Duitse demonen
Met de miljoenenclaims vanuit het huis der Hohenzollerns voor restitutie van door de DDR onteigend bezit staat de innige samenwerking van de voormalige Duitse vorstenhuizen met het Derde Rijk vol in het nieuws.
Tekst : René Zwaap
Honderd jaar na de proclamatie van de republiek van Weimar is het Pruisische vorstengeslacht Hohenzollern terug op de politieke bühne. Georg Friedrich Prinz von Preussen, achter-achter-kleinzoon van de laatste Duitse Kaiser Wilhelm II, bestookt de Duitse overheden met miljoenenclaims voor destijds door de DDR onteigende paleizen en ander onroerend goed, als ook voor onteigende kunstschatten, geld en aandelen. Zijn claims behelzen tienduizenden objecten uit de collecties van de Stiftung Preußische Schlösser und Gärten, de Stiftung Preußischer Kulturbesitz en het Duitse Historische Museum in Berlijn. Ook eist de prins het eeuwigdurende woonrecht op in diverse paleizen, waaronder Cecilienhof, het 176 kamers tellende slot bij Postdam, waar in 1945 met de conferentie van Potsdam de toekomst van Duitsland werd bezegeld door Truman, Churchill en Stalin. Het paleis werd indertijd gebouwd voor de Pruisische kroonprins Wilhelm, zoon van Wilhelm II, en bleef ook na de proclamatie van de republiek en het daaropvolgende Derde Rijk privébezit van de Hohenzollerns, totdat zij in 1945 vluchtten voor de Russische troepen.
De eerste claim, in 2015, à raison van 1,2 miljoen euro, werd afgewezen door de Duitse deelstaat Brandenburg, die zich beriep op een wetsartikel dat compensatie van door de DDR doorgevoerde onteigeningen niet wordt verleend wanneer de eisende partij het nationaal-socialisme in belangrijke mate heeft ondersteund. De deelstaatsregering steunde daarbij op een preadvies van de gerenommeerde Duitse historicus Stephan Malinowski, auteur van de in 2003 verschenen dissertatie Vom König zum Führer, Sozialer Niedergang und politische Radikalisierung im deutschen Adel zwischen Kaiserreich und NS-Staat. Daarin wordt de samenwerking tussen het Pruisische en vele andere Duitse vorstenhuizen met de nazi’s uitvoerig gedocumenteerd. Prins Georg wenste zich niet bij de afwijzing neer te leggen en ging in beroep bij het Verwaltungsgericht in Potsdam. Tegelijkertijd klaagde hij Malinowski aan omdat deze in zijn – nog niet door de rechtbank vrijgegeven – preadvies (een zogeheten ‘Gutachten’ ) de privésfeer van zijn familie zou hebben geschonden. Beide processen moeten nog voor de rechter worden uitgevochten. Daarmee wordt de positie van de Duitse royalty in het Derde Rijk straks inzet van een grote juridische krachtmeting.
Geschokt
Historicus Malinowski, die doceert aan universiteit van Edinburgh, reageerde geschokt op de aanklacht van de prins. De samenwerking van de Hohenzollern-clan met het Hitler-regime behoort nu niet bepaald tot de geheime compartimenten van de Duitse geschiedschrijving. Ex-kroonprins Wilhelm, die na de Duitse nederlaag tijdens de Eerste Wereldoorlog ook nog een tijdje in Nederland was gedetineerd op het eiland Wieringen, wilde in 1932 nog deelnemen aan de Duitse presidentsverkiezingen namens alle rechtse partijen, inclusief de NSDAP, waarbij Hitler dan zijn kanselier zou worden. Dat plan ging alleen niet door omdat zijn vader in Doorn dat verbood. Want dan had zijn zoon trouw aan de republiek moeten zweren en waren de kansen op herstel van de troon verkeken. Dat weerhield de ex-kroonprins er niet van om zijn steun aan Hitler krachtig te betuigen. Hij was te zien in het uniform van de SA en nam deel aan de beruchte Tag von Potsdam op 21 maart 1933, een demonstratieve plechtigheid waarbij vertegenwoordigers van de oude orde van het voormalige keizerrijk de nieuwbakken kanselier Hitler in het zonnetje zetten. Aan de gevierde Amerikaanse operazangeres Geraldine Farrar schreef prins Wilhelm wat voor geniale man de Führer was, door eerst de arbeidersbeweging te verslaan en ‘nu nog het een en ander op te ruimen’. Op dat moment waren de eerste duizenden Duitsers al opgesloten in een concentratiekamp.
Een andere zoon van de ex-Kaiser, prins August Wilhelm, beter bekend als ‘Auwi’, trad in 1930 toe tot de NSDAP, en deelde op partijdagen gekleed in het uniform van Standartenführer van de SA als Reichsredner het podium met Hitler, Goebbels en Goering. Auwi‘s zoon Alexander Ferdinand was ook lid van de nazipartij. Tot aan 1945 vond Malinoswski niet één verklaring van een prominente Hohenzollern waarin afstand werd genomen van het nazistische gedachtengoed. Een kleinzoon van de ex-Kaiser, Louis Ferdinand, tweede zoon van ex-kroonprins Wilhelm, schijnt in de verte iets van doen te hebben gehad met de mislukte aanslag op Hitler in 1944. Aan dat al dan niet vermeende wapenfeit klemt prins Georg zich nu ostentatief vast in een poging het imago van zijn Huis op te fleuren. Hetgeen niet mag verbloemen dat ook Kaiser Wilhelm na zijn vlucht naar Nederland zich bezondigde aan antisemitische tirades in zijn correspondentie en Hitler tot zijn dood in 1941 met gelukstelegrammen bestookte voor de behaalde successen op de slagvelden van Polen en Frankrijk. Malinoswki weet in zijn studie te melden dat Hermine Reuss, de tweede vrouw van de ex-Kaiser in Doorn, al vanaf de jaren twintig optrad als verwoed bruggenbouwer tussen de nazi’s en het Hohenzollern-huis. Hetgeen niet verwonderlijk mag heten, daar haar zonen uit haar eerste huwelijk ook lid waren van de NSDAP.
Hofleverancier van de nazi’s
Niet alleen de Hohenzollerns hadden na het verlies van hun koninklijke status hun kaarten gezet op de nazi’s. Vele familiehoofden van voormalig regerende vorstenhuizen in Duitsland traden toe tot de NSDAP. Het aantal prinsen en prinsessen was overstelpend. In dat verband is het opvallend hoeveel leden van het huis van Lippe, waar de Nederlandse prins Bernhard ook toe gerekend mag worden (eigenlijk als graaf, maar dankzij een gunst van zijn oom, Fürst Leopold van Lippe, vanaf 1916 als prins) toetraden tot de nazipartij. In zijn standaardwerk Royals and the Reich, the princes von Hessen in Nazi Germany (2006) turft Jonathan Petropulous maar liefst twintig nazi’s onder de Lippes (en dan vergeet hij nog Bernhard daarbij op te tellen). Daarmee mag dit geslacht, verdeeld over diverse linies, gerust hofleverancier van het nationaal-socialisme worden genoemd. Opvallend vroeg, in 1928, was de toetreding tot de NSDAP en de SA van Bernhards neef Ernst zur Lippe, die was voorbestemd de troon van Lippe te bestijgen. Daarmee was hij was de eerste officiële Erbprinz in nazi-gelederen.
Neurenberg
In zijn geautoriseerde biografie door Antonius John (getiteld Philipp von Boeselager, Freiherr, Verschwörer, Demokrat, 1994) noemt Philip von Boeselager, een aristocraat die deelnam aan het complot tegen Hitler door de groep militairen rond Von Stauffenberg, de toetreding van de erfprins van Lippe tot de NSDAP van groot belang voor de nazi’s. Hij herinnert eraan dat bij de processen van Neurenberg de verdediging van de SS, die als organisatie werd aangeklaagd, aanvoerde dat de adel toch werd gezien als ‘het fatsoenlijke deel der bevolking’ en dat de SS-vrijwilligers zonder blauw bloed dus niet kwalijk kon worden genomen dat zij het voorbeeld van al die prinsen hadden gevolgd.
Hierbij mag niet onvermeld blijven dat ook het lidmaatschap van Bernhard van de Reiter SS opdook bij diezelfde processen van Neurenberg. De Amerikaanse militair historicus Paul J. Wilson schrijft in zijn boek Himmler’s cavalry, the equestrian SS 1930-1945 (2000) dat het aan Bernards lidmaatschap te wijten was dat juist dit elite-onderdeel van de SS als enige wist te ontkomen aan een veroordeling als criminele organisatie. Wilson: ‘Waffen-SS-generaal Paul Haussner, een fanatieke verdediger van de Waffen-SS, stelde geruchten te hebben gehoord dat de Reiter-SS was vrijgesproken omdat een internationaal bekend (maar verder niet nader genoemd) persoon er deel van had uitgemaakt wiens veroordeling zou geleid kunnen hebben tot beschamende politieke problemen. Hij verwees zonder enige twijfel naar prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld, de Nederlandse prins-gemaal, ooit actief lid van het Ruiterregiment 7 in Berlijn. Een ander lid van de SS gaf aan dat de vrijspraak nogal gelukkig was, anders zou de Nederlandse prins tot misdadiger zijn bestempeld’ .
Lees ook het artikel Duitse vorstenhuizen een eeuw later van Titus von Bönninghausen
Waardeer dit artikel!!
Als je dit artikel waardeert en je waardering wilt laten blijken met een kleine bijdrage: dat kan! Met een grotere bijdrage steun je ons nog veel meer. Zo help je onafhankelijke journalistiek in stand houden.
You might be interested in
Journalist en schrijver Paul Damen was bij zijn dood op 13 november 2024 hoofdredacteur van De Republikein. Op de dag
Eeuwenlang bepaalden Duitse vorsten de machtsverhoudingen in Centraal-Europa en ver daarbuiten. Ook waren ze en passant hofleverancier van koninklijke echtgenoten
De deze week verschenen nieuwe editie van De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, recht & burgerschap is een themanummer ter
Verrijkt met vaste columns van niemand minder dan historicus Gerard Aalders (uitverkozen tot Republikein van het Jaar 2018) en de legendarische politieke vernieuwer Roel van Duijn (oprichter van Provo, de Kabouters, Oranje Vrijstaat, De Groenen en auteur van een imposant oeuvre) presenteert kwartaaltijdschrift De Republikein – het snelst groeiende tijdschrift van Nederland – nr. 3 van alweer de 15e jaargang. Aalders behandelt de fiscale mores van de Oranje-clan en signaleert dat Máxima als grootgrondbezitter in Argentinië al behoorlijk is geïntegreerd bij haar zuinige schoonfamilie.
Veel aandacht deze keer voor Duitsland, het land dat als geen ander beslissend is voor de toekomst van Europa. Honderd jaar na de oprichting van de republiek van Weimar, tachtig jaar na het begin van de Tweede Wereldoorlog en dertig jaar na de Val van de Muur lijkt de politieke doos van Pandora weer te openen bij de oosterburen. Is de moord op CDU-politicus Walter Lübcke door een aanhanger van Alternative für Deutschland het startsein voor een nieuwe Duitse tragedie? Of weet het land zich ook na het vertrek van Angela Merkel te handhaven als de middelpuntvliedende kracht van een humanistisch en klimaatvriendelijk Europa? Dat zijn de vragen waar een keur van auteurs zich in dit nummer aan waagt.
De hechte band tussen het voormalige keizerlijke huis Hohenzollern en Hitler staat weer volop in de schijnwerpers met de claim die prins Georg van Pruisen van de Hohenzollern-clan legde op tal van paleizen en kunstvoorwerpen in bezit van de Duitse overheid. De Hohenzollerns eisen restitutie van door de DDR onteigend bezit. Zo vordert prins Georg eeuwig woonrecht voor zijn familie van het paleis Cecelienburg in Potsdam, het 174 kamers tellende slot waar in 1945 met de conferentie van Potsdam de toekomst van naoorlogs Duitsland werd bezegeld. De Duitse wet laat voor de claim echter geen ruimte als bewezen kan worden dat het Pruisische vorstengeslacht een vitale rol speelde in het Derde Rijk. Volgens de gerenommeerde Duitse historicus Stephan Malinowski, auteur van een standaardwerk over de samenwerking tussen de Duitse royalty en de NSDAP, leidt het geen twijfel dat de Hohenzollerns een belangrijke steunpilaar waren voor Hitler. De historicus werd echter door prins Georg, de achter-achter-kleinzoon van de laatste Duitse Kaiser Wilhelm II, voor de rechter gedaagd, net als de regering van de deelstaat Brandenburg, dat de eerste claim van de prins à raison van 1,2 miljoen euro had afgewezen. Beide processen moeten nog voor de rechter worden uitgevochten. Daarmee wordt de positie van de Duitse royalty in het Derde Rijk straks inzet van een grote juridische krachtmeting, schrijft hoofdredacteur René Zwaap van De Republikein. In hetzelfde artikel aandacht voor het huis van Lippe, het Duitse adellijke geslacht dat met 21 nazi’s in de gelederen gerust als Hitlers hofleverancier kan worden gezien. Een van hen was de latere prins der Nederlanden Bernhard zur Lippe-Biesterfeld, die volgens naspeuringen van auteur Albert van der Schoot nog lid was van de NSDAP toen hij op 5 januari 1937 in Den Haag in Den Haag zijn aanstaande huwelijk vierde met kroonprinses Juliana. Van der Schoot onderzocht in zijn boek Kapitein Walther Boer en het galaconcert hoe het toch mogelijk was dat tijdens deze plechtige viering het nazistische Horst Wessellied ten gehore kon worden gebracht door het Haagse Residentieorkest, terwijl de Duitse gasten de Hitler-groet brachten. Volgens Van der Schoot is er maar één conclusie mogelijk: het was koningin Wilhelmina zelf die het groene licht gaf voor deze Nederlandse knieval voor het Derde Rijk. Ook ontdekte Van der Schoot dat niet alleen dirigent Peter van Anrooy, maar ook Sam Swaap, de joodse concertmeester van het residentieorkest, openlijk heeft geprotesteerd tegen het spelen van het nazilied.
In zijn debuut als vaste columnist van De Republikein buigt Roel van Duijn zich over de mogelijkheid dat Duitsland straks een groene kanselier krijgt. ‘Het zou een wonder zijn als het in dit land lukt, maar alles wijst erop dat dit wonder dichterbij komt’, schrijft Van Duijn. Hij heeft ook een tip voor de persoon die Merkel namens de Grünen zou kunnen opvolgen: de trefzekere voorzitter van de fractie in de Bondsdag, Katrien Goering-Eckhardt.
De moord op CDU-politicus Walter Lübcke doet het ergste vrezen voor de status van naoorlogs Duitsland als humanitair en democratisch gidsland, schrijft voormalig europarlementariër en auteur Els de Groen. In Dresden en Chemnitz ontluikt een neofascisme dat de stabiele armoe van Honecker idealiseert. De Groen wijst op de gevaren van de ‘Ostalgie’ en staat stil bij de moord op Lübcke, die bekend stond om zijn ruimhartige houding jegens vluchtelingen. Els de Groen: ‘Het is de eerste naoorlogse politieke moord in Duitsland uit rechts-extreme motieven. Duitsland huivert. In het gepolariseerde klimaat – voor en tegen migratie – lopen de spanningen op. Eigenlijk is er sprake van een dubbele crisis. Klimaat als luchtgesteldheid lijdt onder overconsumptie door mensen die het goed hebben, terwijl het sociale klimaat te lijden heeft onder migratie van mensen die het slecht hebben. Het zijn kwesties die bij voorkeur samen opgelost moeten worden, maar dat vereist een Wende veel ingrijpender dan die uit 1989’.
In een kingsize verhaal van schrijfster Katarina Holländer wordt de lezer meegenomen naar begraafplaats Friedrichsruh in de gemeente Aumühle bij het Saksenwoud, alwaar het mausoleum van de ‘IJzeren Kanselier’ Otto von Bismarck dwars door de decennia heen een magische aantrekkingskracht heeft uitgeoefend op foute Duitsers. De begraafplaats blijkt de spiegel van een ganse natie. Hitlers opvolger admiraal Dönitz ligt hier begraven, als ook Georg Ritter von Schönerer, die als een van Hitlers grootste inspiratiebronnen geldt. De begraafplaats is daardoor veranderd in een bedevaartsoord voor neonazi’s en aanhangers van de AfD. Maar ook de RAF had op de begraafplaats een geheim wapendepot. Daarnaast blijkt de onder mysterieuze omstandigheden om het leven gekomen CDU-president van Sleewsijk Holstein Uwe Barschel in Aumühle innige banden te hebben onderhouden met admiraal Dönitz, die het laatste deel van zijn leven in Aumühle sleet, en was de laatste kampcommandant van Auschwitz jaren ondergedoken bij de Von Bismarcks op Friedrichsruh.
Roel van Duijn stuitte in Fulda, de kleine Duitse stad tussen Berlijn en Frankfurt am Main, op een monument voor de Nederlandse koning Willem I, voluit Willem Frederik van Oranien-Nassau (1772-1843), die na de vlucht van zijn vader stadhouder Willem V door Napoleon deze voormalige bisschopsstaat, een kleine vier jaar als compensatie had toegewezen gekregen, samen met Dortmund, Corvey en Weingarten. Een verzameling van kruimelstaatjes die tezamen de pompeuze titel Fürstentum Oranien-Nassau kregen. Een geschenk van de grote Bonaparte aan een verjaagde prins. ‘Waarom in hemelsnaam, kwam de almachtige Franse heerser van Europa op het idee de balling deze op het eerste gezicht bizarre geschenken te geven?’, vraagt Van Duijn zich af. Fulda blijkt de oefenschool van deze verlichte despoot geweest, maar daar, in dat gesloten katholieke staatje, heeft hij nu een aanmerkelijk positievere indruk achtergelaten dan in het huidige Nederland. ‘Ach, had hij maar in Fulda kunnen blijven’, verzucht Van Duijn.
Raymond van den Boogaard bekeek de Duitse superproductie Babylon Berlin, de duurste tv-serie ooit in Europa vervaardigd, waarin de republiek van Weimar met al zijn intriges en interne spanningen herrijst. Van den Boogaard vergelijkt de serie met Rainer Werner Fassbinders legendarische Berlin Alexanderplatz en ziet de opwindende serie als een vorm van postuum eerherstel voor Weimar. ‘Binnen deze nieuwe context wordt de Weimarrepubliek niet langer als een te mijden vreselijk voorbeeld gezien, maar meer als een democratisch Duits experiment dat misschien ook anders en beter had kunnen aflopen’.
Ries Roowaan schrijft over het succes van de Duitse vertaling van J.J. Voskuils ‘soap voor intellectuelen’ Het Bureau. Lang gold Het Bureau onder Duitse uitgevers als onvertaalbaar en te Nederlands. Vertaler Gerd Busse legde zich daar niet bij neer. Ook de oosterburen kunnen nu kennismaken met de ambivalente verhouding van Voskuil tot het Oranjehuis. Vooral een scène waarin toenmalig kroonprinses Beatrix als sekssymbool van een van de hoofdpersonages van het kantoordrama fungeert, werkt ook in het Duits hoogst intrigerend.
Lodewijk Brunt maakt in een lange bespreking korte metten met Ad van Liempt’s veelgeprezen biografie van kampcommandant Gemmeker van het kamp Westerbork. Van Liempt promoveerde bij de Rijksuniversiteit Groningen op dit boek, maar volgens emeritus hoogleraar Brunt heeft de universiteit zichzelf met de promotie danig voor schut gezet. Brunt over het proefschrift van Van Liempt: ‘Een promotiecommissie van enig niveau zou zijn werkstuk pertinent hebben geweigerd als dissertatie. Het project-Gemmeker is gebaseerd op een grote en grove leugen, namelijk dat Ad van Liempt de eerste zou zijn geweest die een biografie schreef over Gemmeker. Zijn voorgangers worden onder de grond geschoffeld, alsof ze nooit bestaan hebben. Hij beklaagt zich over het vele leeswerk dat hij heeft moeten verrichten voor zijn werkstuk, maar al dat leeswerk was al door anderen gedaan, hij heeft er niets inhoudelijks aan bijgedragen. Liefdeloos knip- en plakwerk. De dissertatie is onder de maat, in ieder denkbaar opzicht. Slordig en rommelig, zonder lijn of structuur, geen enkele originele gedachte. Alles wat hij te berde brengt over Gemmeker en het kamp Westerbork, vind je bij eerdere auteurs uitvoerig terug, maar stukken beter: beter geschreven, beter doordacht, beter gedocumenteerd’.
EN VERDER IN DIT NUMMER
Auteur August Hans den Boef buigt zich over drie recente gevallen van ‘Oranje onfatsoen’. De manier waarop koning Willem IV tegenover NOS-koninklijk huis-verslaggeefster Kysia Hekster het omstreden gesprek van Máxima met de Soedische kroonprins Mohamed Bin Salman verdedigde, maakte in de ogen van De Boef een klucht van de ministeriële verantwoordelijkheid. Gerard van der Zwan buigt zich over hetzelfde omstreden gesprek van Máxima en komt tot de conclusie dat Den Haag zijn campagne om uit te groeien tot de hoofdstad van het internationaal recht wel op de buik kan schrijven. ‘Het streven Nederland als rechtsstaat te positioneren en Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld verhoudt zich niet met pogingen tot het publicitair witwassen van foute regimes’.
Is in de ‘Minder Marokkanen’-zaak tegen Geert Wilders inderdaad de trias politica geschonden? Emiritus-hoogleraar H. U. Jessurun d’Oliveira maakt een eind aan een hardnekkig misverstand. ‘Het Openbaar Ministerie, dat beslist over het al dan niet vervolgen van zaken, is gewoon een orgaan van de uitvoerende macht. Weliswaar is het op een zekere afstand van de dagelijkse politiek van het ministerie gezet, maar het is de minister die verantwoordelijk is voor het OM. Daarom kan de minister ingrijpen en opdrachten geven’. Toch vermoedt hij dat er in de zaak koppen zullen rollen.
Tot 1970 bestond er in Nederland stemplicht. Anton van Hooff zou die graag heringevoerd zien, maar niet met boetesystemen of andere dwingelandij. Er zijn zoveel creatievere manieren om de burger naar het stemhokje te bewegen, meent hij.
Maurits van den Toorn bespreekt het boek Het verhaal van de grondwet; zoeken naar wij van de Leidse hoogleraar Staatsrecht Wim Voermans. 189 van de 193 lidstaten van de Verenigde Naties beschikken inmiddels over een geschreven grondwet, maar een garantie voor democratie is dat niet. Ook Noord-Korea, China en andere landen van twijfelachtig democratisch allooi hebben er een. Het Verenigd Koninkrijk, ondanks alles toch een democratie, doet het juist zonder. Voermans schreef er een meeslepend boek over.
Het is voor aanhangers van de republikeinse gedachte in Nederland nog altijd onverteerbaar dat PvdA-premier Joop den Uyl in 1976 besloot prins Bernhard in het Lockheed-schandaal de hand boven het hoofd te houden. In de nieuwe Den Uyl-biografie De Gedrevene reconstrueert journalist en historicus Dik Verkuil de affaire die het koninkrijk op zijn grondvesten deed trillen. Gijs Korevaar sprak met hem. ‘Den Uyl was een beetje bang voor Bernhard’.
Voor zijn spektakelstuk Willem van Oranje trok theatermaker Ab Gietelink van het toneelgezelschap Nomade naar Dillenburg, het Duitse stamslot van de Vader des Vaderlands, en probeerde hij zich te verplaatsen in de volstrekte misère die De Zwijger daar na het aanvankelijke mislukken van de Opstand moet hebben ondergaan. Gietelink vindt de wijze waarop de Nederlandse politiek zich nu afkeert van het Catalaanse onafhankelijkheidsstreven en het referendum in hoge mate in tegenspraak met alles waarvoor Willem van Oranje stond.
De column van Republikeins Genootschap-voorzitter Hans Maessen is dit keer gewijd aan de Queen en Brexit.
Illustraties van Joep, Fredie Beckmans en Gabriel Kousbroek
Nr. 3/2019 van ‘De Republikein, tijdschrift voor politiek, cultuur, geschiedenis & burgerschap’ is te koop bij de geselecteerde boekhandel of na te bestellen bij de uitgever via klantenservice@virtumedia.nl. Mis geen nummer meer van dit unieke kwartaaltijdschrift en neem een abonnement.
You might be interested in
Ulli d’Oliveira Er komt een opgefriste ambtseed voor rijksambtenaren. Het kabinet heeft het aannemen van een motie van het
Journalist en schrijver Paul Damen was bij zijn dood op 13 november 2024 hoofdredacteur van De Republikein. Op de dag
In dit zomernummer van De Republikein wordt de vraag naar de republikeinse zaak omgedraaid: stel dat de Oranjes vertrokken zijn,