren door sleutelgaten van hotelkamers, mensen die werken met archaïsche instrumenten als hun intuïtie, hun Fingerspitzengefühl, of hoe zou u het zelf noemen?’

Stein begreep nu pas het misprijzen van de majoor versus zijn métier. In de ogen van deze inlichtingenman met zijn Maginot-linie van high tech was hij een soort Neanderthaler.

‘Ik noem het logica’, zei Stein. ‘Ieder mens heeft het en er is geen computer tegen opgewassen’.

‘Wat u uw logica noemt past op één kilobyte van deze supercomputer’, riposteerde Van Tichelen triomfantelijk, terwijl hij zijn hand streek over zijn helse machine.

Stein gaf – impulsief als hij nu eenmaal was – van de weeromstuit gehoor aan een ingeving en trok de stekker van de computer uit het stopcontact. Een hele rij computers ging nu in een klap op zwart. Prompt was de hele afdeling in rep en roer – Van Tichelen niet het minst.

‘Wat doet u nu?’, riep hij vertwijfeld uit.

‘Ik geloof dat je supercomputer zojuist toch het loodje heeft gelegd tegen die ene kilobyte logica van mij’, zei Stein.

‘1-0 voor u’, zei Van Tichelen, terwijl hij de stekker terug in het contact duwde. ‘Maar genoeg gefilosofeerd, op naar de minister!’.

‘De minister?’, vroeg Stein, even van zijn stuk gebracht. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat ik met dat Dros-mens moet babbelen? Dat had je me wel van tevoren mogen vertellen – ik kan die mevrouw niet uitstaan, zelfs op tv geeft ze me al de kriebels ‘.

‘Uw persoonlijke emoties doen er nu even niet toe’, zei Van Tichelen aangebrand. ‘Mevrouw Dros komt misschien wat kil over, maar in werkelijkheid is het de meest…uh…. toegewijde bewindspersoon die we hier sinds lang hebben gehad’.

‘Wat kil’, herhaalde Stein, terwijl hij Van Tichelen volgde door een labyrint van lange gangen. ‘Dat is het understatement van het jaar – de Siberische winter is warmer dan die dame’.

‘Kunt u dat even nader expliceren, meneer Stein?’, klonk het plotseling achter hem. Stein herkende het blikkerige geluid en de merkwaardig geaffecteerde dictie – dankbaar materiaal voor  de imitatoren op tv – uit duizenden.

‘Hallo mevrouw de minister’, zei Stein, terwijl hij zich omdraaide. ‘Ik zei net tegen de majoor dat het toch nog frisjes is voor de tijd van het jaar.’

‘Mij dunkt dat we wel belangrijkere zaken te bespreken hebben dan het weerbericht’, zei de minister kortaf. Ze was kleiner van stuk dan je op grond van de tv-beelden zou zeggen, maar dat maakte ze goed in de breedte. Haar ouders moesten mensen met een vreemd gevoel voor humor zijn geweest, zo ‘n massief schepsel op te zadelen met een naam als Steffie.

‘Zullen we dan maar, meneer Stein?’, zei minister Dros, naar een kamer aan het eind van de gang wijzend.

‘Dames eerst’, zei Stein en hij maakte een uitnodigend gebaar aan de minister om voor te gaan.

‘U heeft toch iets meer manieren dan de majoor mij vertelde’, zei minister Dros, terwijl ze de bedeesd zwijgende Van Tichelen straal negeerde.

Ze namen plaats aan een grote ovale tafel. Naast de minister en de majoor waren er nog drie andere aanwezigen: de adjudant van Van Tichelen – een nors kijkende dertiger met opgeschoren hoofd die geen woord uitbracht – , een al even gestreng ogende secretaresse van de minister die de notulen maakte en een oudere corpulente man met een vermoeide blik in de ogen, die zich voorstelde als kolonel Talsma, hoofd van de NVD.

‘Juist’, zei minister Dros, nadat ze haar papieren voor zich had klaargelegd. ‘Laten we geen tijd verspillen aan koffie en introductie. Kolonel Talsma, wat is de situatie?’

De veiligheidschef blies in de wangen en wipte op uit zijn stoel. Op de witte muur achter hem begon nu via een beamer een presentatie met lichtbeelden. Op het eerste beeld stond een organogram van het Bataafs Bevrijdingsfront.

‘Volgens het profiel dat onze experts hebben opgesteld van het BB gaat het hier om een samenspel van oud extreem links en nieuw extreem rechts’, begon Talsma. ‘Het adagium “les extrèmes se touchent” wordt hier weer waargemaakt, zoals we op dit plaatje kunnen zien…’

Aan de hand van een schema vol met pijlen en staafdiagrammen maakte Talsma aanschouwelijk dat de links-autonome krachten die voorheen hadden getekend voor de kraak- en anti-apartheidsbeweging binnen het Bataafs Front een fusie waren aangegaan met dolgedraaide nationalisten van extreem-rechtse huize, die elkaar hadden gevonden op punten als antiglobalisme, anti-EU, antikapitalisme, anti-Israël en vooral anti-koningshuis. Al die wijsheid was te danken aan wat Talsma ‘virtuele data-analyse’ noemde, wat volgens Stein neerkwam op een bij elkaar gegoogelde natte vinger , want al die die mooie schema’s die Talsma uit zijn Powerpoint-presentatie liet schieten mochten niet verhullen dat de geheime dienst hier eigenlijk volkomen in het duister tastte.

Minister Dros rook bloed. ‘Zoveel verdachte clubs op uw presentatie, maar geen enkele aanhouding!’, viel ze uit nadat Talsma zijn laatste dia voorbij had laten glijden. ‘Hoe verklaart u dát?’

‘Wel, van majoor Van Tichelen heb ik begrepen dat de heer Stein een bijdrage kan leveren aan het doorbreken van deze impasse’, zo schoof Talsma de hete aardappel door.

‘Juist ja’, zei minister Dros, terwijl ze haar blik op Stein liet rusten.

‘U bent gecontracteerd door ons om Esther Blom op te sporen, meneer Stein. Hoe ver bent u?’

‘Voorlopig nog geen spoor, spijtig genoeg’, zei Stein. ‘Het is zoeken naar een speld in een hooiberg’.

‘Dat verbaast me niets’, zei Dros. ‘Dit soort mensen is goed getraind om zich verborgen te houden.’

‘Volgens onze gegevens moet mevrouw Blom zich in Nederland bevinden’, zei kolonel Talsma. ‘Vroeg of laat duikt ze op, dat kan niet anders’.

‘U zult toch echt beter moeten zoeken, meneer Stein’, zei minister Dros, terwijl ze opstond om te vertrekken.’ Ik wil deze mevrouw van de straat. De regering is zeer verontrust!’

En weg waggelde de minister met haar gevolg in haar kielzog.

Toen Stein eind van de dag terugliep naar zijn huis, met een hoofd vol zorgen en een tas boodschappen, zag hij voor de deur van de steeg een drukte van belang. Een paar politieauto’s, een ambulance en nieuwsgierige omstanders. Aanvankelijk dacht Stein aan een roofoverval – het zou de eerste niet zijn in de straat – maar toen hij dichterbij kwam kreeg hij de schrik van zijn leven. Daar in de steeg, levenloos, onder een witte deken, met een waaier van bloed rond haar hennarode haar, op de natte straattegels, lag Esther Blom.

Hoe is Esther Blom aan haar einde gekomen? En is Dick Stein nu ook in gevaar? U leest het allemaal in aflevering 6 van het feuilleton ‘De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning’, gratis te lezen via deze link.

De voorgaande aflevering van dit feuilleton leest u via deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als je dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -

De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning, aflevering 4

Een privé-detective aan lager wal raakt verzeild in hofintriges op het hoogste niveau en komt in aanvaring met ondergrondse republikeinse verzetsgroepen, al even fanatieke Oranjeklanten en nietsontziende geheime diensten. Dick Stein, voormalig undercover-agent van de Amsterdamse politie, liefhebber van jazz, Feyenoord en femmes fatales (niet noodzakelijk in die volgorde) houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Gewapend met een bruine band judo, een training in de vechtsport Krav maga en gekweld door een zwak hart, weet de privédetective zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In aflevering IV krijgen we een inkijkje in de beslommeringen van de gescheiden familievader.

Aflevering IV

VOETBAL IS OORLOG

Dwergterriër Didi, slapend aan het voeteneind van het bed waar Stein begraven onder zijn kussen lag bij te komen, vloog bijna tegen het plafond toen de volgende dag rond 8 uur ‘s ochtends de bel ging. Stein schrok wakker en werd meteen weer geveld . De bel bleef echter rinkelen, en Didi bleef schel blaffen, en uiteindelijk hief Stein zich met forse tegenzin uit zijn bed. Hij schoof het raam aan de voorkamer open om te zien wie er in de steeg stond. Het was Trudy, zijn ex-echtgenote, met de tweeling. Als bij bliksemschicht herinnerde Stein zich dat hij had beloofd om mee te gaan naar de wedstrijd van Dick jr en Bob, die in de jeugd van de Sloterdijkse Boys speelden. De napalm-ogen van Trudy duidden op alarmfase één. Steins ex was de dochter van een Molukse Knil-officier en zou zelf ook een heel geschikte drilsergeant zijn geweest.

‘Verdomme, Dick!’, riep Trudy, driftig rondjes lopend bij Steins deur. ‘Je had beloofd om de jongens naar het voetballen te brengen!’

‘Ik kom eraan’, zei Stein. ‘Jongens, doe alvast wat rek – en strekoefeningen voor de warming up’.

Toen Stein een paar minuten later hijgend van de tram af kwam lopen, was Trudy al verdwenen.

‘Waar is mama gebleven?’, vroeg Stein.

‘Ze had haast. Ze ging met oom Ronny naar de stad’, zei Dick jr., die precies een minuut eerder dan zijn broer Bob was geboren, en daarom het recht had gekregen op de stamhoudersnaam.

‘Geen probleem’, zei Stein, die even moest slikken om niets vervelends te zeggen over oom Ronny, zoals de nieuwe vriend van Trudy werd genoemd door zijn zoons.

Dick jr en Bob waren tweeling –  12 jaar oud, met een sprekende gelijkenis op hun vader, zij het dat ze beide de licht bruine huidskleur van hun moeder hadden meegekregen.

‘Tegen wie gaat het vandaag, mannen?’, vroeg Stein, terwijl ze naar het metrostation liepen.

‘Tegen FC Kudelstaart’, riepen Dick jr. en Bob in koor. In hun stemmen zat enige angst verscholen.

‘FC Kudelstaart? Al de hele competitie strak bovenaan, hoogste doelpuntgemiddelde per wedstrijd sinds jaren?’, vroeg Stein.

‘Ja, die’, sprak Bob gelaten.

‘Geen zorgen’, zei Stein. ‘Als je op het veld staat moet je je niet laten imponeren door de cijfers of de standen. Je moet je juist helemaal leeg maken. Het enige dat telt is het hier en het nu. Al het andere is illusie’.

De tweeling zweeg geïmponeerd. Stein kon ze horen nadenken. Een beetje mental coaching kon geen kwaad voor twee jonge voetballertjes in existentiële nood.

Het terrein van de Sloterdijkse Boys  lag verscholen achter een paar kantorenparken aan de buitenzijde van de Amsterdamse ringweg. Terwijl Dick jr en Bob naar de kleedkamer waren vertrokken ging Stein zitten aan de bar van de kantine en bestelde een koffie en een broodje kaas. De kantine was al goed gevuld met ouders van de spelers van de diverse elftallen. De trainer van het elftal van Dick jr en Bob, een magere man met een triest Buster Keaton-hoofd en een grijze regenjas waaronder hij immer een trainingspak en gymschoenen droeg, liep op Stein toe.

‘Hé Stein’, zei hij met onvervalste Jordanese tongval. ‘Wat denk je, wat wordt het vandaag? ‘

‘Mijn jongens zijn er niet gerust op’, zei Stein.

‘Ja, het zal niet makkelijk worden’, beaamde de coach. ‘Ze hebben meer discipline, die jongens van het platteland’.

‘Reken maar’, zei Stein. ‘De angst voor de Heer wordt er daar nog flink ingehamerd. Geeft meer respect voor de trainer’.

‘O ja?’, vroeg coach Peters geïnteresseerd.

‘Jep’, zei Stein. ‘Op fysieke kracht zullen we het niet redden. Wat nodig is, is een tactische list, om ze niet in hun spel te laten komen. Ontregeling, daar komt het op aan. Lees De Kunst van de Oorlog van de Chinese wijsgeer annex generaal Sun Tzu maar eens na. Verplichte literatuur van de spelers van het Braziliaanse nationale elftal tijdens het WK van 2002. Sun Tzu zegt dat de beste manier om een slag te winnen is om je tegenstander te ontlopen’.

‘Interessant, Stein’, zei de coach. ‘Jij bent een van de weinige ouders hier met kijk op het spel. Die yuppie-ouders willen alleen maar dat hun mannetje nog eens een keertje bij Ajax komt om een paar miljoen per jaar te verdienen. Als je hun zoontjes niet opstelt krijg je gelijk een proces aan je broek. Maar als je ze vraagt hoe een buitenspelval werkt kijken ze je aan met een mond vol tanden’.

‘Vertel mij wat’, zei Stein. ‘Vroeger liet dat soort volk hun grut gewoon hockeyen. Ze maken deze sport kapot’.

Coach Peters werkte de laatste restjes van zijn koffie naar binnen. ‘Loop even met me mee naar de kleedkamer’, nodigde hij uit. ‘Misschien kan je wat peptalk houden voor de jongens. Ze zitten echt in de rats. We hebben al vier keer op rij verloren. Nog een keer onderuit en dan wordt het  vechten tegen degradatie’.

Stein stemde toe en liep achter coach Peters de gang door naar de kleedkamer. Ze passeerden eerst het hok van de tegenstander. Stein stopte even bij de deur van de vijandelijke kleedkamer om een blik naar binnen te werpen. De spelers van FC Kudelstaart, stuk voor stuk uit de kluiten gewassen boerenknapen met rode blossen op de wangen, zaten al  breed lachend klaar in tenue, terwijl hun trainer hen ophitste tot het bot. ‘De Sloterdijkse Boys zijn de slechtste club van de wereld’, hoorde Stein de Kudelstaartse coach zeggen ‘Ik wil totale vernedering op het veld zien vandaag’.

‘Dat is geen voetbalploeg, maar een elitekorps van de SS’, zei Stein tegen coach Peters. ‘Dit vraagt om nog meer drastische maatregelen dan ik al gedacht had’.

De Sloterdijkse Boys zaten er bedrukt bij in de kleedkamer.

‘Jongens, dit is meneer Stein, de vader van Dick en Bob, en hij heeft een paar tips voor jullie’, introduceerde  coach Peters.

‘Juist’, zei Stein, terwijl hij langs de jongens liep en hen een voor een aankeek. ‘Mannen, de trainer heeft me gevraagd jullie een en ander uit te leggen over de verborgen strijdmethodes van het voetbal. Die zullen jullie vandaag hard nodig hebben, want met deze tegenstander valt niet te spotten. Nu  ben ik zelf judo-jeugdkampioen van Rotterdam-Zuid geweest en heb de bruine band gehaald, wat bijna net zo goed is als de zwarte, maar die is alleen voor uitslovers, en uitslovers, daar houden we niet van, niet in Rotterdam-Zuid tenminste. Nu zijn er in de nobele judosport een paar technieken die heel goed van pas kunnen komen in de voetballerij. Zoals daar is: de o soto gari, hetgeen Japans is voor beenworp. Een vrijwilliger graag!’

De spelers van de Sloterdijkse Boys keken elkaar twijfelend aan. Uiteindelijk stond de aanvoerder, Jeffrey, een stevige Antilliaanse knul, op om als proefkonijn te fungeren.

‘De beenworp is de ideale manier om een aanval van de tegenstander in de kiem te smoren’, legde Stein uit. ‘En nog beter: mits correct uitgevoerd kan geen scheidsrechter er voor fluiten. De o soto gari werd in de jaren zestig van de vorige eeuw in het Nederlandse voetbal geïntroduceerd door Theo Laseroms, de legendarische centrale verdediger van Feyenoord, beter bekend als Theo de Tank, en gaat als volgt in zijn werk. Stel: de tegenstander  probeert je  op snelheid te passeren.  Wat je doet is het volgende: in de achtervolging plaatst men de knie in de knieholte van de tegenstander, men geeft een lichte opwaartse beweging met de heup, en de tegenstander is gelijk uit balans. Zorg daarbij dat je de handen omhoog houdt, juist alsof je de tegenstander wilt ontwijken, en geen scheidsrechter kan je iets maken’.

Stein wendde zich tot zijn vrijwilliger. ‘Kijk, zo ,  zei hij, terwijl hij de aanvoerder met een vloeiend knietje achterover deed vallen, tot hilariteit van de rest van de ploeg. ‘Let wel, een klein zwiepje is genoeg. Als je te veel gebruikt maak je kans om de tegenstander zijn benen te breken,   en dat is natuurlijk niet de bedoeling, tenminste, niet in deze fase van de competitie!’

De Sloterdijkse Boys begonnen te lachen, er viel duidelijk een last van hen af.

‘Dit moet het doen, coach’, zei Stein. ‘Ze zijn er klaar voor’.

De welgemeende adviezen van Stein leidden niet tot het gewenste resultaat. De Sloterdijkse Boys betraden weliswaar blakend van zelfvertrouwen het veld, maar FC Kudelstaart toonde zich getergd en stond binnen een kwartier al met 0-3 voor. Coach Peters ging op de vuist met een groep ouders van de tegenstander en werd door de scheidsrechter naar de kantine gestuurd, waar hij de rest van de wedstrijd lijdzaam achter het raam moest toezien met zijn gerolde sigaret treurig hangend in zijn mondhoek. Stein, die tot dan toe hijgend langs de lijn had gelopen als grensrechter en bij iedere schijn van buitenspel van de FC Kudelstaart de vlag de lucht in stak, nam de coaching over, maar de Sloterdijkse Boys bleven als bowlingkegels sneuvelen voor de aanstormende horden van de FC Kudelstaart.

Dick jr had als doelman van de Sloterdijkse Boys geen gemakkelijke dag. Bob speelde als verloren dolende spits geen rol van betekenis. Bij het laatste fluitsignaal stond het 0-8.

‘Geeft niks, jongens’, zei Stein, nadat zijn jongens met natte haren uit de kleedkamer waren gekomen. ‘Het was een geflatteerde uitslag.’.

‘Ik geloof dat ik liever op judo ga, pa’, zei Dick jr.

‘Ik ook’, zei Bob.

‘Niks ervan’, zei Stein. ‘Een Stein geeft nooit op’.

Om de traumatische nederlaag zo snel mogelijk te vergeten nam Stein zijn jongens mee uit naar een speelhal op het Rembrandtsplein, waar Dick jr en Bob hun frustraties konden uitleven achter digitale laserkanons en racespelletjes. Daarna gingen ze naar de nieuwste James Bond-film, aten ze een en uiteindelijk bracht Stein de tweeling aan het eind van de dag terug bij hun moeder.

Vanuit de keuken wierp Trudy hem een paar onheilspellende blikken toe. Ronny, de nieuwe huisvriend, was ook van de partij en sloeg Stein hartelijk op de schouders. Ronny was computerprogrammeur van beroep en het scheen hem voor de wind te gaan. Hij een t-shirt met het  opschrift ‘Dont’t worry be happy’. En dat voor een vent van in de 40. Iedere keer dat Stein hem zag kostte enige moeite om hem niet in een dodelijke wurggreep te nemen. Hij begreep niet wat Trudy zag in dat zachte ei.

‘Hé Ronny’, zei Stein. ‘Nog zo laat hier?’

‘Ja,’ zei Ronny grinnikend. ‘Trudy heeft me gevraagd te komen eten’.

‘Zo zo’, zei Stein. ‘Dat komt allemaal maar mee-eten. En, wat schaft de pot?’.

‘Rijsttafel!’, riep Trudy provocerend vanuit de keuken.

‘Hé, dat is mijn favoriete kost!’, zei Stein.

‘Van mij ook’, zei Ronny, kennelijk blij verrast.

‘Heb je niet nog werk te doen. Dick?’, wilde Trudy weten. ‘Je loopt flink achter met de alimentatie’.

Stein begreep de subtiele hint. Sinds de scheiding had Trudy niet meer dan een paar lettergrepen tot hem gesproken. Maar het was al een hele verbetering sinds het toppunt van hun huwelijkscrisis, toen ze hem nog dreigde te laten vermoorden door haar broers, drie weinig toeschietelijke types die allen rondliepen met het trauma van het Nederlandse verraad tegenover de Molukse staat in oprichting en daarbij weinig nuances aan de dag legden.

‘Ja, nog bergen werk te verzetten vandaag’, zei Stein, en hij vertrok als een hond die net een steen naar zijn kop geworpen kreeg.

Die avond verbleef hij in het nagenoeg verlaten café Dolly, waar ex-kapitein Willem op zijn vaste stek aan de bar sterke verhalen vertelde over zijn avonturen in alle hoerenkasten van Shanghai tot Port Said en op de kruk naast hem dwergterriër Didi – een getrainde caféhond –  vredig lag te slapen. Het was een vreemde gewaarwording, broodnuchter in een café te zitten – het was toch een soort van droogzwemmen – maar Stein hield van de meditatieve rust die uitging van dronkemansverhalen aan te horen zonder er werkelijk naar te luisteren. Zoals Odysseus aan de mast gebonden de Sirenes weerstond, zo liet Stein op een barkruk in zijn stamkroeg zijn vroegere gehechtheid aan alcoholische versnaperingen aan zich voorbijgaan. Het was een louterende ervaring.

Toen Stein zich tegen sluitingstijd aanstalten maakte om te vertrekken, stokte hem plotseling de adem. Daar in de deuropening stond Esther Blom, haar ogen strak op hem gericht. Bewonderend aangestaard door ook barman Harry en kapitein Willem liep ze met gedecideerde stappen van haar cowboylaarzen op Stein toe,  gaf hem een klap in het gezicht, daarna omhelsde ze hem.

Barman Rinus draaide zich hoofdschuddend om.

Stein, nog  niet van de verbazing bekomen, bekeek haar nog eens goed. Het was Esther, geen twijfel over mogelijk. De jaren hadden niet veel vat op haar gekregen. Nog steeds die helgroene ogen en de weelderige rode krullen.

‘Hallo, rat’, zei Esther.

‘Hallo Esther’, antwoordde Stein met schorre stem.

‘Ik hoopte al je hier te zien’, zei Esther. ‘Gelukkig ben je een man van vaste gewoontes. In al die jaren nog niet van kroeg gewisseld’.

‘Je moet ergens vastigheid hebben’, zei Stein.

‘Je nieuwe vriendin?’, vroeg Esther, knikkend naar Didi, die haar vrolijk kwispelend aankeek.

‘Zoiets’,  zei Stein. ‘Wat doet een leuke meid als jij in een tent als deze?’

‘Ik moet een paar zaken regelen in Amsterdam’, zei Esther. ‘Kan ik een paar dagen bij je logeren, totdat ik de boel op orde heb?’

Stein aarzelde.

‘Ik ken voor de rest niemand meer hier’, drong Esther aan.

‘Goed dan’, zei Stein na enig nadenken. ‘Ik heb een grote bank’ .

‘Je bent een engel’, zei Esther, en ze gaf Stein een dikke zoen op zijn wang.

‘Dames en heren, het is de hoogste tijd. Laatste ronde!’, riep barman Rinus.

Ze liepen langs de gracht, Stein met Didi aan de lijn, Esther met haar arm in die van Stein geslagen. De natte stoeptegels waren verraderlijk glibberig. Stein wierp af en toe een schichtige blik naar achteren.

Esther vertelde Stein over haar jaren als activiste en ontwikkelingswerkster.

‘Soms vraag ik me weleens af waar het allemaal goed voor is geweest’, zei ze. ‘Voor wie deed ik het eigenlijk? Voor de wereld? Of voor mijzelf? Soms was ik liever een simpele huisvrouw geweest, met twee kinderen, ergens in een Vinex-wijk met een stomme echtgenoot die voor de buis hangt en voetbal kijkt. Eigenlijk is dat veel moeilijker dan tegen al het onrecht in de wereld te hoop te lopen. Eigenlijk was het één grote egotrip’.

‘Dat klinkt als een serieuze midlife-crisis’, zei Stein.

Esther lachte. ‘Ja, dat zal het zijn’, zei ze.

Stein’s hersenen draaiden overuren. Gisteren had hij nog in een inlichtingenrapport gelezen dat Esther Blom een staatsgevaarlijke terrorist was die op het punt stond de Vader des Vaderlands naar de andere wereld te helpen. Nu zag hij een door het leven gelouterde vrouw, een gerijpte schoonheid die afscheid had genomen van haar vroegere dromen.

Hoe de vork ook in de steel zat, vast stond dat Stein zich in een lastig parket bevond en dat hij niet voorzichtig genoeg kon opereren.

Die voorzichtigheid bestond er in de eerste plaats uit om na het betreden van zijn woning snel Van Tichelen’s dossier dat nog op zijn werktafel lag haastig in een kast te verbergen, terwijl Esther gebruik maakte van het toilet.

‘Zeg, Esther’, vroeg Stein nadat ze was teruggekomen. ‘Wat vind je eigenlijk van onze koning?’

Ze hapte niet toe. ‘Moet ik daar wat van vinden?’, vroeg ze weinig geïnteresserd.

‘Heb je dat niet meekregen, die verfbom op de Gouden Koets?’, probeerde Stein.

Esther bleef volkomen onaangedaan. ‘Ik volg het Nederlandse nieuws niet meer zo’, antwoordde ze.

Of Esther was een dijk van een actrice, een talent waar Stein haar vroeger nooit op had betrapt, of ze wist werkelijk van niets.

Stein liep naar zijn slaapkamer om er wat beddengoed te halen, en toen hij met deken en kussen terug de kamer in kwam had Esther zich omgekleed in een oude flanellen overhemd dat hij over een stoelleuning had laten slingeren. Haar lange benen oogden glad als ivoor en omdat de bovenste knoopjes van Stein’s rood-zwart geblokte overhemd in de loop der tijden waren losgescheurd viel het tot in de diepte open. Stein moest even iets wegslikken toen hij Esther zo voor zich zag staan.

Esther had kennelijk in de gaten welk effect ze bewerkstelligde bij haar gewezen geliefde en bracht zijn gedachten naar andere regionen door terug te komen op zijn eerdere vraag.

‘In Afrika had ik een vriendje die wel heel erg gebeten was op het koningshuis’, zei ze, terwijl ze het beddengoed uit de handen van Stein pakte en haar provisorische slaapplaats in gereedheid bracht.

‘O ja?’, vroeg Stein zo nonchalant mogelijk. ‘Hoezo dat?’

‘Het was meer een vader-zoon-ding, geloof ik. Zijn vader was juist heel erg voor, en dus moest hij heel erg tegen zijn. Zoiets. Het liep hoog op. Eind van het liedje was dat hij zijn vader niet meer wilde zien. Maar dat was niet eens zo makkelijk, want die vader zat in de Tweede Kamer voor zo’n streng christelijke splinter en was om de haverklap op tv. Vandaar dat hij uiteindelijk naar Afrika is gegaan. Dus eigenlijk vooral omdat hij zijn vader niet meer op tv wou zien.’

‘Een legitieme reden’, vond Stein. ‘En waar is die jongeman nu?’

Esther was inmiddels op de bank gaan liggen, met de paardendeken over zich geslagen, en keek hem lachend aan.

‘Geen idee. We zijn uit elkaar’, zei ze. Om daar plagend aan toe te voegen: ‘Maar bespeur ik daar een beetje jaloezie?’

‘Welnee’, zei Stein. ‘Gewoon dat ik weet waar ik aan toe ben als er straks een heerschap met een bijl voor mijn deur staat’.

‘Zo’n vaart zal het niet lopen’, stelde Esther gerust.

Daarna zette Stein Art Pepper op en viel Esther al snel als een blok in slaap op de sofa. Stein streek zijn hand even door haar rode krullen, slaakte een diepe zucht en liep naar zijn slaapkamer, met Didi in zijn spoor.


Waarom besloot Esther Blom uitgerekend nu een bezoek te brengen aan Dick Stein? En heeft zij werkelijk niets te maken met het Bataafs Bevrijdingsfront? U leest het allemaal in aflevering 5 van het feuilleton ‘De Avonturen van Dick Stein: In Naam van de Koning’, gratis te lezen via deze link.

De voorgaande aflevering van dit feuilleton leest u via deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als je dit feulleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -

De Avonturen van Dick Stein – In Naam van de Koning, aflevering 2

Nederland is een detectiveheld rijker. Dick Stein, voormalig narcotica-agent van Bureau Warmoesstraat, nu part-time actief als warenhuisdetective, houdt kantoor op de Amsterdamse Wallen. Een Rotterdammer in Amsterdam met een voorkeur voor jazz, femmes fatales en Feyenoord, niet noodzakelijk in die volgorde. Gewapend met niet meer dan enige training in de Krav Maga, de nobele joodse zelfsverdedigingstechniek, gekweld door een zwak hart en achtervolgd door schuldeisers, weet de speurder zijn zaken toch telkens weer tot een einde te brengen, al is het soms geen goed einde. In dit eerste avontuur wordt Stein ingeschakeld ter redding van Vorst & Vaderland. In deel II van dit spannende feuilleton krijgt hij zijn opdracht van de Nationale Veiligheidsdienst en wordt hij geconfronteerd met zijn turbulente verleden.

Tekst: René Zwaap

AFLEVERING II

HAPPY HOUR

Dolly is een van de weinige cafés in de Amsterdamse binnenstad waar met happy hour nog gratis gehaktballen worden uitgedeeld. Sinds zijn hartstilstand en de daaropvolgende operatie had Stein zijn voormalige stamcafé gemeden.

‘Kijk nou, de kakkerlak!’, zei barman Rinus blij verrast, terwijl Stein zijn regenjas aan de kapstok ophing en plaatsnam op een barkruk bij het raam.

‘Goed je weer te zien, ouwe pik’.

‘Insgelijks, Rinus’, zei Stein.

Dolly, de eigenaresse van de zaak, kwam met haar volle 150 kilo van haar kruk bij de gokkast gezet om zich op Stein te storten. Ze was een van de weinige vrouwen in haar gewichtscategorie die roze mini-jurken met zwarte leggings droeg. Ze rookte mentholsigaretten via een pijpje met een nicotinefilter. Ze klonk als Rod Stewart in ademnood en ook haar hooggeblondeerde kapsel deed denken aan de Schotse bard.

‘Dickie!’, riep Dolly.  ‘We zaten zo over je in, knappe gozer van me. Gaat het nou weer een beetje met je rikketik?’

‘Ik mag niet klagen, mop’ , bromde Stein, terwijl hij het spervuur van kussen op zijn wang gelaten onderging. ‘Maar als je me echt niet dood wil hebben zet je nu subiet die herrie af’.

‘Komt voor elkaar, lieverd’, zei de bar-eigenaresse. ‘Rinus, zet eens wat anders op!’

‘Wat is er nou weer mis met René Froger?’, vroeg de barman op vertwijfelde toon.

‘Het is muziek uit de hel, Rinus’, zei Stein.

Het was niet druk in het café. Een paar verdwaalde toeristen, bouwvakkers uit de provincie aan een tafel aan het bier, een stelletje lokale klaplopers broederlijk samengedromd rond de eenarmige bandiet. Frontaal tegenover de tap, op zijn vaste stek, zat vaste klant Willem, een voormalig kapitein op de grote vaart, die met vervroegd pensioen was gegaan nadat  een mammoettanker vol ruwe olie onder zijn leiding ergens bij Golf van Biscaje tegen de klippen was gevaren. Willem sprak nooit veel, tenminste niet voordat hij een kratje Heineken naar binnen had gewerkt.

‘Goed je weer te zien, Dick’, zei de barman. ‘Wat heb je zoal uitgespookt?’

‘Ach, niet veel bijzonders’, zei Stein, terwijl hij toezag hoe de barman een spa citroen met twee klontjes ijs en een schijfje citroen voor hem inschonk . ‘Ik doe het wat rustiger aan. De jaartjes gaan meetellen, weet je’.

‘Vertel mij wat’, zei Rinus. ‘ Al dat gejakker, het kan niet goed zijn voor een mens’. Hij maakte een gebaar naar zijn hart. ‘En hoe gaat het daar?’

‘Ik mag niet klagen’, zei Stein.

‘Ach, dood ga je toch’, zei Rinus met een droevige blik, terwijl hij zuchtend een theedoek over zijn schouders sloeg.

‘Daar heb je een punt’, zei Stein, en hij bladerde even door de krant. Geïrriteerd baande hij zich een weg door het eindeloze opgewekte damesgekwebbel waar zijn krant tegenwoordig uit bestond. Hij verlangde terug naar de tijd dat een krant nog werd volgeschreven door zure oude mannen die het niet in hun hoofd zouden halen ook maar iets van hun privé-universum aan het papier toe te vertrouwen.

Op pagina 3 viel Steins oog op een foto van de Nederlandse minister van Veiligheidszaken Steffie Dros, een massieve vrouw van middelbare leeftijd met het gezicht van een buldog, die sprekend  leek op de legendarische FBI-directeur J. Edgar Hoover, die uiteindelijk ook jurken droeg in zijn vrije tijd.

‘DROS BELOOFT BATAAFS BEVRIJDINGSFRONT SNEL OP TE ROLLEN’, luidde de kop van het bericht.

‘Van de parlementaire redactie

DEN HAAG –  Minister Dros van Veiligheid is in de Tweede Kamer gisteren duchtig aan de tand gevoeld over het vastgelopen onderzoek van de Nationale Veiligheidsdienst naar de ondergrondse actiegroep Bataafs Bevrijdingsfront (BB).

Het BB claimde de aanslag met verfbom op de Gouden Koets op  Prinsjesdag  en stelde in een manifest hardere acties in het vooruitzicht. Sindsdien verkeert de Nationale Veiligheidsdienst (NVD), de door Dros opgerichte koepelorganisatie voor het inlichtingenwezen, in hoogste staat van paraatheid. Maar tot nog toe werd in het opsporingsproces geen enkele vordering van betekenis gemeld.

De bewindsvrouw verdedigde zich met hand en tand tegen haar critici in de Kamer. Dros bestreed dat de door haar opgerichte NVD – waarin inlichtingendiensten van de politie en het leger samenwerken om functioneler te opereren –  een ‘geldverslindend particulier speeltje van de minister’ is, zoals oppositiepartij Links Blok (LB) haar voor de voeten wierp.

Dros beloofde de Tweede Kamer dat de NVD binnenkort met een ‘tussentijdse evaluatie’ komt waaruit blijkt dat de dienst op diverse terreinen wel degelijk ‘klinkende resultaten’ heeft geboekt.

In het kader van de noodzakelijke geheimhouding wilde de minister geen nadere mededelingen doen, maar zij kondigde aan dat er op korte termijn een voortgangsrapportage over het BB zal worden overlegd aan de Kamercommissie Inlichtingenwezen, wier beraadslagingen geheim zijn en in de wandelgang de “commissie-Stiekem” wordt genoemd’.

Stein klapte de krant dicht. Nu kon hij de gloeiende haast van majoor Van Tichelen al wat beter begrijpen, al begreep hij nog steeds niet wat zijn rol daarin zou betekenen. Op Prinsjesdag was de Gouden Koets, het rijtuig waarmee de koninklijke familie traditiegetrouw naar de Staten-Generaal op het Binnenhof trok ter inwijding van het parlementaire jaar, tijdens de traditionele rijtoer door de binnenstad van Den Haag bekogeld met een verfbom. De hele koets plus trekpaarden en de omringende lakeien kwamen onder de rode verf te zitten en de paniek was enorm geweest. De beelden van het verbouwereerde koningskoppel achter de grote verfklodders op de ruiten van de Gouden Koets waren de hele wereld overgegaan.  De dader was in de consternatie die daarna ontstond als een schim opgelost in de massa.

De aanslag werd daarna opgeëist door het Bataafs Bevrijdingsfront, kortweg BB, een tot dan toe onbekend gezelschap dat kort daarop via de pers een manifest had verspreid, waarin het koningshuis de wacht werd aangezegd.

Een en ander had geleid tot een zinderende crisis in politiek Den Haag, die vooral op het bordje was gekomen van minister Dros en haar Nationale Veiligheidsdienst en dus was er dringend behoefte aan een succesje. En kennelijk was daarin Stein een rol toebedacht – een teken dat de wanhoop in Den Haag inmiddels dramatische vormen moest hebben aangenomen.

Precies op het afgesproken tijdstip kwam majoor Van Tichelen het café binnen. Het was een lang mager heerschap met een vlassig snorretje en een metalen bril met donkergele glazen, compleet met  groene jagersjas en de liberale middagcourant in de linkerzak. Onder zijn armen droeg hij een bruine lederen tas. Zijn handdruk voelde enigszins klam aan.

Nadat ze eenmaal aan tafel hadden plaatsgenomen, begon Van Tichelen zich te excuseren. ‘Ik spijt me dat ik zo tegen u uitviel aan de telefoon’, zei hij, terwijl hij schichtig om zich heen keek. ‘De zaak waarover ik u had willen spreken is uiterst delicaat. En uw hulp is onmisbaar. Dat wil zeggen, u beschikt over een stukje know how waar onze organisatie ondanks alle expertise die wij in huis hebben maar moeilijk toegang toe heeft’.

‘Een stukje know how’, herhaalde Stein spottend met zijn sonore basstem.

‘Jawel. Kent u deze mevrouw nog?’, vroeg Van Tichelen. Hij pakte een foto uit de tas die hij al krampachtig op zijn schoot hield en toonde die aan Stein. Stein herkende zichzelf onmiddellijk – drie decennia jonger, met leren jack, spijkerbroek, volle haardos (terwijl hij nu al lichtelijk kalend was). Naast hem op de foto een jonge vrouw, eveneens in leren jack en spijkerbroek, met lang hennarood haar en fonkelende helgroene ogen, die een arm over zijn schouder had geslagen.

Esther Blom.

Ze was indertijd actief in de radicaalste geledingen van de kraakbeweging – ‘krakerster’, zoals dat in die dagen heette. Toen Stein haar  leerde kennen was ze om politieke redenen lesbisch, maar voor Stein had ze een  uitzondering  gemaakt. Toen hij haar uiteindelijk had opgebiecht dat hij geen kraker, maar undercover-agent was, had ze hem vervloekt en voor nazi uitgemaakt. Hij had relaties gehad die langer duurden.

‘Leuke foto’, zei Stein. ‘Mag ik ‘m houden, voor het familie-album?’

Van Tichelen griste de foto weg uit zijn hand en borg hem veilig op. ‘Later krijgt u al het materiaal dat u nodig heeft, als u de opdracht tenminste aanneemt’, sprak hij op gebiedende toon.’ Mijn vraag is, weet u waar mevrouw Blom zich momenteel bevindt?’

‘Geen idee’, zei Stein in alle eerlijkheid.

‘Helaas hebben we alle reden aan te nemen dat mevrouw Blom tot over haar oren is  betrokken bij het Bataafs Bevrijdingsfront’, sprak Van Tichelen met een intense blik.

Stein wreef even over zijn borstelige wenkbrauwen en begon toen te lachen.

‘Wat een onzin’, zei hij. ‘Alleen omdat ze ooit bij de kraakbeweging zat? Zitten jullie nog steeds met dat “Geen woning, geen kroning“? Nee, ik denk niet dat je bij mij aan het juiste adres bent, Van Tichelen…Waarom probeer je de jeugdpolitie niet eens? Ik weet zeker dat er momenteel een paar scholieren ergens op een zolderkamer zich te pletter zitten te lachen over alle consternatie die ze hebben veroorzaakt’.

‘Scholieren?’, riposteerde Van Tichelen verontwaardigd. ‘En dit noemt u zeker ook kinderspel, meneer Stein?’.

Hij presenteerde Stein een velletje A-4, waarop met uitgeknipte krantenletters de volgende boodschap te lezen was:

‘Koning Hansworst

Je dagen zijn geteld.

Koningsdag gehaktdag.

Leve de Bataafse volksrepubliek!

BB’

 

‘Tsja’, zei Stein, terwijl hij het velletje teruggaf. ‘Wel een beetje cru briefje’.

‘Het is veel meer dan dat’, sprak Van Tichelen op besliste toon terwijl hij het papier voorzichtig in zijn aktetas schoof. ‘Dit dreigement is begin deze week afgegeven bij het werkpaleis van de Koning. Dit is een zeer ernstige zaak, meneer Stein. Dit betekent dat er een aanslag op het leven van onze vorst is gepland, en wel op Koningsdag, die  op uitdrukkelijk verzoek van de koning en zijn echtgenote eindelijk weer eens zal worden gehouden in onze mooie hoofdstad. En helaas hebben wij alle redenen om aan te nemen dat uw Esther Blom in dit complot een belangrijke, zo niet cruciale rol  speelt. En daar komt u in het spel. Want u kent mevrouw Blom niet alleen van vroeger, u bent ook nog eens detective van beroep, tenminste, als we u nog zo mogen noemen’.

De ambtenaar keek nu enigszins triomfantelijk, terwijl hij een mapje presenteerde waarop ‘Dick Stein’ stond geschreven. ‘Ik ben zo vrij geweest uw loopbaan onder de loep te nemen’, zei hij, terwijl hij de map opende. ‘Een nogal deprimerende bezigheid, moet ik zeggen. U begon zo veelbelovend. Een eervolle vermelding aan de Politie-Academie, hetgeen al heel bijzonder is, ik bedoel, er zijn niet zo veel mensen van uw afkomst bij de politie…’

‘Hoe bedoel je, mijn afkomst?’, onderbrak Stein nors.

‘Nou, u bent toch… van Joodse origine?’, zei Van Tichelen, ietwat verlegen..

‘Nee, nee, dat is een misverstand’, zei Stein. ‘Eigenlijk is het Von Stein. Wij zijn verarmde Pruisische landadel. Mijn overgrootvader was Otto von Stein, Freiherr van Pommeren. Een van de beste kameraden van de laatste Kaiser, God hebbe zijn ziel’.

‘Juist ja’, zei Van Tichelen koeltjes, terwijl hij Steins dossier verder doorbladerde. ‘In de jaren ’80 krijgt u als lid van het team Inlichtingen & Operaties de opdracht te infiltreren in de radicale segmenten van de Amsterdamse kraakbeweging. Dat gaat met het grootste gemak, maar uw superieuren vinden dat u een beetje te diep geïnfiltreerd raakt. Volgens de rapporten bent u verantwoordelijk voor het mishandelen van diverse leden van de Mobiele Eenheid, en u steekt zelfs een auto van de politie in brand’.

‘Dat was allemaal onderdeel van de cover’, legde Stein uit. ‘Je moet jezelf geloofwaardig maken in die business’.

Majoor van Tichelen bleef onverstoorbaar zijn dossier doorbladeren. ‘Dan wordt u gestationeerd op bureau Warmoesstraat. Uw onderzoek naar een reeks moorden bij de Chinese gokmaffia leidt tot de val van commissaris Spitsvogel – waarvoor u een promotie krijgt’.

‘En een enkeltje Bijlmermeer’, vulde Stein aan.

‘Juist, de Bijlmermeer, zei Van Tichelen. ‘Ook daar weer een indrukwekkende staat van dienst. U arresteert de serieverkrachter van de Gliphoeve, doet uitstekend werk bij het oprollen van een Surinaams heroïnesyndicaat, u krijgt zelfs een benoeming tot chef-inspecteur aangeboden, die u vreemd genoeg afslaat’.

‘Ik ben nu eenmaal geen kantoortype’, legde Stein uit.

‘In plaats daarvan begint u aan levensgevaarlijke operaties stuk voor stuk, maar u lijkt als een vis in het water. U weet zelfs door te dringen tot de harde kern van de bende van Dikke Jan, een van de meest gevreesde criminele organisaties van het land op dat moment’.

‘Het was op zich geen onaardige kerel, Dikke Jan’, zei Stein. ‘Je moest hem alleen niet in de buurt van een kettingzaag zetten’.

‘Daarna komen er bij uw superieuren verontrustende meldingen binnen over uw levenswandel’, ging Van Tichelen verder. ‘Drugsmisbruik, overmatige alcoholconsumptie, een laten we zeggen…bonte levenswandel’.

‘Ach ja’, verzuchtte Stein. ‘Dat is allemaal erg lang geleden. Het waren andere tijden dan nu’.

Van Tichelen las onverstoorbaar verder. ‘Na een reeks klachten en een intern onderzoek wordt u gedegradeerd tot agent bij de wegsleepdienst. U, gekrenkt, neemt ontslag en opent u uw eigen detectivepraktijk. U viert triomfen als u de Nederlandse oorlogsmisdadiger Hein Grunten in Argentinië opspoort. In één klap bent u wereldberoemd in Nederland. De opdrachten stromen binnen. Grote bedrijven schakelen uw hulp in. Het gaat u voor de wind. En dan begint de grote afdaling. Zaken van enige importantie krijgt u niet meer, alleen nog maar scheidingsgevalletjes, bedrijfsdiefstalletjes, verzekeringskwesties…’

‘Vergeet de weggelopen huisdieren niet’, bracht Stein in.

‘Ach ja, de weggelopen huisdieren’.

Van Tichelen liet voor het eerst in het gesprek iets van een lachje zien en leunde achterover, kennelijk voldaan dat hij een snaar had geraakt. Hij bladerde nog wat achteloos door in de map. ‘Ach ja, en daarna de scheiding, financiële problemen, de rikketik, u raakt uw laatste klanten kwijt…Enfin,  en u wordt er ook niet jonger op…’

‘Juist, dank voor dit handige overzicht’, zei Stein. ‘Kom, ik stap maar weer eens op’.

‘De waarheid is soms onaangenaam, meneer Stein’, zei Van Tichelen met een vilein grijnsje. ‘Maar ik bied u nu de kans om u zelf aan uw eigen haren uit het moeras te trekken. Spoor Esther Blom op, en ik garandeer u dat uw problemen over zijn. Onze dienst werkt graag samen met betrouwbare, ervaren freelancers. Ondertussen had ik dit in gedachten als voorschot’.

Van Tichelen schreef iets achterop een bierviltje en liet dit in een oogwenk zien aan Stein, die toch maar weer was blijven zitten.

Stein bromde iets.

‘U treft de helft van het bedrag contant hierin’, zei Van Tichelen, terwijl hij een envelop uit zijn tas pakte en voor Stein neerlegde, samen met een formulier. ‘U hoeft alleen maar even hier te tekenen voor ontvangst, en in de envelop treft u tevens het dossier met alles wat wij weten over Esther Blom  en het Bataafs Bevrijdingsfront. Als u haar binnen twee weken vindt, krijgt u nog eens hetzelfde bedrag. Al uw onkosten worden vergoed. Voorwaarde is wel dat u uw mond stijf dicht houdt. Behalve dan tegen mij en mijn superieuren. Deze zaak wordt tot op het hoogste niveau gevolgd… Hebben wij een afspraak, meneer Stein?’

Stein keek nog een keer naar het formulier en de envelop voor hem.

‘O.K., vooruit dan’, zei hij na een lang zwijgen, en hij zette zijn handtekening op het formulier dat de majoor hem toeschoof. Van Tichelen schoof hem de envelop toe.

‘Ik zal kijken wat ik voor je doen kan, Van Tichelen’, zei Stein. ‘Maar ik garandeer niets’.

‘Vanzelfsprekend’, zei de majoor onaangedaan, terwijl hij zich in zijn groene jagersjas hees. ‘Good hunting, meneer Stein, en bel mij niet, ik neem contact met u op’.

Good hunting! Wat dacht die Van Tichelen dat Stein was, een godvergeten premiejager, bedacht Stein zich, zittend op de bril van het toilet van café Dolly, terwijl hij het geld telde dat Van Tichelen  had achtergelaten.  Hij stopte de knisperend verse biljetten zorgvuldig in zijn portemonnee, stopte de envelop met het dossier in de binnenzak van zijn regenjas en liep terug naar de bar, waar barman Rinus hem polsend aankeek.

‘Een rondje voor de hele zaak, Rinus’, riep Stein. ‘En neem zelf ook wat’.

De aanwezigen in café Dolly barstten collectief uit in gejuich, behalve kapitein Willem, die in gedachten verzonken was.

‘Dick is back in business!’, riep barman Rinus vrolijk uit.

‘Kijk maar uit voor je hart!’, riep Dolly vanachter de gokmachine.

Zal Dick Stein de Koning kunnen redden van het Bataafs Bevrijdingsfront? En zal hij Esther Blom weten te vinden? Lees het verder in de derde aflevering van ‘De Avonturen van Dick Stein: In naam van de Koning’, gratis te lezen via deze link.

Lees de voorgaande aflevering via deze link.

Het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning is een werk van fictie. Elke overeenkomst met bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten berust op louter toeval. Alle personages, gebeurtenissen, plaatsen en entiteiten zijn fictief en verhouden zich op geen enkele manier tot een werkelijkheid van bestaande personen, gebeurtenissen, plaatsen of entiteiten, behalve waar dat zo gemeend is.

Een Duit voor Dick?

Als je dit feuilleton waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan!

Mijn gekozen donatie € -

De Thyssens: bankiers van Oranje en het Derde Rijk

De Duitse dynastie van industriële en bankiers Thyssen koesterde nauwe banden met het Nederlandse koningshuis. Daardoor kon het imperium van de Thyssens na 1945 worden gered, ondanks de grote steun die zij aan het Hitler-regime hadden geboden.

Tekst René Zwaap
Beeld: Archief David Litchfield, auteur van ‘Art Macabre’

‘Ik voel me miserabeler dan ik me ooit voelde in mijn leven’, schreef de schatrijke Duitse staalmagnaat en bankier August Thyssen in 1900. ‘Ik zie al mijn hoop vernietigd omdat mijn kinderen van plan zijn alles wat ik heb bereikt op de meest onwaardige en niet te bevatten wijze voor hun eigen doeleinden in te zetten en dat ook zullen doen’.

Hij zat er niet ver naast. Weliswaar zouden zijn zoons Fritz en Heinrich (zoon August jr. wilde niet erg deugen voor het zakenleven) het imperium van hun vader, die in 1926 overleed, nog verder uitbouwen tot een wereldomspannend imperium van staalfabrieken, mijnen, banken, handelshuizen, scheepswerven, gasfabrieken, scheepvaartlijnen en wat al niet meer; zij zetten hun geld daarbij ook op de heerschappij van Hitler’s NSDAP en op de Duitse herbewapening – met alle catastrofale gevolgen van dien. Het imperium van de Thyssens dreigde in 1945 met het Derde Rijk ten onder te gaan, maar mede dankzij de steun van het Nederlandse koningshuis, de Nederlandse regering en de grote Nederlandse zakenconcerns, verrees het als een feniks uit de as van het plat gebombardeerde nazi-Duitsland.

Wilhelmina en Hendrik

De Thyssens waren niet alleen de bankiers van hooggeplaatste nazi’s, ook de Nederlandse koningin Wilhelmina en haar man Prins Hendrik von Mecklenburg-Schwerin behoorden tot de cliëntèle van hun exclusieve Bank voor Handel en Scheepvaart in Rotterdam. Zo raakten de belangen van het Derde Rijk en die van het Nederlandse koningshuis met elkaar verknoopt. Dit leidde in 1946 tot ‘Operatie Juliana’, een clandestiene Nederlandse militaire actie in de Sovjet-Russische bezettingszone van Berlijn, uitgevoerd op last van prins Bernhard en baron Hans Heinrich Thyssen-Bornemisza, waarbij onder het mom van redding van het Nederlandse kroonvermogen ook het vermogen van de Thyssens werd weggenomen uit de kluizen van de August Thyssen Bank in Berlijn.

Operatie Juliana

De eerste beschrijving van Operatie Juliana in Nederland stamt uit 1991, toen NRC-Handelsblad in twee delen een verhaal over de tot dan toe voor het grote publiek onbekende operatie publiceerde, geschreven door Gerard Mulder, Cees Wiebes en Bert Zeeman. Daarin wordt het verloop van Operatie Juliana tamelijk indringend geschetst aan de hand van dan net vrijgegeven materiaal uit met name Amerikaanse archieven. Maar de auteurs zien daarbij over het hoofd dat niet alleen een groot pakket aan effecten van de Nederlandse koninklijke familie werd ‘gered’ tijdens Operatie Juliana, maar ook – of beter gezegd juist – de belangen van de Thyssen-familie zelf. Sterker nog: de redding van het Nederlandse koninklijke vermogen uit handen van de Russen schijnt niet meer dan een dekmantel te zijn geweest voor het veiligstellen van het aanzienlijk zwaarder wegende Thyssen-effectenkapitaal.

Twee boeken die in Nederland tot nog toe geen aandacht hebben gekregen, brengen meer licht in deze zaak. Thyssen: Art Macabre (2007) van de hand van de Britse journalist David R.L. Litchfield, geschreven in samenwerking met de Duitse onderzoekster Caroline Schmitz, is mede gebaseerd op een reeks gesprekken van de auteurs met Baron Hans Heinrich ‘Heini’ Thyssen-Bornemisza. Die maakte van zijn hart geen moordkuil en onthulde tal van tot dan toe krampachtig verborgen familiegeheimen. Het andere boek is Die Thyssens: Familie und Vermögen (2016) van de Duitse historica Simone Derix. Die studie verscheen mede dankzij financiële steun van de Fritz Thyssen Stiftung en de Stiftung zur Industriegeschichte Thyssen en is kennelijk vooral bedoeld de ontluisterende bevindingen van Litchfield om te buigen in een gunstiger beeld. Maar ondanks dat pr-element biedt ook het werk van Derix, die toegang had tot de persoonlijke archieven van de familie Thyssen, vele nieuwe inzichten over de financiële en personele dwarsverbanden tussen Oranje-Nassau en de Thyssens.

Bank voor Handel en Scheepvaart

De al gememoreerde profetische gaven van ‘godfather’ August Thyssen, telg uit een katholiek bankiersgeslacht uit het Ruhrgebied, oprichter van de August Thyssenbank en tronend over een machtig industrieel imperium van hoogovens en ijzerfabrieken, kwamen ook tot uiting toen hij in het zicht van de naderende ondergang van het Duitse keizerrijk als slotstuk van de Eerste Wereldoorlog besloot zijn zakelijke belangen veilig te stellen buiten Duitsland. Hij verplaatste de familiebelangen naar de Bank voor Handel en Scheepvaart in Rotterdam. De Thyssens kregen deze aan de Rotterdamse Blaak gevestigde bank in 1918 in handen. De Duitse Weimar-republiek werd na de Eerste Wereldoorlog als strafmaatregel vijf jaar de toegang ontzegd tot de geldmarkten van de geallieerde landen. Door zich in Nederland te vestigen, gecamoufleerd als Nederlandse bank, wisten de Thyssens deze beperking te omzeilen. Niet alleen hun belangen, ook het eigen familievermogen en het beheer over de imposante onroerend goed-portefeuille, kwamen zo in Rotterdam terecht.

Hendrik Kouwenhoven was het brein van de Bank voor Handel en Scheepvaart
Onder leiding van Hendrik Kouwenhoven, de Nederlandse directeur van de Bank voor Handel en Scheepvaart (BHS), ontwikkelt de bank zich in snel tempo tot een holdingmaatschappij met grote belangen in de internationale grondstoffenhandel. Via dochteronderneming Ruilverkeer importeert BHS onder meer op grote schaal ijzererts uit Zweden, waar de Thyssen-staalfabrieken in Duitsland op kunnen draaien. Frankrijk heeft in het kader van het Verdrag van Versailles de Thyssen-mijnen in Elzas-Lotharingen geconfisqueerd. Handelshuis Ruilverkeer voert alleen al tussen 1920 en 1922 voor 100 miljoen aan Goldmark aan ijzererts uit. President C.J. Karel van Aalst van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, op dat moment Nederlands grootste bank met koningin Wilhelmina als grootaandeelhoudster, is volgens Derix actief bij de transacties van Ruilverkeer betrokken. Van mogelijk nog groter belang is de Nederlandse vermogensbeheerder RTK, eveneens in handen van de Thyssens, dat zijn personeel exclusief betrekt van de BHS. De Britse geheime dienst MI6 en de Franse militaire inlichtingendienst krijgen al snel door dat via de BHS de Nederlandse kredietwetgeving ten gunste van Duitsland wordt ingezet en volgen iedere stap van de bank met argusogen.

In 1926, vlak voor de dood van August, fuseren de zes grote Duitse staalproducenten onder leiding van Thyssen tot de Vereinigte Stalhlwerke. Het is, op de Amerikaanse US Steel Corporation na, het grootste staalconcern ter wereld. De benodigde financiering wordt mede geleverd door de Amerikaanse banken Chase, Chemical Bank, National City Bank, J. Henry Schroeder en Dillon Read. De Vereinigte Stahlwerke heeft op het hoogtepunt 200.000 man aan personeel in dienst en is na chemiegigant IG Farben de grootste private werkgever in Duitsland. Fritz Thyssen, zoon van August, presideert over deze staalreus, waarin het belang van de Thyssens 24 procent van de aandelen bedraagt.

Hongaarse adel

Fritz’s broer Heinrich beheert na een herverdeling van de belangen tussen de kinderen van August in 1930 de bankzaken van de dynastie. Vanwege adoptie door de vader van zijn echtgenote, de Hongaarse barones Margit Bornemisza de Kaszón, mag hij zich baron noemen en verkrijgt hij de Hongaarse nationaliteit. In 1918 moet de nieuwbakken baron het Hongaarse familieslot Rohoncz (Duitse naam: Rechnitz) ontvluchten vanwege de – kortstondige – vestiging van een – kortstondige – communistische radenrepubliek onder leiding van Bela Kun. Barones Margit publiceert een dramatisch verslag van de vlucht van de familie, Zes weken onder de rode vlag geheten, en laat daarin geen twijfel bestaan over haar antisemitische sentimenten: ‘De meest agitatoren en de leider van de Bolsjewieken-formaties waren joden, typisch joods uitziende joden met duivelse uitdrukkingen, die leefden van oneerlijke praktijken en de lagere arbeidersklassen geheel in hun macht kregen met hun gewelddadige en woeste welbespraaktheid’.

Baron Heinrich Thyssen-Bornemisza (l) met zijn kinderen Margit, Stephan en Hans-Heinrich, beter bekend als ‘Heini’. Beeld: Archief David Litchfield

In 1919 vestigt baron Heinrich zich met zijn vrouw en hun kinderen Magrit jr., Gabrielle en Stephan in een statig pand aan de Stadhouderslaan 126 in Scheveningen, dicht tegen het Haagse Statenkwartier. Daar wordt in 1921 zoon Hans Heinrich – beter bekend als ‘Heini’ – geboren. Volgens biografe Derix wordt met barones Margit liefdevol opgenomen aan het hof van koningin Wilhelmina. Haar man Heinrich wordt boezemvrienden met prins-gemaal Hendrik, die eigenlijk Heinrich von Mecklenburg-Schwerin heet. Het Nederlandse koningshuis begint ook te beleggen via de Bank voor Handel en Scheepvaart en zijn graag geziene gasten op de soirees van de Thyssen-Bornemisza’s. Tussen baron Heinrich en zijn naamgenoot de Nederlandse prins-gemaal ontstaat een warme vriendschap. Een andere Haagse relatie is Eduard von der Heydt, een Zwitserse bankier en kunstverzamelaar, die in Nederland optreedt als vermogensbeheerder van de Duitse ex-Kaiser Wilhelm II, die in ballingschap in het Nederlandse Doorn verblijft. Von der Heydt’s eigen bank wordt in 1927 overgenomen door de Thyssens, die zo behalve het Nederlandse koningshuis ook de ex-keizerlijke Hohenzollerns tot hun cliëntèle mogen rekenen.

Kapitale kunstcollectie

Onder de hoede van Von der Heydt begint Heinrich Thyssen met het aanleggen van een kapitale kunstcollectie. Aanvankelijk is hij niet erg gelukkig in zijn aankoopbeleid, maar met steun van de Duitse-joodse kunsthistoricus Rudolf Heinemann wordt het na de Wall Street Crash van 1929 en zeker vanaf de machtsbestijging van de nazi’s in 1933 een stuk makkelijker om tegen gunstige prijzen meesterwerken van Bosch, Rembrandt tot Goya aan te schaffen. Het geld komt uit leningen bij de BHS. De collectie komt bekend te staan als de Rohoncz-collectie, maar in werkelijkheid bevinden de kunstwerken zich niet in Hongarije maar in het Zwitserse Lugano, waar Heinrich van prins Leopold van Pruisen Villa Favorita heeft gekocht.

Onder de hoede van prins Hendrik

Het huwelijk tussen Heinrich Thyssen Bornemisza en zijn Hongaarse barones mondt in de jaren ’30 uit in een scheiding. Margit keer terug naar slot Rechnitz, waar haar dochter Margit jr. trouwt met de Hongaarse graaf Ivan Batthyany, en Heinrich vestigt zich in Zwitserland. Hun jongste zoon Heini blijft onder de hoede van prins Hendrik in alleen achter in Scheveningen, omringd door bedienden. Op de Duitse Deutsche Schule in Den Haag, die vanaf 1933 geheel is genazificeerd, krijgt de jonge Thyssen zijn opleiding.

Fritz Thyssen knoopt in 1923 via veldmaarschalk Erich von Ludendorff, nazi-sympathisant van het eerste uur, contacten aan met Adolf Hitler, die hem inlicht over zijn plan tot een staatsgreep tegen de Weimar Republiek. Fritz ondersteunt het coupplan met 110.000 Goldmark, maar de bierhalputsch in München mislukt en Hitler wordt tot vijf jaar cel veroordeeld (waarvan hij maar een fractie uitzit). Fritz treedt toe tot de ultra-nationalistische DNVP, maar via de Amerikaanse Union Banking Corporation, die hij via de BHS in 1924 in handen heeft gekregen, blijven de Thyssens de nazi’s wel sponsoren. In het bestuur van deze Amerikaanse bank treffen we overigens Prescott S. Bush, de vader en grootvader van twee Amerikaanse presidenten.

In 1927 brengen Fritz en Heinrich een bezoek aan de Italiaanse dictator Mussolini. Fritz heeft serieuze problemen met de Duitse fiscus over het onttrekken van kapitaal aan de Duitse belastingen en hij hoopt dat de nazi’s hem van alle rompslomp kunnen ontlasten. In 1928 ontmoet hij Rudolf Hess, de tweede man in de NSDAP, die hem vraagt om een lening van 350.000 Reichsmark voor de bouw van het landelijke partijkantoor van de nazi’s in München, het zogeheten Braune Haus. De lening wordt verstrekt door de Bank voor Handel en Scheepvaart in Rotterdam. De volgende stap zijn drie betalingen van Thyssens Rotterdamse bank van 50.000 Reichsmark elk aan de nazi Herman Göring, die geld nodig heeft om in stijl te kunnen wonen. Göring en Fritz Thyssen delen een passie voor paardenraces en een hechte band onstaat, die Fritz later nog van groot voordeel zal blijken. Göring wordt ook klant van de August Thyssen Bank, die inmiddels is omgevormd tot een dochteronderneming van de Rotterdamse BHS.

Nachtmerrie van nationalisering

De belangrijkste reden voor Fritz om zich te scharen achter de nazi’s is eigenbelang. Binnen de Vereinigte Stalhlwerke moet hij lijdzaam toezien hoe zijn grote tegenstrever Friedrich Flick zich opwerkt tot de grootste aandeelhouder. Het wordt nog erger als Flick in de crisisjaren gedwongen wordt dat aandeel te verkopen aan de Duitse staat. Nationalisering van het staalconglomeraat is een nachtmerrie voor Thyssen. Hij gaat ervan uit dat de nazi’s bereid zijn hem de aandelen van Flick in het staalconglomeraat te verkopen zodra zij aan de macht zijn. Wanneer de NSDAP bij de verkiezingen van 1930 uitgroeit tot de tweede partij van het land, wordt Hitler met alle egards ontvangen door de Thyssens op hun familieslot Landsberg. In 1933 treedt Fritz als partijlid toe tot de NSDAP en hij krijgt een zetel namens de nazi’s in de Reichstag. Hjalmar Schacht, ook een cliënt van de August Thyssen Bank en een persoonlijke vriend van Fritz, geeft als president-directeur van de Reichsbank toestemming dat Thyssen de aandelen in de Vereinigte Stahlwerke die in handen van de staat zijn beland, terug mag kopen. Toch is Fritz diep teleurgesteld wanneer het door hem opgerichte Instituut voor Corporatieve Zaken geen werkelijke macht krijgt toebedeeld in de economische pikorde van het Derde Rijk. Hij kritiseert de Führer openlijk dat deze zich niet aan zijn beloftes houdt. ‘Ik heb jou nooit iets beloofd’, houdt Hitler Thyssen voor tijdens een privé-audiëntie. ‘Er is niets waar ik jou dankbaar moet zijn. Wat jij deed voor mijn beweging was voor je eigen voordeel en kan je afschrijven als een verzekeringspremie’. Fritz stuur zijn kinderen naar Argentinië en sluist daar ook een deel van zijn kapitaal heen via zijn beleggingsfonds Faminta, gevestigd in het Zwiterse Glarus.

Hollands Trust Kantoor

Broer Heinrich begint zijn schilderijenverzameling, die inmiddels 300 werken telt, uit Duitsland richting Zwitserland te verplaatsen, alwaar zijn kapitale Vila Favorita aan het Meer van Lugano uitkomst biedt. Zijn Hollands Trust Kantoor verwerft in 1933 voor 160.000 Reichsmark ook het kapitale landgoed annex paardenstoeterij Erlenhof bij Bad Homburg van de joodse papiermagnaat Moritz James Oppenheimer, die in gevangenschap door de nazi’s gedwongen wordt zijn faillissement aan te vragen. Na een onaangename episode aan de Duits-Zwitserse grens, waarbij de Duitse grenswachten de Hongaarse baron onderwerpen aan een vernederende visitatie, besluit Heinrich echter dat hij geen stap op Duitse bodem meer wil doen. Na de Anschluss in 1938 van Oostenrijk bij nazi-Duitsland besluit hij slot Rechnitz – dat met de nieuwe grenzen van na de Eerste Wereldoorlog op Oostenrijks grondgebied is komen te liggen – te schenken aan zijn dochter Magrit jr., die daar samen met haar echtgenoot en haar moeder een grote paardenfokkerij onderhoudt. Wanneer de SS ruimte opeist in het slot, zijn moeder en dochter meer dan in hun nopjes.

In 1938 trouwt Heinrich’s dochter Gabrielle met de Nederlandse baron Adolphe Bentick, een hoge adviseur van het Nederlandse ministerie van Financiën. De familie van Gabrielle is niet verrukt van de partnerkeuze. Broer Heini, zo schrijft Litchfield, beschouwt het als een gelegenheidshuwelijk ‘omdat de Bentincks geen geld hadden’ – een gebrek dat snel wordt goedgemaakt door de vader van de bruid, die Bentinck een half miljoen gulden schenkt als bruidsschat. Die investering zal zich later ruim terugverdienen.

Hermann Goering en baron Thyssen tijdens de Duitse Derby van 1936. Beeld: Archief David Litchfield

In 1939 beginnen de nazi’s nerveus te worden over de grote kapitaalstromen die de Thyssens naar het buitenland pompen. Fritz voelt nattigheid als hij tijdens een vakantie in de Oostenrijkse Alpen per telegram wordt ontboden in de Reichstag en besluit in plaats daarvan naar Zwitserland te rijden. Dezelfde dag roept Hitler de oorlog tegen Polen uit. Göring gaat over tot het confisqueren van het aandelenpakket van Fritz in de Vereinigte Stalhlwerke en plaatst die onder het beheer van de deelstaat Pruisen, waarover hij zelf de scepter zwaait. Degene die het praktische beheer van het belang van Fritz uitvoert, is de Duitse baron Kurt von Schröder, SS-officier en bankier, die eens in de zoveel maanden neerstrijkt in Zürich, Lugano en Davos om te vergaderen met Heinrich en diens zoon Heini, die inmiddels van Den Haag naar Zwitserland is overgekomen. Göring is de Thyssens zeker niet onwelgezind, want het belang van Fritz in de August Thyssen Bank (25 procent) komt in handen van zijn broer Heinrich. Bovendien stuurt Göring Fritz een telegram waarin hij persoonlijk zijn veiligheid garandeert, mocht hij terug willen komen in Duitsland. Volgens Derix zijn de nazi’s woedend wanneer zij ontdekken dat de waarde van de zakelijke belangen die Fritz heeft ondergebracht in de investeringsmaatschappij Holland-American Investment Corporation (HAIC) niet 1,5 miljoen mark bedraagt, zoals aan hen gemeld en door hen goedgekeurd, maar 100 tot 130 miljoen Reichsmark.


‘Compromis met het kwaad’

In zijn zelfverkozen Zwitserse ballingschap acht Fritz Thyssen het nu opportuun om zich te profileren als een verklaard tegenstander van het Hitler-regime. Hij schrijft een open brief aan Hitler: ‘Mijn enige vergissing was dat ik geloofde in u, Adolf Hitler, de Führer, en in de beweging waaraan u leiding gaf’. Het Britse persbureau Exchange Telegraph Press Agency onthult dat Fritz Thyssen de NSDAP in twaalf jaar tijd aan 62 miljoen Reichmark heeft geholpen. De New York Times toont zich niet erg geïmponeerd van het berouw: ‘Zijn echte fout was dat hij een compromis met het kwaad aanging in de hoop zijn eigen miljoenen te redden. De wereld zal weinig sympathie over hebben voor zo’n man’.

Villa Favorita aan het Meer van Lugano werd in de jaren ’30 de uitwijkplek van de Thyssens

In 1941 verschijnt van de hand van Fritz Thyssen het boek I Paid Hitler, gepresenteerd als het relaas van een spijtoptant, opgesteld in samenwerking met de Amerikaanse uitgever Emery Reves. Wanneer het boek uitkomt ontkent Thyssen in alle toonaarden dat hij het boek heeft geschreven, hetgeen begrijpelijk is, want hij bevindt zich dan al in Duitse gevangenschap. Terugkerend van een vakantie aan de Côte d’Azur weigert Zwitserland Thyssen en zijn vrouw toegang tot het land, en uiteindelijk overhandigt de Franse politie het echtpaar in december 1940 aan de Gestapo. Fritz en zijn vrouw Amélie krijgen in gevangenschap wel een VIP-behandeling in een vijfsterrenkliniek in Neubabelsberg bij Berlijn, waar ze beschikken over een eigen auto met chauffeur en iedere dag kunnen lunchen in de hoofdstad.

Dwangarbeiders
Ondanks alle complicaties gaat het het Thyssen-imperium in 1942 nog steeds voor de wind, ook met dank aan de buitenlandse dwangarbeiders die het nazi-regime levert aan het concern. Heinrich Thyssens kolenmijn in Walsum kan beschikken over twee dwangarbeiders per één reguliere arbeider, een record in de mijnsector. Frits staaldivisie August Thyssen Hütte bouwt negen kampen voor krijgsgevangenen en zeventien kampen voor dwangarbeiders en sluit 1942 af met een totale jaaromzet van meer dan 400 miljoen Reichsmark, met twee procent dividend voor de aandeelhouders. Het Thyssen-bedrijf Seismos levert geavanceerde mortiergranaatsystemen aan het Derde Rijk. Heinrich’s zoon Stephan is als ingenieur en als bestuursvoorzitter nauw betrokken bij de ontwikkelaar van dit wapentuig. Stephan vervult dezelfde rollen bij de Maschinen- und Apparatebau AG (MABAG) in Nordhausen, dat gemoeid is met de ontwikkeling van lanceerinrichtingen voor V1 en V2-langeafstandswapens in het Harzgebergte, met de massale inzet van 10.000 dwangarbeiders uit het concentratiekamp Buchenwald. Volgens Thyssen-biograaf Litchfield investeren de Thyssens via de Bank voor Handel en Scheepvaart dan wel de August Thyssen Bank in deze ‘wonderwapens’, waarmee Hitler het verloop van de oorlog tot de laatste snik dacht te kunnen keren. Blijkbaar had Stephan Thyssen, die opgeleid was aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology, talent op het gebied van ontwikkeling van moderne wapens. Dat bleek wel toen zijn ex-vrouw Ilyana tussen 1956 en 1960 een hele reeks patenten op haar naam liet registreren voor hoogst geavanceerde mortiersystemen. Aangezien zij slechts over werkervaring in een patisserie beschikte, moet worden betwijfeld of de barones die wapens zelf had uitgevonden. Overigens was baron Stephan ‘Förderndes Mitglied der SS’, aldus biografe Derix, hetgeen betekende dat hij niet in actieve dienst was, maar de SS financieel ondersteunde.

Ook de Thyssen-bedrijven Düsseldorf-Reisholz en Oberbilker Stahl leveren op grote schaal wapens aan de strijdkrachten van nazi-Duitsland. De Vulkan-werf in Bremen produceert tot 1945 nog 68 U-boten en 178 grote dieselmotoren voor de Duitse marine. Thyssengas komt met 6 procent dividend over een winst van 6 miljoen Reichsmark en de Bank voor Handel en de Scheepvaart meldt trots een boekwinst van 3 miljoen gulden. Kortom, de Thyssens lopen binnen dankzij het Derde Rijk, maar kunnen zich dankzij Fritz’s detentie en Heinrich’s status als Hongaarse baron in Zwitserland wel beroepen op niet-actieve deelname aan het Hitler-regime.

Kouwenhoven rebelleert

Een kink in de kabel voor de broers komt wanneer Hendrik Jozef Kouwenhoven, de Nederlandse topman van de Bank voor Handel en Scheepvaart, op last van de Thyssens het veld moet ruimen voor twee nieuwe, nazivriendelijke directieleden uit Duitsland. Die besluiten dat de aandelen die de bank beheert – inclusief die van het Nederlandse koningshuis – om veiligheidredenen dienen te worden overgeplaatst naar de August Thyssen Bank in Berlijn. Kouwenhoven voelt zich gepasseerd en ziet de verplaatsing van de aandelen naar Berlijn bovendien als een plundering van de Nederlandse economie. Van de weeromstuit begint hij tegen de Duitsers te praten over de financiële constructies waarmee Heinrich en Fritz Thyssen geld wegsluizen voor de Duitse fiscus.

De dood van bankier Hendrik Kouwenhoven in 1948 kwam de Thyssens niet ongelegen.

In de woorden van Heini Thyssen tegenover Litchfield: ‘De Duitsers kwamen achter onze belastingontduiking dankzij Kouwenhoven, die ons verried. Mijn vader [Heinrich Thyssen-rz] had altijd volgehouden dat hij en zijn broer nooit zaken met elkaar deden, maar ze waren overeengekomen dat mijn vader gas zou kopen van de hoogovens van Oom Fritz en hem water zou verkopen om het staal te koelen. In de zakelijke scheiding tussen de boers in 1930, was afgesproken dat het water te overwaarderen en de winst in Nederland uit te keren om zo de Duitse belastingen te ontwijken. Helaas behoorde Kouwenhoven tot een protestantse sekte die verordonneerde dat haar volgelingen niet mochten liegen. Dus hij begon allerlei dingen te vertellen, in feite de hele waarheid over de bankrekeningen van mijn vader en mijn oom en hoe die waren georganiseerd. Daarom werd hij vervangen in het bestuur van de BHS’.

In mei 1943 worden Fritz Thyssen en zijn vrouw overgeplaatst van Berlijn naar concentratiekamp Sachsenhausen. De VIP-behandeling is nog steeds niet geheel teneinde: ze hoeven geen gevangenenkleding te dragen, beschikken over een eigen huisje met tuin en krijgen hetzelfde eten als de SS-bewakers. Intussen hebben de Amerikaanse autoriteiten er lucht van gekregen dat de Union Banking Corporation op Broadway in New York een Thyssen-bank is, die honderd procent in handen is van de Bank voor Handel en Scheepvaart, en dat Fritz Thyssen via die bank zijn geld naar Argentinië pompt. De Bank voor Handel en Scheepvaart wordt vanaf dat moment als een Duitse bank beschouwd door de Amerikanen en de rekeningen van de Union Bank worden – tijdelijk – bevroren in het kader van de wet die Trading with the Enemy verbiedt.

In 1944 ontmoet de 25-jarige Heini Thyssen, die door zijn vader Heinrich als enige erfgenaam van diens kapitaal is benoemd, in het Zwitserse Lausanne de 19-jarige Hongaarse prinses Theresa zur Lippe Biesterfeld Weissenfeld, een nicht van de Nederlandse prins Bernhard. In 1946 komt tot een huwelijk, dat van grote waarde zou blijken te zijn voor de Thyssens.

Zijn huwelijk met Theresa zur Lippe Biesterfeld-Weissenfeld in 1946 bezorgde Heini Thyssen-Bornemisza de onontbeerlijke steun van prins Bernhard.

Macaber feest

In mei 1945 organiseert Heini’s zus Magrit samen met haar Hongaarse man baron Ivan Batthyany op hun kasteel Rechnitz in Oostenrijk op de nacht voor Palmzondag een macaber feest voor zo’n veertig officieren van de aldaar gelegerde SS-troepen, die in afwachting zijn van het oprukkende Rode Leger. Naast Wein, Weib und Gesang staat op het feestprogramma een jachtpartij op verhongerde Joodse dwangarbeiders, die in de buurt verdedigingswerken moeten bouwen. De feestgasten krijgen jachtgeweren en pistolen overhandigd en mogen zich uitleven. Tweehonderd mensen worden die nacht in koelen bloede doodgeschoten. De massamoord wordt na de oorlog bekend vanwege de verklaringen van ooggetuigen die zich verborgen hadden weten te houden. Nooit wordt iemand veroordeeld voor het bloedbad van Rechnitz.

Barones Margit Thyssen-Bornemisza-Batthyany op haar slot Rechnitz, waar in mei 1945 een bloederige jachtpartij op Joodse dwangarbeiders werd gehouden.

In Duitsland worden Fritz en Amélie Thyssen overgeplaatst van Sachsenhausen naar Buchenwald en vervolgens Dachau en concentratiekamp Reichenau, om uiteindelijk samen met ex-Deutsche Bank-president Hjalmar Schacht, prins Leopold van Pruisen, prins Philip van Hessen, de Franse ex-premier Leon Blum, prins Xavier Bourbon-Parma, de Hongaarse ex-president Horty, een neef van Churchill en nog een hele reeks VIP-gevangenen door de Amerikanen te worden bevrijd. Binnen enkele jaren wordt Fritz met dank aan zijn Amerikaanse connecties met succes gedenazificeerd. De Thyssens schuiven aanvankelijk Heinrichs oudste zoon Stephan – de SS-man – naar voren als de nieuwe sterke man van het familieconcern. Stephan presenteert zichzelf als statenloos, maar heeft gedurende de hele oorlog in Duitsland verbleven, waardoor de complicatie ontstaat dat het onder hem ressorterende concern in Nederlandse staatshanden zou moeten komen, Kapitein-luitenant ter zee J.H. Zeeman van de Nederlandse Militaire Missie krijgt opdracht de nationaliteit van Stephan Thyssen. In oktober 1948 werpt Zeeman in zijn rapport aan de superieuren de vraag op of ‘behandeling van de onderwerpelijke zaak niet het gevaar zou kunnen ontstaan dat bepaalde Nederlandsche belangen, te weten die van de Bank voor Handel en Scheepvaart, worden geschaad’. Heeft hij lucht gekregen van het SS-lidmaatschap van de Thyssen-troonovolger? Zeeman krijgt in ieder geval het bevel uit den Haag onmiddellijk een punt te zetten achter zijn speurwerk naar het verleden van Stephan Thyssen. Diens jongere broer Hans Heinrich – de in Scheveningen geboren ‘Heini’- wordt formeel nu de nieuwe leider van de dynastie.

Met nazi-Duitsland verslagen wordt het nu de taak van Heini als de nieuwe sterke man van de Thyssen-dynastie het imperium van de dynastie veilig te stellen. Inmiddels heeft de Nederlanse regering via het Beheersinstituut de controle over de Bank voor Handel en Scheepvaart in handen genomen en Hendrik Kouwenhoven is daar in ere hersteld. Heini’s belangrijkste adviseur in zijn campagne om de bank weer in handen van de Thyssens te krijgen van de Nederlanders is de accountant Jakob Kraayenhoff, die voor zowel olieconcern Shell als het Nederlandse koninklijk huis werkt (zijn firma Klynveld, Kraayenhoff & Co groeide in de jaren ’80 uit tot KPMG, een van de vier grootste accountantbureaus in de wereld). Een belangrijke rol speelt ook P.W. Kamphuisen, een advocaat die leiding had over het chemieconcern Akzo. Van strategisch voordeel in het onderhandelingsproces is Heini’s zwager Adolphe Bentinck, die in 1946 promoveert tot ambassadeur in Londen. Een andere troefkaart is zijn vrouw gravin Theresa, die als familielid van prins Bernhard directe toegang heeft tot het Nederlandse hof. Maar de grootste troefkaart van de Thyssens is het grote pakket aandelen van het Nederlandse kroonvermogen dat van de BHS naar de August Thyssen Bank in Berlijn is gebracht. Door aandelen ongeschonden terug te brengen naar Nederland, hopen de Thyssens hun Rotterdamse bank weer van de Nederlandse regering in handen te krijgen. Probleem is dat de August Thyssen Bank aan de Behrenstrasse, waar de papieren sinds najaar 1942 liggen opgeslagen in kluizen, in het door de Russen bezette stadsdeel ligt. De bank heeft brand- en waterschade opgelopen, is al diverse malen geplunderd, de bankrekeningen en de daarop liggende vermogens zijn in beslag genomen, het personeel is naar huis gestuurd, maar wonderwel hebben de Russen de waardepapieren in de hoofdkluis laten liggen.

In augustus 1946 trekt een Nederlandse militaire missie, bestaand uit vertegenwoordigers van Royal Dutch Shell, Philips en Akzo, die van prins Bernhard een militaire rang krijgen toebedeeld omdat de stad voor burgers gesloten is, naar Berlijn. Onder leiding van Philips-medewerker Dick Swart slagen ze erin door te dringen tot de Russische bezettingszone in Berlijn.Ze kopen de Russische bewakers om en kunnen de aandelen van de koninklijke familie en de Thyssens in een legertruck te laden en terugbrengen naar Nederland. Swart krijgt als dank voor de reddingsactie een managersfunctie bij de Thyssen-Bornemisza Groep. Thyssen-biograaf Litchfield schrijft in zijn boek: ‘De wetenschap dat grote Nederlandse ondernemingen samen een illegale daad hadden verricht, waarvan zij, de Thyssen-Bornemisza’s en hun eigen koninklijke familie zouden profiteren, was niet iets waar de Nederlandse regering mee te koop liep. Dus werd toegestaan dat de aandelen stilletjes teruggingen naar de Bank voor Handel en Scheepvaart. Terwijl de bank officieel nog was overgenomen door de Nederlanders, twijfelde niemand er in ernst aan dat het slechts een kwestie van tijd was eer er een passend imposant Nederlands bestuur was gerekruteerd, de inbeslagname werd ingetrokken en de bank kon worden teruggeven aan de Thyssen-Bornemisza’s’. En dat was precies wat er gebeurde.

Volgens Derix duikt het codebegrip ‘Operatie Juliana’ voor het eerst op in een brief van Heini aan een Duitse bankconnectie in Berlijn en is deze bedoeld de Russische censuur te misleiden. Heini heeft het daarin over ‘pakketten’, die ‘aan het oude adres’ moeten gezonden’, ‘zodat Juliana ook iets krijgt’. ‘Ik trouw eind van deze maand haar nicht’, vult de jonge baron daarbij aan. Volgens Derix staat het codewoord hier niet alleen voor de Nederlandse kroonprinses, maar voor alle zaken van de BHS ‘die met Nederland te maken hebben’.

‘Hoogst onverantwoordelijke daad’

Heini Thyssen mocht er tegenover zijn biograaf Litchfield graag over opscheppen dat hij persoonlijk in Nederlands legeruniform had deelgenomen aan Operatie Juliana. Minder geamuseerd was BHS-directeur Kouwenhoven, die samen met een collega-directeur een brief op poten schreef aan de Nederlandse minister van Economische Zaken over ‘een hoogst onverantwoordelijke daad tegenover een natie met wie wij niet in staat van oorlog zijn’. Minister Lieftinck van Financiën gelastte een onderzoek, maar zag daar al snel wijselijk van af, kennelijk gewaarschuwd voor het ontketenen van een internationaal politiek schandaal. Dezelfde Lieftinck doet Heini Thyssen twee jaar later een genereus aanbod, aldus Heini tegenover Litchfield. Zijn vader Heinrich had voor de oorlog ter financiering van zijn kunstcollectie een krediet van 32 miljoen gulden opgenomen bij de Bank voor Handel en Scheepvaart. De Nederlandse regering, nu eigenaar van de BHS, wilde dat geld terug. Lieftinck had daarbij echter een ruil in gedachten, aldus Heini tegenover Litchfield. ‘Hij bood aan de schuld te laten dekken door dividend betaald over onze aandelen in Koninklijke Olie. Het was ongelofelijk. Wat hij in feite deed was dat hij mijn vaders schuld kwijtschold en mij genoeg geld liet om mijn broers aandeel in de bank te kopen’. Litchfield vermoedt dat Heini hier de rol van ambassadeur Bentinck bewust verzweeg. ‘Los van de vraag wie verantwoordelijk was, is het onwaarschijnlijk dat het Nederlandse publiek het feit zou waarderen dat zij de kunstcollectie van Thyssen-Bornemisza heeft gesubsidieerd’.

In 1947 zorgt Prins Bernhard ervoor dat de BHS niet langer onder controle staat van het Nederlandse Beheer Instituut. Onder zijn regie komen er in de Raad van Toezicht twee vertrouwelingen van het hof, ex-Shell-directeur J.M. de Booy en ex-burgemeester van Den Haag S.J.R. De Monchy. Daarnaast treden graaf Adolph Bentinck en de Haagse advocaat J. Coert sr. aan. De laatste werkte al voor de Thyssens. Zijn zoon J. Coert jr. van het Commissariaat-Generaal voor de Nederlandsche Economische Belangen in Duitsland was deelnemers aan Operatie Juliana. Andere vertrouwelingen van Bernhard in het bestuur van de bank zijn Horatius Albarda, directeur van de Nederlandse Handel-Maatschappij, Herman Carel Hintzen van het Rotterdamse assurantiekantoor Mees & Zonen en de Nijmeegse hoogleraar strafrecht Pieter Wihelmus Kamphuisen. De 11-koppige raad bestaat statutair uit zeven Nederlanders en vier vertrouwelingen van Thyssen-Bornemisza. Directeur wordt Dick Swart, de leider van Operatie Juliana. Dankzij deze groep krijgen de Thyssens de controle terug over hun bank en wordt hun imperium gered van de ondergang. In de woorden van Simone Derix: ‘De reorganisatie creëerde de voorwaarden op basis waarvan Nederland de daaropvolgende decennia weer de financiële draaischijf van de ondernemingen van Thyssen-Bornemisza kon worden’.

De Amerikaanse en de Britse autoriteiten waren inmiddels op de hoogte van Operatie Juliana, maar zagen van verdere stappen af. In 1947 ging de Nederlandse regering over tot het legaliseren van gesmokkelde waardepapieren, zodat Operatie Juliana met terugwerkende kracht werd goedgekeurd. De plotselinge dood van Hendrik Kouwenhoven bij een bezoek aan New York in 1948 kwam als een grote opluchting voor Heini, zoals hij tegenover Litchfield bekende. De Thyssens vreesden dat hij zijn kenis over de banden van hun imperium met nazi-Duitsland zou gaan delen met de buitenwereld.

Even succesvol is Heini in Amerika, waar er nog altijd het probleem is van de verdenkingen tegen de BHS-dochter Union Bank Corporation in New York wegens het wegsluizen van vermogen van hoofdrolspelers van het Derde Rijk. Een hogere voorzienigheid zorgt ervoor dat Heini in 1946 zijn KLM-vlucht naar New York mist – het toestel stort onderweg neer en alle inzittenden komen om het leven. Bij zijn aanvraag van zijn Amerikaanse visum bestaat Heini te verklaren: ‘Vanaf het begin van het oprijzen naar de macht van de nazi’s, en zeker vanaf 1938, was het beleid van de ondernemingen van dr. Heinrch Thyssen-Bornemisza’s ondernemingen erop gericht de nazi herbewapening te miminaliseren’. Hetgeen een gotspe mag heten, maar met steun van de Amerikaanse advocaat John Foster Dulles en diens broer Allen Dulles, hoofd van de CIA-voorloper Office of Strategic Services in Bern, weet Heini ook hier succes te boeken. Er waren ook te veel invloedrijke Amerikanen in het bestuur van de Union Bank – denk aan Prescott Bush – betrokken om deze in het openbaar af te serveren als een nazi-bank.

Bernhard bemiddelt bij Vaticaan

De banden tussen Heini en prins Bernhard worden door dit alles meer dan hecht. Simone Derix schrijft dat het aan de persoonlijke bemiddeling van Bernhard bij het Vaticaan te danken is dat Heini en Theresa zur Lippe-Biesterfeld-Weissenfeld in 1965 toestemming krijgen tot ontbinding van hun huwelijk. Ook is Heini een vast bezoeker en financier van Bernhard Bilderberg-conferenties en was hij ook niet te beroerd de Nederlandse prins-gemaal te verblijden met een door hem georganiseerde kunstveiling ten bate van het Wereldnatuurfonds, gehouden op 7 december 1988 bij de Londense vestiging van veilinghuis Sotheby’s. In 1995 verkrijgt Heini op een grote party te zijner ere in Madrid de hoge Nederlandse onderscheiding van commandeur in de Orde van Oranje-Nassau vanwege zijn ‘culturele verdiensten’.

De Bank voor Handel en Scheepvaart werd nadat ze weer in handen kwam van de Thyssens omgedoopt tot de Thyssen Bornemisza Group (TBG), een van de grootste investeringsmaatschappijen ter wereld. De groep belegt onder meer in de Nederlandse scheepsbouw, maar ook in Australische schapenfarms, plasticproductie, oliehandel en glasproductie. De omzet van de in Curação geregistreerd staande TBG loopt in de miljarden. Nog altijd heeft de TBG een vestiging in Nederland, in Amstelveen. Het ThyssenKrupp-consortium is nog altijd een van de grootste industriële conglomeraten van Duitsland.

In 1993 verkocht baron Thyssen-Bornemisza zijn kunstcollectie aan het koninkrijk Spanje. Zevenhonderd van zijn schilderijen kwamen te hangen in het Thyssen-Museum in Madrid. De prijs: 350 miljoen dollar, eigenlijk bijna het dubbele wanneer de kosten worden meegerekend van de renovatie van de paleizen waarin de collectie kwam te hangen, de advocatenkosten, de transportkosten en niet te vergeten de provisie voor de gulle gever. Tot dan toe had de baron zijn geliefde werken van Rembrandt, Van Gogh, Holbein, Rubens, Botticelli, Goya en ga zo maar door vooral opgeslagen in zijn villa in Lugano. Toenmalig Spaans koning Juan Carlos zette zich persoonlijk in voor de komst van de collectie, waar ook in Frankrijk en Duitsland belangstelling was, terwijl de Zwitsers de collectie ongaarne uit hun land zagen verdwijnen.

Baron Heini wees er fijntjes op dat de collectie in 1988 door Sotheby’s op een waarde van 1,2 miljard dollar was geschat en kwam daarom tot de conclusie dat ‘de collectie dan wel niet aan Spanje was gedoneerd, maar toch zeker geen deal met winstoogmerk’ was geweest. Hij had er alleen maar de erfenis voor zijn kinderen – in feite alleen adoptiekinderen uit de eerdere huwelijken van zijn vijf echtgenoten in successie, alleen dochter Francesca, getrouwd met de Habsburger troonopvolger Karl is zijn kind van vlees en bloed – mee willen financieren, plus de leningen op basis waarvan hij nog meer kunst had gekocht. Kortom, de baron zag zichzelf als een weldoener van het Spaanse volk. Maar toen zijn biograaf Litchfield hem op de man af vroeg of hij in de positie van de Spaanse staat ook zou hebben ingestemd met de aankoop, was zijn antwoord ‘nee’. Uiteindelijk was de verkoop met zoveel randvoorwaarden omgeven dat de Spanjaarden dan wel eigenaar zijn van de 700 meesterwerken, maar geen rechten hebben die te verkopen of te ruilen.

‘Je hebt hen eigenlijk 600 miljoen dollar laten betalen om voor eeuwig op je schilderijen te passen’, concludeerde de biograaf. ‘Eigenlijk “bezitten”ze die schilderijen helemaal niet, is het niet, Heini?’

De baron giechelde in zijn glas rode wijn. ‘Nee, eigenlijk niet’.

Dat Lichtfield Hans-Heinrich baron Thyssen-Bornemisza de Kaszón in de jaren ’90 zo uitgebreid te spreken kreeg in zijn villa aan de Costa Brava, was volgens hem vooral te danken aan de voorliefde van de baron voor rode wijn. Litchfield: ‘Heini woonde met zijn vijfde vrouw Carmen ‘Tita’ Cervera, een voormalige Spaanse schoonheidskoningin, in een villa die de vorige echtgenoot van Tita, Tarzan-acteur Lex Barker, had laten bouwen. Hij zat verlegen om gezelschap, want dan mocht hij van zijn echtgenote meer vino tinto drinken. Naarmate hij meer dronk, werd hij loslippiger. Hij was geestig en charmant, maar nam het ook niet al te nauw met de waarheid. Via zijn dochter was ik met hem in contact gekomen om zijn biografie te schrijven, maar het werd me al snel duidelijk dat de baron meer geïnteresseerd was in het proces van zijn biografie uitbesteden dan aan in het daadwerkelijke schrijven ervan. Ik schat dat hij minstens vijf andere schrijvers ook opdracht heeft gegeven voor zijn hagiografie, en uiteindelijk verscheen er geen enkele’. Ook niet die van Litchfield, die zijn opdracht weliswaar in 2001, een jaar voor de dood van de baron, vervulde, maar dat manuscript zag nooit het daglicht.

Na de dood van Thyssen zette Litchfield zich samen met de Duitse onderzoekster Caroline Schmitz tot een geschiedschrijving van de hele Thyssen-dynastie op basis van de talrijke onthullingen die de baron hem had gedaan. Het boek werd door critici onthaald als éen handboek voor revolutie’. Litchfield: ‘Ik denk dat Heini echt in zijn maag zat met datgene wat zijn familie had uitgespookt en dat hij zijn kant van het verhaal echt kwijt wilde. Ik denk dat hij zijn familie wilde straffen voor hun ongeremde hebzucht’.

Daarbij hield de baron wel in de gaten dat hij zelf zo positief mogelijk in het verhaal zou verschijnen. Zo vertelde hij Lichtfield over zijn innige vriendschap als scholier in Den Haag met een joodse medeleerling op de Duitse school in de residentie. Deze Rafael Birnbaum was een neef van de opperrabbijn van Berlijn en werd in 1933 van de door nazi’s overgenomen school verwijderd. Heini tegenover Litchfield: ‘Hij was erg intelligent en voordat hij vertrok deden we ons huiswerk samen. Hij verzamelde ook postzegels. Nadat Rafael was vertrokken, bleef ik hem bezoeken en we speelden schaken en dammen bij hem thuis. Zijn familie was erg aardig en gastvrij. We gingen ook vaak naar de duinen om te wandelen en we spraken veel over politiek. Tijdens onze gesprekken spraken we over een complot om Hitler te vermoorden. Hij wilde dat ik mijn oom Fritz gebruikte om dichtbij de Führer te komen, en we wogen onze verschillende mogelijkheden hoe hem te doden tegen elkaar af. Toen we afscheid namen van elkaar herinner ik me dat hij zei dat de nazi’s alle Joden zouden vermoorden. Zijn eigen familie inbegrepen. Ze hadden nergens om te gaan. Ik probeerde hem op te vrolijken en kon niet werkelijk geloven dat zoiets onmenselijks werkelijk kon gebeuren’.

Litchfield sprak echter ook een Hongaarse vriend van de baron, Josi Groh, die dit relaas afdeed als een mythe: ‘Ik kan me niet herinneren dat Heini daar ooit over sprak voor 1983, toen hij er plotseling over begon. Tegen die tijd begon Hein anti-nazi te worden. In de dertig, veertig jaar dat ik met hem opging heb ik hem nooit iets horen zeggen over deze schoolvriend’.

Dit verhaal verscheen oorspronkelijk in De Republikein nr. 2 van 2018.

Waardeer dit artikel!

Als je dit artikel waardeert en dat wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.

Mijn gekozen donatie € -