René Zwaap - Page 5

Ontwerper Nationaal Monument op de Dam was lid van Kultuurkamer

Architect J.J.P. Oud, de ontwerper van het Nationaal Monument op de Dam, was lid van de Kultuurkamer, de overheidsinstantie die tijdens de oorlog werd opgericht om een nationaalsocialistisch cultuurbeleid ten uitvoer te brengen. Oud werd lid op 1 juni 1942 en had ook de bijbehorende ariërverklaring ondertekend; in september kreeg hij zijn voorlopige legitimatie opgestuurd. Ook beeldhouwer J.A. Rädecker, die tekende voor de sculpturen van het Nationaal Monument, was lid van de Kultuurkamer. Rädecker  trad op 27 mei 1942 toe tot de Kultuurkamer en zijn voorlopige legitimatie werd verzonden in oktober dat jaar. ‘De opdracht voor het Nationaal Monument op de Dam ging dus, bedoeld of onbedoeld, naar twee voormalige leden van de Nederlandse Kultuurkamer’, concludeert David Keuning in zijn proefschrift ‘Bouwkunst en de Nieuwe Orde’, waarop hij woensdag 5 juli promoveerde aan de Faculteit Geesteswetenschappen van de Vrije Universiteit. Keuning is redacteur van het Engelstalige architectuurtijdschrift Mark en studeerde Bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft en Journalistiek aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Tekst René Zwaap

Tot nu toe werd aangenomen dat Oud, een van de nationale kampioenen van het functionalisme en Het Nieuwe Bouwen, geen lid was van de Kultuurkamer. Zijn zoon Hans Oud beweerde in zijn dissertatie J.J.P. Oud, architekt 1890-1963, feiten en herinneringen gerangschikt uit 1984 dat Oud ‘verschoond van de aanmeldingsplicht voor de Kultuurkamer’ was, omdat hij geen lid was van vakorganisaties als de Bond van Nederlandse Architecten (BNA). Deze redenering werd daarna in brede kring geadopteerd, maar volgens Keuning was het bestuur van de BNA wel degelijk op de hoogte van Oud’s lidmaatschap van de Kultuurkamer.

Keuning trof het bewijs voor Oud’s lidmaatschap aan in de cartotheek van de Kultuurkamer, die heden ondergebracht is bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Deze cartotheek bevat naamkaartjes van duizenden kunstenaars en architecten. 

De onthullingen van Keuning volgen op mededelingen van oud-docent Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft Michiel Polak dat J.J.P. Oud in 1942 een poging deed om van het nazi-bestuur de opdracht voor de wederopbouw van Rotterdam in de wacht te slepen. Polak deed zijn uitspraken op grond van persoonlijke ervaringen van hem en zijn ouders met Oud en op basis van eigen onderzoek in het archief van de architect bij het Nederlands Architectuur instituut (Nai) in Rotterdam.

In dat archief trof Polak vier ontwerpschetsen aan uit juli 1942 voor het ‘Poortgebouw’ aan de Coolsingel, tegenover het Rotterdamse stadhuis. Zijn analyse en interpretatie van deze tekeningen staat haaks op wat daarover tot nu toe door kenners van het werk van Oud is geschreven. Met de bombastische architectuur die op deze prenten te zien is, kon Oud volgens Polak alleen maar de bedoeling hebben gehad de nieuwe nazi-heersers te verleiden hem tot de toonaangevende architect van de Rotterdamse wederopbouw uit te verkoren.

Michiel Polak legde zijn bevindingen over Oud voor aan een select gezelschap van kenners van het werk J.J.P. Oud, maar die reageerden bijna zonder uitzondering zeer afhoudend. Hoogleraar Architectuurgeschiedenis aan de RUG Ed Taverne noemde de beschuldigingen van Polak ‘ronduit absurd’. Taverne vertelde contact te hebben gehad met voormalig hoofd van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) Hans Blom over de bevindingen van Michiel Polak. Taverne: ‘Tezamen met een promovendus heb ik op verzoek van de Heer Polak onderzoek gedaan in de daarvoor relevante (nationale) archieven en wij vonden daar geen enkel spoor die de vermoedens van de Heer Polak staven’. De vondst van Keuning toont aan dat dat onderzoek wel erg oppervlakkig is geschied.

J.J.P. Oud tekende niet alleen voor het Nationaal Monument op de Dam, ook het monument voor de gevallenen bij de Grebbeberg, net als de kranslegging op de Dam op iedere Dodenherdenking ook steevast te zien op tv, is van zijn hand. Als lid van de kunstenaarsgroep De Stijl groeide Oud (1890-1963) tot een boegbeeld van het functionalisme. In 1927 kreeg hij de eervolle opdracht om in de Weissenhofsiedlung in Stuttgart, het openluchtlaboratorium voor stedenbouwkundige vernieuwing van de Weimar republiek, zijn kunsten te laten zien. In 1932 volgde Oud’s doorbraak aan in de Verenigde Staten. Samen met Le Corbusier, Gropius en Mies van der Rohe werd hij op de baanbrekende expositie ‘Modern Architecture: International Exhibition’ in het Museum of Modern Art (MoMa) aan het Amerikaanse publiek voorgesteld als de grondlegger van wat in Europa Het Nieuwe Bouwen werd genoemd en in de VS de ‘ International Style’.

Philip Johnson, organisator van de expositie van de MoMA, noemde Oud ‘de belangrijkste architect van de wereld’ en bleef in nauw contact met de Rotterdammer. Johnson raakte in de jaren ’30 in de ban van Hitler en ging als verslaggever van een Amerikaans fascistisch blad mee op de veldtocht van de nazi’s in Polen in 1939. Hij probeerde in de Verenigde Staten een fascistische beweging genaamd de Grey Shirts van de grond te krijgen. Ook Oud, zo schrijft zijn zoon Hans Oud eufemistisch in de in 1984 verschenen biografie van zijn vader ‘kon zich niet onttrekken aan de geest van de tijd,(…) waarin de roep om een sterke man, orde en hiërarchie zich deden gelden.’ In dat boek staat curieus genoeg vermeld dat Oud een vast afnemer was van de NSB-krant Volk en Vaderland, maar dat hij wel altijd het wisselgeld terugvroeg, hetgeen zoon Hans interpreteert als een verkapte verzetsdaad. De Zwitserse architectuurhistoricus Siegfried Giedion schreef op 29 juli 1938 na een bezoek aan Oud dat deze zich ‘op een gevaarlijke weg der reactie’ bevond.

Joods gezin

Michiel Polak, geboren in 1931, is de zoon van Hans Polak, met wie Oud voor de oorlog nauw samenwerkte. Polak Sr. was als oprichter-eigenaar van weverij Het Paapje in Voorschoten betrokken bij de uitvoering van Oud’s interieurontwerp voor het woonhuis van Oud’s goede vriend Dirk Hannema, directeur van het museum Boymans in Rotterdam. Hannema en belandde na de bevrijding acht maanden in de gevangenis op beschuldigingen van collaboratie met de bezetter. Ook werkte weverij Het Paapje mee aan het interieur van de oceaanstomer Nieuw Amsterdam, het prestigieuze vlaggenschip van de Holland Amerika Lijn, Oud’s eerste opdracht als zelfstandig architect. Daar zwaaide jonkheer De Mönchy de scepter, van wie later bekend werd dat hij in het geheim lid was van de NSB.
Er ontstond een vriendschappelijke relatie tussen Oud en Hans Polak. Maar als Hans Polak Oud in 1942 benadert met het verzoek om een aanbevelingsbrief, waarmee de Joodse familie Polak kan worden geplaatst op de zogeheten Barneveld-lijst, een selectie van voor de Nederlandse cultuur belangrijke Joden die met hun gezinnen gevrijwaard zouden worden van de naziterreur, weigert Oud elke hulp.

Michiel Polak: ‘Het antwoord van Oud op het verzoek van mijn vader was: “Nee, dat kan ik niet doen. Ik heb goede relaties met verschillende Duitsers.’’ Hij dacht als architect te kunnen gaan werken aan het verwoeste Rotterdam: “Ik ga Rotterdam herbouwen”. En dat met een stelligheid die deed denken dat hij toen al zeker van deze zaak was. Mijn vader zweeg, was geschokt en voelde zich vernederd.’

Polak: ‘In september 1943 werd ons gezin opgepakt en in september 1944 vanuit Westerbork gedeporteerd naar het Tsjechische concentratiekamp Theresienstadt.’ Het gezin overleeft de ontberingen wonderwel. Polak: ‘Na de bevrijding kwamen wij in Wassenaar terug en werden warm verwelkomd door vrienden van mijn ouders. Ook Oud kwam langs met een enorme doos bonbons. Dat was opdringerig, schaamteloos en overdreven, helemaal in die tijd van schaarste. Oud trof mijn vader in de tuin achter ons huis vlak naast een poldersloot. Hij reikte hem de doos bonbons aan, die mijn vader aanpakte en in één doorgaande beweging in de sloot slingerde.’

Stage

Dit is het verhaal dat Michiel Polak pas midden jaren zestig te horen kreeg. Het is verbazend dat het contact tussen vader Polak en Oud niet werd verbroken. Nog jarenlang vonden eenzijdige familiebezoekjes plaats. Michiel Polak heeft tijdens zijn studie eind jaren vijftig zelfs nog een stage bij Oud gelopen.
Michiel Polak: ‘Terugkijkend denk ik dat die afstandelijke bezoekjes er vooral mee te maken hadden dat Oud bang was dat mijn ouders met de buitenwereld zouden praten over datgene wat hij hen in 1942 had verteld over zijn goede relaties met Duitsers en de opdracht voor de herbouw van Rotterdam. Dat zou zijn reputatie hebben vernietigd en hij zou zeker niet in aanmerking zijn gekomen voor het ontwerp van het belangrijkste oorlogsmonument van het land, welke opdracht hij in 1948 kreeg. ’
‘Nadat J.J.P. Oud in 1963 was overleden, heeft mijn vader (op hoge leeftijd) de zoon van Oud, Hans, thuis opgezocht en hem toen in woede toegeworpen: “Jouw vader heeft ons willen vermoorden”. Deze
cri de coeur van mijn vader en zijn verschillende confrontaties met Oud die daarvoor plaatsvonden, liggen bijna woordelijk in mijn herinnering.’

Schaamte

In zijn werkkamer in Hillegom vertelt Michiel Polak, 83, waarom hij zo lang heeft gewacht met zijn getuigenis die zo ontluisterend is voor de nagedachtenis van een van de kopstukken van de Nederlandse architectuur. Hij noemt het ‘de schaamte voor het vernederd te zijn geweest’ die zijn ouders en hem al die jaren heeft doen zwijgen. De Nationale Dodenherdenking van 4 mei met de kranslegging bij het door Oud ontworpen Nationaal Monument op de Dam is voor hem een jaarlijkse bezoeking voor het tv-scherm, omdat juist dan de herinneringen aan de weigering van Oud en de daaropvolgende ontberingen van zijn familie in Westerbork en Theresiënstadt bij hem naar boven komen. Naarmate de jaren vorderden ebden die herinneringen weg, en na zijn pensionering kon Polak de nodige afstand nemen om zich in de gangen van J.J.P. Oud tijdens de Tweede Wereldoorlog te verdiepen. Polak: ‘Om een citaat van Ilja Ehrenburg te gebruiken: Mijn motief is niet wraak maar gerechtigheid’.

Wederopbouw Rotterdam

Polaks onderzoek werd aanzienlijk bemoeilijkt door de omstandigheid dat Oud er precies op lette hoe hij in de herinnering zou voortleven. Polak: ‘Oud ontdeed zijn archief van alle onwelgevallige documenten – zo is er geen spoor meer terug te vinden van zijn correspondentie met Boymans-directeur Hannema, die toch een goede vriend van hem was maar na de oorlog in problemen kwam vanwege zijn algemeen bekende NSB-sympathieën. Die correspondentie zou van groot belang zijn geweest voor mijn onderzoek, want Hannema en W.H. De Monchy, de directeur van de Holland Amerika Lijn die in het geheim lid was van de NSB, waren de belangrijkste adviseurs van de Duitse Beauftragte voor de wederopbouw van Rotterdam dr. C.L.F. Völckers.’ Dat Oud inderdaad ongewenste brieven in de haard gooide valt terug te lezen in de biografie geschreven door zijn zoon Hans.

Loyaliteitsverklaring

In de administratie van de Technische Hogeschool Delft ontdekte Polak dat Oud’s zoon Hans zelf als student wel de zogeheten loyaliteitsverklaringen had ondertekend (twee keer) om de colleges te kunnen volgen en aan de examens deel te nemen. Met een loyaliteitsverklaring moesten Nederlandse studenten in 1943 beloven dat ze zich zouden ‘onthouden van iedere tegen het Duitse Rijk gerichte handeling’. Op die manier hoefden ze niet naar de Arbeitseinsatz in Duitsland en konden ze examens afleggen. In Delft werd de loyaliteitsverklaring om de colleges te kunnen volgen door niet meer dan 25,6 procent van de studenten getekend.. Toch tekende in Delft maar een kleine minderheid.Het ondertekenen werd studenten na de oorlog ook zwaar aangerekend. Het kandidaatsexamen dat Hans Oud op 8 februari 1944 had afgelegd, werd door Delftse Studenten Zuiveringscommissie na de Duitse nederlaag als strafmaatregel ongeldig verklaard. Polak: ‘Hans Oud heeft zijn tekenen van de verklaring ongetwijfeld eerst besproken met zijn vader en van hem de zegen gekregen.’ Hans Oud was als architect lange tijd werkzaam op het bureau van zijn vader.

Na de capitulatie probeerden de Duitsers de Nederlanders ‘als Freunde zu gewinnen’ en daarbij paste het streven het platgebombardeerde Rotterdam zo snel mogelijk te doen herrijzen. Al vier dagen na het bombardement, op 18 mei 1940, krijgt directeur Ir. W.G. Witteveen van de Gemeentelijke Technische Dienst van Rotterdam opdracht tot het ontwerp van een plan voor het nieuw te bouwen stadshart. Witteveen gaat voortvarend aan de slag en al op 25 juli kan hij een basisplan overleggen, dat op 26 juli dat jaar wordt goedgekeurd door dr. ir. J.A. Ringers, die door het Nederlandse bestuur is aangesteld als regeringscommissaris voor de wederopbouw. Er wordt een dienst wederopbouw voor Rotterdam (het ASRO) ingesteld en als op 3 maart 1941 de eerste paal in de grond wordt geslagen voor het hoofdkantoor van de Rotterdamsche Bankvereeniging wordt dat trots gepresenteerd als het officiële begin van de wederopbouw.

De Duitse autoriteiten volgen de planvorming nauwlettend, maar oefenen slechts zijdelings invloed uit. Op 11 april 1941 geeft Beauftragte Völckers een persconferentie over de wederopbouwplannen. Over de aard van de beoogde architectuur meldt hij: ‘Wat de bebouwing betreft wil ir. Witteveen beslist vermijden, dat Rotterdam een Amerikaans karakter krijgt’.. De expositie Nederland bouwt in baksteen in Museum Boymans, een door Oud’s vriend Hannema georganiseerde expositie waarin een soort oer-Hollandse bouwstijl wordt gepropageerd die aansluit bij de bloed en bodem-filosofie van de nazi’s, onderstreept dit standpunt nog eens. Het kale functionalisme van Het Nieuwe Bouwen waarvan Oud in de jaren 1920 de kampioen was geweest, is voortaan taboe, net als jazz of abstracte kunst. De tentoonstelling wordt op 26 juni geopend. Oud is vertegenwoordigd met een maquette van het door hem ontworpen nieuwe hoofdkantoor van Shell in Den Haag. Intussen is sinds januari 1941 overleg gaande over de aanstelling van de architecten die bij de uitvoering van het Wederopbouwplan toezicht moeten houden op de kwaliteit van de architectuur. Oud krijgt hierin een prominente rol toebedeeld. Het plan van Witteveen bestaat uit 13 rayons die ieder een eigen supervisor moeten krijgen. Op 29 mei 1941 benoemt Ringers twaalf architecten als supervisor. Oud wordt benoemd tot supervisor voor het op één na belangrijkste gebied, de Coolsingel, die in het plan van Witteveen moet uitgroeien tot een avenue van Parijse allure. De benoeming van de supervisor voor het belangrijkste rayon, het Hofplein, wordt nog open gehouden. In september 1941 schrijft het gemeentebestuur op aandringen van Seys Inquart een open ideeënprijsvraag uit voor het Hofplein en de Blaak. Precies een jaar later zal Oud tenslotte ook de supervisie over het gebied van het Hofplein krijgen en krijgt hij de opdracht tot ‘het leveren van een ontwerp voor de architectuur van het Hofplein’.

Het is opmerkelijk dat Oud als zelfstandig architect pas voet aan de grond krijgt in Rotterdam als zijn broer Pieter Oud in 1941 aftreedt als burgemeester van de Maasstad. Pieter Oud kwam als Rotterdams eerste burger vervaarlijk dicht in de buurt van collaboratie, maar toen hij in conflict kwam met NSB-gemeenteraadslid Gerrit van Burink, die met 150 zwartgeüniformeerde NSB-ers en WA-mannen een gemeenteraadsvergadering had verstoord, werd het hem te veel. Burink en zijn trawanten vielen een paar dagen later de werkkamer van de burgemeester binnen en knevelden hem, terwijl ze hem fotografeerden met een schortje van de vrijmetselaars met een Jodenster erop. (Pieter Oud was prominent lid van de vrijmetselaarsloge). Seys Inquart en Völckers kozen partij voor de belaagde burgemeester. De foto werd verboden en de Van Burink en zijn trawanten kregen bij wijze van symbolische straf enkele weken opsluiting in kamp Erica in Ommen. Maar voor Pieter Oud was de maat vol en in oktober trad hij officieel af als burgemeester. Zijn opvolger Frederik Ernst Müller was lid van de NSB. Vanaf dat moment kreeg J.J.P. Oud ineens veel werk in de Maasstad.

Het Poortgebouw

Polaks zoektocht naar Oud’s activiteiten tijdens de Tweede Wereldoorlog spitst zich toe op de eerder genoemde ontwerpschetsen voor het ‘Poortgebouw’. Oud maakt deze tekeningen nadat de prijsvraag voor het Hofplein en de Blaak op een fiasco is uitgelopen. Op 15 mei ’42 verschijnt het juryrapport over de ingezonden ontwerpen. Door alle betrokkenen – zowel aan Duitse als aan Nederlandse zijde – worden de inzendingen als onbruikbaar beschouwd. Volgens Polak zag Oud nu zijn kans schoon.

Tegenover het stadhuis aan de Coolsingel was door Witteveen in het wederopbouwplan een nieuw Stadhuisplein geprojecteerd dat via een voetgangersdoorgang onder een bouwblok kon worden bereikt; het ‘Poortgebouw’. De architect A. Komter had voor dit gebouw in opdracht van de firma Van Nelle een ontwerp gemaakt met een ‘tea-room’ boven de poort . Het ontwerp van Komter was in mei 1942 gereed en bij Oud, supervisor van dit gebied, ingediend. Oud’s schetsen voor het Poortgebouw zijn gemaakt op transparant papier, met de tekeningen van Komter als onderlegger. De eerste schets is ongedateerd, de tweede is gedateerd op 9-7-’42, de derde en de vierde op 11-7-’42. De laatste is qua opzet van de gevel vrijwel identiek aan de derde en lijkt met kleuraccenten bedoeld voor presentatie.


Polak: ‘Dat Oud zich het ontwerp van Komter domweg toeëigende was op zich al iets ongehoords. Maar wat hij verder met dat ontwerp deed, is meer dan discutabel. Het is alsof Oud wil laten zien hoe imposant hij de gevelarchitectuur van Rotterdams grootse allee wel weet te maken.’

Tabula rasa

Bij Oud’s schetsen is de blik steeds, over de Coolsingel op het poortgebouw gericht, met het stadhuis en de stadhuistoren in de rug. Maar op de tekening van 11 juli zien we boven het poortgebouw opeens de toren van het stadhuis uitrijzen. Polak: ‘Dat is een tekentruc om het dramatische effect van de fiere stadhuistoren te midden van het tabula rasa van het gebombardeerde Rotterdam volledig uit te buiten. Het is allemaal theater. Dit kan hij niet voor zichzelf getekend hebben. Kennelijk wilde Oud zijn ontwerp met verschillende en onmogelijke architectonische middelen een indrukwekkende monumentaliteit meegeven. Het inkleuren en het dramatisch schaduwen van de stadhuistoren in de laatste tekening zijn toevoegingen die het bombastische van de architectuur nog versterken. Ze maken deze tekening ook aantrekkelijker om aan iemand te laten zien; een leek die niet zou inzien dat de stadhuistoren op die tekening helemaal niet op de plek kon staan waar Oud hem gefingeerd had getekend.’
Deze laatste, meest definitieve, van Ouds schetsen van het Poortgebouw is zowel door de reeds genoemde Taverne (1981) als door zoon Hans Oud (1984) eerder gepubliceerd. Zij menen dat de tekening deel uitmaakt van Ouds ontwerp voor het Hofplein. Een andere Oud-kenner, Dolf Broekhuizen, in zijn dissertatie over het late werk van Oud (2000), volgt hen daarin. Polak: ‘De drie andere schetsen van het Poortgebouw werden nooit vermeld. Er werd eerder niet gezien dat in de laatste schets boven het poortgebouw, met de titel “Gevel poortbebouwing tegenover Raadhuis aan de Coolsingel”, de getekende stadhuistoren als in een luchtspiegeling te zien is boven de poortbebouwing. Daardoor is de redenatie dat Oud’s poortgebouw project als voorstudie voor de Hofplein-opdracht gezien moet worden, niet houdbaar. Het contract voor het ontwerp van het Hofplein werd pas in september getekend en uit zijn briefwisseling blijkt dat Oud niet van plan was aan dit werk te beginnen voordat zijn bevoegdheden en zijn honorarium waren vastgelegd.’

Polak voegt hieraan toe: ‘De laatste van Oud’s ontwerpschetsen van het Poortgebouw is gedateerd op 11 juli 1942. Is het toeval dat op die middag de opening van de tentoonstelling van de inzendingen van de Hofplein prijsvraag in Museum Boymans plaatsvond, met als belangrijkste genodigde Seyss Inquart, de initiatiefnemer? De prijsvraag was mislukt. Als supervisor van de gemeente had Oud zelf niet aan de prijsvraag deelgenomen. Bovendien was hij geen lid van de jury geweest. Hij was de man met de frisse blik. In de discretie van Hannema’s directiekamer kon hij Seys Inquart het speciaal voor hem getekende ontwerp laten zien. “Ik heb goede relaties met verschillende Duitsers. Ik ga Rotterdam herbouwen!”, had hij mijn vader immers gezegd. Dit was de kans zijn capaciteiten te tonen.’

Ook vond Polak correspondentie tussen Oud en de Nederlandse hoogste man voor de wederopbouw ir. J. Ringers, die erop wijst dat Oud in 1942 op het punt stond de grote man van de wederopbouw van Rotterdam te worden. Zo is er een belangrijke brief met de kop “VERTROUWELIJK” van Ringers aan Oud. Het is een verslag van een gesprek tussen beiden op zondag 5 juli 1942. Aan de teneur van dit stuk is te merken dat Ringers uiterst omzichtig en precies met Oud sprak en, naar het lijkt, al in een eerder contact met Oud van zijn financiële eisen had gehoord. Ringers schrijft over die opdracht; ‘…aangaande het Hofplein (…) tot het maken van een gevelontwerp (…) aan een Nederlandse architect, die voor die opdracht in de eerste plaats in aanmerking komt. Ik deelde u mede, dat ik (…) de overtuiging heb, dat Gij de architect zijt, die deze opdracht aan zoudt kunnen.” En verder; ‘Gij hebt mij geantwoord in beginsel een opdracht als hiervoor beschreven gaarne te willen aanvaarden, mits de financieele zijde geen beletsel is.’ Ringers schrijft dat Oud een voor die tijd exorbitant hoog bedrag voor zijn inspanningen vroeg: ‘Gij noemdet mij een bedrag van Fl. 50.000,- voor Uw arbeid.’ Dan wordt duidelijk dat Oud zes maanden kon uittrekken voor dit ontwerp en dat dit honorarium uitsluitend bedoeld was voor ‘het leveren van een ontwerp voor de architectuur van het Hofplein’.

Miciel Polak: ‘De exorbitante vraagprijs van Oud maakte het goed mogelijk, dat door zijn voorwaarde: “…mits de financieele zijde geen beletsel is”, de opdracht aan hem niet door zou gaan. Of deze opdracht aan Oud door zou gaan was dus afhankelijk van Financiën. Dat Ringers op een zondag met hem alleen ging praten en het verslag daarvan de kop ‘VERTROUWELIJK.’ mee gaf, zal er op wijzen dat Oud niet wilde dat dit voorlopig gesprek in de openbaarheid zou komen bij een negatief antwoord van Financiën om reden van zijn vraagprijs. Oud zal, met het verloop van het gesprek over de Hofplein opdracht, op die zondag 5 juli heel tevreden naar huis zijn gegaan. Hij wist dat hij Ringers in het gesprek volledig overtuigd had met zijn argumentatie omtrent de gevraagde Fl. 50.000. Ook wist hij dat Ringers – die volledig achter Oud stond- per se aan hem de Hofplein opdracht wilde geven en dat met overtuiging bij Financiën zou brengen. Zou het echter niet doorgaan dan zou niemand er iets van weten. Het lijkt dan niet aannemelijk, om op grond van de datum van “9/7 ’42” op de eerst gedateerde tekening van het Poortgebouw , te concluderen dat Oud op 9 juli 1942 wachtte tot Ringers zijn brief bij hem binnen was, om dan direct aan het poortgebouwontwerp te beginnen. De eerdere ongedateerde tekening zou dat al tegen kunnen spreken. Had hij wel vooruit willen werken aan de voor hem misschien opkomst zijnde opdracht, dan zou hij daarvoor studieschetsen voor het Hofplein hebben opgezet.’ Als de Poortgebouw-schetsen geen onderdeel waren van het Hofplein-plan, voor wel doel werden ze dan gemaakt?

Opdracht voor het Hofplein

Polak: ‘Hoe het precies in zijn werk is gegaan, zal waarschijnlijk nooit boven tafel komen. Maar na mijn onderzoek ben ik er van overtuigd dat het verhaal van mijn vader over Ouds weigering hem en zijn gezin hulp te bieden, niet uit de lucht is gegrepen’.

Het Poortgebouw zou nooit worden gebouwd. Seys Inquart kondigde in 1943 een totale bouwstop af om materiaal uit te sparen ten bate van de vestingwerken van de Atlantikwall. Dat maakte aan alle plannen voor de wederopbouw van Rotterdam onder nazivlag een einde. ‘Wat een geluk dat toen niet gebouwd kon worden, wat op papier was geconcipieerd’, schreef architect R.H. Fledderus terugkijkend op die jaren: ‘Men ontwierp een Potemkin decor’.

Na 1945 wierp Oud zich in zijn bijdragen aan De Groene Amsterdammer op als hoeder van de moderne architectuur. In 1946 schrijft Oud het artikel “Wij bouwen weer op?’’, waarin hij poneert dat de moderne architectuur als ‘entartete Kunst’ door de Duitse bezetter onmogelijk werd gemaakt, en de traditionalisten van de Delftse School associeert met de architectonische en culturele voorkeuren van de nazi’s. Polak: ‘Oud’s policy is hier om de Delftse School naar de geest als collaborateurs te bestempelen en zichzelf als de kampioen van het moderne te afficheren. Dit laat zien welk zwaar geschut Oud heeft gebruikt om zijn tegenstanders – ten onrechte – in het ideologische verdomhoekje te zetten. Het lijkt erop dat hij zijn eigen straatje schoon wilde vegen met het omarmen van zijn moderne vrienden van de “entartete Kunst’’.’

In 1948 krijgt Oud de opdracht voor het ontwerp van het Nationaal Monument op de Dam ter herdenking van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Waarom de keuze voor de eervolle opdracht uitgerekend op hem viel is onderwerp van discussie. Wellicht omdat John Rädecker, de beeldhouwer die voor de beeldengroep van het monument was uitverkoren, perse met hem wilde samenwerken.

Opvallend is dat Oud al in 1946 correspondeert met Philip Johnson in de VS (die dan inmiddels is bekomen van zijn liefde voor het Duitse nazisme) over aard en wezen van oorlogsmonumenten, zoals blijkt uit de correspondentie in het archief van de Amerikaanse architect in het MoMa in New York. Voorvoelde Oud iets? Even later krijgt Oud de opdracht voor het Nationaal Monument en voor het monument voor de gevallenen van het Nederlandse leger op de Grebbeberg. ‘Als hij maar een greintje fatsoen had gehad, dan had hij die opdrachten niet aangenomen ’, meent Michiel Polak.

 

Belastingparadijs van Oranje

Dankzij de belastingvrijdom voor de koning ontglipt de Nederlandse schatkist miljoenen euro’s, leert een blik op de historische opbouw van de koninklijke aandelenportefeuille.

Tekst René Zwaap

‘Koning dumpt belastingmannetje’, kopte De Telegraaf op 3 mei 2016. Op basis van ‘betrouwbare bronnen rond het koningshuis’ wist de krant te melden dat het Koninklijk Huis na ruim een halve eeuw had besloten zijn belastingaangifte niet langer te laten verzorgen door het accountantsbureau KPMG-Meijburg in Amstelveen, alwaar accountant Jos de Bruyn bekend stond als de ‘boekhouder van Oranje’. Geruchten dat er een ‘zakelijk conflict’ ten grondslag lag aan de breuk konden niet worden bevestigd.

Extreme geheimhouding

De behandeling van de meest prestigieuze klant van het belastingadviesbureau, dat sinds 1939 de aangiftes van de leden van het koninklijk huis heet te verzorgen, ging binnen Meijburg decennialang met extreme geheimhouding gepaard. ‘De medewerker die de aangifte van het Koninklijk Huis uitvoerde, beschikte over een aparte kamer met een eigen kluis’, verklapte een voormalige manager. ‘Voordat hij naar de wc ging of koffie wilde halen, moest hij eerst alle papieren in de kluis leggen en vervolgens ook zijn kamer op slot doen’.

Die extreme veiligheidsmaatregelen behoeven geen verbazing, want de grootte van het vermogen van het koningshuis is zonder enige twijfel het best bewaarde geheim van Nederland. Een geheim dat niet louter een privéaangelegenheid van de Oranjes is, aangezien het privévermogen van de vorst volgens de wetgeving ‘voor zover dienstbaar aan de uitoefening van de functie’ (een rekbaar begrip) vrijgesteld is van vermogensbelasting. Daarbovenop werd verleden jaar via een onthulling van RTL bekend dat de koning dankzij een geheime afspraak uit 1973 tussen Bernhard en de regering een deel van de wel afgedragen vermogensbelasting gecompenseerd krijgt, zonder dat het parlement hiervan op de hoogte was. Premier Rutte beloofde een verbolgen Tweede Kamer hierover nader in te lichten, maar dat is nog altijd niet afdoende gebeurd. Ook is er bij wet geen erfbelasting in het spel als de ene koning(in) sterft en de andere hem opvolgt. Daarnaast is de koning(in) vrijgesteld van schenkbelasting. Dat is alles bij elkaar een genereus pakket aan maatregelen om uit het zicht van de fiscus te schuiven met kapitaal en goederen. Voor een privépersoon bedraagt de vermogensbelasting sinds 2017 maximaal 1,6 procent, schenk- en erfbelasting kan oplopen tot 40 procent. Schenk- en erfbelasting wordt progressief berekend, afhankelijk van de hoogte van de verkrijging en de relatie van de overledene met de ontvanger. (Voor ondernemers bestaat er een hele trits fiscale constructies waarmee deze belastingdruk kan worden beperkt of tot in lengte van jaren uitgesteld. Daar staan dan wel weer forse rekeningen van handige fiscalisten tegenover).

Al die koninklijke vrijstellingen staan dus voor geld dat de schatkist misloopt wegens het bestaan van de monarchie met haar huidige spelregels. De vraag dringt zich dan ook op over hoeveel kapitaal de Oranjes beschikken dat bij de gratie van het bestaan van de monarchie wordt onttrokken aan de schatkist.

Brief op poten

In zijn boek Het Oranjekapitaal – een onderzoek naar het vermogen van de invloedrijkste familie van Nederland uit 2004 schatte schrijver Philip Dröge het door de eeuwen opgebouwde vermogen van het koningshuis op 1,3 miljard euro. In de Quote 500 van 2016 wordt het Oranje-kapitaal wat bescheidener op 900 miljoen euro geschat. In 2002 kwam het Amerikaanse zakenblad Forbes in zijn spraakmakende lijst van de mega-rijkaards op aarde nog op een bedrag van 2,5 miljard dollar voor de Oranje-vorst. Dat leidde tot een boos telefoontje en daarop een brief op poten van Prins Bernhard. Die deed de schatting af van Forbes af als ‘belachelijk’. Aangeslagen begon Forbes het Oranje-kapitaal vervolgens te downplayen. Er bleef opeens een armzalige 250 miljoen dollar over. Volgens de Financial Times, die melding maakte van het contact tussen de prins en Forbes, was het ‘enige echte geld weggestopt in een bescheiden aandelenpakket Koninklijke Shell en ABN Amro’. Ten bewijze van het een en ander ontving de eindredactie van Forbes een brief van de prins, die nooit publiek werd gemaakt. ‘De informatie was overtuigend, maar we geloven nooit honderd procent van wat de mensen ons vertellen’, aldus redactrice Louisa Kroll van Forbes.

Pathologisch liegen

Aangezien Prins Bernhard in alle facetten van zijn turbulente levensloop de sterke neiging tot pathologisch liegen vertoonde, had men bij Forbes aan de prinselijke interventie niet al te veel waarde hoeven te hechten. Sterker nog, dat bij Forbes met veel koninklijke machtsvertoon afgedongen bedrag van 250 miljoen dollar moet gezien de historisch traceerbare opbouw van het Oranje-kapitaal werkelijk hilarisch laag worden genoemd. Of het moet zijn dat de Oranjes door de decennia heen helemaal blind zijn bestolen of al hun geld aan goede doelen dan wel drank en vrouwen hebben besteed. Voor dat laatste punt (drank en vrouwen) zijn er weliswaar verifieerbare aanwijzingen (prins Hendrik, prins Bernhard), voor de rest niet. De legendarische hebberigheid en schraperigheid die dit nobele geslacht door de eeuwen heen als een familietrekje heeft tentoongespreid, pleit ook tegen de visie dat de Oranje-miljoenen dan wel – miljarden over de balk heeft gegooid. Veel eerder ligt het voor het hand dat de BV Oranje Nassau vol gebruik maakt van het feit dat Nederland speciaal voor deze familie is ingericht als een privébelastingparadijs.

Fabel

De mededeling van Bernhard aan Forbes dat het koningshuis alleen over aandelen in Shell en ABN Amro zou beschikken, moet gezien de historisch verifieerbare opbouw van de koninklijke belangen eveneens als een fabel worden afgeschreven. Dat laat onverlet dat alleen al uit die inkomstenbronnen het kapitaal van het koningshuis aanzienlijk meer moet bedragen dan die 250 miljoen die Bernhard klaarblijkelijk noemde in zijn verklaring aan Forbes.

De grootste kluif is het aandelenpakket in Koninklijke Olie/Shell. De Rijksvoorlichtingsdienst bevestigt dat het koningshuis ‘niet meer dan vijf procent’ van het aandelenkapitaal zou bezitten. Dat strookt met de wettelijke verplichting dat belangen van meer dan 5 procent dienen te worden gemeld. Met een belang tot vijf procent kan een aandeelhouder dus onder de radar blijven. Een belang in Shell van 5 procent zou al goed zijn voor minstens 6 miljard euro. Een aandeel Koninklijke Olie, dat in 1890 voor 1000 gulden was gekocht , was al in 1950 meer dan één miljoen gulden waard, terwijl de aandeelhouder bovendien 60 jaar lang gemiddeld per jaar een dividend zou hebben ontvangen van ongeveer 23.000 gulden per aandeel. Gedurende de twintigste eeuw was het Shell-aandeel jaarlijks gemiddeld goed voor een dividend van 14 procent.

De Sunday Times meldde op 14 maart 2004 dat het Nederlandse koningshuis 800 miljoen euro had verloren toen het aandeel Shell even in een dipje kwam nadat de oliemaatschappij in de clinch kwam met haar accountantsbureau KPMG, dat niet akkoord was gegaan met cijfers aangaande de beschikbare olievoorraad. Die daling was een tijdelijk incident, maar die 800 miljoen verlies was een indicatie van de grootte van het belang van de Oranjes in Shell. Zelfs bij een dalende olieprijs – zoals nu – staat een Shell-aandeel over een langere termijn garant voor een verdubbeling van de waarde over een periode van zeven jaar. Overigens geldt ook de Britse koningin Elizabeth als een grootaandeelhouder in de maatschappij.

Het koninklijke belang in Shell dateert van 1890, toen de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlands-Indië werd opgericht. Dat was toen nog een kleine maatschappij die haar positie alleen kon consolideren dankzij een kapitaalsinjectie van ‘koning-koopman’ Willem I, die in ruil voor zijn investering vanzelfsprekend een fors belang verkreeg.

Billiton

Het koningshuis duikt nogmaals op in de Shell-annalen wanneer de oliemaatschappij in 1970 de N.V. Billiton overneemt. Billiton was in 1860 opgericht met steun van Prins Hendrik alias ‘de Zeevaarder’, een broer van koning Willem III, die een belang van 40 procent in de maatschappij zou hebben. Twee maanden na de oprichting verkreeg het bedrijf een ontginningsconcessie voor het eiland Billiton in Nederlands-Indië. Aldaar werden alle bestaande tinmijnen overgenomen. Het gedolven tin- en looderts werd in Nederland verwerkt. Het bedrijf legde zich in de kolonie Suriname ook toe op de winning van bauxiet, een mineraal dat essentieel is voor het produceren aluminium, en groeide uit tot een wereldconcern met aluminiumsmelterijen in Zuid-Afrika en Mozambique. Het imperium besloeg voorts nog nikkelmijnen in Australië en Colombia en mijnen voor  metaal dan wel steenkool in Zuid-Amerika, Canada, Zuid-Afrika en Australië. Het concern verwierf daarnaast grote belangen in mijnen in Brazilië, Suriname, Australië en Zuid-Afrika. Shell nam de N.V. Billiton in 1970 over voor 422 miljoen gulden. Aangezien de reeds genoemde Prins Hendrik een belang van 40 procent in Billiton wordt toegedicht, moet ook hier een kapitaalsvergroting door Oranje zijn gerealiseerd. Ook wordt zo duidelijk dat de familie via meerdere spelers in Shell betrokken was en is. In 1994 verkocht Shell het concern aan de Zwitserse multinational Gencor voor 1,2 miljard dollar.

Via WillyLeaks, het meldpunt voor koninklijke klokkenluiders dat ‘De Republikein’ openstelde ten behoeve van het onderzoek naar de verborgen kosten van het koningshuis, kwam tal van tips binnen over de aandelen die de Koninklijke Hoogheden in het verleden in ieder geval hebben gehad. Volgens een van de tipgevers ontvingen de Oranjes 933 miljoen euro voor de verkoop van hun deel van ABN-Amro toen het naar Royal Bank of Scotland ging. Totale dealwaarde was 72 miljard, hetgeen zou suggereren dat ze 1,2 procent in bezit hadden. Maar aangezien Koning Willem I medeoprichter van de bank was dat hoogstwaarschijnlijk heel wat meer.

In Nederland gelden ook onder meer Philips, KLM, DSM, Heineken, Unilever en Boskalis als bedrijven waar de Oranjes aandelen in hebben of hadden. Via WillyLeaks kwamen ook berichten binnen dat het koningshuis een aanzienlijk belang heeft in het miljardenbedrijf Urenco in Almelo, producent van verrijkt uranium. Wijlen prins Friso was daar werkzaam.

Door zichtbaar te maken waar de financiële belangen van de Oranjes zijn geconcentreerd, kunnen we ook hun gedragingen politiek interpreteren, aldus een van onze tipgevers via WillyLeaks. Valt het biertje van Willem Alexander met Poetin terug te voeren op een deal van Shell met het Russische Gazprom? Belde Beatrix ‘live’ in tijdens de onderhandelingen van de verkoop van KLM aan Air France omdat ze grootaandeelhouder in de luchtvaartmaatschappij is? Stond Willem Alexander als enige westers staatshoofd vooraan bij de uitvaart van de Saoedische koning Abdullah vanwege zijn status als grootaandeelhouder van Shell, de machtige zakenpartner van de Saoedi’s?

Limburgse mijnen

Ook interessant in dat verband is het door Philip Dröge genoemde Bureau voor vermogensbeheer (Buvermo), later opererend onder de naam ON Groep, vernoemd naar de Oranje Nassau Mijn in Limburg. Buvermo werd opgericht door de familie Teulings van uitgever VNU. Petro Antonio Ursone van de Holland Beton Groep, vriend van Bernhard, speelde een grote rol. Volgens een bron van Dröge investeerde Juliana 1 miljard gulden in Buvermo, hetgeen een prima investering bleek toen het kabinet Den Uyl de Oranje Nassau Mijnen sloot en de aandeelhouders in de mijn met 300 miljoen werden gecompenseerd. Daarna werd Buvermo omgedoopt in de ON Groep en werd het kapitaal dat de sluiting van de mijnen had opgeleverd belegd in olie en gas op de Noordzee, aldus Dröge. Dat zorgde ervoor dat de investering al snel werd verdubbeld. Hier wijzen de signalen overigens sterk op zaken doen met voorkennis.

Internationaal worden onder meer Exxon, American Express, British Petroleum, Goldman Sachs, Morgan Stanley, Anaconda Copper Inc, US-Steel, General Motors en Fiat genoemd als bedrijven met een Oranje-belang. Het koninklijk belang in Anaconda, de mijnbouwmaatschappij van de Rockefeller-dynastie, zou dateren uit 1943, toen 14 procent van Anaconda werden gekocht via de Nederlandse ambassadeur in de Verenigde Staten, die klaarblijkelijk door de koninklijke familie in ballingschap was ingeschakeld om de aandelenportefeuille breder te spreiden. Het ging om een aankoop ter waarde van meer dan 80 miljoen dollar. Het zakenblad Fortune meldde deze aankoop in de editie van 12 oktober 1987.

Rijkste Nederlander

De Oranjes schijnen hun geld goed onder elkaar te hebben verdeeld. Dat doen ze al sinds oudsher. Zo stond prins Frederik, een oom van koning Willem III, in 1861 met een persoonlijk vermogen van 30 miljoen gulden te boek als de rijkste Nederlander en niet de koning zelf. In onze tijd was het Goldman Sachs-werknemer wijlen prins Friso die als de beheerder van het familiekapitaal te boek stond, en hij was vanwege zijn huwelijk met Mabel Wisse Smit uitgesloten van de erfopvolging.

 Belangen onzichtbaar gemaakt

Familiekapitaal van de Oranjes is dus iets anders dan het kapitaal van de koning. Bijkomend probleem is dat de belangen ook zoveel mogelijk onzichtbaar zijn gemaakt. Premier Rutte verklaarde in 2012 in de Tweede Kamer dat de financiële belangen van de koning veelal weggestopt zijn in beheersstichtingen die niet meer terug te voeren zijn op personen. Dat werd ook bevestigd in een rapport in 2015 door de Algemene Bestuursdienst ABD, een collectieve denktank van topambtenaren die was ingeschakeld om de belangvrijdom van het koningshuis te voorzien van een onderbouwing. In hun rapport ‘Begroting van de Koning Evaluatie begroting van de Koning en onderzoek rationale van belastingvrijdom en hoogte grondwettelijke uitkeringen’ schreven de ABD-ambtenaren Geert van Maanen en Marcel van Gastel: ‘Indien de belastingvrijdom zou vervallen voor de vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de uitoefening van de functie, lijkt dat geen gevolgen te hebben aangezien deze zijn ondergebracht in stichtingen’.

Met andere woorden: ook in het geval dat de Tweede Kamer zou instemmen met een wijziging van de Grondwet om de belastingvrijdom van de koning af te schaffen zou het Oranje-kapitaal niet traceerbaar zijn. Anderzijds lijkt het zeer onwaarschijnlijk dat het koningshuis niet zou willen profiteren van het voor de koning zo gunstige belastingklimaat. Om het kapitaal te beschermen tegen de fiscus en tegen de openbaarheid, zal het toch zaak zijn zoveel mogelijk ervan onder die kroon te parkeren.

Achterhaalde wetgeving

Het zijn niet de minste stemmen die zich de afgelopen tijd hebben gekeerd tegen deze koninklijke belastingvrijheid. In zijn in 2014 verschenen werk Inkomstenbelasting 2001 uitte emeritus- hoogleraar Leo Stevens, die kroonlid is van de Sociaal- Economische Raad (SER) en betrokken was bij de herziening van het Nederlandse inkomstenbelastingstelsel in 2001, stevige kritiek op de ‘achterhaalde’ wetgeving inzake de fiscale positie koninklijk huis. ‘Het is opmerkelijk dat in 2008 bij herziening van het financieel statuut niet tevens de gelegenheid te baat is genomen de achterhaalde fiscale regels rond het koninklijk huis bij de tijd te brengen door daarvoor een eigentijdse regeling te treffen’, aldus Stevens. ‘Het onbelast laten van het koninklijk vermogen is niet overeenstemming met de Wet IB 2001. Opmerkelijk is dat dit nog steeds niet is gebeurd’.

Ook Hoogleraar Algemeen Belastingrecht Henk Vording van de Universiteit van Leiden liet zich in die richting uit in zijn artikel ‘De fiscale positie van de Koning’ in het Weekblad voor Fiscaal Recht. Hij opperde daarin kritisch te kijken naar de ‘vrijstellingen in de vermogenssfeer’ van de koning.

12 miljard

Volgens een van onze tipgevers bij WillyLeaks zijn er op grond van de historische opbouw van de Oranje- aandelenportefeuille sinds Koning Willem I schattingen te maken in de orde van 12 miljard euro. Dat is wellicht een even overtrokken hoog bedrag als dat die 250 miljoen die Bernhard in 2004 door de strot van de Forbes-redactie duwde overtrokken laag was, maar koude logica doet toch vermoeden dat de eerste optie dichterbij de realiteit staat dan de tweede. Als de manmoedige geluiden uit de Tweede Kamer om een einde te maken aan de belastingvrijheid van de Oranjes toch eens tot politieke daden zou leiden, zou de Nederlandse schatkist een leuke vervangende inkomstenbron voor de tanende Groningse gasbel hebben gevonden. Zo bedraagt de gemiste belasting bij een (door Bernhard bijeen gelogen) vermogen van slechts 250 miljoen euro al ruim 4 miljoen euro per jaar. Bij 1 miljard vermogen loopt de schatkist jaarlijks ruim 16 miljoen inkomsten mis, dat is al bijna gelijk aan het salaris van het volledige personeelsbestand van de Oranjes.  Het werkelijke vermogen is waarschijnlijk zó hoog, dat met de daarover verschuldigde vermogensbelasting desgewenst alle kosten van het koningshuis kunnen worden voldaan. Kunnen de Oranjes mooi hun eigen koninklijke broek gaan ophouden.

 

WillyLeaks

Gesteund door tips van het publiek via het koninklijke klokkenluidersmeldpunt WillyLeaks startte ‘De Republikein’ een inventarisatie van de verborgen kosten van het koningshuis. Het onderzoek vindt plaats in opdracht van Nieuw Republikeins Genootschap, dat voor de financiering van het onderzoek een succesvolle crowdfunding in gang zette. De bevindingen zullen eind dit jaar worden gepresenteerd onder auspiciën van de Alliance of Republican Movements (AERM). Doel is te komen tot een vergelijkend onderzoek naar de kosten van de koningshuizen in Groot-Brittannië, Spanje, België, Zweden, Noorwegen, Denemarken en Nederland. Vragen, tips of opmerkingen? Meld het ons via willyleaks@rotestsite.nl. Alle inzendingen worden vertrouwelijk behandeld.

 

 

 

Hosselen met paleizen

Begin juni werd bekend dat de Nederlandse staat het paleis Soestdijk voor 1,7 miljoen euro heeft verkocht aan het concern Made by Holland, dat van het voormalige woonhuis van Juliana en Bernhard een centrum voor innovatie annex hotel wil maken. Dat is een opmerkelijk laag bedrag, aangezien het koningshuis Soestdijk in 1970 aan de staat verkocht voor 4.288.000 gulden. Heeft de staat Juliana indertijd veel te veel betaald? Het lijkt er sterk op. In 2008 was er al commotie over de verkoop door de Oranjes aan het Rijk van het Haagse Oranje-pand Noordeinde 66 – direct naast paleis Noordeinde gelegen. Willem-Alexander verkocht dat pand voor 3,25 miljoen euro aan de Rijksgebouwendienst, dat tegenwoordig Rijksvastgoedbedrijf heet. Zelf had hij het in 1993 voor slechts 750 duizend gulden (zo’n 340 duizend euro) van zijn grootmoeder Juliana gekocht. Die enorme winst duidde er volgens critici op dat het koningshuis systematisch wordt bevoordeeld door de Rijksgebouwendienst. Het werd nog erger, want het pand in kwestie ging nadat de staat het had gekocht dienen als pied-à-terre voor Beatrix. Daartoe moest het pand wel even worden opgeknapt: kosten 3,7 miljoen euro. De rekening ging natuurlijk naar het rijk.

De Oranjes krijgen hun aan de staat verkochte paleizen ‘om niet’ tot hun beschikking gesteld. Ze betalen geen huur, als er gerenoveerd moet worden gaat de rekening naar het Rijksvastgoedbedrijf. Ze hebben dus wel de lusten, niet de lasten. De belastingbetaler draait op voor de verbouwingskosten. Dat kost de staat volgens de laatste opgave in totaal 127 miljoen euro. Zo sleept de renovatie van paleis Huis ten Bosch zich nu al jaren voort. Het 17e-eeuwse paleis moet toen het nog bezit was van de Oranjes totaal door hen verwaarloosd zijn: het kampte waterschade en houtrot, stopcontacten bleken niet geaard en de waterleidingen waren nog van lood. Daar mocht de Staat voor opdraaien, kosten 35 miljoen euro. De bedoeling was dat Willem-Alexander hier in 2016 zijn intrek zou nemen, maar dat wordt telkens uitgesteld omdat de renovatie nog niet klaar is. De verbouwingskosten zijn naar verluidt inmiddels tot 60 miljoen euro opgelopen. Tot die tijd woont de koning met zijn gezin in Villa Eikenhorst in Wassenaar. Op dat landgoed werd voor 400 duizend euro een ‘noodgebouw’ opgetrokken met een hal, vergaderzaal en twee spreekkamers – natuurlijk mocht de staat opdraaien voor de rekening.

De overheid moest ook dokken voor de grote renovatie van Kasteel Drakensteyn, dat tegenwoordig weer als woonhuis van Beatrix dient. Het kasteeltje is privébezit, maar de kosten van de verbouwing werden deels opgevoerd als veiligheidsmaatregelen, en die komen voor rekening van de rijksbegroting. Zo schijnt er onder meer een atoomvrije bunker te zijn gebouwd. Opvallend is ook dat dit kasteeltje aan de Slotlaan in Lage Vuursche een opmerkelijk lage WOZ-waarde heeft: 2.338.000 euro voor 893 vierkante meter. Ter vergelijking: de WOZ-waarde van het gewezen optrekje van mediamagnaat Joop van den Ende in Baarn heeft een WOZ-waarde van 8.126.000 euro. Dat is met 1782 vierkante meter weliswaar twee keer groter dan Drakensteyn, maar hij wordt wel bijna vier keer hoger aangeslagen.

 

Een vliegtuig voor de koning

Maar liefst 92,7 miljoen betaalt de Staat der Nederlanden voor het nieuwe regeringsvliegtuig, een Boeing 737 Business Jet. De oude Fokker F70, geregistreerd onder PH-KBX (Koningin Beatrix) kon nog voor 3,7 miljoen euro worden verkocht aan de Australische vliegmaatschappij Alliance Airlines voor 3,7 miljoen, zodat de totale kosten 89 miljoen euro bedragen. Het nieuwe regeringsvliegtuig zal als registratie PH-GOV krijgen en zal bij gelegenheid worden gevlogen door de koning. Deze bleek daartoe les te hebben gevolgd in het vliegen van een Boeing 737. Daarom dook hij ook regelmatig in de cockpit van de KLM als assistent-piloot. Kennelijk wist de koning dus al welk type vliegtuig de regering wilde aanschaffen voordat de keuze was gevallen.

Deze koninklijke voorkennis staat dan echter in schril contrast met de mededeling van verantwoordelijk minister Schultz dat het hier toch echt een open inschrijving volgens de Europese aanbestedingsregels betrof. In totaal deden vier maatschappijen een aanbieding. De keuze voor de Boeing lijkt ingegeven conform de vliegwensen van de koning, want qua prijs en kwaliteit had de regering beter kunnen kiezen voor een aanbieding van de Europese vliegtuigbouwer Airbus, die een vergelijkbaar vliegtuig in de aanbieding had met nieuwere technologie en voor 18 miljoen euro minder.

Waarom de koning zo nodig zelf aan de stuurknuppel van een regeringsvliegtuig moet zitten blijft een Haags raadsel. Ministers kruipen toch ook niet zelf achter het stuur van een dienstauto?

‘Een duister stel’ schrijft geschiedenis

Twintig jaar geleden was het land te klein toen De Volkskrant het bestaan onthulde van het Republikeins Genootschap, een select gezelschap van vijftien hooggeplaatste heren die van mening waren dat het maar eens uit moest zijn met die Oranje-monarchie. Het RG bleek al een jaar te bestaan – de oprichtingsvergadering vond plaats op 11 september 1996 in het Delfste Princenhof, niet geheel toevallig de plek waar Balthasar Gerards in 1584 Willem van Oranje naar de andere wereld hielp – maar tot dan toe had deze Bende van de Zwarte Hand zijn bestaan discreet stil weten te houden. De geheimzinnigheid bleek niet eeuwig te handhaven. De Volkskrant legde de hand op de notulen en toonde zich ongevoelig voor de evidente ironie van de passage waarin stond dat het genootschap alleen toegankelijk was voor autochtone vaderlanders van mannelijke kunne. De Telegraaf rook bloed. ‘Antimonarchisten weren allochtonen’, kopte de krant in chocoladeletters. ‘Koningin werkt onverstoorbaar door’, stelde een nevenstaand bericht het volk gerust. De uit de kast gekomen republikeinen werden door de krant afgedaan als een ‘stel alcoholische lolbroeken dat thuis niets te vertellen heeft’. Een getergde premier Kok maakte gewag van ‘een duister stel’ en volkszanger Gerard Joling zag ‘landverraders’ in dit ‘zielige clubje oude, verzuurde mannetjes’ die hij maar wat graag ‘voor zijn bumper’ zou krijgen.

RG-lid Ben Knapen kreeg direct slappe knieën en sprak van een ‘schertsgezelschap’ dat te Delft ‘een premature 1 april-grap’ had uitgebroed. Daarmee daalde het aantal leden naar 14. Harry Mulisch had ‘als zoon van twee allochtonen’ al voor de eer had bedankt. ‘Allemaal onzin en aanstellerij’, commentarieerde diens medelid Martin van Amerongen in De Groene. Hij verzekerde manmoedig:  ‘Het feit dat sommige leden van het Republikeins Genootschap zich inmiddels, belaagd door de media en geïntimideerd door het gesundes Volksempfinden, in hun keukenkastje hebben verschanst, bewaakt door twee bodyguards en de directiesecretaresse, laat de authenticiteit van hun republikeinse sentimenten onverlet. Inmiddels hebben alle paarse jongerenorganisaties (de socialisten, de liberalen en de democraten) zich met de doelstellingen gesolidariseerd’.

En inderdaad: het RG deed eigenlijk niet zo veel maar zette toch het een en ander in gang. Bijvoorbeeld de oprichting van het Nieuw Republikeins Genootschap (NRG), dat nog immer groeit als kool. Onlangs kwam dan het officiële bericht dat het RG en het NRG vanaf nu samen doorgaan onder de naam Republikeins Genootschap. Vooralsnog ging dit wapenfeit niet gepaard met bloeddorstige koppen in De Telegraaf en ook Gerard Joling is nog niet in zijn bolide gesignaleerd. Blijkbaar is er dan toch gewenning ontstaan.

 

René Zwaap, hoofdredacteur

Dossier – Verborgen kosten koningshuis

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 13, NR.2, JUNI 2017

THEMA: Nederland is belastingparadijs voor de miljarden van Oranje

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

De verborgen kosten van het koningshuis
René Zwaap

Essay: Goethe contra de private geldschepping
Walter Lüssi

Max Westerman: ‘Handelsmissies met koning leveren niets op’
Max Westerman

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: ‘Een duister stel’ schrijft geschiedenis
René Zwaap

Van het republikeins front: Terug naar Västerås

Van gekozen burgemeester naar gekozen staatshoofd
Gijs Korevaar

Republikeins Genootschap herrijst uit zijn as
Ulli d’Oliveira

Dubbelportret 1: Kenne Grégoire schildert Willem-Alexander
Kenne Grégoire

Dubbelportret 2: Jan Maliepaard over zijn Koningin Minima
Jan Maliepaard

Column: Strijdige belangen
Simplicissimus

Column: De dag dat de barbaren kwamen
Ries Roowaan

King Kong en de Stadhoudersbrief
Manuel Kneepkens

Hoe Wilhelmina de Sovjet-Unie bestreed
Maurits van den Toorn

Rusland: 100 jaar revolutie in een eeuwig wingewest
Anton van Hooff

Boekrecensie: coalitievorming in Nederland
Maurits van den Toorn

Adoptiekeizers deden het beter dan geborenen
Anton van Hooff

Lezerspost

Appeltjes van Oranje: Operatie Lock
René Zwaap

Column Hans Maessen: Wat niet weet…

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Orangisme versus populisme?

Het anti-koningshuissentiment dreigt in deze bange tijden te worden gekaapt door populisten aan de uiterste rechterzijde. Over wat zij in de plaats van de monarchie zouden willen stellen hoeven we ons geen illusies te maken. Als gevolg van deze dreiging is nu bij velen de illusie ontstaan dat alleen de koning ons scheidt van een populistische dictatuur en dat het koningshuis garant staat voor beschaving. Zij tonen zich daarom allergisch voor het republikeinse streven, net zoals diezelfde bange Hollander direct achter het bankstel springt bij woorden als ‘directe democratie’, ‘volkssoevereiniteit’ of ‘referendum’.

Eeuwen orangistische heerschappij heeft het Nederlandse volk opgezadeld met een ernstig minderwaardigheidscomplex en twijfel aan de eigen handelingsbekwaamheid en het eigen beoordelingsvermogen.

Wat in deze afweging gemakshalve wordt vergeten is dat het orangisme zich dwars door de gehele Nederlandse geschiedenis heen  altijd heeft bediend van alle denkbare populistische machinaties. De machtsbasis van Oranje is gebaseerd op een pact met het gepeupel sinds ‘Vader des Vaderlands’ Willem de Zwijger de sluizen wijd open zette voor de terreur van een protestantse taliban. Het orangisme was nooit iets anders dan een populistisch machtsmiddel. Iedere concessie die het deed aan andere waarden dan primitief eigenbelang moest worden afgedwongen. Van harte ging het nooit.

Het republikeinse streven in Nederland daarentegen valt historisch samen met de hoogste beschavingsidealen. Ik noem in dit verband Hugo de Groot, Spinoza, Johan de Witt, Joan Derk van der Capellen tot den Pol, Multatuli. Maar de lijst is oneindig veel langer.

Het ware republikeinse streven in Nederland is dan ook niet minder dan een beschavingsmissie, en zie daar het werkveld van dit tijdschrift. ‘De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’ bestaat nu twaalf jaar. Het is indrukwekkend hoeveel journalisten, columnisten, schrijvers, denkers, dichters, historici, sociologen, juristen, filosofen, tekenaars, beeldend kunstenaars e.v.a. geheel belangeloos hun bijdragen leveren aan de continuïteit van deze bijzondere titel. Er is anno 2017 iets aan het gebeuren met het republikeinse streven in Nederland. Het dreigt levensvatbaar te worden!

Daarnaast zijn de banden met het Nieuw Republikeins Genootschap – dat binnenkort zal fuseren met het oudere Republikeinse Genootschap – aangehaald. NRG-voorzitter Hans Maessen werd de vaste columnist van het blad. Er kwam samenwerking op het gebied van een groot onderzoek naar de verborgen kosten van de monarchie waaraan het NRG zich heeft gecommitteerd binnen het verband van de Alliance of European Republican Movements. Dankzij onze webmaster Adriaan Boiten kreeg het blad een geheel vernieuwde website (zie www.derepublikein).

De Republikein heeft alles in zich om uit te groeien tot een volwassen medium. Maar alleen met vrijwilligers lukt dit niet. Een professionaliseringsslag is nodig. Te weinig mensen zijn op de hoogte van het bestaan van dit blad. Te klein is het bereik, te klein de oplage. En daarom doe ik hier een beroep op een ieder die een bijdrage wil leveren aan de groei van dit blad tot een stem die tot in iedere hoek en uithoek van het Koninkrijk kan worden gehoord. U allen heeft nu de unieke kans een bijdrage te leveren aan een grote stap voorwaarts voor republikeins Nederland: een volwassen blad dat een tegengeluid kan bieden aan de steeds meer voor de Gouden Koets gespannen massamedia. De redactie is dankbaar voor iedere suggestie via onze mailadres redactie@rotestsite.nl.

 

Leve de Republiek, leve de Republikein!

 

René Zwaap

Hoofdredacteur ‘De Republikein’

De Republikeinse Verkiezingsgids 2017

DE REPUBLIKEIN

JAARGANG 13, NR.1, MAART 2017

THEMA: De Republikeinse Verkiezingsgids 2017

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

INHOUD VAN DIT NUMMER

Gekozen koningin maakt comeback bij GroenLinks
Gijs Korevaar

Republikeinse Verkiezingsgids: republikeins electoraat heeft iets te kiezen
Maurits van den Toorn

PVV is rijp voor rechterlijk verbod: grenzen van de tolerantie
prof. mr. H.U. Jessurun d’Oliveira

 

Verder:

De blik van Joep

Van de redactie: Orangisme versus populisme?
René Zwaap

Van het republikeinse front: verborgen kosten koningshuis
Team Willyleaks

Een parlement van zwijgers
Floris Müller

De tragiek van de rechtse provo
René Zwaap

PVV gedwee op weg naar het paleis
René Zwaap

Grenzen aan vrijheid van expressie
Gijs Korevaar

Zwitserse verbazing over stemchaos in de polder
René Zwaap

De participatie van de burger in de bestuursstaat
Mani Matter

De kerstrede als taalkundig ongeluk
Simplicissimus

Pleidooi voor een weerbare democratie
Kurt Haverkort

God, Nederland en Oranje
Lodewijk Brunt

Bataafse mythe werd staatkundige realiteit
Anton van Hooff

Boekrecensie: De boze stiefmoeder van alle kabinetsformaties
Maurits van den Toorn

Appeltjes van Oranje: De vriendschap van prins Bernhard met Pieter Menten

Column Hans Maessen: wordt 2017 het nieuwe 1848?

 

[divider height=”30″ style=”default” line=”default” themecolor=”1″]

Abonnementen

Jaarabonnementen (4 nummers) TIJDELIJK van € 38,95 voor € 25,-

Studentenabonnement (4 nrs, tot 27 jaar) € 25,–

Losse nummers € 10,90

Aan een jaarabonnement in het buitenland zijn, naast de kosten voor het abonnement, ook verzendkosten verbonden. Neem hierover contact op met de abonnementenadministratie.

Adreswijzigingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, met vermelding van het oude en nieuwe adres en het nieuwe telefoonnummer. Opzeggingen dienen schriftelijk te worden doorgegeven, uiterlijk 6 weken voor de volgende betalingsdatum.

U kunt zich hier online aanmelden als abonnee.

 

Abonnementenadministratie

Virtùmedia
t.a.v. De Republikein
Postbus 595
3700 AN Zeist

E-mail: klantenservice@virtumedia.nl
Telefoon: 085-0407400.

 

Zelf een artikel schrijven?

Raadpleeg eerst de wenken voor auteurs op de site.

 

 

Begrotingsbehandeling van het koningshuis

donderdag 27 oktober 2016

Nieuwsanalyse

Begroting van het koningshuis. Vertraag en heers

 

Tekst: René Zwaap

Het was een uiterst dubbele positie die premier Rutte vandaag innam in de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de begroting van het koningshuis. Vanzelfsprekend werd de vergadering geheel overschaduwd door de recente onthullingen van RTL (PDF) over het bestaan van een voor het parlement geheim gehouden arrangement waarbij het koningshuis financieel werd gecompenseerd voor de vermogensbelasting die zij  geacht werd af te dragen aan de schatkist.

‘Er was geen deal’, sprak de minister-president vandaag bij herhaling tot de Tweede Kamer. Dat deed hij met een stelligheid die deed vermoeden dat hij van iedere centimeter documentatie over deze kwestie kennis had genomen. Maar tegelijkertijd onderstreepte de premier dat hij die kennis juist niet had. Hij dorst niet eens te zeggen of hij – of zijn ambtenaren op AZ – wel dezelfde stukken had kunnen raadplegen bij het Algemeen Rijksarchief als die waaruit RTL had geciteerd. Daarmee ondergroef de minister-president zijn eigen stelligheid zodanig dat hij zich in één klap middenin de politieke gevarenzone heeft geplaatst.

Zalige onwetendheid

Hetzelfde geldt voor de eerdere uitspraak van Rutte tijdens zijn wekelijkse persconferentie dat de koning hem had toevertrouwd werkelijk niets te weten van de belastingdeal die opa Bernhard eruit had weten te slepen. Ook moeder Beatrix verkeerde volgens de koning daaromtrent in zalige onwetendheid. Rutte zette met deze ontboezeming niet alleen het grondwettelijke dogma van de koninklijke onschendbaarheid bij het groot vuil, hij bond zichzelf ook een zware boei om de nek en sprong in het water. Er hoeft nu maar één briefje boven komen borrelen waarin Beatrix of haar secretaris de afspraak memoreert en de positie van Rutte is in één klap onhoudbaar, in dit kabinet of een volgend.

‘Er was geen deal’, sprak de minister-president vandaag bij herhaling tot de Tweede Kamer.

Rutte koopt uitstel

Om zichzelf zo lang mogelijk uit de wind te houden zette Rutte in de Kamer vandaag al zijn kaarten op  ‘een groot historisch onderzoek’ naar de staatstoelagen van de koninklijke familie. Dat ‘onafhankelijke’ onderzoek zou moeten worden uitgevoerd door historici. Voorstellen vanuit de Kamer – bij monde van Pechtold (D66) en Van Raak (SP) – om dat onderzoek laten uitvoeren door de Algemene Rekenkamer, die met al haar expertise dat klusje binnen een paar weken zou kunnen klaren, werden door Rutte deskundig omzeild. Het meest voor de hand liggende motief is natuurlijk dat de premier zo lang mogelijk uitstel wil kopen. Een beproefd recept voor een bewindsman in nood.

PvdA gedienstig

Gelukkig voor Rutte wenste coalitiepartij PvdA bij monde van de afgevaardigde Recourt zich in deze kwestie zeer gedienstig op te stellen. Kritiekloos zeilde de PvdA mee in de grote uitstelmanoeuvre, terwijl de premier ondertussen de drie lastigste partijen op dit dossier – D66, SP  en GroenLinks –   weg probeerde te zetten als populisten om wie het langs deze U-bocht tot de heroprichting van de republiek was te doen.

Populisten duiken weg

Opvallend was trouwens dat de echte populisten in de Kamer, die van de PVV, tijdens het debat schitterden door afwezigheid. PVV’er Bosma stond wel vermeld als spreker op de agenda maar bleek tijdens het debat niet aanwezig (wel vond hij kennelijk de tijd om onheilspellend te twitteren over de aanstaande teloorgang van de Dodenherdenking, die na Zwarte Piet nu ook zou zijn gedoemd  onder te gaan in de maalstroom van de multiculturele samenleving). Wilde Wilders – tot voor kort niet bekend als een vriend van het vorstenhuis –  alvast een wit voetje halen bij de koning voor straks tijdens de formatieronde door nu discreet het zwijgen toe te doen over zijn salaris?

PvdA slikt nederlaag gretig

Op het punt van de monarchie blijkt de PvdA zo goed als geheel gepacificeerd binnen het hekwerk van de coalitie van Rutte’s VVD. Sociaal-democraat Recourt bleek vandaag bijvoorbeeld ook geen werk te willen maken van de – nota bene mede door hemzelf ingediende – motie waarin een meerderheid van de Kamer opriep een einde te maken aan alle fiscale privileges van koning en aanhang. Rutte wenst die motie niet uit te voeren dat is ‘zijn goed recht’, aldus Recourt. Wie zijn nederlaag zo gemakkelijk slikt is een geboren verliezer. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat de PvdA heden aan de vooravond staat van een historisch dieptepunt qua aantal Kamerzetels.

Geest van Troelstra

Helemaal aan het eind van het debat toonde Recourt dan toch iets van de geest van P.J. Troelstra, zijn socialistische voorvader die in 1918 op een haar na een eind had gemaakt aan de Oranje-monarchie. Op het punt van het privévermogen van het koningshuis sprak Recourt zijn verbazing uit over het standpunt van Rutte dat dit vermogen zo veel mogelijk fiscaal onbelast moet blijven om een goed functioneren van de monarchie te waarborgen. Dat functioneren zou volgens de premier in gevaar komen als de Oranjes – zoals iedere andere Nederlander – bijvoorbeeld ook erf- en schenkbelasting zouden moeten betalen. Ook memoreerde Recourt in dit verband het mythische koninklijke pakket aandelen in Shell. Waarom dat niet vol belasten nu het koningshuis toch een riante vergoeding geniet voor al dat lintjes knippen en handjes schudden op Koningsdag, vroeg de PvdA’er zich af. Zijn liberale coalitiepartner hield zich muisstil.

Rutte voor joker

In zijn blinde ijver om het koningshuis te hulp te schieten zette Rutte zowel het parlement als zichzelf danig voor joker. Maakte hij zichzelf in het recente verleden al behoorlijk ridicuul met een lofzang op de ‘Dreesiaanse soberheid’ ten paleize, nu steeg de premier naar het toppunt van politiek cynisme dan wel ten hemel schreiende naïviteit (welk van de twee erger is voor een minister-president staat nog te bezien) door uit te roepen dat de Oranjes begin jaren zeventig op het punt stonden de kroon aan de wilgen te hangen omdat ze de kosten  van het koningschap eenvoudigweg niet meer konden opbrengen.

Wie dat met droge ogen durft te beweren, gelooft echt in sprookjes. Of vertelt ze graag. In beide gevallen is dat weinig ministeriabel. Ten paleize zal Rutte zich niettemin onsterfelijk populair hebben gemaakt met zijn succesvolle vertraging van het onderzoek naar de geheime belastingdeal van Oranje. Natuurlijk had de Algemene Rekenkamer dit onderzoek zonder enig probleem binnen enkele weken weten te klaren, maar Rutte wist de Kamer te winnen voor een ‘historisch onafhankelijk onderzoek’  dat als enig doel heeft oneindig tijd te rekken. Dan is deze gloeiendhete aardappel in ieder geval over de verkiezingen heen getild.

Vertraag en heers, het is een vertrouwd Haags recept.

Ook wist de premier de omstreden studiebeurs à 1,5 miljoen euro per jaar voor kroonprinses Amalia door het tegenspartelende parlement te loodsen. Zelden was er een trouwere dienaar van de kroon actief als minister-president. Alles schreeuwt om een levenslange benoeming tot bijzonder Kamerheer, of desnoods tot trekpaard van de Gouden Koets.

 

Gerelateerde artikelen

Belastingvrijstelling Koning contra het gelijkheidsbeginsel
WillyLeaks. Het meldpunt voor koninklijke klokkenluiders

 

 

WillyLeaks: vanaf heden geopend

WillyLeaks

Het meldpunt voor koninklijke klokkenluiders

 

Tekst: René Zwaap

Vanaf vandaag staat het mailadres willyleaks@rotestsite.nl open voor iedereen die informatie, tips of commentaar heeft te bieden over de financiële positie van het koningshuis en de daaraan verbonden kosten voor de belastingbetaler. Het meldpunt wordt beheerd door de redactie van De Republikein, tijdschrift voor de betrokken burger’, dat in opdracht van het Nieuw Republikeins Genootschap (NRG) is begonnen aan een onderzoek naar de financiële positie van het Nederlandse koningshuis.

Doel is het opstellen van een onderzoeksrapport over de verborgen kosten van de monarchie in Nederland  en de financiële positie van het Huis van Oranje-Nassau aan de hand van begrotingsonderzoek, literatuuronderzoek en journalistieke research. Publicatie van dat onderzoek staat gepland op Koningsdag 2017 (27 april).

Het onderzoek is onderdeel van een initiatief van de Alliance of European Republican Movements (AERM), het samenwerkingsverband van republikeinse bewegingen in de zeven grote West-Europese monarchieën. Model staat het rapport  ‘Royal Expenses, counting the cost of the Monarchy’ van de Britse anti-monarchistische organisatie Republic. Daarin werd becijferd dat de kosten van het Britse koningshuis vele malen hoger lagen dan de officiële cijfers van de Britse regering willen doen geloven. Doel van het AERM is een vergelijkend onderzoek naar de kosten van de laatste zeven grote koningshuizen. Met andere woorden: voor welk koningshuis wordt hoeveel betaald?

Verborgen kosten

Het Nederlandse onderzoek spitst zich toe op het zichtbaar maken de verborgen kosten van de monarchie in de diverse departementale begrotingen. Ook de financiële positie van het koningshuis zelf – inclusief de grote belangen die het in de loop der eeuwen heeft opgebouwd –  zal uitvoerig aan de orde komen. Die is uiteindelijk relevant voor een analyse van de fiscale consequenties van de omstreden ‘status aparte’ van de koninklijke familie.  Hoeveel loopt de schatkist bijvoorbeeld mis vanwege de bijzondere fiscale positie van het koningshuis, dat is vrijgesteld van (onder meer) inkomstenbelasting, erfbelasting en schenkingsbelasting?

Over het (aandelen)bezit van de Oranje Nassaus doen mythische verhalen de ronde maar de werkelijke hoogte ervan onttrekt zich vooralsnog aan ieder zicht. Dit onderzoek is ook gericht op het zichtbaar maken van wat dienaangaande tot nog toe onder het koninklijke tapijt verborgen bleef. Wat valt er bijvoorbeeld te achterhalen inzake het aandelenpakket van de koninklijke familie in de Koninklijke Olie/Shell? Hoeveel heeft het koningshuis recent verdiend met de verkoop van het pakket belangen in de ABN Amro?

Meldpunt geopend

Voor deze exercitie doet de redactie van ‘De Republikein’ gaarne een beroep op deskundigen of betrokkenen die vanuit hun specifieke expertise kunnen bijdragen aan een zo helder en diepgravend mogelijk beeld. Daarom opent de redactie het meldpunt willyleaks@rotestsite.nl, waar alle tips en adviezen zeer welkom zijn. Koninklijke klokkenluiders zijn ook zeer welkom.

Verhalen en anekdotes

Maar ook zijn wij geïnteresseerd in kleine verhalen en anekdotes over uw persoonlijke ervaringen met het koningshuis als het om financiële aangelegenheden gaat. Heeft u bijvoorbeeld ooit een prins en prinses in de winkel gehad die wegging zonder te betalen? Of wat is uw visie op de fiscale privileges van de Oranjes? Meld het ons!  Anonimiteit en vertrouwelijke omgang met gegevens – voor zo ver gewenst – zijn gegarandeerd!

Zekerheidshalve adviseren wij klokkenluiders die vrezen voor represailles wel met klem om bij hun melding aan ons meldpunt niet hun vaste mailadres te gebruiken en ook gebruik te maken van een pseudoniem.

Crowdfunding

Ter financiering van het onderzoek start het NRG met een crowdfunding. Nadere gegevens daarover vindt u hier.

 

Gerelateerd artikel

Belastingvrijstelling Koning contra het gelijkheidsbeginsel

 

 

Belastingvrijstelling Koning en WillyLeaks

De belastingvrijstelling van Koning en aanhang is in flagrante tegenspraak met het grondwettelijke gelijkheidsbeginsel. De Limburgse politicus Clemens Meerts stapte naar de rechter om dezelfde fiscale gunsten als de  royals van Oranje op te eisen, maar kreeg nul op rekest.

 

Tekst: René ZwaapMovie Fifty Shades Darker (2017)

Belastingvrijstelling Koning contra het gelijkheidsbeginsel

Eerder dit jaar deed de belastingkamer van de Hoge Raad uitspraak in een zaak die door de Limburgse politicus en juridisch adviseur Clemens Meerts was aangespannen tegen de staatssecretaris van Financiën. Met een beroep op het gelijkheidsbeginsel had de voormalige politicus van de VVD bezwaar gemaakt tegen een aanslag inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. Zijn argument was dat hij net als de koning en zijn eega (als ook het vorige staatshoofd en de opvolgster bij meerderjarigheid) recht had om vrijgesteld te worden van het betalen van inkomstenbelasting over de vergoedingen die hij had gekregen voor zijn werk voor de publieke zaak. Meerts was eerder lid van de Provinciale Staten van Limburg en van de gemeenteraad van Maasgouw.

Wat voor koning en aanhang gold, moest op grond van Artikel 1 van de Grondwet ook voor hem gelden, zo was de redenering van Meerts.

Discriminatie

Volgens Artikel 1 van de Grondwet worden ‘allen die zich in Nederland bevinden, in gelijke gevallen behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan’. Artikel 40 van diezelfde Grondwet is in flagrante tegenstelling met dat uitgangspunt, aldus Meerts. Daarin worden koning en een aantal leden van het koninklijk huis namelijk vrijgesteld van ‘persoonlijke belastingen’ voor wat betreft ‘de door hen ontvangen uitkeringen ten laste van het Rijk, alsmede de vermogensbestanddelen welke dienstbaar zijn aan de uitoefening van hun functie’.

Wat voor koning en aanhang gold, moest op grond van Artikel 1 van de Grondwet ook voor hem gelden, zo was de redenering van Meerts. Maar de belastingdienst weigerde zijn verzoek, de rechtbank ook, en zo kwam Meerts uiteindelijk terecht bij het hoogste rechtscollege van het land, de Hoge Raad. Maar ook die stelde Meerts in het ongelijk. Advocaat-generaal mr. R.E.C.M. Niessen maakte in zijn conclusie korte metten met het klaagschrift van Meerts. ‘De aan de Koning toegekende uitkering is bedoeld en becijferd als een netto-uitkering’, oordeelde de advocaat-generaal ‘Zij moet de voor de goede vervulling van het Koningschap noodzakelijk dan wel wenselijk geachte uitgaven dekken. Dit betekent dat de uitkering wezenlijk verschilt van alle inkomsten die andere burgers genieten voor zover deze het belastingvrije minimum overtreffen’.

Vestzak-broekzak

Indien koning en aanhang wel inkomstenbelasting over hun uitkering zouden moeten betalen, zou de overheid die uitkering weer moeten verhogen, aldus de advocaat-generaal. De Hoge Raad kwam tot de slotsom dat Meerts ‘er wel recht op heeft voor de inkomstenbelasting op gelijke wijze te worden behandeld als de Koning, maar dat geldt alleen voor zover hij in dezelfde situatie verkeert als de Koning. Aan die voorwaarde is, rechtens en feitelijk, niet voldaan’.

Grondwet overboord?

Maar kan het zo zwaar wegende grondwettelijke gelijkheidsbeginsel echt zo maar overboord worden gegooid? In de ogen van Meerts kon het principe eenvoudig worden beschermd door de vergoeding voor het koningspaar en voorgangster en opvolgster desnoods dan maar van lieverlee te verhogen. Uiteindelijk kregen de Nederlandse ministers en staatssecretarissen ook financiële compensatie toen hun dienstauto financieel werd belast. (Ook krijgen de Oranjes financiële compensatie voor de vermogensbelasting die zij sinds de jaren ’70 betalen, zoals RTL 4 onlangs onthulde, maar dat was toen de zaak van Meerts diende bij de Hoge Raad nog niet bekend).

De Hoge Raad kwam tot de slotsom dat Meerts ‘er wel recht op heeft voor de inkomstenbelasting op gelijke wijze te worden behandeld als de Koning, maar dat geldt alleen voor zover hij in dezelfde situatie verkeert als de Koning. Aan die voorwaarde is, rechtens en feitelijk, niet voldaan’.

De andere optie is dat de Oranjes genoegen zouden moeten nemen met een onsje minder, net zoals alle andere mensen die te maken krijgen met bezuinigen. Of zijn de Oranjes niet zo vermogend dat ze hun werk voor volk en vaderland ook makkelijk pro deo zouden kunnen doen?

clemens_meerts-belastingvrijstelling WillyLeaks

Clemens Meerts

Zwakke argumentatie

Meerts: ‘Het ging er mij vooral om te duiden op de zwakke argumentatie die voor dit fiscaal privilege wordt gehanteerd. Immers, als de Koning belasting moet gaan betalen over zijn privé-inkomen voor zover hij dat van de Staat ontvangt, zal zijn uitkering vervolgens inderdaad volgens het principe vestzak-broekzak gebruteerd worden. Wel is er dan toch nog een verschil, namelijk dat de Koning over zijn overige privé-inkomen belasting gaat betalen in de hoogste tariefschijf en niet vanaf de laagste schijf, zoals nu het geval is’.

Stadhouders

De fiscale privileges van de Nederlandse royals vinden hun oorsprong in het stadhouderlijke tijdperk. De stadhouders van Oranje Nassau genoten vrijdom van alle belastingen, behalve van die op hun grondbezit (de zogeheten ‘verponding’). De redenatie was dat er nauwelijks een onderscheid kon worden gemaakt tussen het bezit van de stadhouder en het bezit van de staat. Bij de Grondwet van 1815 werd aan die uitzonderingspositie gedeeltelijk een eind gemaakt, maar de Oranjes bleven met dezelfde motivering van vele belastingheffingen verschoond. Bij de overgang naar de constitutionele monarchie in 1848 werd de Koning in de Grondwet vrijgesteld van alle personele lasten, echter: ‘Geen vrijdom van enige andere belasting wordt door hen genoten. Geen privilegiën kunnen in het stuk van de belastingen worden verleend.’

De Grondwet, opgesteld op basis van een advies van een commissie onder leiding van Thorbecke, ging dus uit van een gelijkheidsbeginsel. Toch kregen Koning en familie wel degelijk een veel bredere belastingvrijdom en is die tot op de dag van vandaag bewaard gebleven, anders dan bijvoorbeeld de bezoldiging van ambtenaren, die lange tijd ook vrij was van belastingheffing, maar vanaf 1893 dan toch werd belast.

Hoofdpijndossier

Bij de herziening van de Grondwet van 1922 werd een voorstel uit de Tweede Kamer om de koninklijke belastingvrijstelling te schrappen verworpen. Sindsdien is het een hoofdpijndossier gebleven voor opeenvolgende kabinetten. De VVD’er Oud schreef in 1967 over de fiscale vrijstellingen van de Koning: ‘Het privilege is een overblijfsel uit de tijd, dat de financiën van de Staat en die van de Vorst één waren en een fiscale heffing ten laste van de Vorst derhalve van iedere zin ontbloot. Thans is dit motief wel vervallen, doch een zeker verband tussen het inkomen, dat de Koning uit ‘s Rijks kas ontvangt, en het inkomen uit het privé vermogen is gebleven. De kosten van de koninklijke staat moeten uit het totaal van deze inkomsten worden voldaan. Zouden zij ten gevolge van belastingheffing vermindering ondergaan, dan zou daarmede rekening moeten worden gehouden bij de bepaling van het inkomen uit de kas van het Rijk. Het is daarom niet ondoelmatig de Koning vrij te stellen van belastingplicht’.

Bij de overgang naar de constitutionele monarchie in 1848 werd de Koning in de Grondwet vrijgesteld van alle personele lasten, echter: ‘Geen vrijdom van enige andere belasting wordt door hen genoten. Geen privilegiën kunnen in het stuk van de belastingen worden verleend.’

Bijzondere positie

In 1972 werd de uitkering aan de koning en directe omgeving grondwettelijk geregeld en vrij van persoonlijke belastingen verklaard. Die belastingvrijdom strekte zich nu niet langer uit naar het privévermogen en privé-inkomen, met als addertje onder het gras dat het ‘vermogen dat voor uitoefening van de functie werd ingezet’ weer wel belastingvrij diende te worden gelaten. Volgens een uitleg van premier Rutte in 2010 aan de Tweede Kamer bleven ‘de vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de uitoefening van het koningschap buiten de heffing van vermogensrendementsheffing’.

Wollige redenering

De Commissie belastingvrijdom Koninklijk Huis, speciaal belast met de fiscale positie van de koning en aanhang, verdedigde de belastingvrijstelling in 1970 met een wel heel wollige redenering: ‘De betekenis van het Koningschap gaat dan ook uit boven de daarop betrekking hebbende rechtsregelen, al spreekt die betekenis reeds uit vele daarvan. Het is uit de werkelijkheid van ons staatsleven, dat de bepalingen betreffende ons Koningshuis moeten worden begrepen. Bij de bijzondere positie van de Koning en de door hem te vervullen taak passen speciale, van die voor de burgers afwijkende regelen’.

Aandelenpakket

De Koning wordt sinds de wetswijziging uit 1972 dus wel geacht belasting te betalen over zijn vermogen uit bijvoorbeeld aandelen, en die inkomsten kunnen gezien het aandelenpakket van de Oranjes (denk aan het altijd tot de verbeelding sprekende belang van de familie in Koninklijke Olie Shell) aan de behoorlijke hoge kant zijn. Als die vorstelijke belangen al niet in een handige beheersconstructie in een offshore belastingparadijs staan geparkeerd. Willem Alexanders tante Christina werd in 2009 al eens betrapt met een vermogensconstructie via belastingparadijs Guernsey, nota bene via het adres van Paleis Noordeinde.

‘Geen zeer hoog vermogen’

Ook motivering om de Oranjes vrij te stellen van erfbelasting die de genoemde Commissie belastingvrijdom Koninklijk Huis opvoerde mag hoogst interessant worden genoemd: ‘Dit is met name van belang nu, zoals hiervoor reeds werd opgemerkt, zomin thans als in de nabije toekomst, de Drager van de Kroon beschikt over een zeer hoog vermogen. Dit uitgangspunt leidt er naar het oordeel van de Regering toe, dat voor het successierecht een ruimere vrijstelling behoort te gelden dan voor de vermogensbelasting. Anders dan bij de vermogensbelasting tast immers het successierecht – en hetzelfde geldt ook voor het schenkingsrecht en het recht van overgang – het vermogen aan’.

De Koning wordt sinds de wetswijziging uit 1972 dus wel geacht belasting te betalen over zijn vermogen uit bijvoorbeeld aandelen, en die inkomsten kunnen gezien het aandelenpakket van de Oranjes (denk aan het altijd tot de verbeelding sprekende belang van de familie in Koninklijke Olie Shell) aan de behoorlijke hoge kant zijn.

De formulering was zo subtiel vormgegeven dat een argeloze lezer er makkelijk overeen zou kunnen lezen, maar daar stond toch echt dat de Oranjes te weinig geld hebben om ook nog eens successierechten te betalen over hun bezit. Dat maakt dan nieuwsgierig hoe weinig. Zoals hoogleraar Algemeen Belastingrecht van de Universiteit van Leiden H. Vording schreef in zijn Fiscale positie van de koning (2015): ‘Met betrekking tot de vrijstelling voor het successierecht is de vraag, of de in 1970 aangevoerde overweging dat het staatshoofd “niet beschikt over een zeer hoog vermogen” nog immer juist is’.

Boekenonderzoek bij de koning?

Boekenonderzoek bij de Oranjes zou veel gespeculeer daaromtrent kunnen wegnemen. Helaas weigerde minister-president Rutte in 2012 gehoor te geven aan een motie van de Kamer om duidelijke criteria te formuleren over de fiscale vrijstelling van vermogensbestandsdelen van de Oranjes. ‘Deze motie kan niet worden uitgevoerd omdat er geen vermogensbestanddelen zoals in de motie genoemd zijn die niet reeds onderdeel vormen van een stichting of anderszins van eigenaar zijn veranderd’, reageerde Rutte op deze motie uit de gelederen van PvdA en SP. ‘Indien op enig moment verandering in deze situatie zou optreden, is uitvoering niet verenigbaar met de wettelijke geheimhoudingsplicht ten aanzien van individuele aanslagen’.

Met andere woorden: het Oranje-kapitaal is zodanig geparkeerd dat het niet meer herleidbaar is tot de Koning. Maar als de vrijstelling van de vermogensbelasting is gebaseerd op de aanname dat de Koning niet zoveel heeft, zou de Kamer toch op zijn minst moeten weten over hoe weinig dan precies?

Koninklijke uitkeringen

In het kader van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH) ontvangt de Koning dit jaar een uitkering voor zijn werkzaamheden van 866.000 euro per jaar, Máxima doet het voor 343.000, Beatrix krijgt als ex-koningin 489.000 euro. Dat zijn nettobedragen, want inkomstenbelasting of sociale premies hoeven de royals niet af te dragen aan die vergoedingen. De hoogte van de uitkeringen heten overigens gekoppeld aan het inkomen van de vicevoorzitter van de Raad van State. Zodra de kroonprinses meerderjarig is, gaat ook Amalia voor een leuk bedrag de boeken in. Daarnaast ontvangen de vier koninklijke entiteiten nog een – veel hogere -vergoeding onder de post ‘personele en materiële kosten’, die in het geval van de koning ruim 4,5 miljoen euro bedragen, 975.000 euro voor Beatrix en 591.000 euro voor Máxima.

De ratio van deze belastingvrijstelling is, aldus de Hoge Raad in haar oordeel, het ‘voorkomen van de geleidelijke afkalving van het oorspronkelijke vermogen van de Koning om zo diens financieel onafhankelijke positie te waarborgen’.

Met andere woorden: het Oranje-kapitaal is zodanig geparkeerd dat het niet meer herleidbaar is tot de Koning. Maar als de vrijstelling van de vermogensbelasting is gebaseerd op de aanname dat de Koning niet zoveel heeft, zou de Kamer toch op zijn minst moeten weten over hoe weinig dan precies?

Volgens het hoogste rechtscollege is het onderscheid tussen ‘de functionele kosten van het koningschap en uitgaven in de meer particuliere sfeer voor de koning niet op verantwoorde wijze te maken. Bij het koningschap zijn het functionele en het persoonlijke aspect niet te onderscheiden.’

De vrijstelling van het betalen van inkomstenbelasting geldt alleen voor die uitkering en de vermogensdelen die direct zijn verbonden met de uitoefening van het koningschap. Privé-inkomen en -vermogen zijn niet vrijgesteld. Met andere woorden: over hun vermogen moeten koning en aanverwanten wel belasting betalen, maar hoeveel dat is onttrekt zich natuurlijk aan het publieke oog. Vorst en omgeving zijn zoals eerder opgemerkt dus ook vrijgesteld van belasting op erfenissen (successierechten) en schenkingen, en zo zijn er nog wel meer curieuze fiscale constructies aan te wijzen waarin de stadhouderlijke voorrechten om helemaal geen belasting te betalen nog voortleven.

Herstelbetalingen

De waarde van het onroerend goed is een andere troebele post: met de Wet op het Kroondomein schonk Wilhelmina meer dan 6730 hectare grond met 75 boerderijen, woningen en andere gebouwen aan de staat, maar wel onder voorwaarde dat zij en haar erfgenamen over alle inkomsten van het domein mocht blijven beschikken, inclusief het genot van de jacht. De staat mag voor de onderhoudskosten opdraaien, en als de republiek wordt uitgeroepen of een andere familie de monarchie overneemt is de Nederlandse staat volgens dezelfde wet verplicht het hele bezit te retourneren aan de koninklijke familie of – als dat niet mogelijk is – de waarde ervan te restitueren, mét wettelijke rente. Het Kroondomein is weer terug te voeren op een financiële Wiedergutmachung voor de Bataafse revolutie van 1795, toen het bezit van de gevluchte Oranje stadhouder voor verbeurd werd verklaard door de Bataafse republiek. In feite doet de Nederlandse belastingbetaler dus nog altijd herstelbetalingen aan de Oranjes voor die revolutie van 1795.

Gepasseerd station

De vrijstelling van inkomstenbelasting is bij andere monarchieën inmiddels een gepasseerd station. De Britse koningin en kroonprins zijn wettelijk ook van inkomstenbelasting vrijgesteld, maar besloten die in de jaren ’90 toch te gaan betalen teneinde een wit voetje te halen in de publieke opinie. De Belgische koning betaalt vanaf 2013 belasting over zijn staatsuitkering (echter niet over zijn onkostenvergoeding, die vele malen hoger ligt). Vanuit de Tweede Kamer wordt de laatste jaren veel druk uitgeoefend om een einde te maken aan de fiscale uitzonderingspositie van het Nederlands Koninklijk Huis.

‘Verschrikkelijk veel gedoe’

Op 14 oktober 2015, na de verschijning van de ‘Evaluatie begroting van de Koning en onderzoek rationale van belastingvrijdom en hoogte grondwettelijke uitkeringen’, nam de Kamer een motie aan waarin de regering werd verzocht een voorstel te doen hoe de belastingvrijstellingen van de Koning, Koningin en de voormalige Koningin ongedaan kunnen worden gemaakt. Premier Rutte legde die motie echter naast zich neer, omdat dat ‘zo verschrikkelijk veel gedoe’ zou opleveren. Hij doelde daarmee blijkbaar op de omstandigheid dat de koninklijk uitkeringen grondwettelijk zijn geregeld zijn en dat voor iedere aanpassing dus een tweederde meerderheid in de beide Kamers op te trommelen moet zijn.

‘Het is opmerkelijk dat in 2008 bij herziening van het financieel statuut niet tevens de gelegenheid te baat is genomen de achterhaalde fiscale regels rond het koninklijk huis bij de tijd te brengen door daarvoor een eigentijdse regeling te treffen’

Drogreden

Clemens Meerts kreeg van de Hoge Raad nul op rekest met de drogreden: ‘Een belastingplichtige heeft er recht op om voor de inkomstenbelasting op gelijke wijze te worden behandeld als de Koning, maar alleen voor zover hij in dezelfde situatie verkeert als de Koning. Aan die voorwaarde voldoet hij niet’.

Meerts is daar niet onder de indruk van: ‘Het gelijkheidsbeginsel is een groot goed. Als het dan feitelijk toch niet veel uitmaakt of het Koninklijk Huis nu wel of niet een belastingvrijstelling geniet, dan kan die vrijstelling probleemloos worden beëindigd ten gunste van het principe. De Hoge Raad wil hier duidelijk niet aan, getuige de motivering van de uitspraak, waarin duidelijk naar een ratio voor de belastingvrijstelling is gezocht’.

Moeilijk onderscheid

De Hoge Raad betoogt dat persoonlijke en zakelijke inkomsten en uitgaven van de Koning niet of nauwelijks van elkaar kunnen worden onderscheiden. Meerts: ‘In de wet is echter duidelijk het privé-deel van de uitkering afgebakend. Daarnaast is er adequaat voorzien in de zakelijke kosten van het Koninklijk Huis. Een moeilijk onderscheid is voor het Ministerie van Financiën nimmer een obstakel geweest om een onderscheid zakelijk/privé bij andere belastingplichtigen wél te maken. Opmerkelijk is dat bij het vermogen van het Koninklijk Huis dit onderscheid wel wordt gemaakt’. Het inkomen van de Koning zou in de visie van de Hoge Raad moeilijk in een categorie in de belastingwet in te delen zijn. Meerts: ‘Daarvoor bestaat echter de restcategorie “Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden”.’

Toetsingsverbod

Meerts signaleert ook nog een juridische dwaling in de uitspraak. ‘De belastingvrijstelling staat in de Grondwet, maar niet in de Wet inkomstenbelasting 2001. Daarom heeft de rechter het grondwettelijk verbod om de wet aan de Grondwet te toetsen geschonden, zodat de wet dient te worden toegepast en derhalve ook de leden van het Koninklijk Huis belasting moeten betalen. Als konijn uit een hoge hoed tovert de Hoge Raad de redenering dat de Grondwet in dit geval een bijzondere regeling is ten opzichte van de Wet inkomstenbelasting 2001. De vrijstelling van de premies volksverzekeringen die de leden van het Koninklijk Huis genieten is helemaal niet wettelijk geregeld. Volgens de Hoge Raad moeten de premies volksverzekeringen in het kader van de vrijstelling voor het Koninklijk Huis ook als belastingen worden aangemerkt’.

Achterhaalde fiscale regels

Meerts vindt in zijn kritiek gehoor bij niet de minste kenners van deze stugge materie. In zijn in 2014 verschenen werk Inkomstenbelasting 2001 maakt emeritus-hoogleraar L.G.M. Stevens, die zelf betrokken was bij de herziening van het Nederlandse inkomstenbelastingstelsel in 2001, stevige kritiek op de zijns inziens achterhaalde wetgeving. ‘Het is opmerkelijk dat in 2008 bij herziening van het financieel statuut niet tevens de gelegenheid te baat is genomen de achterhaalde fiscale regels rond het koninklijk huis bij de tijd te brengen door daarvoor een eigentijdse regeling te treffen’, aldus Stevens, die kroonlid is van de Sociaal-Economische Raad (SER). ‘Het financieel statuut had tegelijk met de totstandkoming van de Wet IB 2001 moeten worden aangepast, want de grondwettelijke verwijzing naar de vermogensbelasting is door de Belastingherziening 2001 achterhaald. Bij die gelegenheid had ook klare wijn moeten worden geschonken over de doorwerking ervan naar de vermogensrendementsheffing. Het onbelast laten van het koninklijk vermogen is niet overeenstemming met de Wet IB 2001. Opmerkelijk is dat dit nog steeds niet is gebeurd. Het zou mijn voorkeur hebben voor de staatsrechtelijke Koninklijke inkomsten geen vrijstellingsbepaling toe te passen, aangezien dit het zicht op de werkelijke bruto/netto-verhoudingen onnodig versluiert. Een dergelijk afwijkende behandeling verlokt uiteraard regelmatig allerlei belastingplichtigen tot het beroep op toepassing van het gelijkheidsbeginsel’.

De behandeling van de begroting Koninklijk Huis van later deze week kan weleens een keerpunt zijn voor de Nederlandse monarchie.

Europees Hof

Meerts is niet van plan zich neer te leggen bij het oordeel van de Hoge Raad. Ondanks dat de Belastinginspecteur hem op het hart heeft gedrukt te stoppen met zijn acties, wil Meerts zijn klacht nog neerleggen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de nieuwe klachtinstantie het College voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Daarna kan ook het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) zich nog over de materie buigen. Daar zou hij heel wel weleens meer oor kunnen vinden voor zijn klacht over ongelijke behandeling. En daarvoor bestaat, getuige een citaat uit het Weekblad Fiscaal Recht in de conclusie van advocaat-generaal Niessen, een gerede angst: ‘Het is ongewenst dat het HvJ EU via een omweg zeggenschap krijgt over de Nederlandse staatsvorm’. In republikeins perspectief zou zo’n interventie inmiddels echter zeer wel gewenst zijn. De behandeling van de begroting Koninklijk Huis van later deze week kan weleens een keerpunt zijn voor de Nederlandse monarchie.

 

In opdracht  van het Nieuw Republikeins Genootschap (NRG) voert de redactie van ‘De Republikein’ momenteel een onderzoek uit naar de werkelijke kosten van de Nederlandse monarchie. Dit onderzoek vindt plaats onder auspiciën van de Alliance of European Alliance of European Republican Movements (AERM), de koepelorganisatie van Europese republikeinse Bewegingen. Publicatie van het onderzoek gebeurt volgend jaar met Koningsdag. Voor tips en adviezen opent ‘De Republikein’ binnenkort het digitale meldpunt WillyLeaks.

Crowdfunding

Ter financiering van het onderzoek start het NRG met een crowdfunding. Nadere gegevens daarover vindt u hier.

 

Gerelateerd artikel

WillyLeaks. Het meldpunt voor koninklijke klokkenluiders

 

De koningin van de ingezonden brief

Henriette Boas (1911-2001) maakte vooral naam als koningin van de ingezonden brief. Ze schreef er duizenden en op menige redactie werd een diepe zucht geslaakt als er weer een envelop met als afzender ‘H. Boas, Badhoevedorp’ op de deurmat viel. Langs deze U-bocht groeide ze toch uit tot een schrijvende celebrity en dat leidde recent tot de publicatie van haar biografie, De waarheidszoekster (ondertitel Henriette Boas, een leven voor de Joodse zaak) geschreven door Pauline Micheels.

 

Tekst: René Zwaap

De waarheidszoekster vertelt het verhaal van een in haar ambities gefnuikte schrijfster en journaliste die in het onderwijs terecht kwam en die haar leven wijdde aan het corrigeren van anderen. Henriette Boas was dochter van een vermaard docent in de Klassieke Talen (ook haar eigen  vakrichting) en verbleef tijdens de bezettingsjaren in Londen en na de oorlog een tijd lang als correspondente in Israël om uiteindelijk lerares Latijn en Grieks in Badhoevedorp te worden.

Babbelende schooljuffrouw

Haar finest hour vond ze in de Weinreb-zaak, toen ze samen met W.F. Hermans de strijd aanbond  tegen Weinreb’s meest geprononceerde verdedigster Renate Rubinstein (die eigenlijk alles was wat zij zelf wilde zijn, een succesvolle, onafhankelijke columniste met een grote schare bewonderaars). Ander onderwerp van twist was het werk van Jacques Presser, schrijver van Ondergang, een boek dat Rubinstein, die onder Presser had gestudeerd, ten zeerste bewonderde maar waar Boas geen goed woord voor over had. Met name vanwege de kritiek die de historicus uitte op de rol van de Joodse Raad in de bezettingsjaren keerde Boas zich tegen hem. Ze was gepromoveerd onder David Cohen, voorzitter van Joodse Raad. Ook de houding ten opzichte van Israël – Boas overtuigt zioniste, Rubinstein met meer kritische afstand – was een twistpunt.  Rubinstein omschreef Boas als ‘een babbelende schooljuffrouw’, omgekeerd noemde Boas haar ‘een gevaar voor de joodse zaak’.

Een opvallende passage in De Waarheidszoekster is de herinnering van Boas aan een bezoek aan Koningin Wilhelmina in haar Britse ballingschap. De uitnodiging kwam omdat Boas nieuws uit Nederland had over een gemeenschappelijke kennis, Lily Quarles van Ufford, een vriendin van Juliana. Boas schreef later in een brief: ‘Ik schreef dus een briefje aan Wilhelmina om haar dit te melden. Daarop kreeg ik een uitnodiging van haar secretaris (de bekende Van ’t Sant) die in Londen zat, dat de koningin hierover wel eens nader met me wilde spreken. Ik zei dat ik niets meer wist dan wat ik had geschreven en dat verder onderhoud geen zin had. Hij legde me echter uit dat je een verzoek van de koningin niet kon weigeren. Daarop besloot ik om toch maar te gaan, maar bedacht dat ik dan meteen de situatie van de Joden ter sprake kon brengen.’

Over de ontvangst schreef Boas: ‘Het was een ontvangst zoals elke paar weken, voor een stuk of twintig mensen, hoofdzakelijk Engelandvaarders. We hadden eerst instructies gekregen hoe ons te gedragen, d.w.z. we mochten in een gesprek met de koningin alleen antwoorden als zij het woord tot ons richtte, en alleen antwoord geven op wat zij ons vroeg en niet “Nee” tegen haar zeggen. We werden in een grote tuinkamer ontvangen, zaten in een kring en kregen thee. Ze kwam om beurten naast een van ons zitten en begon een gesprek. Ze zag er overigens onappetijtelijk uit, veel kleiner dan ik had gedacht en als iemand die heel weinig lichaamsbeweging heeft. Ze kwam dus ook naast mij zitten en zei: “Dus met Lily Q.v.U. gaat het goed.” Ik antwoordde: ‘Ja, Majesteit, maar met de Joden in Nederland gaat het niet goed.’ Waarop zij zei: “Dat heb ik U niet gevraagd”, stond op en ging zonder me verder goedendag te zeggen naast iemand anders zitten.’

Heldenverening

 

Boas was geschokt maar besloot dit verhaal in Nederland nooit te  vertellen ‘daar niemand er beter van wordt’. Dat ze haar bedenkingen bij Wilhelmina had, blijkt ook uit een korte briefwisseling uit 1964 met Loe de Jong, de directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, naar aanleiding van de aflevering ‘Londen’ van zijn televisieserie De Bezetting. Ze vond dat De Jong te veel waarde hechtte aan de rol van Wilhelmina en liet dat De Jong ook weten. Deze reageerde gestoken en hield vol dat uit de door hem geraadpleegde stukken bleek dat Wilhelmina ‘inderdaad op wezenlijke punten persoonlijk het regeringsbeleid bepaald heeft. Ieder woord dat ik aan haar wijdde, neem ik volledig voor mijn verantwoordelijkheid, puur als zakelijke constatering. Zij was nu eenmaal een uitzonderlijk flinke vrouw en, dit zeggend, doet men niet aan heldenverering maar constateert men een feit’.

De Waarheidszoekster, Henriette Boas, een leven voor de Joodse zaak, geschreven door Pauline Micheels, verscheen bij uitgeverij Boom, 288 pagina’s, prijs € 22,50, e-book € 13,50

1 3 4 5 6